Het regent niet, maar daarmee is ook alles gezegd. Na de zware ritten van de laatste dagen kan het vandaag iets rustiger. Eerste stop is uiteraard ‘Burgos’. Het is druk laveren met de fietsen. We cruisen wat door de binnenstad en halen aan de kathedraal een stempel. Er stopt een dame op de fiets, ze heeft ons Vlaams horen praten. Als kankerpatiënte rijdt ze haar queeste voor de kankerliga. Ze denkt aan opgeven, haar fysieke conditie is zo verzwakt door de aanhoudend slechte weersomstandigheden dat ze waarschijnlijk zal afhaken. We horen schrijnende verhalen over de ‘Albergues’, zeg maar de rusthuizen voor pelgrims. De schimmel staat haar in de reistassen. Veel fietsers zijn volgens haar al terug thuis, opgegeven door het slechte weer, ‘je moet’et ons vertellen’… Onder de grijze hemel houden we een babbel van een dik kwartier, ze had echt behoefte aan een Vlaams luisterend oor, en dat heeft ze gekregen!
‘Burgos’ is echt de moeite. Ria en ik hebben al afgesproken om hier ooit eens terug te komen.
We rijden de stad uit langs de Zuiswest-zijde. Hier heb je geen voorstad of iets dergelijks. Je rijdt letterlijk de stad uit en honderd meter verder sta je tussen de koeien. De korte rit brengt ons via enkele hellingen tot de Noordspaanse hoogvlakte. Eindeloze graan- en grasvelden.
We rijden weer alleen, geen teken van enige andere pelgrim. De Sweerman-boekjes zoeken de vergetelheid nog maar eens op, maar toegegeven, het is best mooi rijden. Een vleugje zon zou weeral wonderen gedaan hebben, maar het blijft grijs met zelfs hier en daar een verloren druppel. Net voorbij ‘Cavia’ krijgen we een viertal kilometer zand onder de wielen geschoven. Meer dan halverwege houden we even halt voor de koffiepauze. Na ‘Indurain’ komen we in ‘Iglesias’.
In de verte spotten we eindelijk de eerste pelgrim, we voelen ons eigenlijk alleen, nu kunnen we pijn en smart delen…
Na 2 korte pieken blijft het doorgaans of redelijk plat of licht bergaf gaan. Een drietal kilometer voor ‘Castrojeriz’ rijden we onder de bogen van ‘San Anton’. De weg loopt letterlijk door de kerk. In twee nissen langs de weg zie je nog de plaatsen waar vroeger brood en drinken werd gelegd voor de pelgrims.
Malvina, Ria en Eddy zijn ons tegemoet gekomen en samen hangen we wat rond de oude ruïne en wachten tot enkele Italianen het hazenpad kiezen alvorens wat foto’s te nemen.
Het is nog enkele minuutjes tot de camping. ‘Castrojeriz’ lijkt een Middeleeuws dorp. Alles is oud, stokoud, groezelig met op de top van de heuvel een Tempeliersburcht.
Momenteel hebben we geen last van de gevreesde ‘warmte’ op de Spaanse hoogvlakte, eerder van onderkoeling. Sinds mensenheugenis kennen ze dat hier niet, al maar goed dat wij er zijn om het mee te beleven…
Als er een tempel voor heroïek en zelfkastijding bestaat hebben we het al zeker tot het portaal of de zijbeuk geschopt! Met wat moeite kan je stellen dat het de laatste 36u nauwelijks heeft opgehouden met regenen! Zelfs onze slaap is onstandvastig en rusteloos. Om 8u loopt de wekker af, ik wil er niet uit. Op het dak klettert het onophoudelijk. Ik ben dit weer niet beu, ik ben het kotsbeu. De kilometers en het hoogteprofiel maken de reis lastig, het weer daarentegen maakt er een hel van! Elke dag opnieuw moet je jezelf opladen om vooral ‘te vertrekken’ in de regen, wetende dat je er voor de volgende 5 à 6u kletsnat en verkleumd zal bijrijden,…
Het moet zo wat tegen 10u geweest zijn als we met veel tegenzin de oude stierenarena van de camping verlaten. De rit van ‘Najera’ tot ‘Burgos’ volgt voornamelijk de N120 in afwachting van de nieuwe autostrade. Onze beste vriend Sweerman heeft 3 lussen voorzien om enerzijds de toch wel drukkere N120 te vermijden en anderzijds enkele historische en traditionele bezienswaardigheden te bezoeken. We houden onszelf echter niet voor de zot en laten de lussen voor wat ze zijn. Als het regent wil je maar één ding, zo snel mogelijk op het eindpunt toekomen. Het scheelt ons een kleine 20 km. Het regent pijpenstelen als we de licht stijgende nationale weg opdraaien. De wind blaast met enkele Beaufort fel in het nadeel, de reclamevlaggen aan een grote winkelketen staan strak gespannen en klapperen voortdurend. Thierry rijdt op kop, ik probeer me nijdig in het wiel vast te zetten, dan wisselen we af. Mijn beurten zijn korter. Thierry is conditioneel een pak sterker, zonder twijfel. Op korte tijd krijgen we 2 hagelbuien te verwerken. Kleine, fijne speldekoppen irriteren mateloos onze gezichten. Ik knijp mijn ogen toe, met bril is het helemaal niet te doen. De weg stijgt nu behoorlijk. In de zeldzame bergaf halen we amper 18 km/u. Het stormt. Tot ‘Santo Domingo de Calzada’ is het 24 km. We komen verscheidene fietsers tegen, maar niet één op zijn of haar zadel. Velen duwen hun tweewieler nog vooruit, anderen staan hulpeloos aan de kant. Ons gemiddelde haalt geen 14km/u. Op enkele kilometer ben je geradbraakt, ver in het achterhoofd weet je dat er vandaag 90 km op het menu staan, je krimpt ineen, schudt nog maar eens met je hoofd, nijpt de regendruppels uit je ogen en trapt verder…
Naast de N120 loopt het wandelpad van de ‘Camino’. Voor de eerste keer begint het echt op een processie te gelijken. Grote kleurrijke regencapes dansen op een neer in het overwegend groene landschap. Het is bijna half twaalf als we de beschermende binnenstad van ‘Santo Domingo’ binnenrijden. In het centrum vinden we een pelgrimshuis. De deuren zijn nog gesloten, maar er wachten al een dertigtal wandelaars, hun dagetappe zit er al op, wel heel vroeg als je’t ons vraagt, maar ja, ieder zijn ‘Camino’…
Als wat later de voordeur opengaat is het net geen stormloop, iedereen wil wel een slaapplaatsje, voor ons kon de volgorde niet zoveel schelen, het was maar voor de ‘stempel’.
Het begint terug harder te regenen en besluiten om te schuilen en op te warmen bij een ‘café con leche’. Je ziet haast iedereen denken ‘Hoe zot kun je zijn’…
Ik heb verse, droge kleren aangetrokken, een zalig gevoel. Na twee koffie’s gaat de helletocht verder. Met de regelmaat van de klok krijgen we nog een bui op onze nek hoewel de tussenpozen nu groter zijn dan gisteren. We rijden uit de ‘Rioja’. De anders zo hete plek heeft ons alleen maar regen bezorgd. Op de hellingen staan gras- en graangewassen. De wegen lijken eindeloos, als kilometerslange krijtlijnen doorheen alle tinten groen. De wind is iets in kracht afgenomen en staat dan weer pal op kop, dan weer rechts vooraan, maar nooit in het voordeel. We passeren ‘Belorado’ en stoppen even bij een lagere kerktoren waar een ooievaar fier het nest bewaakt. In de verte schijnt heel even de zon, zou het?
We rijden nu al meer dan 50 km bergop, wind op de neus. Donkere wolken pakken samen over de heuvels. Als we in ‘Villafranca’ een gezellige bar zien is de beslissing snel genomen, ‘lunch-time’. We zitten tussen een 82 jaar oude Nederlander en een jonge Spaanse, beiden met hetzelfde doel, ‘Compostela’ bereiken. Hij heeft vandaag nog geen stap gezet wegens het weer en zij heeft er een uurtje opzitten, door dezelfde reden. De koffie is zoals gewoonlijk overheerlijk, onze sandwiches smaken. Nog 35 km voor de boeg, straks naar 1150m hoogte. We blijven niet te lang hangen. Ik verwissel nog van shirt en weg zijn we. Amper een kilometertje verder gaat de hellingsgraad stevig de hoogte in. We tellen af tot de top, 1150m op de ‘Puerto de la Pedraja’. De grens van de ‘Tierra de Campos’ is bereikt. Het ziet er uit als de ‘Hoge Venen’. In trapjes gaat de weg omlaag. Heel langzaam zien we in de verte ‘Burgos’ verschijnen en geven nog een trapje bij.
Als we op de camping net buiten de stad arriveren is het net geen 17u, moe gestreden maar met een opgeheven hoofd. Dit hebben we alweer overleefd. Onze conditie houdt ons recht, zeker weten, het weer krijgt er ons alvast niet onderdoor.
Malvina, Ria en Eddy hebben deze namiddag ‘Burgos’ bezocht en waren zeer onder de indruk van de stad, maar zeker van de kathedraal.
Morgen een relatief korte rit met een speciaal toetje, maar da’s voor morgen!
Hopelijk eindelijk zon, da’s de voornaamste smeekbede…
Het is gisterenavond beginnen regen en dat doet het deze morgen nog steeds. Er was wat regen voorspeld maar dat het er als oude wijven ging uitvallen?
Ria en ik zijn er verschillende keren van wakker geworden. Het is dan ook extra lollig als de wekker afloopt; ‘Regent het nog?’ de vraag waar je geest het eerst aan denkt…
En ja, het regent nog!
Ik lig nog in’t bed, half in een roes als ik Thierry sms! ‘Wat denk je?’
‘We wachten wel een uurtje langer’ is het verlossende antwoord!
Met momenten regent het best hevig, en even later heb je de indruk dat het wel gaat ophouden. Het moet in zo’n moment geweest zijn dat we beslissen om er toch maar een lap op te geven, ondanks de slechte voorspellingen.
Ik heb er zelfs helemaal geen idee van hoe laat het was als we de camping in ‘Estella’ afrollen. Ik heb mijn bril afgelaten, in dit weer helpt het toch geen zier. Eerst gaat het even bergaf om vervolgens nijdig in de klim te gaan. 2 km verder draaien we een kleine aarden weg op richting ‘Monasterio de Irache’.
Het klooster is één van de oudste van ‘Navarra’ en je kan in het portaal of net daarachter een stempel bemachtigen. De binnenbouw is eerder sober, maar de kerk is vooral bekend voor de Gregoriaanse gezangen tijdens de misvieringen…
Toch is het spijtig dat het gebouw op zich een stuk verscholen ligt achter een in de jaren 90 gebouwd wijnbedrijf. Als compensatie is er een fonteintje voorzien waar pelgrims en sympathisanten hun kruikje of wat dan ook kunnen vullen met water….en wijn!
Jef en ik hadden gisteren ons glaasje al geproefd en ik moet zeggen dat de tafelwijn, die uiteraard weinig alcohol bevat, best lekker is…
Het is de eerste keer dat we ons gratis aan wijn kunnen bezatten, maar het zal spijtig genoeg niet voor vandaag zijn. Thierry en ik staan er bij als 2 verzopen waterkiekens en vooral… we moeten nog 80 km verder zien te geraken.
Een kwartiertje later zijn we terug onderweg. Net zoals gisteren is ook dit stuk allesbehalve prettig. De reden is de aanleg van de nieuwe autostrade A12. Aan de wandelpaden is weinig verandert, maar de fietsers die gebruik maken van de parallelle N111 moeten toch over een portie vindingrijkheid en durf beschikken. Zo hebben we een stuk moeten rijden op een ‘autoweg’, echt leuk met al het verkeer, dat je op nauwelijks een metertje, tegen 120 km/uur passeert! Dan waren we weer op zoek naar enige asfaltstrook aangezien iedereen werd afgeleid naar de autostrade (die wel verboden is voor fietsers). Verder gaat het verscheidene keren op of onder de nieuwe A12. Eén maal gaat het echt fout als we op het parcours van de wandelaars terecht komen. De hellingsgraad gaat met een ruk de hoogte in en de staat van de weg laat echt te wensen over, zeker als je niet over mountainbikebanden en -veringen beschikt. Vandaag gebod, morgen verbod en omgekeerd. Zolang de werken aan de gang zijn, is het onduidelijk welke weg de fietsers moeten volgen, hopelijk biedt de toekomst enige opheldering…
Eindelijk zijn we in ‘Los Arcos’, weg van de A12. Met momenten regent het er nog lustig op los terwijl enkele kilometer verderop de wegen volledig opgedroogd zijn. Tot ‘Sansol’ is het één rechte baan waar geen eind lijkt aan te komen. Duizenden en duizenden klaprozen staan vrolijk wiegend langs de kant van de weg. Uitgestrekte wijngaarden wisselen met al even uitgestrekte graanvelden. Tot ‘Logrono’ gaat de weg in trapjes omhoog. De fameuze vergezichten blijven voor ons echter verstoken, daar zorgen mist en regen wel voor.
We naderen de hoofdstad van de ‘Rioja’.
Net voor we de hoofdstraat opdraaien houden we pauze op een overdekt terras. Er is een groot feest aan de gang ter ere van ‘San Bernabe’. Op de Rua Vieja is het echt koppenlopen. In de kathedraal is een trouwpartij aan de gang, en van het bekende plein voor de Santiagokerk is weinig te zien. Marktkraampjes hebben er het hele plaveisel ingenomen. We kunnen wel de zijkant van de kerk bewonderen met een indrukwekkend gebeeldhouwd tafereel van Santiago Matamoros, St Jacob als Morendoder.
Vanaf gisteren in ‘Puenta la Reina’ zien we op elke kerktoren ooievaarsnesten.
De hele binnenstad is ingepalmd door kraampjes en we kunnen er met onze tweewieler nauwelijks doorheen. Op het einde van de hoofdstraat zijn we net op tijd om een optocht van reusachtige poppen te zien, begeleidt door waarschijnlijk traditionele gefluit en getrommel door muzikanten in al even traditionele kledij.
De hoogste tijd om verder te fietsen. Voorbij ‘Navarrete’ is het weer serieus klimmen. Door de aanleg van de A12 zijn we ook hier weer verplicht om een alternatief te volgen langs ‘Sotes’, waar we een stempel halen, en ‘Ventosa’. Het ommetje levert ons meteen 250 htm’s en een cartouche minder op.
Op enkele kilometer van ‘Najera’, de plaats waar we op camping gaan, krijgen we de zoveelste bui, zelfs met de nodige portie hagel.
Het was een lastige rit vandaag. De weersomstandigheden en de 1250 htm’s deden zeker hun duit in het zakje. We gaan uit eten, 3-gangenmenu voor 14€, een pelgrimsmenu, met macaroni als voorgerecht, varkenslapjes als hoofdschoten en een ijsje als negerecht. De calorieën zijn er weer bij. Voor morgen staat ons een lange rit te wachten, tot ‘Burgos’ en de ‘Tierra de Campos’!
De hemel is dichtgetrokken, het druppelt boven de ‘Hoz de Lumbier’. De vale gieren zitten droog op hun grote nesten, wij moeten erdoor. Om 9.50u staan we al te wachten voor het toeristenbureau om als eerste onze stempel te bemachtigen, nu ja, als eerste! We zijn nog altijd niet de processie van Echternach tegengekomen en dat zal vandaag ook wel niet gebeuren.
De jonge twintiger die het bureau bemand spreekt een mondje Engels en we leggen onze bedoelingen uit. ‘Geen erg…maar wij hebben zo geen stempel’… En nu?
‘Ik begeleid jullie wel naar het gemeentehuis, daar hebben ze er zeker één, maar ik ben er zeker van dat ze daar dan weer geen En gels praten’, gaat ze verder! En wij op weg…
Het gemeentehuis is nauwelijks honderd meter en één straat verderop. Thierry blijft bij de fietsen, ik volg de jongedame de trap op van ’t schoon verdiep!
Ze klopt kort op de deur van de burgervader die iets later een burgerdame blijkt te zijn. Tien minuten en een hele uitleg later sta ik terug bij Thierry met een stempel in onze carnet, da’s al een goed begin. Bij het verlaten van ‘Lumbier’ draaien we de NA2012 op, een alternatief stuk om de drukkere N240 te vermijden. Het is vooral rustig rijden. De relatieve omweg en de enkele honderden hoogtemeters nemen we er gewoontegetrouw maar bij. Een tiental kilometer verder rijden we rechts van ‘Induraïn’, een klein en verlaten dorp met nauwelijks wat huizen en een kerk. Of San Miguël hier ooit is geweest? Geen idee, niets herinnert er aan. Het gaat constant op en af, tussen de honderden hectare gras- en graanvelden. In ‘Reta’ houden we even halt, er vallen wat druppels. We doen een regenjack aan, maar amper enkele minuten later houdt het alweer op, terug de regenjack opbergen…
Het is weinig spectaculair rijden, na een maand ben je ook al wat gewoon en het moet je ook al overdonderen wil je nog iets nieuws zien. Maar, het is vooral rustig peddelen in de natuur!
We rijden nu zo’n 15 km ten zuiden van ‘Pamplona’, kruisen de N240 en komen nu in het drukkere gedeelte van de etappe. Op de flanken va n de heuvels staat de ene steengroeve naast de andere. De bekende wijnstreek en de kleine, gezellige wijndorpjes gaan gebukt onder de stoffige industrie die hen volledig wegdrukt en overheerst. Op de N121 raast de ene na de andere bijna overladen vrachtwagen. Het is 13u, tijd voor onze dagelijkse portie cafeïne, die we nog nooit zo goedkoop vonden aan de rand van ‘Campana’.
Na de siësta is het nog even tot we op de kleinere NA601 draaien. Hoe het komt of waar we met onze gedachten waren, maar beiden missen we de bordjes naar ‘Sta Maria de Eunate’. De kleine afslag was zelfs geprogrammeerd op onze Garmin, maar neen, de achthoekige begrafeniskapel zal voor een andere keer zijn. Onze ‘euro’ viel pas een tiental kilometer later en dan was het al veel te laat!
Ondertussen rijden we door een weinig interessant landschap zonder veel afwisseling tot ‘Puenta la Reina’. Net voor het centrum stoppen we even bij een pelgrimshuis en laten onze carnet afstempelen. De kleine, groezelige straatjes ogen best gezellig. Via de smalle hoofdstraat kom je langs de Jacobskerk die een kort bezoek meer dan waard is. Grote bombastische ingekerfde en overdadig met bladgoud versierde tabernakels tegenover de sobere zit- en knielbanken, het is best het bekijken waard. Recht tegenover de kerk bevindt zich het voormalig pelgrimshospitaal. We volgen de hoofdstraat en komen uit op de beroemde oude stenen boogbrug over de ‘Rio Arga’.
Vanaf ‘Puenta la Reina’ kunnen we, en da’s lang geleden, nog eens ‘Buen Camino’ zeggen, een verwelkoming en groet die zoveel betekent als ‘een goede weg’. Het verbindt pelgrims aller landen en tijden. In de pelgrimshuizen is een toeloop van wandelaars die vooral via de verbinding met ‘St Jean-Pied-de-Port’ rechtstreeks naar het zuiden zijn gelopen. Fietsers zijn ruim in de minderheid, in totaal steken we maar een koppel of vijf voorbij. Nochtans blijven we er beiden bij dat de fiets nog altijd ‘het’ middel bij uitstek is, maar ja, iedereen zijn ding!
Net voorbij de middeleeuwse brug moeten we stoppen voor een kudde schapen, inclusief herder, die de hele weg afzetten en het dorp inwandelen. De kale lijven lopen wat onwennig door elkaar, keurig achternagelopen door een hijgende schaapshond.
Net buiten ‘Puenta la Reina’ gaat het heftig omhoog. De Parallelle N111 volgt nauwgezet de nieuwe snelweg A12. Het uitzicht is saai en je voelt de drukte op de aanpalende autoweg. Zoals zo dikwijls wegen de laatste loodjes het zwaarst. De hoogtemeters laten zich voelen en zijn zowat het belangrijkste waar we mee bezig zijn. Het wolkendek trekt ondertussen steeds dichter en dichter toe. We zijn zo goed als in ‘Estella’ of ‘Lizarra’ in het Baskisch, een gezellig stadje met een bekende pelgrimsbrug. Net over de brug nemen links en twee kilometer verder belanden we op de camping. Jef, Eddy, Malvina, Christiane en Ria waren eerder vandaag de ‘Monasterio de Irache’ gaan bezoeken, maar daarover morgen meer…
Het is nu 21u, we hebben ruim aan de apero gezeten tot een onweer, inclusief bakken hagelbollen ons minifeestje uiteen hebben geblazen…We’ll be back…
De rustdag heeft iedereen goed gedaan, de kasten liggen weer vol met frisruikende fietskleren, de waston is leeg. De batterijen zijn weer opgeladen en iedereen staat deze morgen met vernieuwde kracht en energie te wachten op het startschot.
De zon schijnt en alleen boven de ‘Pyreneeën’ hangen wat stapelwolken. Volgens de berichtgeving zou het enkel tegen de avond wat kunnen druppelen. De motorhomes rijden nog langs de ‘Mercadona’ terwijl Thierry en ik al richting ‘Lumbier’ denderen. ‘Jaca’ ligt nog steeds op 800m hoogte en voor één keer hebben we geluk. Vooral de eerste 40 km gaat het flink bergaf. N240 is een vrij brede, drukke weg. Druk, nu ja, er vliegen wat vrachtwagens voorbij en af en toe een wagen, maar zeker niet overdreven. De meeste chauffeurs zijn o.i. vrij fiets minnend en schuiven geregeld op het linkse rijvak als ze ons passeren. Rechts krijgen we fraaie vergezichten op de besneeuwde bergtoppen. Op de verweerde heuvels liggen diep ingekraste valleien, soms op de top gedeeltelijk of helemaal verlaten dorpen. ‘Berdun’ en ‘Esco’ typerende voorbeelden. De weg gaat kaarsrecht gedurende meerdere kilometers en maakt dan enkele rare kronkels om vervolgens terug kaarsrecht verder te gaan. Op verschillende plaatsen zijn grote werkzaamheden voor de aanleg van de nieuwe autostrade A21 aan de gang. Vrachtwagens vervoeren tientallen meters lange dwarsbalken. We zien meer politie dan in de voorbije drie weken samen. Immense graanpartijen staan langs het ‘Canal de Berdun’. We stoppen even om naar de aanleg van een nieuwe brug te kijken, gigantische poten rijzen uit de aarde, bijna klaar om het nieuwe brugvlak te dragen. Grote kranen heffen de dwarsbalken dan in één keer op de pijlers.
We rijden langs het ‘Embalse de Yesa’, een grote kunstmatige stuwdam. Het water is doorschijnend groen, met sterke inhammen afgebakend. De N240 gaat nu kronkelend verder met meestal overzichtelijke bochten. Het is echt mooi rijden ondanks het zware verkeer dat ons met momenten voorbijsteekt. Een achteruitrijspiegeltje is bijna onontbeerlijk. Net voor ‘Yesa’ staan we voor een dilemma. De N240 is onderbroken voor alle verkeer en de toegang is nogal drastisch afgegrendeld. Als alternatief wordt de nieuwe autostrade aangeboden hoewel er uiteraard geen plaats is voor fietsers, voetgangers en tractoren… Probleem dus, een derde optie is niet voorhanden. We negeren het verbodsteken van de N240 en worden enkele meter verderop tegengehouden door een werknemer. De man steekt een nogal overijverige Spaanse monoloog af waar noch Thierry, nog ik ook maar één woord van begrijpen. Eerst mogen we niet door, maar als we de kerel aan het verstand brengen dat de autostrade ook niet echt een optie is, draait hij wat bij… We mogen door maar…hij begeleidt ons met de auto, ook goed. De weg heeft inderdaad wat afgezien en er zijn echte dwarse scheuren in het wegdek. Het gaat nu deftig omhoog, de werfauto als een schaduw tegen ons geplakt, een bocht en dan uitbollen tot ‘Yesa’. We bedanken de man en houden wat verder halt bij een hotelterras. Daar hadden we even geluk, tja wat moet men in zo’n situatie, geen idee, wachten tot de weg hersteld is zeker?
We hebben al 60 km op de teller, de ‘café con leche’ is net van pas.
We volgen de zo goed als verlaten parallelle weg met de autostrade. Tot ‘Liédena’ is het heftig klimmen en ook zalig dalen over de ganse breedte van de weg. Net na ‘Liédena’ gaat het asfalt over in grind, we naderen de ‘Hoz de Lumbier’, een oude tramspoorbedding. Malvina en Eddy waren eerder op de camping in ‘Lumbier’ vertrokken en ons tegengereden. De toegang is een donker gat in de rotsen, een onverharde grindweg door een tunnel. Je ziet het einde niet. Het zal wel niet zo erg zijn zeker? Thierry had zijn voorzorgen genomen en vandaag een fietslamp meegebracht. Uiteraard hadden we aan de grot eerst een kwartiertje in de lucht staan gapen naar een twintigtal gieren die majestueus op de thermiek door de ijle lucht zweefden, waardoor ons zicht helemaal niet aan het donker was aangepast.
Het is echt pikkedonker, het pad draait naar rechts, hobbels en in de verte, slechts een speldekop groot, een lichtvlekje, de uitgang. Het is verdomd lastig niet tegen de muren op te knallen. Stapvoets proberen we het midden van het pad te volgen richting ‘licht’ wat wonderwel lukt. Licht en schaduw in de gang maken het zelfs wat griezelig. Als we de tunnel uitrijden wacht ons een knappe kloof. Beneden loopt de kolkende ‘Irati’ rivier, links en rechts loodrechte rotswanden en hoog boven ons cirkelende vale gieren. We houden met z’n vieren geregeld halt als de één of andere lefgozer van daarboven een scheervlucht maakt en enkele tientallen meter boven onze hoofden vliegt.
Op het einde van de grindweg zijn we zo goed als op de camping in ‘Lumbier’. De dagen vliegen, we zagen een groot bord vandaag; ‘Santiago de Compostela – 820 km’, de Countdown loopt, onze tijd tikt
Eindelijk volle zon, eindelijk geen wolken, eindelijk zicht over berg en dal. Een mens zou er emotioneel van worden, bang dat het einde der tijden een donkere en grijze voorbode had gestuurd. Maar neen, de zon leeft, de warmte en gloed doet al meteen wonderen. Iedereen is druk in de weer en goed gezind. Het zal ook nodig zijn om het dak van dit avontuur te overschrijden.
We spreken af met de motorhomes, net voor de tunnel van de ‘Col du Somport’, voorbehouden voor gemotoriseerd verkeer. Het is tien uur als we voor de laatste keer vertrekken vanuit Frankrijk. ‘Oloron’ ziet er helemaal anders uit dan gisteren, opgewekter, ook drukker!
We volgen de Sweerman boekjes (deel III ondertussen) nauwgezet. De voorliefde om ook in dit geval de rustiger paden op te zoeken en zodoende een 150-tal htm er op de koop toe bij te nemen lijkt ons in dit geval niet echt noodzakelijk. In de verte zien we de besneeuwde toppen rond de ‘Somport’.
In ieder geval nemen we in het begin niet de N134, maar de veel kleinere D238. Het gaat langs kleine uitgesleten dorpjes, steeds op en neer, op veel te slecht tarmac. In ‘Escot’, zo’n 15 km van ‘Oloron’ draaien we op de Noord-zuid-as tussen Frankrijk en Spanje. Er is veel zwaar verkeer onderweg, vrachtwagens met laadbakken en flapperende dekzeilen zoeven ons voorbij. Voor de fietsers is een breed, goed berijdbaar fietspad voorzien, weliswaar op de grote weg, maar duidelijk gemarkeerd.
Tot ‘Pont-Suzon’, een kleine 20 km van ‘Oloron’ heb je nauwelijks het gevoel dat je aan het klimmen bent, de weg gaat wel op maar evengoed naar beneden. Net voor ‘Bedous’ worden de fietsers afgeleid en het dorp ingestuurd. Het is even op de trappers duwen. Het centrum is mooi en vooral proper aangelegd. We profiteren ervan om onze laatste Franse stempel te halen.
Het zat er al enkele kilometer aan te komen, maar het is mijn dagje niet. Bij de minste krachtinspanning moet ik al veel te snel lichter schakelen. Ik hou het even voor mezelf, maar Thierry maak je geen blazen wijs. ‘Wat is’t manneke, geen goei benen?’
Neen, absoluut geen goeie benen. Hoe is het toch mogelijk dat ik telkens op min of meer cruciale dagen lood in de benen heb, een vraag waar nog ik, nog Thierry een antwoord op hebben. ‘Dat worden nog lange kilometers’!!!
In ‘Accous’ komen we terug op de N134. Vanaf nu gaat een met een gelijkmatig percentage bergop. De dorpjes hebben smalle hoofdstraten waar het als fietser even uitkijken is met al dat vrachtvervoer. We rijden een heel stuk langs de ‘Gave d’Aspe’ een wild kronkelende bergrivier met de mogelijkheid om op te kayakken of te raften. Ik kijk weinig in het rond en heb al de moeite van de wereld om de ketting rond te krijgen. We stoppen af en toe om wat foto’s te nemen, vooral van het watergeweld aan onze rechterzijde.
‘Urdos’, op 770m hoogte is zowat het laatste bewoonde dorpje. Nog 6 km en een hoogteverschil van bijna 350m en we zijn aan de tunnel, daar wachten Jef en de madammen ons op. We zijn bijna 50 km op pad. Thierry neemt ongewild wat afstand en verdwijnt wat later uit het zicht. Nog even, ik zie de fiets van Thierry maar met iemand anders op het zadel…
Eddy, die ons ging vervoegen in ‘Burgos’, sluit nu al bij ons aan. Ik kan bijna geen pap meer zeggen, maar ben blij. Nog enkele honderden meters, dan uitblazen en eten!
Het grote spandoek ‘Zot van A’ drapeert langs Eddy’s motorhome, typisch. Niet dat we knuffelen, maar na een klein jaar is het weerzien in de mate van het mogelijke toch plezant.
Ik eet wat, drink veel en kijk af en toe over de schouder naar hetgeen nog komen moet, niet direct het makkelijkste van het traject. Zoals meestal het geval zit het venijn in de staart. We hebben nog 8 km en 550m te gaan.
Na een uurtje rijden de 4 motorhomes door de tunnel naar ‘Jaca’, Thierry en ik nemen de Col. Niet dat het zo verschrikkelijk stijgt, maar het is puffen en blazen. Ik wil nog maar eens gezegd hebben dat de opeenvolging van, het er niet gemakkelijker op maakt. We nemen een schaarse haarspeldbocht en zien nu recht op de toppen van de ‘Pyreneeën’. De sneeuwgrens ligt op 1500m, een grens die we weldra zullen overstijgen. De weg is verlaten, het landschap open. We zien nog een verloren kudde schapen en voor de rest is het niets dan stilte, enkel en alleen doorbroken door kabbelend water van steeds sneller lopende beekjes of watervalletjes. Hoe hoger we komen, hoe breder de weg lijkt te worden. Links zie ik een dikke pluk vuilgrijze sneeuw. Thierry rijdt al een poosje voor mij uit. Ik probeer te genieten van het tafereel waar ik momenteel deel van uit maak. Thierry is gestopt en maakt enkele foto’s als ik passeer. Ik tel de hoogtemeters af, nog 400, 300, een haarspeld gevolgd door een fantastisch zicht. Nooit gezien hoe moederziel je hier alleen op een Col kan rijden, nog 200. We kunnen nog altijd niet inschatten waar de top zich juist bevindt, we draaien nu constant van links naar rechts, nog 100, ver kan het niet meer zijn. Thierry komt me tegemoet, ‘we zijn er makker’. Er is een grote lege parking, de sneeuw geruimd maar geen auto die er staat. We nemen wat foto’s tussen de sneeuwmuren en rijden iets daarna eerst langs het infopunt en daarna langs de Frans/Spaanse grenspost. Alles is doods en verlaten, de kantoortjes zijn dicht, het restaurant op de top is dicht, 1 wagen, 1 motorfiets en 1 camper staan aan de grens. We houden een eenzame wandelaar tegen en vragen om enkele foto’s te nemen, ‘that’s it’, dat was de ‘Col du Somport’, we hebben veruit 57 km en 1650m geklommen. Nu gaat het in rechte lijn naar ‘Jaca’, alé, dat dachten we toch…
Het begin van de afdaling is echt steil, met stukken van 10% en proberen onze schijfremmen in de mate van het mogelijke wat te ontzien want de afdaling is nog lang, meer dan 30 km.
We zijn net onderweg als rechts het afschuwelijk lelijke skidorp ‘Candanchu’ verschijnt. De wegen zijn bijzonder breed en zelfs met de fiets kunnen we ons permitteren om het beste traject uit te zoeken. Er volgen wat s-b ochten. Na 9 km komen we aan de uitgang van de tunnel en is de pret voorbij, we moeten terug aan de rechterkant van de weg. Links in ‘Canfranc-Estacion’ s taat een enorm en bijzonder fraai en vervallen stationsgebouw, in het begin van vorige eeuw hier neergepoot als overgangs- en grensstation tussen ‘Parijs’ en ‘Madrid’. Het is een beetje misgelopen, maar het zou toch een grote rol hebben gespeeld in het vluchtproces van menig Nazi!
Hoe dieper we dalen, hoe meer de wind aanwakkert en in ons nadeel blaast. We moeten met momenten dapper op de peddelen ook al gaat het bergaf. Elke spier doet nu pijn, ook het zitvlak kan met moeite de druk nog verdragen. Het gaat zelfs met stukken terug bergop. Het vatje is leeg. We komen in ‘Jaca’, doel bereikt. Naast de ‘Ciudadela’, een vijfhoekig bastion gaat het nog een laatste keer steil bergop. Meer dan moe bollen we uit tot de camping aan de Westzijde van ‘Jaca’.
We besluiten om onze eerste rustdag in te lassen. Niet alleen voor de fietsers wordt het de hoogste tijd, maar iedereen is er aan toe. De was en plas, grote boodschappen, eens uitslapen, nietsdoen, iedereen plant wel iets.
Thierry en Malvina fietsen naar het klooster van ‘San Juan de la Pena’.
Rond 7u was er nog een bui gevallen, nu, is het even over. De temperatuur is redelijk, maar euforisch zijn we niet. Voor mij kan het verrekken, ik rij in korte broek, Thierry is wat terughoudender en houdt het op overtrekken.
Het is 10u als we ‘Maubourguet’ achter ons laten. De eerste kilometers is het al fameus klimmen tot ‘Monségur’. We rijden al meteen op 300 meter hoogte, ik zoek tevergeefs naar de ‘Pyreneeën’, het strijdtoneel voor morgen.
De zon komt er door, het is zelfs warm, dat hebben we gemist! De D202 gaat gestaag omhoog, ideaal om warm te draaien. In de verte doemen grijze, hoge schaduwen op, nauwelijks af te lijnen, de bergen van de waarheid.
De huizen zien er zelfs Belgisch uit, zeker niet zuiders, mooi, afgewerkt, met open zwembaden en grote opritten. Af en toe moeten we wat haarspelden op, het gaat goed, ik kan het tempo redelijk houden, de conditie wordt beter en beter, logisch eigenlijk na 3 weken dagelijks labeur.
In ‘Nay’, een prachtig, mooi en proper stadje houden we middagpauze. Volle zon, mokken hete koffie en rust voor achterwerk en benen. Dit is het, eindelijk.
We kunnen er beiden niet van over hoe on-zuiders er dit allemaal uitziet.
Het is 14u als we terug op de fiets stappen, goed halfweg. Het gaat meteen deftig bergop, het ergste ligt nog voor ons en het stopt niet meer, op en neer, de hele tijd, niet echt de grote percentages wel geleidelijk aan. We rijden haast moederziel alleen op de weg, uiteraard geen enkele andere pelgrim te zien, hoewel we dichter en dichter bij één van de bastions komen. De D287 kronkelt rond elke heuvel. Het wordt stilaan drukker, in ‘Arudy’ bereiken we het hoogste punt, nu is het alleen nog maar dalen. We hebben geluk, de wind staat rechtsachter, de snelheid zit er nu goed in, de laatste 23 km doen we in een dik half uur. Jef en de vrouwen wachten ons op aan de kathedraal van ‘Oloron’. We hebben er meer dan 90 km op zitten. We kunnen voor de eerste maal buiten eten, met iedereen samen, aan één grote tafel, daar doen we’t voor.
Frankrijk eindigt in schoonheid, daar waar we’t gedurende enkele weken vervloekt hebben, morgen de koninginnenrit over de ‘Col du Somport’ en dan Spanje, Olé
In heel de wereld schijnt de zon, behalve in ‘Castéra-Verduzan’, zo lijkt het tenminste. Van overal krijgen we bemoedigende berichten wat het weer betreft, maar hier hangt een dik pak mist die uitvalt. Je kan nauwelijks twee fietsen ver zien, en na amper tien minuten onderweg is alles al kletsnat. We waren iets later vertrokken dan normaal, Thierry had er helemaal geen zin in, ik nog minder. Met dit weer wordt het hoe langer hoe moeilijker om ons steeds op te krikken. We zijn nu 21 dagen onderweg waarvan 5 zonder regen, hebben op enkele kilometer na heel Frankrijk doorkruist en alleen maar water, water en water gezien, was het niet van boven dan kwam het wel van beneden…
Enfin, we zijn dus wat later dan gewoonlijk vertrokken, tussen de marktkramen van ‘Castéra’. Het is al meteen behoorlijk vals plat. Al maar goed dat de Garmin het hoogteprofiel bijhoudt, we zouden anders nog aan onze conditie beginnen twijfelen. Van het uitzicht kan ik vandaag weinig schrijven, we zien met momenten enkele meter vooruit. Het is echt mistroostig herfstweer. In ‘Brian’ een mooi dorpje op een heuvelrug, moet Thierry nogal fors in de remmen, dan zie je maar waar goed materiaal voor dient, met prullewiet was het waarschijnlijk anders afgelopen!
In ‘Laubare’ volgen we de uitgeschreven route, toch is het oppassen want de weg is in zeer slechte staat en wordt nog nauwelijks gebruikt. Op het eerste kruispunt staan borden met ‘Weg afgesloten’. Het is riskant om het bord te negeren omdat we niet weten wat er voor ons ligt. De ‘Baïse’, het lokale beekje, hebben we hier al serieus zien uitdeinen en we zijn wat bang dat we onszelf gaan blokrijden. We kiezen eieren voor ons geld en draaien op de grotere D939. Ook daar staan borden dat de weg afgesloten is binnen 8 km. Het is bang afwachten, als onze lef wat tegenvalt doen we 16 km voor niets. Het zijn lange kilometers. In ‘l’Isle de Noe’ hebben we geluk. De wegomlegging was te wijten aan werken in het dorpscentrum en hadden niets te maken met de overstromingen. Het is even wringen, draaien en keren om erdoor te geraken, maar met de fiets lukt nogal veel…
We zijn haast halverwege, kletsnat en beginnen wat zin in koffie te krijgen. We houden het op het volgende dorpje. Het gaat nu serieus op en af, nochtans hadden we weinig te klagen over de hoogtemeters, maar dat wil moeder natuur rechtzetten. De klimpercentages worden groter, de heuvels nijdiger. Het wolkendek is wat hoger gaan hangen maar van enige zon is nog helemaal geen sprake. Tot ‘Montesquiou’ is het eindeloos klimmen, Thierry wil voorop, hij heeft koffie geroken!
We houden halt in een aftands café. We zijn de enige gasten. In normale omstandigheden zou ik hier nooit een stap binnenzetten, maar we maken van de nood een deugd. De koffie is lekker en goedkoop, we krijgen zelfs een stempel voor de carnet en een Armagnac, in de prijs inbegrepen.
In het dorp staat volgens het Sweerman boekje een prachtig verweerd Jacobsbeeld maar dat is verleden jaar meegegraaid door één of andere bezeten Compostelaganger. In plaats daarvan staat nu een vrij kleine replica. We nemen wat foto’s van het beeld en ook van wat pittoreske plaatsjes in het dorp.
De 15 km tot ‘Marciac’ doen pijn tot op het bot. Steile, lange, ambetante klimmen, dan weer even bergaf om weeral aan de volgende klim te beginnen, eindeloos. We zien twee fietsende pelgrims die ons tegemoet komen, ik roep nog ‘’t Is naar de andere kant’ maar ze zijn alweer uit het zicht… ‘Marciac’ ziet er best gezellig uit en vooral, het dorpje biedt enige afwisseling tegenover de rest van de omgeving. Het stratenplan is rechthoekig opgesteld en op het grote binnenplein zijn enkele café’s en eetgelegenheden. Het is nog 14 km tot ‘Maubourguet’, er resten nog twee beklimmingen, hoge, moeilijke, ambetante. De camping gaat pas open op 1 juli en moeten uitwijken naar de camperplaats op 3 km uit het centrum. ‘Maubourguet’ ziet er wat Mexicaans uit, of in ieder geval een dorpje uit de spaghetti-westerns. Er is veel volk op de been, ’t is zondag natuurlijk. We hebben weeral een dikke dag in de benen. Morgen gaat het naar ‘Oloron’, dat wordt andere koek, als alles goed loopt onze laatste dag in ‘La Douce’, we hebben genoeg water gezien…
De avondstond van gisteren zag er veelbelovend uit. Een langzaam donker wordende vuurbal die haast onzichtbaar naar de horizon kroop en er uiteindelijk achter verdween. Mei is voorbij, bijna 3 weken onderweg en 4 dagen zonder regen, een echte schande, juni kan alleen maar beter…
De morgen ziet het er echt niet uit. De lucht is egaal donkergrijs. Toch duidt de thermometer 16°C aan, ideaal fietsweer, dat wel, ware het niet dat er een windje door ‘Castelsarrasin’ waait EN zo te zien komt die uit het Westen, de richting die we straks uit moeten, nu dat weer! Het is goed half tien, iets vroeger dan gewoonlijk. Met die wind kunnen we maar beter op tijd vertrekken. We nemen de drukke D12 tot ‘Auvillar’, de wind met een redelijke hevigheid op kop, 20 km die pijn doen, 20 km die voor de rest van de dag pijn zullen doen, zeker weten. Je wil zo vlug mogelijk van die hoofdbaan af en daar heb je gerust een cartouche voor over!
In ‘Auvillar’ draaien we links op en komen zo terug op de Sweerman route uit. In het dorp ligt een uit de kluiten gewassen heuveltop, zo eentje à la Berendries. Een kilometertje lang aan beslist 12% of meer! In ‘St Antoine’ zien we het eerste stel met rugzak, tegen het eind van de dag zullen we de tel kwijt zijn. Bij welke halte ze van de bus zijn gestapt, geen kat die het weet maar ze zijn er wel, modieus gekleed met jeans of erger, kleine rugzak, wandelstokken EN grote St Jacobsschelp op de rug. Tussen de ‘halve toeristen’ lopen een handvol ‘echte’, zwaar beladen met regenhoes over de rugzak en slaapmatje, houten wandelstok en afgesleten schoeisel… Het gaat nu constant op en af, het glooiende landschap wordt grimmiger, dieper ingesneden. Waterlopen staan nog altijd ver buiten hun oevers. We houden soms even halt om dat natuurgeweld te bekijken. Op onze weg zien we geen ondergelopen huizen of kelders, op de weg die de motorhomes hebben genomen langs ‘Fleurance’ is het andermaal prijs. De ‘Gers’ heeft hele dorpen en campings onderwater gezet, het is ongelofelijk. Om ‘Miradoux’ te bereiken moeten we weeral dapper op de trappers. Alle vestigingsdorpjes liggen nu eenmaal op een heuveltop, een vaststaand feit, en alle wegen lopen door de vestigingsdorpjes, ook een vaststaand feit. Het is markt markt; 2 kramen en evenveel marktkramers. Er houden wat auto’s halt om een kaasbol en een gedroogde worst. We zijn bijna halverwege en besluiten bij het volgende dorp te stoppen voor onze verkorte siësta. Vanaf vandaag zien we in bijna elk dorpje de plataanrijen verschijnen, hier en daar hoor je een krekel, alles doet aan het zuiden denken, behalve het weer. Buiten de wind is het nochtans redelijk fietsweer. Links in de verte hadden we nog wat donkere wolken zien hangen. De zon komt er met momenten door en dan is het ‘echt’ warm. Toch hangen er nog dikke wolkenplukken. In de schaduw is het echt frisjes en zou je een vest kunnen verdragen. Met de regelmaat van de klok moeten we uitwijken voor de restanten van de modderstromen die eerder deze week de helft van Frankrijk hebben overspoeld. In trosjes lopen de schelpdragers nu langs de kant van de weg, druk gesticulerend. ‘Lectoure’ is nog enkele kilometer en een steile klim verwijderd. ‘Als dat zo voort gaat kunnen we het wel schudden voor een terrasje’ roept Thierry. Als die inderdaad allemaal gaan neerstrijken op een terrasstoel wordt het inderdaad ‘Nada’. Thierry steekt een tandje bij, ik kan nog net ‘Voor mij een Grand-Crême’ roepen, dan is hij weg. Nog 3, 2, 1 kilometer, de weg gaat liggen, de zoveelste top bereikt. Het is weeral na twaalven op een zaterdag, dus de stempel zal wel weeral niks worden. De terrasjes zitten aardig vol, maar Thierry had nog een plaatsje gevonden.
Als we twee koffie’s later op de fiets zitten zien we geen pelgrim meer, ze zijn waarschijnlijk terug op de bus gestapt, een ritje dichter bij het einddoel, een kerfje meer in de schelp, een illusie rijker…
De hoogtemeters beginnen hun tol te eisen, het worden nog meer dan 25 lange kilometers. De D42 kronkelt niet veel maar gaat nogal resoluut naar de volgende dorpjes toe, steil omhoog, dan weer naar beneden… ‘Terraube’ en ‘Mas-d’Auvignon’ zijn knappe stukjes geschiedenis, daar ben ik zeker van. ‘Castéra-Verduzan’, een oud mondain kuurplaatsje komt nu snel dichterbij. Op de toegangsweg ligt opgedroogde smurrie. Jef en de madammen staan op een parking aan de Noordkant, de camping is afgesloten wegen ‘overstroomd’.
Als ik ’s nachts wakker tokkelt de regen weer onophoudelijk op de motorhome. Het geeft een onbehaaglijk gevoel. We staan in ‘Cahors’ net naast de wassende ‘Lot’ en op de televisie heeft men aangekondigd dat reeds 6 departementen in fase oranje verkeren, allen in het zuiden van Frankrijk. Elke beek, kanaal, stroom of rivier bruist van geweld en beukt onophoudelijk tegen de zijwanden van de normale loop. In het water liggen ontwortelde bomen, kilometers meegesleurd.
Als we opstaan is het windstil, het regent niet, maar voor hoelang. De thermometer staat op +13°C, het is misschien te riskeren om in korte broek van start te gaan, waarom ook niet. Voor de rest blijft de outfit er nogal winters uitzien, maar een korte broek moet kunnen. Op ons normale uur vertrekken Thierry en ik eerst richting ‘Cahors’, we moeten immers onze carnet nog laten valideren voor vandaag. Via de ‘Pont Neuf’ belanden we in de binnenstad. Ik heb gelezen dat ‘Cahors’ vrij uniek is qua ligging. De afstand tot de Atlantische oceaan, de Middellandse zee en de Pyreneeën zouden nagenoeg identiek zijn, het zal wel.
Het begint te druppelen, de schrale zon is verdwenen achter een donker scherm. We vinden de toeristische dienst en schuilen terwijl we onze ‘tampon’ halen. Het zijn maar wat druppels en voor we’r ons druk in maken is de vlaag alweer voorbij. Buitenrijden doen we langs de bekende ‘Pont Valentré’. Met de fiets heb je toch wel wat voordelen, je geraakt overal en de snelheid is nog betrekkelijk. Zo hebben we in een mum van tijd de oudstad doorkruist en verlaten de stad langs de drukke N20.
Het is even doorbijten als logge camions met hun stinkende uitlaten ons passeren. Nu we de laatste weken bijna letterlijk door moeder natuur reden is het altijd even aanpassen als we een stad moeten doorkruisen. Opletten, 1000 ogen hebben en, met de fiets, altijd het zekere voor het onzekere nemen. Een drietal kilometer verderop draaien we op de D659, een veel rustigere departementale weg die ons op een dikke 7 km bijna 200 htm hoger brengt in ‘l’Hospitalet’. Tot ‘Castelnau-Montratier’ brengt het landschap weinig nieuws. Op schrale graslanden grazen wat schapen, op de heuvelruggen wat bebost gebied en voor de rest braak liggende kalkgrond. De koepel van de kerk in ‘Castelnau’ brengt een welkome afwisseling in de eerder mistroostige woningbouw van de oudere dorpen. Het is bijna middag, tijd om een terrasje op te zoeken. We hebben geluk, op het marktplein staat één kraam EN twee café’s. het is moeilijk kiezen, we hebben de laatste weken nooit voor dat dilemma gestaan! Lang duurt het niet want het begint terug wat te druppelen en we kiezen voor het mooiste overdekte terras. De ‘Grand-Crême’ smaakt lekker, warme, droge spullen aan, boterhammekes op en 50 min later klikken we de pedalen alweer vast om deel 2 aan te vatten. De afdalingen in de vallei van de ‘Lupte’ en de ‘Lemboulas’ zijn de moeite. Het landschap is best glooiend te noemen, op de rondingen liggen vaak kastelen, kerken, ruïnes of chique landhuizen met zwembad. In ‘Vazerac’ staan we voor een bord ‘Route Barée’. Niets heeft ons tot hiertoe tegengehouden omdat we met de fiets nogal soepel kunnen omspringen met de keuze van de weg, maar dit, hadden we nog niet meegemaakt!
De ‘Lemboulas’ is nogal agressief uit haar oevers gebarsten en met volle vaart het dorp ingelopen met ondergelopen huizen en kelders tot gevolg. We proberen de weg door het modderwater heen te zien en waden tot de trapas door de smurrie. Ons kan het niet echt deren, maar de bewoners zitten met de handen in het haar. Eens bergop stoppen we even en kan ik mijn sokken uitwringen. Hoe dichter we bij ‘Moissac’ komen hoe eentoniger het landschap wordt, wat afgedekte kersen- en perenbomen uitgezonderd.
Van ‘Moissac’ krijgen we niet echt een positief beeld. Her en der staan maffiagozers wat te niksen, Slavische types, dikke sigaret, veel praat, kortom niet de stek om een benefietbal voor Vestaalse maagden te organiseren. We zoeken de beroemde abdijkerk en zien voor het eerst sinds lang nog eens nep-pelgrims. Een rare snuiter met paard staat wat pocherig op te scheppen tegen enkele bedevaarders met een wel zeer kleine rugzak.
Het is ons al enkele malen opgevallen maar rond die ‘pelgrimages’ hangt toch een duistere sluier van ongeloof, zo zagen we in ‘Rocamadour’ een Duitse vrouwelijke, overdreven geschminkte, pelgrim, met een nogal safari-achtige outfit, inclusief vers gepermanenteerd haar en een tropenhoed, ingeschoven wandelstokken en vooral een nieuwe, grote St Jacobsschelp, duidelijk geëtaleerd op ooghoogte en aangebracht op de achterklep van de nieuwe backpack. Het zou me niet verbazen mocht ze nog geen meter te voet hebben afgelegd met het carnet onder de arm…Ach, wie houden ze voor de zot? Hoe nauwgezet we de Sweerman-boekjes ook volgen, we komen zelden enige fietsende lotgenoot tegen, het is geleden van de Maaslander die vandaag in ‘Lourdes’ zou aankomen. Ik ben benieuwd of hij het gehaald heeft! Thierry en ik hadden nu niet echt de processie van Echternach verwacht, maar 1 per week??? Hoe komen ze in ’s Hemelsnaam aan 250.000 pelgrims per jaar??? Eerlijk toegegeven, als je de route volgt ben je wel klaar na 60 tot 80 km. De hoogtemeters en vooral de opeenvolging ervan, de bagage, iets waar wij dan nog niet al te veel last van hebben, de zoektocht naar slaapgelegenheid, waar wij ook geen last van hebben, eten en drinken, waar wij ook geen last van hebben…en zo kan ik nog wel even doorgaan! In ‘Moissac’ kunnen de motorhomes door de te lage ingangspoort niet op de camping en wijken uit naar de camperplaats van ‘Castelsarrasin’, zo’n 7 km ten zuiden van ‘Moissac’. Morgen wordt het weer een pittige halve bergrit, hopelijk met het weer van vandaag, gedaan met gesmos…
Ook Jef en de dames verdienen een pluim, zeker weten. Hoe moeilijk het ook is om als beginnende campingcarist rond te hotsen, ik vind dat Malvina en Ria het voortreffelijk doen, ook in de nauwe Franse dorpjes. En zeker ook voor Jef en Christiane voor hun charismatische drang om alles en iedereen perfect te begeleiden. Châpeau en bedankt!
Ik moet het waarschijnlijk niet herhalen, maar deze ochtend werden we al vroeg gewekt door een portie gekletter op het dak van de motorhome. Volgend weekend zou het moeten beteren, eerst zien en dan pas geloven, en ik ben niet de enige die dat hardop zingt…!!!
Juul en Roos, vrienden van Thierry en Malvina vergezellen ons voor enkele dagen en dobberen nu mee langs de overgelopen rivieren en het verzopen subtropisch klimaat!
Voor het vertrek regelt Thierry voor de derde keer de achterrem, het ding is zo krap afgesteld dat de schijf met momenten een schurend geluid produceert en da’s verlies van energie. Voor de rest houden we het ochtendritueel intact en vertrekken rond 10u, nu ja vertrekken, alhoewel!
Gewoonlijk worden we uitvoerig uitgewaaid door onze vrouwtjes maar door de één of andere duistere reden waren die al vertrokken. We blijven dus min of meer verlaten achter, Thierry en ik kijken elkaar aan, halen de schouders op, ‘en, ik was nog een koekje vergeten nemen’ snikt Thierry! Achteraf bekeken was het voor Jef en de dames wat onzeker of ze, door de overvloedige regen, op een degelijke manier van de camping zouden geraken. De focus zat met andere woorden ergens anders, en toen ze eenmaal vertrokken waren was er geen stoppen meer aan…
De camping ligt op een boogscheut van de Middeleeuwse site van ‘Rocamadour’ en voor de tweede maal in evenveel dagen vliegen we de berg af tot de wortels van de loodrechte gebouwenwand, deze keer echter met onze geliefde tweewieler. Vrachtwagens brengen ondertussen kilo’s toeristenvoer aan. We klieven door het dal en passeren de site langs de overkant. We nemen enkele foto’s en moeten daarna recht op de trappers. Er liggen een vijftal heuvels te wachten en het gaat crescendo. Van 125 tot 440 htm in ‘Labastide-Murat’.
Het oogt allemaal niet zo zwaar, maar telkens gaat het flink naar beneden en dan met een gemiddeld stijgingspercentage van 7% omhoog.
We komen mooie, uitgestorven dorpjes tegen zoals ‘Couzou’ en ‘Carlucet’. Het is echt knap rijden. Vanaf de ‘Bastide van Montfaucon’ is de pret helaas nog maar eens voorbij. We rijden een gordijn van regen binnen en zijn binnen de kortste keren doorweekt. De top van de rit ligt nog een kilometer of 5 verder en we beslissen ondanks de felle regen om toch door te rijden.
In ‘Labastide-Murat’ zoeken we een café op en pelsen ons bijna tot op de draad uit. De verse, warme kledij is meer dan welkom, de ‘Grand-Crême’ ook. De boterhammekes smaken. We blijven een dik uur aan de klap terwijl het buiten onafgebroken pijpenstelen regent. De kleine, afgeleefde Française achter de toog komt wat tegen haar zin afrekenen: ‘Dit weer hebben we hier met Kerstmis’, da’s duidelijke taal…
Het miezert nog wat als we ons voor de zoveelste keer op onze tweewieler hijsen. ‘Ik ben benieuwd, 20 km bergaf’, Thierry knikt en fronst de wenkbrauwen. We kennen dat boekje al!
Met een duik tussen de bossen en de rotsen gaat het tot ‘St Sauveur’, ‘Dat houden we zo geen 20 km vol’ lach ik naar Thierry! Het gaat echt heftig en het is opletten in de bochten, maar het is best welkom na bijna 3 weken klimmen. Het oorspronkelijke idee liet nog wat plaats om hier de D13 op te draaien en langs de ‘Grotte du Peche Merle’ en ‘St Cirq-Lapopie’ terug op het traject te komen, maar door het aanhoudende slechte weer laten we dat idee maar gauw varen. Tot het ‘Oppidium de Mursens’ gaat het met een rotvaart, daarna slabakt het een beetje tot vals plat. Tot ‘Vers’ is het inderdaad 22 km bergaf, in alle eerlijkheid moet ik wel vermelden dat de laatste 5 à 6 km moet bijgetrapt worden, wat Thierry ook op de letter neemt en ons tegen meer dan 30 km/u tot de brug over de ‘Lot’ voert. Het gaat met een knik bergop en we blijven een 10-tal kilometer op de flanken van een heuvelrug met zicht op de ‘Lot’ rijden. Stilaan komen we in de buitenwijken van ‘Cahors’. Het begint terug te gieten. We haaten ons om op de camping te geraken, plaatsen fiets en mens in de daartoe voorziene afspuitplaats, en hopen maar weeral eens op beter weer. Sinds 15u is het niet meer opgehouden met regenen en het is nu 19u, tijd om het dagboek bij te werken. Morgen zitten we echt in het Middellands zeeklimaat, het water hebben we al!
Toen ik wakker werd voelde ik het al, pijn in de benen, niet stijf en stram, neen, gewoon pijn. Even uitstrekken, nog eens, nog wat verder, neen, de pijn bleef! Dat voorspelt weinig goedsg, net nu we de eerste, echte, halve bergrit voor de boeg hebben. Tot overmaat van ramp is het voor de zoveelste keer ‘weer’ beginnen regenen, relatief korte buien van een half uur, maar de kraan staat wel op een serieus debiet.
Gisterenavond hebben we nog een onweer gehad. Flink wat water met kleine ijsknikkers, een donderslag of drie, zo van de mokerslagen. Je voelde de elektriciteit in de lucht.
We hadden afgesproken om wat vroeger te vertrekken om zeker op tijd in ‘Rocamadour’ aan te komen. Zo konden de fietsers ook nog de middeleeuwse site bezoeken en een terrasje meepikken, alé, dat was de planning toch!
Om 9u zijn we er klaar voor. Mijn benen hebben de crosspartij van gisteren nog helemaal niet verteerd en voelen als 2 betonijzers. Ik verwittig Thierry maar al op voorhand. ‘Ach, het loop wel los na enkele kilometers’, niet dus!
Van de camping gaat het rechtsaf richting ‘Brive-la-Gaillarde’. Toch vond de schrijver van onze route het noodzakelijk om nog een klimmetje langs ‘Ussac’ in te lassen. Waarom??? De afkorting brengt zeker geen meerwaarde, alleen een honderdtal hoogtemeters en een boel gevloek en getier.
Er hangt motregen in de lucht als we het gezellige centrum van ‘Brive’ inrijden op zoek naar onze stempel. We vinden uiteindelijk de toeristische dienst, die in een soort vuurtoren is ondergebracht. Patat, veruit het lelijkste exemplaar siert nu, de door ons met zorg beschermde, carnet.
Het is druk, auto’s links en rechts snijden ons de pas af, geen hoffelijkheid tegenover de zwakke weggebruiker. Zelfs in de winkelwandelstraat rijden wagens op en af.
In tegenstelling tot de voorop gestelde weg van onze vriend Sweerman rijden we de stad uit op de drukkere D38. Zo mijden we een pak hoogtemeters en vooral, de zeer slechte wegen in de regio.
Tot ‘Jugeals-Nazareth’, een dikke 8 km verderop is het stevig klimmen. Daarna volgt een welkome afdaling tot ‘Turenne’. Ondertussen is het weer beginnen regenen en nog niet zo’n klein beetje. Ook de temperatuur lijkt een serieuze duik te hebben genomen. Er verschijnen dampwolkjes voor onze mond als we uitademen.
‘Turenne’, een vestingstadje, ligt gelegen op een hoge rotsheuvel en bij mooi weer moet het best imposant en het bezoeken waard zijn, nu nemen we amper de tijd om een foto te nemen. Het is koud, ijzig.
We nemen scherp rechts de D23, terug op de Sweerman-route. Ik kijk ontredderd naar het straatschild of hier ook een ‘muur van ‘Turenne’ bestaat of zoiets. Zeker 15% in het begin, lichtjes afzwakkend tot 12, het kan zelfs best nog wat meer geweest zijn, met een Kapelmuur er bovenop! Tot ‘Hôpital St Jean’ gaat het stevig bergop, ik ben kapot als ik bovenkom. Thierry rijdt een 200m voor mij uit. Ik wil stoppen om droge, warme kleren aan te trekken. Na een kilometertje of 2 bergaf ril ik uit mijn vel, ik moet stoppen en wel meteen om geen dikke verkoudheid op te doen! In een abri, min of meer beschut tegen de alweer volgende bui kan ik eindelijk wisselen en nemen we even de tijd om wat te eten. Het regent nu pijpenstelen. Daar staan we dan, zielig en alleen, wat te verkleumen in een jaargetijde waar het nu op z’n minst tussen de 25-30°C zou moeten zijn. Ik twijfel of we de volle 10°C hebben, ik geloof er niets van.
Tot ‘Martel’ is het klimmen en dalen, het tweede iets meer dan het eerste, wat ons bijna een euforisch gevoel oplevert. Met momenten krijgen we zelfs een nagelnieuw loopvlak onder de wielen geschoven, hoewel het merendeel van de kilometers op geasfalteerde dolomiet dient afgelegd te worden.
We storten ons in de diepte van de ‘Dordogne’-vallei. Van het subtropisch klimaat dat hier met een redelijke zekerheid heerst valt weinig te merken. Een oranje doorzopen zonnetje piept af en toe achter zware stapelwolken. Nog enkele kilometer en er wacht ons nog een muur volgens het hoogteprofiel van de GPS. Net voorbij ‘Meyronne’ draaien we rechts op tot ‘Mayrinhac’. Dit wordt stampen en trekken. De fut is er uit. Weer een dikke 2 km aan meer dan 10%. De opeenvolging is moordend, zeker met dit weer. De motor begint wat te sputteren, de tank is helemaal leeg als ik puffend en hijgend de wachtende Thierry bijbeen. ‘Nog eentje, en we zijn er’! Het druppelt weer.
Geen minuut te vroeg strompel ik op de camping in ‘Rocamadour’, totaal uitgeput zet ik de fiets in de garage van de motorhome en slenter naar de veel te kleine douches. Ik kom er niet uit het eerste kwartier.
Stilaan terug op krachten wandelen we met de hele bende naar het centrum van ‘Rocamadour’, steil bergaf gevolgd door 216 trappen en een kruisweg over een geplaveid wandelpad bergop. We eten een bak frieten en slenteren door de smalle straatjes en toeristische winkeltjes. Het is goed om even de zinnen op iets anders te zetten, ‘de Off-day mag niet te lang in’t kopke zitten’ zegt Thierry, ‘slecht voor de moral’
Morgen een halve bergrit tot ‘Cahors’, de eerste 30 km bergop en daarna 35 naar beneden…op papier
Deze nacht om 2u exact is het beginnen regenen, om 3u nog een bui en om 6u was het echt ‘met bakken’. Dat belooft weeral. Thierry heeft er al evenveel zin in als ik. We treuzelen wat en proberen het vertrek zo lang mogelijk uit te stellen. Rond half 10 houdt het op met regenen en maken we ons klaar om zo snel mogelijk te vertrekken. Het zou een plezant ritje moeten worden volgens de Sweerman boekjes. De hoogtemeters leken, zo op het eerste zicht, wel mee te vallen, veel bossen doorspekt met kleine dorpjes, het klonk haast idyllisch!
Voor vandaag echter is een stoofpotje van Amstel Gold heuveltjes voorzien, gelardeerd met het wegdek van Parijs-Roubaix. Neem daar nog een breed assortiment van tegenwind bij, geblust met wat smeuïge bakjes regen en je hebt de perfecte mix van wat we allemaal te verwerken kregen…
Het begon al meteen van bij het vertrek. Boem, patat, 2 gemene hellingen van zeker meer dan 12%, zo, juist uit’ bed, koud, lap…Ik vertik het om te plooien, Thierry heeft al de moeite van de wereld. De trend is gezet. De banen liggen nat, het is opletten geblazen. Het asfalt is versleten en over de hele breedte afgebrokkeld. Dit, zouden we best als typerend en als résumé over de hele rit kunnen zeggen. Het is allesbehalve comfortabel rijden en we willen mensen met bagagezakken adviseren de route na ‘Uzerche’ (volgens de Sweerman-route) te mijden…
Maar zo ver zijn we nog niet. De hellingen zijn kort en nijdig, het is steeds de hele cassette afschakelen. Eerst tot ‘La Porcherie’, waar we terug de kaap van de 500 htm overschrijden, en dan geleidelijk tot ‘La Faurie’ waar we via een landweg op de kam van een heuvelrug rijden. Het duurt niet lang of de eerste regendruppels kletteren alweer op onze helm. 10 minuutjes, niet langer, net genoeg om ons er aan te herinneren dat dit geen plezierreisje is!
De boekjes van Sweerman spreken nogal verbloemend over de te volgen weg, maar je mag er van op aan dat het af en toe ‘heavy’ is. Ook nu zien we geen enkele pelgrim of iets dat daar zou voor moeten doorgaan. Het bevestigt nog maar eens onze gedachte dat de meesten de route als leidraad gebruiken maar de shortcuts via de grote wegen nemen!
Thierry, als doorwinterd en ervaren fietskenner, vond het met momenten onverantwoord om met pak en zak dit traject te volgen, het weze gezegd!
Eerst met een stevige afdaling gevolgd door een steile klim komen we in ‘Uzerche’ aan. Toeval of niet, maar we arriveren bijna gelijktijdig met de 3 motorhomes. We wijken af van de Sweerman-boekjes om de historische binnenstad te bezoeken en laten onze carnet afstempelen in het gemeentehuis, net tegenover de 11e eeuwse Petruskerk. Om in het centrum te geraken moet je dapper op de trappers en we trakteren onszelf op een heerlijke kop koffie.
Na het bezoek aan de middeleeuwse site gaat het pas echt bergop. De staat van de weg is echt allesbehalve en zal tot het einde aanhouden.
Volgens het roadbook zou nu een rustig, tamelijk vlak pad van een voormalige spoorbaan te volgen zijn maar we kunnen gerust stellen dat het tracé allesbehalve ‘vlak’ is.
De opeenvolging van korte, nijdige heuveltjes laat zich voelen. Tot overmaat van ramp spat een serieuze wolkbreuk uiteen boven onze hoofden. We besluiten te schuilen en staan hulpeloos en verwaaid aan de zijkant van de weg geparkeerd, hopend dat het maar een bui is!
Na een tiental minuutjes kunnen we terug op pad. Het druppelt nog, de wind staat pal op de neus. De weg slingert voortdurend op, onder en over de, met bomen afgezette heuvelkam. In andere omstandigheden zou het best mooi zijn, maar nu is het nat en koud.
De dorpjes lijken nog doodser dan ze al zijn, troosteloos, ver van God en de wereld, een kerkhof ligt schots en scheef achter een al even macabere kerk.
Van de D170 rest niets anders dan zwaar beschadigd asfalt, door bosbouw kapot gereden. De 7 km afdaling overbrugt bijna 250 htm. Ik sta heel de afzonk recht op de trappers, bang om de wielen te beschadigen. Thierry heeft de voorvering van de mtb geactiveerd. Rug- en armspieren krijgen het hard te verduren. Dit is echt niet te doen met bagagezakken. Het blijft hotsen en botsen tot net voor ‘Donzenac’.
Nog even en we zijn op de camperplaats. We worden achtervolgd door zwarte donderwolken. Nog even, droog, pfff.
De rit was technisch misschien de meest belastende.
We vertrekken voor de tweede dag op rij in korte broek, vandaag zelfs met shirt. Voor Thierry is het nog wat frisjes. We moeten er enigszins van profiteren want vanaf morgen wordt de zondvloed weer voorspeld, maar dat zien we dan wel weer.
We rijden nog altijd door een semi-Ardennen landschap. Deze morgen is het echt ‘knap’ vertoeven. Steil-glooiend met een lange aanzet van enkele kilometers of lichtlopend bergaf. Het uitzicht is ronduit schitterend. Geen bomenrijen of hagen die de wegen flankeren wat het panorama toch zoveel mooier maakt.
‘St Léonard-de-Noblat’ ligt op een heuveltop en de meer dan 50m hoge granieten kerktoren is dan ook al van heel ver te zien. We hebben er nu 25 km opzitten en een tasje koffie op een terrasje zou smaken. We hadden ons nochtans voorgenomen om geregeld op het dorpsplein een stop in te lassen, maar door de weersomstandigheden en het gebrek aan café’s is het er nog niet echt van gekomen. Een inhaalbeweging is meer dan gepast, maar eerst ‘stempeltijd’.
Op het terras is het ronduit zalig. We eten onze broodjes, een pannenkoek met choco, een suikerwafel EN een banaan op. Thierry geraakt aan de babbel met enkele Engelse ‘lady’s’. Het was ons al eerder opgevallen hoeveel Engelse nummerborden hier in de contreien op de wagens plakken en daar moest hij het fijne van weten.
‘St Léonard’ is echt een gezellig stadje. Kleine groezelige straatjes, met grote tegels geplaveid. Er is geen meter plat, alles gaat, of steil bergop, of steil bergaf, behalve het kleine marktplein dat min of meer gevrijwaard is van enig hoogteverschil. Het is zelfs zo warm dat Thierry z’n beenstukken uitschiet, en dat wil al wat zeggen!
We rijden het stadje uit via een 13e eeuwse stenen boogbrug bij ‘Pont-de-Noblat’ en nemen wat foto’s. De volgende 30 kilometer kent weinig afwisseling. De ene steile klim na de andere, een bomenrij links en rechts van de weg die ons spijtiggenoeg het zicht ontneemt. Dit wordt weer een ‘klimdag’ die ons, ook voor de tweede dag op rij, meer dan 1.000 htm doet overbruggen.
Onderweg komen we enkele wandelende pelgrims tegen, zelfs eentje met een zwaar bepakte ezel. We zijn echt blij dat we dit avontuur met de fiets kunnen doen. Te voet is toch nog een ander paar mouwen, zeker als je moet logeren in pelgrimshuizen o.d. Het middenstuk van Frankrijk was of beter gezegd is niet dik bezaaid met café’s, eetgelegenheden of gewoonweg bakkers en andere kleine winkels, en als wandelaar kan je toch niet alles meesleuren.
Het ‘bergop’ fietsen gaat al ietsje beter, we hebben al meer dan 11.000 htm achter de rug en ondanks de constante belasting van de beenspiertjes constateer ik toch een verschil, wat zich laat merken in de snelheid en het gemak waarmee ik de hoogtelijnen overschrijd.
Na 62 km ligt de eindmeet voor vandaag op de knap verzorgde camping in ‘St Germain les Belles’, net onder ‘Limoges’. De Nederlandse uitbater is uitermate vriendelijk en behulpzaam, de camping een echte aanrader.
We zitten nog enkele uurtjes languit in de ligstoelen, met uiteraard een ‘51’ bij de hand. De dag loopt langzaam ten einde, weer een dag voorbij…
Voor één keer ziet het er niet slecht uit. In de valleien van de ‘Creuse’ hangt nog wel een dikke mistlaag maar je kan de zon al zien. Deze nacht was er lokaal wat nachtvorst aan de grond. Er zat dus niets anders op dan te wachten tot de nevel op z’n minst wat was opgetrokken en de temperatuur rijdbaar aanvoelde.
Het moet na tien uur geweest zijn toen we de remmen losten. Het is mooi rijden en vooral ‘de temperatuur stijgt met de minuut’.
Glooiend is het wel, de hoge hagen langs de straatkant zijn verdwenen zodat we een ruimtelijker gevoel krijgen. Na goed een uurtje rijden we door ‘Souterraine’. Tussen de hoofdkerk en de ‘Porte St Jean’, een middeleeuwse stadspoort, heerst een waarschijnlijk ongeziene drukte, vandaag is het communiefeest en vele ouders en kinderen in paterspijen staan in groepjes te praten. Toch wagen we het om in onze opvallende fietstenue de kerk binnen te glippen en een stempel te zoeken wat in eerste instantie mislukt. Maar de aanhouder wint! Thierry vindt nog een beschikbare stempeldame die ons verlost van onze dagelijkse queeste.
De weg gaat nu resoluut de hoogte in. Eerst met een kwaaie knik tot ‘Le Grand-Bourg’ en wat later naar ‘Bénévant l’Abbaye’. Je kan het uitzicht niet beter vergelijken dan met de Ardennen. De open vlaktes, met overwegend bruine koeien, worden schaarser. De bossen dichter en talrijker. De dorpjes lijken uitgestorven en buiten en enkele toeschouwer is alles doods. In de boskant bemerken we een schuchtere ree.
Na 50 km rollen we in ‘Bénévant l’Abbaye’ en besluiten te stoppen in het eerste beste café…. Tot daar onze ijdele hoop. Buiten een indrukwekkende abdij is er niks, maar dan ook niks te zien. We besluiten dan maar te picknicken op de parking van een grootwarenhuis…
Tot ‘Châtelus-le-Marcheix’ nemen we de alternatieve route over ‘Marsac’. Deze is een pak steiler en met wat geluk zouden we de ‘Puy-de-Dôme’ kunnen zien.
Tussen ‘Arrènes’ en ‘St Goussaud’ liggen 250 hoogtemeters te wachten, met momenten tussen de 8 à 10%. Het weer werkt deze keer in ons voordeel, niet te warm, niet te koud. De zon speelt wat verstoppertje achter de opgekomen wolkenplukken en van wind is helemaal geen sprake. Tijdens de lange afdaling naar de overnachtingsplaats komen we plots Jef en de dames tegen die aan een lange wandeling waren begonnen.
Na enkele minuutjes laten we ons uitbollen naar de camperplaats in ‘Châtelus’. De dag zit er op en zijn nu ter hoogte van ‘Lyon’ en ‘Clermont-Ferrand’.
Het heeft vannacht weer het klokje rond geregend. We moeten het vertrek met een kwartiertje uitstellen maar rond 10u kunnen we eindelijk van start gaan, droog, voor hoelang is maar de vraag. Het donkergrijze wolkendek hangt laag en je kan er haast zeker van zijn dat het hier en daar gaat openscheuren.
Van de Super-U parking tot het centrum van ‘La Châtre’ is het amper een kilometertje en dan nog bergaf. Het is markt, het centrum is een kluwen van smalle straatjes maar we vinden uiteindelijk de toeristische dienst voor onze dagstempel. De winkeldames hebben eens te meer medelijden met die arme fietsers maar veel kopen we daar niet mee. Morgen en overmorgen zou het droger moeten worden maar daarna gaat het weer de slechte kant op. In België zou de 24e mei de koudste geweest zijn sinds het begin van de opmetingen? Ik vrees dat het in Frankrijk niet veel beter is geweest…
Voor de verandering gaat het eens niet boenk omhoog maar heb ik al de tijd om op’t gemak warm te draaien. Hoe slecht het gisteren ging, des te beter gaat het vandaag. Gezien mijn beperkte klimcapaciteiten moet ik gewoon rekening houden met enkele ‘Off-days’ en, zeer belangrijk, me zeker niet van in het begin opblazen.
Goed 7 km van ‘La Châtre’ ligt het kasteel van ‘Sarzay’. Deze 14e eeuwse burcht oogt als uit een sprookje. De toegangsprijs is dat iets minder. We nemen snel enkele foto’s vanop de binnenplaats en zetten onze weg verder. Vandaag zou een overgangsrit moeten worden. Eerst nog wat kort geknik, maar naarmate de rit vordert zouden we in de eerste uitlopers van het Centraal Massief moeten terechtkomen.
Tot ‘Neuvy-St. Sépulchre’ is het verder rustig rijden. Het landschap biedt weinig nieuws hoewel de witte koeien verdwenen lijken te zijn en vervangen door bruine, en het kan moeilijk door de zon komen…
In ‘Neuvy’ bezoeken we kort de centrale kerk die qua architectuur nogal speciaal te noemen is, er zijn 11 onder-, 14 bovenpilaren en 8 bovenvensters. De koepel is hiermee vrij uitzonderlijk vooral omdat er een rechthoekig schip tegenaan plakt.
Eénmaal voorbij de D927 verandert het landschap. Het krijgt zelfs aardige Ardennen-trekjes. De klimmetjes zijn minder nijdig maar liggen lang uitgesmeerd tussen de plooien van het akkerland. De eerste regenbui is een feit, niet lang en de hoeveelheid valt ook wel mee, maar we zijn nat en het voelt koud aan. Qua temperatuur zitten we amper boven de 10°C.
Thierry en ik leuteren weer over koetjes en kalfjes, ik voel me eigenlijk goed, hoewel we een pak meer hoogtemeters te verwerken krijgen. Van ‘Cluis’ gaat het tot ‘Orsennes’ waar we een tweede bui te verwerken krijgen.
Het valt ons af en toe op dat we op wel zeer specifieke punten andere collega’s pelgrims tegenkomen en op andere punten helemaal niet. We hebben het donkerbruine vermoeden dat andere fietsers nogal eens resoluut kiezen voor de recht-toe-recht-aan wegen en niet voor de alternatieve, rustigere wegen zoals beschreven door Cl. Sweerman!
Het valt echt op dat we op de lussen nooit andere fietsers tegenkomen, maar wel op de kruispunten. Toch zijn die routes net speciaal uitgezocht omdat ze rustig en redelijk veilig zijn. Thierry en ik hebben er alleszins enkele kilometers en vooral een pak hoogtemeters voor over.
We komen voor de derde maal een Fransman tegen, deze keer in ‘Neuvy’. Hij rijdt met pak en zak op de fiets en achteraan de tweewieler hangen 2 crocks, net of hij zit op iemand, wat ons wel eens heeft doen lachen.
Achter ons ziet het weer donkergrijs, nog een 8-tal kilometer tot ons einddoel voor vandaag: ‘Crozant’. Vanaf ‘St Jallet’ duikt de weg richting de brug over de ‘Creuze’. Er volgt een pittige klim tot het vrij toeristische ‘Crozant’, dat boven op een indrukwekkende kloof ligt. Als we de camping opdraaien begint het te druppelen, net op tijd.
Wat later brengen we de fietsen terug in orde. Je houdt het niet voor mogelijk wat een rotzooi er allemaal tussen de derailleurs hangt.
Ik laat nog enkele hectoliters douchewater over me heen storten en in de late namiddag voorzien we onze carnet nog van de nodige stempel.
De pizza, die we gisterenavond met z’n allen hebben gegeten in het dorp, was best lekker. De dames hadden nog tot laat in de middag liggen wassen en plassen.
Het begint eigenlijk wat afgezaagd te geraken, maar tegen wil en dank moet ik ‘weeral’ schrijven dat het grijs en regenachtig is. Na het ochtendritueel staan we nog even bij Nederlanders die enkele dagen voor ons vertrokken zijn met de fiets/tent en die al 2 maal 2 rustdagen hebben genomen om alles te wassen en drogen. Normaal zou het in deze regio tegen de 25°C moeten zijn met uitschieters naar de 30°C. Als we opstaan is het amper 6°C.
Ik besluit nog een derde shirt aan te trekken, plus de regenjas. Enerzijds heb ik wat bang om te ontploffen op de eerste helling, anderzijds speelt de combinatie wind/temperatuur niet echt in ons voordeel. Liever te warm dan te koud dan maar.
Thierry is ook goed ingeduffeld. We zijn nog maar net op weg, wacht ons daar toch weeral een puist van jewelste. Tussen ‘Orval’ (u leest het goed) en ‘Bouzais’ knikt de baan angstvallig richting hemel en even denk ik het topje van de toren van Babel te zien… Waar ik voor vreesde is een feit. Ik verschiet een serieuze cartouche om het monster bij de nek te nemen, eentje dat ik maar moeilijk te boven zal komen…
Na de brug over de autostrade weer een klimmetje van 5 à 6% en zo gaat het eigenlijk de hele dag door. De lange grashalmen staan met de topjes in onze richting gedraaid, de kruinen buigen zelfs diep door in dezelfde richting. We zijn nog geen 10 km onderweg als de eerste regen- en hagelbui ons ongenadig op het hoofd klettert. ‘Schuilen’ roept Thierry ‘Wat is dat!’ Het zware bladerdak van een oude Eik in ‘Arcomps’ biedt enige bescherming. Lang duurt het allemaal niet en tijdens het ergste stonden we te schuilen maar toch, plezant is anders. De weg duikt constant tussen de bomen door waarna grote steile S-bochten de helling inluiden. In ‘Les Archers’ stoppen we even. Thierry heeft in een ooghoek een kunstenaar zien boetseren en dat willen we van dichtbij bekijken. Het dorp is sinds mensenheugenis bekend vanwege de keramiek en heeft zijn ontstaan ergens in de periode dat de Kelten handel dreven in wijnkruiken. Het is warm in het atelier, en even komt het in mij op om te vragen of ik er mijn boterhammekes mag opeten, ik durf niet… Na een kwartiertje zitten we amper terug op de fiets als de hemelsluizen voor de zoveelste maal open gaan. De wind waait loeiend hard, regen en fijne hagel kletst ons rond de oren. Thierry neemt ongewild afstand, ik kan gewoon niet volgen. Of het nu de opeenvolging van de heuvels is, of de weersomstandigheden, of gewoon slechte benen of ik weet het niet, in ieder geval draait het voor geen meter meer. Ik ben blij als we even later door ‘Châteaumeillant’ rijden. Even kunnen genieten van de beschutting. Het is nog een eind tot de eindbestemming. We draaien terug de rust en de hoogtes van de velden in. Hopla, weer patat, nog maar eens regen! Mijn fysieke capaciteiten ebben verder en verder weg, het gaat van kwaad naar erger. Het is zelfs te veel gevraagd om te praten, alles doet zeer, ik heb echt geen zin meer, ben het beu… De kilometers tellen langzaam af, getergd door wind en hoogtemeters. In de verte zie ik de donjon van ‘La Châtre’, we zijn er, eindelijk! We hebben afgesproken met de motorhomes ter hoogte van de Super-U, er is een camperplaats. Ik ben stikkapot, hopelijk gaat het morgen beter en niet alleen met het weer???
Ik geraak maar niet uit bed, ’t is al na achten en ik lig nog lekker te soezelen. Het begint te druppelen. Ik weet al wat mij te wachten staat, het druppelt harder, het giet, het komt er met bakken uit en ik weet nog altijd wat mij te wachten staat!
Ik draai me nog een laatste keer om als Jef op de deur klopt en een verse baguette en knapperige croissant langsbrengt. Dat verandert de zaak natuurlijk. Ik kijk naar boven door het dakluik en zie niets anders dan snel passerende wolken en regendruppels die kapotspatten op het plastieken venster, pfff, het belooft weeral een fijne rit te worden.
Een kwartiertje en twee koffies later is het opgehouden met regenen, zou het dan toch?
Neen, het is ons niet gegund, 1 dag mooi weer en we zijn weer klaar om er een week nat tegenaan te gooien, ik voel me soms als een dweil, nat en uitgewrongen.
Thierry en Malvina zijn ‘nog’ later opgestaan, ik was niet alleen die het weer als excuus gebruikte.
Halvelings aangekleed voor wat we op onze weg zouden kunnen tegenkomen vertrekken we rond half 10. Er waait een serieuze wind, en hoe kan het ook anders, pal op de neus. Het tarmac ligt nat, maar momenteel regent het niet.
We verlaten ‘Sancoins’ langs de zuidwest zijde en rijden parallel met de D951 langs het ‘Canal de Berry’. Het is al meteen klimmen, een vast gegeven de laatste dagen, ze leggen hier ook al wat dorp heet in een put…
Voor de rest is het rustig rijden, we halen een eenzame fietser, met pak en zak beladen, in. De man blijkt uit de Maaskant afkomstig te zijn en hij vertelt ons wat moeilijk aanneembare verhalen. Ach, ieder zijn waarheid. Thierry en ik kijken elkaar aan en rijden verder ons tempo, op en neer, kilometer na kilometer. De wind zit aardig in het nadeel. Veel tijd om rustig naar de koetjes en kalfjes te kijken hebben we niet. Ik wijs rechtvoor, ‘Zie jij wat ik zie?’
Thierry knikt: ‘En we rijden er boenk in!’
Nog 25 km voor de boeg. ‘Dat lukt niet meer, we houden het niet droog’.
Ik sluit heel even de ogen als de eerste druppel op mijn brilglazen ploft: ‘Shit’
Als een gordijn voor ons uit, met de hevigheid van een Car-wash worden we gewaterstraald. In enkele seconden tijd loopt het nat in mijn schoenen, de winterbroek die tot nu toe redelijk haar dienst had vervuld, geeft er blijkbaar de brui aan. Alles is tot op de draad doorweekt. Fijne stofhagel teistert minutenlang ons, in een grimas trekkend, aangezicht. ‘Niet stoppen’ roept Thierry ‘Alles uit de kast halen, anders koel je af’. Alles plakt tegen mijn lijf, ik pruttel blaasjes als ik probeer te ademen…
Het zal al bij al een tiental minuten echt lelijk gedaan hebben, gevolgd door nog wat naweeën. Ik ben bang om te verkrampen. We willen niet nog zo’n bui op ons dak krijgen. In ‘Charenton-du-Cher’draaien we de hoofdbaan op, het kan ons niet meer schelen, gewoon vollen bak, verkeer of geen verkeer. Recht voor ons uit ligt ‘St Amand-Montrond’, 14 km, rechts van ons sluipt een donker gordijn van vocht stilaan naar ons toe…
Op de D951 is het druk, de wind stevig op de snoet. Thierry en ik wisselen af met het kopwerk en draaien tegen een redelijk tempo over het golvend asfalt. We hebben geluk, we draaien weg van het onweer en halen, enigszins opgedroogd door de stevige frontwind, de voorstad.
We passeren een officieel uitziend, barok huis met een Franse vlag ervoor. Stempeltijd?
We bellen schuchter aan terwijl we de deur openen. Een aardige dame helpt ons verder en bezorgt ons een stadsstempel. Voila, da’s ook al gebeurd.
Enkele minuten later zijn we op de camping waar de motorhomes naast het sanitaire blok zijn opgesteld. We hebben het weeral gehad, ijskoud, wind, regen, hagel. De sneeuwgrens is gedaald tot 600m en die hoogte is voorzien binnen 2 dagen…
Eerst de douche in, minutenlang, Maartse buien eind Mei, een echte schande!
Een mens is snel tevreden, het regent niet. Nog even de fiets onderhanden nemen, water tanken voor de motorhome en goed half tien zijn we weg.
Ik durf nog geen lichtere outfit aantrekken. Boven de heuvels hangen lage muisgrijze wolken, de wegen zijn nog nat. Beekjes zijn kolkende rivieren die zich kriskras over het asfalt een weg banen naar lager gelegen oorden. Er is wat uitgekomen ook de laatste week. 9°C toont de thermometer, lente is anders, maar we mogen niet klagen, ’t is droog.
Net voorbij ‘Prémery’ gaat het steil omhoog. Ik ben het al gewoon, ttz ik geraak het maar niet gewoon om met ijskoude spieren de heuvels op te knallen. Mijn hart giert dan telkens door mijn keel en mijn spieren staan op ontploffen. Thierry heeft er alleszins geen last van en peddelt vrolijk met een redelijk tempo over de hoogtelijnen. ‘De eerste is altijd de lastigste’ roept hij! Toch zijn we beiden blij dat de etappe van gisteren een dertigtal kilometer was ingekort, die halen we wel in! De klimmetjes zijn telkens één, twee à drie, soms een viertal kilometer lang, niet eens zo steil, maar op het einde van de rit beginnen ze wél door te wegen. Aan de bosrand rijden we op een plateau, een enkel huis en voor de rest de oneindigheid van akkerbouw en koolzaadbloemetjes. Links in het bos wijst Thierry naar een opvliegende buizerd. We zijn zo goed als alleen onder weg. Gisteren zagen we 2 wandelende pelgrims met een soort karretje achter zich aan. In ‘Vézelay’ stonden wat oude, opgekalefaterde tweewielers beladen met pak en zak. Meestal houden we even halt en vragen naar de bestemming maar zelden is die tot ‘Compostela’.
De afdalingen zijn zalig. Amper mee peddelend storten we ons telkens in het onbekende. Voor één keer is het gewicht in mijn voordeel en heeft Thierry al de moeite van de wereld om me te volgen, het mag ook wel eens, gewoonlijk is het omgekeerd.
Kleine gaten lichtblauw verschijnen tussen de grijze wolken als we de zoveelste helling opklefferen. De wegen zijn echt goed uitgekozen door Mhr Sweerman, daar hebben we het elke dag over, niet te druk en degelijk. Boven ‘Nevers’ hangt een gigantische blauwe opening. Stempeltijd als we de in de steigers omhulde kathedraal eindelijk vinden…dat dachten we toch. Het is weeral middag en lunchtijd, dus niemand te vinden. Eerder werden we gestopt door 2 politieagenten in de wagen die ons betrapt hadden in de ‘Sens Unique’… in de verkeerde richting. Op een kordate manier werden we aangemaand om ‘te voet’ verder te gaan! Enfin, ‘Nevers’ is geen succes, veel enkelrichtingstraten, politie, kasseien, veel kerken maar geen stempels. We eten er in zeven haasten ons belegd Frans brood op en ik gebruik het achterportaal van een van de kerken om een droge outfit aan te trekken.
We houden halt bij de brug over de Loire. De anders zo kalme rivier beukt nu onophoudelijk tegen de zijwanden van zijn bedding. De stroming is best indrukwekkend te noemen. Het verkeer is dat trouwens ook. We haasten ons weg uit de drukte en volgen kilometers een kalme vaart. De smalle pekstrook is dringend aan vervanging toe.
In ‘La Grenouille’ steken we de Allier over, een al even brede rivier als de Loire die enkele kilometer verder samen verder stromen, nog meer water met nog meer stroming dus!
De hemel is helemaal opengetrokken, het is zelfs warm. We rijden over de ‘Pont Canal’, een waterweg over een waterweg! In ‘Apremont-sur-Allier’, een historische site van gerestaureerde middeleeuwse woningen gaan we nog maar eens op zoek naar de dagstempel en vinden die eerder toevallig bij een gemeentewerker. Het is nog een 15-tal kilometer tot ‘Sancoins’, de plaats waar de motorhomes op een camperplaats staan. We maken er een uitstapje van, cruisen wat door de velden, nemen meer foto’s dan de laatste week bij elkaar en genieten bijna buitensporig van het mooie weer!
Ondertussen is het eerste van de drie Sweerman-reisboekjes uit, tijd om misschien even met wat cijfers te gooien. Vandaag hebben we er een dikke 68 km opzitten, in het totaal bijna 860 km, hebben we 2 dagen geen regen gehad en dus 10 wel. De motorhomes hebben er al 915 km opzitten, die zijn ‘by the way’ vandaag het ‘Pont Canal’ gaan bezoeken.
Op de Camperplaats heeft Malvina een Baileyskoffie klaargemaakt en trakteert Ria met ijs, ja, pelgrim zijn heeft ook nog goeie kanten!
We zitten de hele namiddag lekker in de zon, languit te genieten van het ‘niets doen’. Malvina gaat wat later een stukje joggen maar dat had ze beter alleen gedaan. Haar begeleidende echtgenoot kon de 5cm opstap van het trottoir niet ontwijken met de mountainbike en lag pardoes languit in de graspartij. Buiten een schaafwondeke is er weinig aan de hand en kunnen we’r allemaal mee lachen…
Morgen een kort ritje naar ‘St Amand-Montrond’ en misschien blijft het mooie weer aan onze kant, maar daar heeft iedereen hier zo z’n twijfels over….Let’s hope
Gezien de barre weersvoorspellingen hebben we beslist om de volgende 2 dagetappes op 3 dagen te rijden.
Over voorspellingen gesproken; men verwacht lichte nachtvorst en nog 7 dagen regen… En wij die dachten dat we alles al gehad hadden. Zelfs Thierry begint het weer te vervloeken en dat wil al wat zeggen…
Nochtans begon de dag uitzonderlijk droog.
De fietsen werden van stal gehaald, afgespoten en deftig ingeölied. Door de regen van gisteren was het er nog niet van gekomen maar het moet. Na enkele uren had mijn ketting al een verdacht roodbruine kleur en dat was absoluut niet de bedoeling! Half tien, de tweewielers staan blinkend in het portaal van de sanitaire blok. Het begint te druppelen…Godver….
Het is gisteren, alweer door het weer, niet meer gelukt om onze stempel te halen in de kathedraal, dus dat moeten we eerst proberen goedmaken. Jef en de dames willen ons best vergezellen en vertrekken een kwartiertje voor ons. Te voet is het al een heel karwij. Thierry en ik, op de fiets uiteraard, komen bijna gelijktijdig met onze eega’s aan bij de ingang van de Ste Madeleine.
De stempelmadam kijkt bits over haar hoornen montuur, leest aandachtig alle informatie in het stempelboekje en vraagt plots: ‘Waar hebben jullie gisteren gezeten?’ Eu………. ‘Comment?.....’
‘Ah, oui,…..Een hele uitleg om aan te tonen dat we gisteren niemand vonden om af te stempelen…’
Ze vraagt: ‘Belge?’
‘Oui, madame…..’ (Ze had de frontpagina in het boekje toch aandachtig bekeken)
Ze neemt een groot register en noteert onze namen.
‘Bon voyage’
‘Merci bien’
Jef en de dames blijven achter bij de kerk als wij al naar beneden zoeven. Ze hebben nog al de tijd van de wereld om nog wat rond te kuieren alvorens de motorhomes op te halen en te vertrekken naar ‘Prémery’, onze volgende halteplaats.
Van ‘Vézelay’ tot ‘St Père’ ligt een snelle afdaling van enkele kilometers. Het water spat op en maakt onze benen binnen enkele minuten al kletsnat. De weg gaat nu constant op en af, lange afdalingen, lange klimmen. In ‘Bazoche’ gaat het flink omhoog, 4 km aan 5 à 6%. De D958 is best een drukke baan te noemen. Vrachtwagens en auto’s passeren ons nauwelijks op enkele centimeter en vernevelen een gordijn van waterdruppels over ons heen.
Wind en water zijn zowat de ergste vijanden van een fietsende mens, en daar kunnen we ondertussen wel over meespreken. Tijdens de afdalingen koel je onherroepelijk af terwijl het zweet uit je poriën geperst wordt als je aan het klimmen bent.
In ‘Corbigny’, halverwege, houden we even halt en ik stel aan Thierry voor om even iets te gaan drinken. Het is dodelijk voor de spieren maar ik ben versteven van de koude en mijn schoenen lopen, ondanks de overtrekjes, bijna over.
Het is zalig om nu droge kleren aan te trekken. Ik giet mijn schoenen leeg en wring de kousen uit.
We bestellen grote mokken koffie en eten onze sandwiches op. Pffff, kl…weer!
Op elf dagen hebben we het nu slechts één keer min of meer droog gehouden, voor de rest regen, regen, regen…
We hebben echt te weinig tijd en goesting om te genieten en rond te zien. Neem nu vandaag, prachtig glooiende akkers, omzoomd met hagen, soms een eenzame bomenrij. Het valt je niet op, aan de horizon een dik bos met daarvoor een gele pluk koolzaad. Zo mooi met een tikkeltje zon.
We rijden maar voor wat we waard zijn, vechtend tegen wind en koude!
Af en toe hoor je een vogel kwetteren, maar meer dan een auto die je voorbij scheert zie je niet.
In ‘Sancenay’ houdt Thierry halt. In het kleine portaal van een huis staat een echt ‘manneke pis’. We nemen een foto, één van de weinige vandaag…
Het blijft op en neer gaan. Ik zit er weeral door, gekraakt door het weer. Ik ben blij dat we de etappes korter hebben gemaakt.
De kuisbeurt van de fiets is kort, de douche zoveel langer.
Morgen gaat het door Nevers, tegen het weekend zou het beginnen vriezen, wat een calvarie, de koudste en natste meimaand in 40 jaar, moet je mij vertellen…