Als ik lees wat mijn mama schreef in haar dagboeken overvalt mij een soort melancholiese bewondering voor mijn moeder. Ik ben nu zelf al 80 en mijn mama is in 2006 gestorven op 92 jarige leeftijd. Diep in mijn gedachten mis ik haar nog altijd.
Uit het dagboek 1974 van mijn moede:
Nu ik afsteven op de kaap van 80, denk ik aan het meisje van 8 jaar dat ik vroeger was. Wij, mijn broer en ik hebben een schoon kinderleven gehad. Toen beseften wij dat niet en hebben dikwijls gemopperd dat er dingen waren die wij niet mochten en andere kinderen wel.
Met mijn plechtige communie kwam er, voor die tijd, een grote verandering. De gas verlichting werd vervangen door electriciteit. Wij waren het eerste huis in de straat met electriciteit. Veel meesters en leerlingen kwamen kijken naar de installatie. Het was dan ook fantastisch. Er kwamen dan ook heren en dames kijken, klanten met bouwplannen van mijn vader. Ool onze gebuur, Arthur Thumas die een conserven fabriek (Marie Thuma) had, die schakelden ook over op elektriek. De draden van de electriciteit waren toen verbonden van gevel naar gevel met kabels aan porceleinen potten. Pas veel later hebben ze die electrische kabels ondergronds gelegd. De tweede veranderin thuis was de telefoon. De verbinding moest dan niet meer aangevraagd worden bij de telfoniste van de centrale maar je kon rechtstreeks opbellen naar wie je wou spreken. Ook het leven in de stad veranderde. Het vervoer met paarden en karren werd vervangen door camions. Er was ook meer openbaar vervoer met de bus en het vervoer met personenwagens kwam ook in gang. Middenstanders, dokters en zelfstandigen kochten een auto. Het bouwbedrijf, waar mijn vader partner was, kocht een Chevrolet waarmee mijn vader naar de klanten en de werven reed. Ik was tien jaar toen we een radio hadden waarmee we niet alleen het nieuws en muziek van België konden ontvangen maar ook luisterden naar buitenlandse posten, zoals Coventry in Engeland die muziek van engelse platen uitzond. Dat was een wereldwonder.
|