Ons Oorlogsdagboek 1914-1919
door Jan De Belser
deel 1
Wie was Jan De Belser?
Jan was de zoon van Josephus en Dorothea Wouters geboren te Schriek als Joannes Cornelius op 2 mei 1863 al waar hij opgroeide. Later werd hij onderwijzer en schoolhoofd te Berlaar-Heikant. Hij was gehuwd met Maria Papen en het gezin werd gezegend met vier dochters : Gaby, Rafke, Maria en Paula. Het dagboek neergepend in schoolschriftjes (bijna 2000 blz.=435 A3-pagina’s) geeft ons inzicht in de wreedheid en ontberingen tijdens den Groten Oorlog. Daar hij zich dikwijls naar Schriek begaf om zijn moeder en broer te bezoeken, die nog steeds in het ouderlijke huis woonden, hebben de meeste verslagen betrekking op de gemeenten Schriek, Beerzel, Putte, Berlaar en natuurlijk ‘den Heikant’, maar ook Heist, Hallaar en Wiekevorst komen ter sprake. Jan is ook de auteur van “Eenige aanteekeningen over de gemeente Schriek”. Jan overleed te Wiekevorst op 12 juli 1949 op 86 jarige leeftijd. Als onderwijzer was het zijn taak om kennis over te brengen naar zijn leerlingen, maar hij deed meer : hij wilde ook kennis doorgeven aan ‘de mensen’ in ’t algemeen en daarom kroop hij in zijn pen en liet hij ons een stukje geschiedenis na tot ver over zijn dood heen. Als hommage aan Jan De Belser en tevens ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van het einde van WO I volgt hierna de transcriptie van zijn oorlogsdagboek, in de hoop dat ook de jeugd van heden eventjes deze tekst zouden willen lezen en blijvend herinneren. Ook genealogen gaan hier info over hun voorouders terugvinden.
Voorwoord. Transcriptie door Lambrechts René
Toen elkeen vermoedde dat de moord op het kroonprinselijk echtpaar van Oostenrijk (28 Juni 1914) aanleiding zou geven tot een Europeesch conflict, waarbij ons Vaderland, gelegen tusschen twee machtige, elkander vijandige natiėn, voor het minst erg geschokt zou worden, volgden wij met de levendigste belangstelling het verloop der opeenvolgende gebeurtenissen. En, wanneer eenige dagen later de eene oorlogsverklaring op de andere volgde, vatteden wij het plan op regelmatig aanteekening te nemen, zoo getrouw mogelijk, van feiten en toestanden in onze omgeving, van mededeelingen : dagblad- en straatnieuws ten einde een aandenken te bewaren van al wat een oorlog meebrengt.
Bl. 1
Juli – Augustus 1914. Juli 24. Ingevolge den moord op den kroonprins van Oostenrijk-Hongariė zendt Oostenrijk een ultimatum aan Serviė (23 Juli 1914)–(Uit Dagbladen.)
25. Serviė geeft bereidwillig toe aan al de eischen van Oostenrijk, behalve aan één enkele : Het kan er zich niet toe laten vernederen, dat Oostenrijk zelf een onderzoek doet in Serviė tot ontdekking van het Komplot dat vermoedelijk in dit land werd gesmeed. Serviė zou overigens op de hulp van Rusland rekenen. (Dagbl.)
26. De vertegenwoordigers van Rusland, Frankrijk en Engeland wenden alle pogingen aan om het conflict bij te leggen, maar hunne bemiddeling schijnt op Oostenrijk geen vat te hebben. (Dagbl.)
28. Oostenrijk verklaart den oorlog aan Serviė.
29. Rusland mobiliseert. (Dagbl.)
30. Men spreekt van mobiliseeren in Belgiė. (Dagbl.)
31. Belgiė mobiliseert : Meerdere klassen worden binnengeroepen. Opgeeischte paarden - een 50 tal - trekken onder de leiding van lansiers uit de richting van Aerschot door Berlaer-Heikant naar Lier. Paarden en wagens van de heeren gebroeders Heylen en van Leonard Kerkstoel zouden naar Herenthals gestuurd zijn. Opgeroepen zijn de volgende jongelingen onzer parochie hun korps gaan vervoegen : Leys Frans, Lambrechts Jos, Busschots Alfons, Nauwelaerts Lod., De Cuyper Frans, Meuris Leopold, Van den Broeck Jos, Moons August, Van de Vonder Alfons, Storms Alfons (vader van 6 kinderen), Guldentops Frans (2 kinderen), Aerts Florent (zoon van Medard), Lens Leop., Moras Lod.,Bellekens Ferdinand, Hendrickx Felix, Maris Frans, Nauwelaerts Frans en eenige anderen. Duitschland zou reeds een ultimatum gezonden hebben aan Rusland.
Augustus 1. 6 u. Frans Op de Beeck (zoon van Aug.) komt per fiets van Antwerpen, en - fel aangedaan – verklaart : “Ik ben heden nacht door de politie opgeroepen, en kom nog eens gauw naar vader en moeder. En nu vind ik hier niemand : Moeder, gisteren avond door den veldwachter verwittigd over den toestand, is met den 1e trein naar Antwerpen vertrokken, en vader is in Wiekevorst!” Hij vertrekt met betraand oog. In den loop van den dag worden nog een 30 tal paarden door de soldaten van gisteren, waaronder twee reeds bejaarde mannen, een van Leuven en een van Aerschot of omstreken, naar Lier overgebracht. Angst en moedeloosheid staat op aller wezen. Werklust ontbreekt. Onze kinderen uit de normaalschool van O.L.V.Waver aangekomen, hebben daar vernomen, dat Duitsche leerlingen, die deze morgen naar hun land vertrokken, van de grenzen zijn wedergekeerd : Geen trein mocht meer over de grens! Algemeene mobilisatie in Duitschland, Frankrijk en Belgiė. Duitschland verklaart den oorlog aan Rusland en zendt een ultimatum aan Frankrijk en Belgiė. In dit laatste stelt Duitschland voor de forten van Namen te willen bezetten, of minstens vrijen doorgang door Belgiė te bekomen, - en vraagt antwoord binnen de 24 uren. - Samenscholing van volk langs de baan, soms tot middernacht.
2. Heden Zondag, spreekt de E.H.Pastoor in de hoogmis over ’t naderend gevaar, en maant de lieden aan tot bidden en communiceeren. Na de zitting van ’t St. Vinc. genootschap zegt de E.H. Onderpastoor eenige woorden over den toestand, o.m.: “In 1892 werd het
Bl.2
voorstel van Frankrijk aan Duitschland, namelijk Belgiė te verdeelen, door Duitschland afgewezen : Duitschland is onze vriend in vredestijd. Engeland in oorlogstijd. Botsingen worden gemeld - tusschen Duitschers en Russen.
3. Legerafdeelingen van duizenden soldaten trekken door Konings-Hoyckt, Putte en Schriek in de richting van Leuven. - 12.30 u. Ever. Vleminckx, schaliedekker te Pijpelheide komt binnen. Terwijl hij wat klucht vertelt tot ontspanning der bezwaarde gemoederen, wordt aan de deur geklopt. ’t Is de E.H. Onderpastoor, die zegt : “ M., de Duitschers zijn door Holl. Limburg geslaan , en staan voor Visé.” Een geweldige paniek ontstaat : vrouwen en kinderen weenen, elkeen wil op de vlucht. Wij begeven ons naar den heer Burgemeester om te vernemen, of, en hoelang wij de klassen moeten voortzetten, of, wat ons te doen staat. Na een kort onderhoud met het onderwijzend personeel van het Centrum besluit de heer Burg. onmiddellijk de vacantie te laten beginnen. Huiswaarts keerend door de Smidstraat, zien wij vrouw Judo Verelst - deze laatste is wachtmeester bij ’t leger - met hare kinderen bij hare ouders aanlanden. ’t Staat overal in rep en roer. Eenige soldaten (oud gedienden) die elders aan ’t werk waren, vertrekken. Het overbrengen van paarden en gespan gaat voort. Naar mededeeling in dagbladen schijnt de oorlogsverklaring van Duitschland aan Frankrijk onvermijdelijk, en zal Belgiė Duitschlands ultimatum van de hand wijzen. De Eng. vloot mobiliseert. Italiė zou onzijdig blijven.
4. Sterke legerkorpsen blijven naar Leuven afzakken. Patrouilles gidsen en lansiers trekken voorbij in de richting van Aerschot. ’s Morgens reeds vroeg ziet men samenscholingen langs weg en baan tot vernemen en vertellen van nieuws; ’s avonds opnieuw tot in den nacht. De algemene angst vermindert; eenige landlieden hernemen het oogstwerk.
5. De oorlog aan Belgiė is verklaard. Duitsche troepen zouden reeds door het noordelijk deel der prov. Luik in Belgiė gevallen zijn en op Luik aanrukken. Engeland gemobiliseerd, heeft de oorlog verklaard aan Duitschland. – (Dagbl.).
6. Volgens mededeelingen in dagbladen zouden de Duitschers wreedheden gepleegd hebben in den N.O. hoek der prov. Luik en forten in de omgeving van Luik beschieten. De forten van Lier en Kessel worden in gereedheid gebracht : Bosch, kant, alle hout wordt weggeruimd, huizen worden afgestookt, loopgrachten gegraven.
7. Duitsche troepen zijn over de Fransche grens getrokken. Russische ruiterij zou in O.Pruisen gevallen zijn. Inwoners van Kon.-Hoyckt gaan aan ’t fort van Tallaert graven en ruimen. - Eene postkaart uit Luik meldt, dat Fr. Leys aldaar met gekwetste hand in ’t gasthuis verblijft.
8. Opvoedk. Vergadering te Berlaer. Slechts een tiental - van de 40 onderwijzes, die de kring telt, - zijn aanwezig. De overigen zijn in dienst bij de Krijgsoverheden aan de verdedigingswerken rond de versterkingen. Buiten de zitting wordt de toestand besproken. De heer Voorzitter heeft vernomen dat te Antwerpen en elders spionnen zijn ontdekt en aangehouden. In een hotel onder het dak zou men 2 mannen en 1 vrouw verscholen gevonden hebben in bezit van plannen en zelfs van bommen. Vermoedelijk zijn ze gefusilleerd.
9. Naar Lier. Van Kon.-Hoyckt tot Lier overal soldaten. In de linie tusschen het fort van Lier en de redoute van Tallaert is alle houtgewas afgeschoren, zijn versperringen in pikdraad van ongeveer 10 meter breedte aangelegd en loopgrachten gegraven. De wachten aan de brug der Leuvensche poort nemen inzage van de paspoorten van alle vreemde passanten. Bij de terugkeer ontmoeten wij den heer Goyvaerts, hoofdonderwijzer te Konings-Hoyckt,
Bl.3
welke aangesteld is als opzichter over eene groep werklieden, die betonwerken aan ’t uitvoeren zijn tot dekking der koepels op ’t fort van Lier. In de hoogmis (kerk van Berlaer-Heikant) wordt vanop den predikstoel aan de geloovigen meer vrees dan opbeuring ingesproken, aangezet tot bidden en tot bijwonen der boetprocessie die zal ingericht worden naar de drij kapellekens onder de parochie: (op de hoek der prov. baan en van de Smidstraat, aan den Ossekop, en tegen den steenweg naar Heyst). Na de zitting van ’t St-Vinc.-genootschap, waar op voorstel van de E.H.H. pastoor en onderpastoor een comiteit gevormd tot ondersteuning der noodlijdenden. Dit comiteit zal zich gelasten met eene geldinzameling op de parochie. De omhaling zal verricht worden : 1. Onder Beersel door Aug. Busschots en ………..: 2. op den Heikant, buiten de dorpskom tot Gangelberg en Hemelshoek, N.waarts van de provinciebaan door Fr. Lens en L. Mariėn: 3. in de Leemputten, op Steenbeek tot tegen Gangelberg (Z.waarts van de prov. baan door Kar. Gepts en …….: 4. in de dorpskom door schrijver dezes en koster Van Echelpoel; 5. op den Heikant, Melcauwen en Heesten N.waarts van den spoorweg door Fr. Brandts en …… 6. op Heesten, Z.waarts van den spoorweg en onder Heyst door Al. Van den Broeck en …. - Het voorstel de namen der personen die eene bijdrage van ten minste 10 fr. of 20 fr. storten, op eene eerelijst in te schrijven, om die in de parochiearchieven te bewaren, wordt door de meerderheid der aanwezige leden verworpen.-
10. Soldaten blijven in den omtrek, vooral langsheen de prov. baan en in de schooldreef, achter dekking door hagen en houtgewas, patrouilleren. Dagbladen vermelden gevechten rond Luik, Mulhausen en elders. Alle kerkelijke diensten : rozenkrans (dagelijks) om 2 u. in de kerk, en avondprocessie naar de voornoemde kapellekens, worden talrijk bijgewoond.
11. Met ongeduld wacht men op dagbladen; nieuwstijdingen over gevechten te land en te water worden met drift gelezen en besproken. Afwisselend maken angst en opbeuring zich meester van de buitenlieden. Elkeen wordt bedacht op veiligheid van eigendom en persoon. Meerderen komen ons raadplegen nopens ’t bewaren van geld, verkoopen van vee, enz. We begeven ons naar familie te Wiekevorst om maatregelen te nemen bij vermoedelijke, gedwongen vlucht. Op ’t kruispunt (Heyst-o.d.-Berg) worden wij gearresteerd door gidsen die ons paspoort vragen. Terwijl wij ons verontschuldigen er geen te bezitten, roepen eenige nabijstaande kinderen: “ ’t Is de meester!” Daarop laten de militairen ons passeren. Besluit te W. : eenigen zullen morgen aan den zeekant – Brugge of Oostende een verblijf gaan opzoeken tegen gebeurlijke vlucht.
12. 13.20 uur. Moeder vertrekt met Rafk., Gab. en Paula naar … Brugge (?).
13. Op alle wegen, achter hoven en huizen langsheen de groote baan patrouillieren gidsen. Te Diest, Haelen en elders zouden ernstige botsingen hebben plaats gehad. Men vertelt dat in de omstreken, zelfs onder Kon.-Hoyckt, reeds ulanen (Duitsche ruiters) verschenen zijn. Wij denken dat de vrees voor ’t naderend gevaar de verbeelding van sommige lieden op hol brengt en zoo allerlei sensatieverhaaltjes verspreid worden. Eenige mannen van onze parochie zijn aan ’t werk aan het fort van Konings-Hoyckt. Een brief uit Brugge bericht ons de goede aankomst en ontvangst der onzen bij den heer Cappon, Potterierei, 43, Brugge.
14. Velen worden bedacht op vluchten: Wij worden overstroomd door aanzoekers om paspoort of eenzelvigheidsbewijs in te vullen. Heden en morgen gaan eenige velorijders de verwoeste streek, het slagveld van Haelen en omgeving, afzien.
Bl.4
Er wordt aangekondigd dat morgen - feestdag van O. L. V. Hemelvaart - de plechtige processie, naar jaarlijkse gewoonte, niet zal uitgaan: “ Op verzoek van Z.E.Card. Mercier zal eene boetprocessie, alleen vergezeld van ’t H. Sacrament, plaats hebben” en dit langs den steenweg van Melcauwen en de oude baan, terug langs het kerkhof.
15. 6 u. Familie te Schriek gaan aanzetten te blijven tot nader gevaar; over Heyst weerkeerend, vinden wij dat dorp doodsch en verlaten tegen vroeger. In de hoogmis nogmaals schrikaanjagend sermoen. –13.30 u. Wij (ik en Mar.) vertrekken naar Brugge. In de linie tusschen ’t fort van Lier en Kessel is het een oprechte verwoesting : huizen, boom- en houtgewas zijn weggeruimd, pikdraad gespannen, grachten gegraven, ’t laag land langsheen de Nethen overstroomd. Rond 5u. in Brugge waar we desnoods een onderkomen zullen vinden voor heel ons gezin.
16. Bij terugkeer naar huis is het treinverkeer zoo ontredderd, dat we bij 22 u. in Antwerpen aankomen. De voetpaden langsheen den spoorweg door burgerwachten bewaakt, zijn aan ’t publiek ontzegd. Noodgedwongen gaan we nachtverblijf afsmeeken bij den heer Allaup, schoolopziener, waar we ’t uiterst welkom zijn.
17. Aankomst te Melcauwen : Fr. Lens en andere leden des Genootschaps stellen voor de voorgenomen geldinzameling te verdagen : ieder heeft het zijne noodig bij gebeurlijke vlucht. 8.30u. Een taube (=ballon)- reeds de 2e vandaag - zweeft over de parochie heen. Richting : Leuven → Kessel → Herenthals. Onrust en vrees op alle wezens. Men hoort als een verre donder, vermoedelijk kanongedreun, wijl zich nergens sporen van een onweder vertoonen. We delven ’s nachts - bij bougielicht onder een emmer - een groot, sterk koffer met de beste klederen gevuld - 3-4 decim. diep onder den beganen grond in de bergplaats, dienend tot paardenstal, ook juweelen en eenig zilverwerk in een dubbel koffertje gesloten, onder en tusschen de wortelen van een ouden kriekelaar, - akten en papieren van belang in een zware ijzeren bus onder eenen perzik,- beste beddedekens en -lijnwaad in 2 houten bakken waarover zinken deksel tamelijk diep onder een hoop erwtrijs in den hof, -revolvers op ’t kruinhout van een achtergebouw.
18. Een groep velorijders, die van Haelen en verder uit het Hageland terugkeeren, verhalen allerlei bijzonderheden over het gevecht, het uitzicht der streek, over lotgevallen van vluchtelingen. Heden voormiddag de laatste maal klas : de kinderen worden aangezet zich goed te gedragen, voorzichtig te zijn, enz. ; de heropening der school zal later bekend gemaakt worden. Op den middag slechte tijding : Ons leger trekt van Luik terug. Duitsche voorposten zijn in Diest, Scherpenheuvel, Westerloo, Westmeerbeek, zelfs in Hulshout verschenen. Wij trachten over Heyst naar Wiekevorst te gaan om over die tijding iets naders te vernemen. Uit alle richtingen zien wij hoopen vluchtelingen, meest allen met pakkage overladen, ouderlingen of bejaarde lieden op ezels- of hondenkar, zich naar den trein op Melcauwen of ter statie van Heyst begeven. Tegen Loodijk aan vinden wij de laatste patrouilles voetvolk in de beemden gelegerd. In de muren der huizen op den Dijk zijn schietgaten gekapt, die uitzicht geven op het oosten. In Hulshout-dorp zijn nog gene Duitschers verschenen. Rond 3 u. (15 u.) bemerken wij over het uitgestrekte, vlakke Goor heen, in de richting van Westerloo, maar waarschijnlijk verder, hoogopstijgende rookwolken van uitgestrekte brand. Bij aankomst te Wiekevorst worden wij aangesproken door den gewezen veldwachter-brigadier Jan Bapt. Van Meroy : “ M. Hebt ge de schoten gehoord in’t gevecht, daar achter in de bosschen onder Morckhoven? De uhlanen hadden daar eerst riggels uit den spoorweg doen springen en wilden den telegraaf afsnijden, maar onze lansiers zijn er op afgetrokken en hebben er eenigen neergeveld. Een partij wapens, helmen en ander gerief hebben ze meegebracht; ge kunt het daar in ’t dorp gaan zien.
Bl.5
De Duitschers zijn terug de bosschen in gevlucht”. In Wiekevorst-dorp zijn verscheidene gezinnen reeds weggevlucht. Terwijl wij bezig zijn voorwerpen van weerde of belang in diepe en sterke kelders weg te bergen, komt men ons zeggen, dat er een jongeling (lansier) van Schriek, ons geboortedorp op wacht staat op den hoek waar de steenwegen naar Morkhoven en Heyst uiteenloopen en ons verlangt te spreken. Wij gaan hem aanstonds vinden. ’t Is Jef, de zoon van Hendr. Wouters, deze laatste brouwersgast bij M. De Veuster te Schriek. Terwijl hij vertelt hoe hij en zijn makkers ’s voormiddags op de uhlanen zijn gevallen, wordt door andere uitgezette wachten plots signaal gegeven. Al de wachten springen te paard en vliegen, het geweer in de hand, op Morkhoven af. We hooren echter geene schoten knallen.- Droef afscheid van onze schoonzuster Josephine. Bij onzen terugkeer, rond 5 u. (17 u) zien wij op 3, 4 plaatsen brand ontstaan, vermoedelijk te Zoerle-Parwijs, Hersselt en Westerloo : een groot deel van den Z.O.gezichtseinder is achter dikke, zware en vurige rookwolken verdwenen, die een akelig uitzicht geven. Aan den steenweg naar Hulshout ontmoeten wij patrouilles linietroepen. Te Itegem, zegt men ons, heeft bijna een verschrikkelijke vergissing plaats gehad : Een fietser was de aankomst van veroverde Duitsche wapens vooruit gaan aankondigen. De bevelhebber der Belgische troepen, die verstaan had “Duitschers”, had zijne manschappen op en bij den dijk der Nethe uitstekend gereed liggen, om bij de verschijning van krijgers “vuur” te bevelen. Gelukkiglijk helderde een andere ooggetuige in tijd alles op. De vedwachter bericht ons dat nieuwe en betere getuigschriften van eenzelvigheid vereischt zijn om nabij versterkte plaatsen te mogen passeeren, op ‘t gemeentehuis te krijgen zijn. We begeven er ons aanstonds naartoe, en zijn spoedig in regel. Bij onzen terugkeer door de Smidstraat, stooten wij van aan ’t kapelleken tot huis toe op een onafgebroken en dicht gesloten stoet vluchtelingen uit de richting van Aerschot, een stoet van schreiende kinderen, weenende vrouwen, honden- ezel- en paardengespan met alle slag van huismeubelen beladen, velo’s, kruiwagens met keukengerief en allerlei pakkage, enkele stuks vee, het al in koortsige haast door de duisternis heen gestuurd door grommelende mannen, en tierende jongens. Aan dezen stoet, voor onze deur in oogenschouw genomen, schijnt geen einde te komen. Aan eenige geburen met talrijke kinderen raden wij de vlucht tot morgen uit te stellen, maar nutteloos, de schrik heeft alles overwonnen. Wij pakken het hoogst noodige in om bij ’t eerste daglicht den weg naar Gent op te rollen. Intusschen zien wij in de richting van Kessel een rossen gloed en vlammen opstijgen, vermoedelijk van gebouwen die men rond het fort neerblaast, -en hooren we nog immer het gerol van rijtuigen, haastige stappen, dof gefluister en gejammer ; het al zocht redding binnen de forten. Rond 1 uur, alles gereed, maar nog te duister om te vertrekken, begeven wij ons een poosje ter rust, -maar ….. ontwaken rond 5 u.
19. Als ontbijt metterhaast een stukje brood met wat kaas en kouden koffie, deuren op slot, gauw wat gras aan de geit en cobays, het poortje uit, den velo op en …weg! Tot wanneer ? Van huis tot Kon.-Hoyckt ontmoeten wij 100 tot 200 vluchtelingen, die, naar hun uitwendige te oordeelen, vervaakt en bibberend van koude, den nacht onder den blooten hemel hebben doorgebracht, meestal vreemde gezichten, de overigen inwoners onzer parochie, met verlegen voorkomen, die naar ‘t voorbeeld der vreemden, met het hoogst noodige op kar, kruiwagen, of op den rug, als radeloos op de vlucht waren geslagen. Aan het “Sterreken” ontmoeten wij de 1e groep soldaten ; op het voorhof van het “Boekweistroo” hebben er zeer velen in stroo gelegerd. Van hier door het straatje naar de steenoven achter het “Duifken” is een telefoondraad aan palen of boomen vastgemaakt. Aan “Het houten Kruis” (punt waar de steenwegen naar Neckerspoel en Kath. Waver uiteenlopen) sterke groepen soldaten, strooien legers tegen de huizen, fornuis en keuken in volle werk in den boomgaard
Bl.6
der 1e hoeve rechts tegen den steenweg naar Kath. Waver, -boerengespannen die mondbehoeften aanvoeren. -een heel bivakleven. -Te Kath. Waver is tusschen de twee schansen en het fort alles afgeschoren en weggeruimd. Onder de brug van den spoorweg te Mechelen wordt de 1e maal onze pas gevraagd. De vest van de Keizerstraat naar de statie toe staat vol autos, ter beschikking van de militaire overheden. In de stad wemelt het van soldaten, ammunitiewagens en autos. We plaatsen onze fiets in “De Tent”. Daar vernemen we dat de Gen. Staf naar Mechelen is overgebracht. Tegenover deze afspanning- van de Vee- tot aan de Groote Markt staat eene rij prachtige autos, bewaakt door talrijke wachten, -en waar hoogere officieren, in koortsige beweging in- en uitstappen, heen- en weerrijden. Al meteen komt men den baas der “Tent” , heer Perckmans, -vewittigen, dat deze straat gaat afgesloten worden. De baas protesteert heftig. Hoe ’t afgeloopen is, weten we niet : Wij spoeden ons te voet voort naar de statie. In den “Bruel” zijn vele winkels gesloten. Schier geene burgers op de straat, maar tallooze groepen soldaten in haastigen optocht, de meesten te voet, anderen per velo, auto of moto. In de statie ongemeene beweging. Militairen van alle wapens loopen heen en weer; treinen opgepropt met soldaten passeeren of vertrekken. Reizigers wemelen door elkander, moeten meermaals in- en uitstappen; er heerscht sommige oogenblikken volkomen verwarring. Een mankende soldaat, van’t slagveld weergekeerd, wordt door een ambulantiewagen afgehaald. We vertrekken rond 10 u. met 3 kwart vertraging. Pas buiten de statie bemerken we een vlieger boven de stad. –In Dendermonde ontmoeten we op ’t onverwacht broeder August met moeder, -de familie De Ridder van Relst op vlucht naar Gent, de heer Cornelis ondr. te Bael met familieleden op weg naar Maldegem. Deze vertelt dat te Bael een uhlaan is gevangen genomen, die aldaar vroeger met zeisens had geleurd. Men deelt ons hier ook mee, dat de heer Joz. Viskens, leeraar aan de Middelbare school te Gent, als vrijwilliger is binnen gegaan. –In Gent eveneens groote vertraging. Rond 5 u. (17 u) aankomst in Brugge. ’t Statieplein is zwart van volk. En van medelijdend volk : 10, 20 personen te gelijk, waaronder de boy-scotts allen lof verdienen, komen ons op alle mogelijke wijzen hunne diensten aanbieden : moeder geleiden, onze pakken dragen, den weg aanduiden, tram nr 4 aanwijzen, enz. Al de onzen, sedert 8 dagen vertrokken, komen, vergezeld van de familie Cappon, ons vol vreugde tegemoet. We genieten in dit gezin het gunstigste onthaal.
20-28 Ons verblijf in Brugge. Gebruik des tijds : 6 u. opstaan; -7 u. mis bijwonen in de St-Gilles kerk; 8 u. ontbijt. Mijnheer Cappon brengt ondertusschen het laatste nieuws der dagbladen bijeen. -9 u. Wandeling naar inlichtingsbureel in statie. -12 u. Middagmaal, wandeling (of rust). -7-8 u. Avondmaal, soms gevolgd van wandeling naar de statie, of gezellige avondkout. -9 u. Ter rust. Kennis aangeknoopt met zekeren Goidts van Dieghem. Deze heeft het 1e bombardement van Mechelen bijgewoond. Als bewijs toont hij ons stukken en deelen van den inhoud eener obus die op 40-50 m. van hem ontplofte. Voornemens naar huis eens weer te keeren wijl de toestand in onze strteek nog al rustig schijnt, zullen wij tot Lier vergezeld zijn van den heer Goidts, wijl deze zinnens is zijn jongsten broeder soldaat op het fort te Berchem, te gaan bezoeken.
29. 14 u. heer Goidts vertrekt met ons naar Lier. Van Brugge tot Gent geene soldaten te zien; voorbij Melle hier en daar een patrouille; te Wetteren artillerie en eenige stukken in ’t veld; van Baasrode naar Boom, linietroepen langsheen de spoorbaan; rond Puers ontelbare afdeelingen aan versterkingswerken op en rond de forten : versperringen met pikdraad, grachten, opeengestapelde zakken aarde, buitengewone beweging zoo ver het oog draagt. Naar Sauvegarde toe : honderden stuks rundvee in weiden en bosschen; Boom en verder : soldaten, vervoer van ammun-
Bl.7
nitie en levensmiddelen; treinen, wegen, alles vol soldaten, vluchtelingen, reizigers. Aankomst in Antwerpen om 13.45 u. Bij ’t uitstappen des treins streng nazicht der paspoorten : Bij ’t eenzelvigheidsbewijs wordt de reiscoupon geeischt, met de vraag : Waar geweest ? Waarom ? Waarheen nu ? Wat … daar doen ? enz. enz. Het meerendeel der reizigers moet blijven zitten tot nader onderzoek. We vernemen dat al de vreemdelingen, die van af 1 Aug. in Antw gekomen zijn, die stad en het omliggende moeten verlaten. Mededeeling in een dagblad, dat Heyst gisteren of eergisteren beschoten is, houtmagazijn en woningen in vlammen opgegaan, doet ons voor den Heikant het ergste vreezen. Vertrek naar Lier. Daar komt Louis Seymus, onze gebuur, de eerste kennis, dien wij hier zien, in den trein en hij stelt ons gerust. Hij vertelt :
“1. Dinsdag acht dagen (18 Aug) waren omtrent al de bewoners van het dorp weggevlucht, maar de meesten zijn ’s anderen daags weergekeerd. Den volgenden dag was het weer vlucht : een patrouille uhlanen kwam over den steenweg tot omtrent het huis van Jos Van den Eynde, - trok terug en den steenweg op naar Melcauwen. 1 gaf Felix Truyts, die misschien wilde wegloopen, eenige plakken met de lans op de broek, ging bij Louis Schoeters binnen en dwong dezen te tappen. Aan ’t Duifhuis richtte zich een deel uhlanen naar Berlaer, terwijl de overigen de richting van Itegem of Hallaer namen. - De meeste gevluchten keerden naar huis terug om het vee te voederen. Eenige geiten uit de buurt zijn bijeen gejaagd in uwen hof; wij, eenige jongens uit de buurt gaan die alle dagen melken en voederen.
2. Eergisteren is een tweede patrouille van 10 of 11 man over den Heikant gekomen tot voorbij “’t Hoefijzer”. Belgische soldaten kwamen uit de richting van Lier. De eerste dezer, men zegt een jongen van Itegem, meende eerst met Belgen te doen te hebben, doch nauwelijks had hij in den eersten aankomende een Duitsch erkend, of hij vuurde er op. Deze en zijne makkers keerden spoedig terug. Maar op ‘t gerucht der losbrandingen kwam een Belgische patrouille over den steenweg van Steenbeek naar Gangelberg toegesneld en viel onmiddellijk den vijand aan. Meer dan 150 schoten werden gewisseld met de vluchtende Duitschers. De aanvoerder dezer laatsten viel, man en paard doodelijk getroffen, neer tegenover het kapelleken op den hoek der Smidstraat, en werd in de gracht nevens de baan bedolven. Een andere zwaar gekwetste rende, zoo goed mogelijk ondersteund door een niet gekwetste kameraad, door de dorpskom van Berlaer-Heikant, voort in de richting van Heyst. De overigen, die volgden hun hoofd vermoedelijk hadden zien vallen, vluchtten deels door veld en kant naar de Smidstraat en verder naar Alphelaer, deels door de Heidestraat en over Melcauwen naar Hallaer en Heyst. Eenige uren later voerde een Belg. patrouille den vermelden zwaargekwetste, die door zijn makker ergens voorbij het Kruispunt achtergelaten was als krijgsgevangenen naar Lier. Daar hij scheen te bezwijken werd de E.H. Pastoor van B.-Heikant bijgeroepen, doch dezen scheen er geen leven meer in te bespaeren. Het lijk werd te Konings-Hoyckt op den hoek van het veld tegen de losplaats van de tram begraven. Des anderendaags werd Heyst van op ’t Laer en den Aerschotschen steenweg beschoten. –eenigen besluiten uit wraak door dien achtergebleven gekwetste door een toegekomen D. auto niet werd gevonden. De beschieting deed te Heyst het houtmagazijn van Mr. De Greef en aanpalende woning in vlammen opgaan en beschadigde den kerketoren en verscheidene huizen.
3. In Schriek zou een klein kind in de armen zijner moeder doodgeschoten zijn, en begraven op ’t Goor. Uit de dorpen van tegen Aerschot aan zouden vele mannen en jongelingen door de D. gevangen en meegevoerd zijn. Louis raadt ons aan op den Heikant niet te blijven vernachten; iedereen is er weg. Jan Wouters (Pachters), ook in den trein zegt, met gebaar van vreeselijken angst : “M., gisteren hebben wij te Heyst vreeselijke dingen beleefd. Nooit of nooit vergeet ik dat!”. Alois Bogemans, veldwachter, insgelijks met eenige vluchtelingen terugkeerend zegde : “Men schat dat er van Heyst en Boisschot 300-400 man meegenomen zijn naar Aerschot en elders, de E.H. Onderp. van Boisschot moest ook mee”. Tusschen Kloosterheide en Berlaer stopt de trein tot na een woordenwisseling met een Belg. patrouille op den spoorweg (Het treinpersoneel bestaat uit militairen). Alhoewel in Lier gezegd werd, dat de trein maar tot Berlaer loopt, rolt hij na enkele stonden gestopt hebben, voort naar Heyst. Frans Brandts, Louis Vervloet en een of twee anderen, die nabij de stopplaats van Melcauwen wonen, zijn in Berlaer afgestapt ; is misschien uit vrees?. Wij willen mee. -Voorbij Berlaer-statie zijn alle woningen (vensterluiken) gesloten, - is geen levend wezen meer te zien. -Aankomst te Melcauwen : de trein stoomt door. Herbergen zoowel als andere woningen zijn potdicht gesloten. Aan de schuif staan 7-8 personen ( Louis Winkelmans en vrouw, Jos Cannaerts, Mar. Spits, Aug. en Hubert Kempeneers, Aug. Keuleers) allen met doodsangst op ’t gelaat. Aug. Kempeneers, baanwachter, weigert het bedrag der reis Lier- Melcauwen: “ Niemand moet hier betalen” zegt hij, “ maar die willen terugkeren, mogen niet lang wegblijven, want de trein loopt maar tot Heyst”. Jos Cannaerts keert naar zijn ledig staand huis weder. Aan de woning van Alf. Rijmenants komen 4 of 5 jongens uit den kant gesprongen, zeggend dat zij nog niet vervaard zijn!.
Bl.8.
Fr. Laenen per velo, Louis Wellens en Kar. Celen te voet, spoeden zich naar de spoorweghalt toe en zijn de laatste bekenden die wij ontmoeten. In ’t vlakke veld ten N. der prov. en ten O. der dorpskom is eene loopgracht gegraven. Niemand te zien om ons wat te vertellen. Alle woningen gesloten en verlaten. Kondet gij dooden hier op ’t kerkhof mij maar zeggen wat hier al gebeurd is! Misschien zijt gij gelukkig deze dagen niet meer te moeten beleven! Zoo droomend komen wij op de baan nevens de kerk. Wij kijken links en rechts, nog eens heen en weer, alles gesloten, geen enkele kennis te zien! Maar toch iets : Drie voertuigen achter elkander opgepropt met vluchtelingen, den schrik op ’t gelaat, komen uit de richting van Lier aangerold. Een hoopje vreemdelingen : kleine meisjes barrevoets waarvan een met bloedende teenen, met 2 of 3 oude vrouwen, die met een paternoster in hand hunne tranen afvagen, trachten over de hobbeligen weg de rijtuigen te volgen. Terwijl we de trappen optreden der pastorij, stopt ‘t laatste voertuig. We bellen 3-4 maal, niemand verschijnt, alles blijft gesloten, en ’t gespan rolt voort. Op de witte voordeur vinden wij met potlood geschreven : “ Wij zijn naar de pastorij te Kessel gaan vernachten. J. Van Lo….” Wij schrijven er naast : “Volgens “Het Handelsblad” – uitgave van heden namiddag – verbetering in toestand : 140 treinen Duitschers vertrokken. Ms.” We spoeden ons voort. Wat is ‘t hier toch akelig : de liederlijkste plaatsen der dorpskom, smidse en hoefstal, het voorhof der schoenmakers, waar schier dag en nacht beweging en rumoer heerschten, geschertst en getierd werd, zijn doodsch en verlaten. Zoovele herbergen, en niet de minste verversching te bekomen! Veloweg en de schooldreef door paardenhoeven omgewoeld! Zouden Verelst’s daar achter in het loosstr. van hunnen hof niet verscholen zitten? Daar is onze woning, onzen hof, onze school. Bloemen en gewassen op de koer bloeien schooner dan ooit; druiven, peren en appelen in massa bleven ongedeerd en rijpen; de bloemen in ’t voorhofje prijken bij duizendtallen; de bladeren van de druivelaars zijn tot 1,5 m. hoogte afgevreten, de hofpaden zijn fel begrond, maar bloemen en groenten in W.hofje lachen toe. Op ’t achterhofje zijn bloemen en planten op de perkjes verdwenen. De staldeur staat open : onze geit, door eene andere gevolgd, vliegt bij ’t hooren onzer stem, ons al blatend tegen ’t lichaam omhoog. Wat heeft ze te zeggen : te klagen over eenzaamheid, vreemde en slechte behandeling, honger, schrik. Een rosse hond, die de heele koer heeft beklauwd, blaft en grolt tegen de verschrikte dieren. We verjagen hem. De cobagés piepen en klauteren tegen de afsluiting omhoog. We werpen wat erwtstroo in hun hok, -beter misschien hen te verlossen : we rukken de afsluiting weg. Terwijl we de klink der huisdeur oplichten, komt de geit ons opnieuw angstig blatend op ’t lijf gesprongen; vraagt ze bescherming ? Dieren zijn te beklagen als menschen. De deur is nog op ’t slot, maar rond het sleutelgat bemerken wij sporen van nagels of van scherpe voorwerpen; heeft men gepoogd in te breken? Alles is echter nog goed gesloten. Tussen gewassen in den achterhof bemerken wij nog 1 of 2 geiten. We spoeden ons naar voren; binnengaan duurt te lang, want we denken naar de statie van Berlaer te gaan, en in passant een blik te werpen op het D. graf aan ’t kapelleken en op onze oude geburen in de Smidstraat, waar we van 1882 tot 1892 hebben gewoond. Daarbij de zon begint reeds laag te dalen. Tot tweemaal moeten wij de geit, die ons niet wil verlaten, terug naar achter leiden. Ontsteld door medelijden, vluchten wij weg en slaan het voorpoortje dicht. Zullen wij dieren, huis, bloemen, al wat ons zo dierbaar is, nog wederzien. Daar is Louis Seymus weer! Wij zetten hem nogmaals aan in zijn dagelijkse dierenverzorging zoolang mogelijk voort te gaan, en we haasten ons naar Gangelberg toe. Aan den inkom van het dorp komt een paard in rijtuig in vollen draf aangerend, zoo dat vuurvonken uit de straatsteenen springen. L. Seymus verdwijnt vlug achter de woning van Suetens: Zijn
Bl.9.
het misschien listige uhlanen? Wij snellen door tuin en over veld naar den molen der Smidstraat. Achter de woning van Louis De Vries hooren wij een gemor in de lucht : een vliegtuig “taubevorm” zooals te Brugge afbeeldingen aangeplakt zijn, komt uit de richting van Leuven , zwenkt rechts tusschen onze kerk en het “Kruispunt” en richt zich naar Hallaer. De zon verdwijnt. Het vee links en rechts blaat akelig. Langs de woning van Fr. Mertens loopen wij door kant, over gracht en veld in rechte lijn – zonder één mensch te ontwaren- naar den molen. Bij ’t overkruisen der Smidstraat aan de woning van Alf. Ceulemans, stooten wij op eene groote kudde runders, voortgedreven door Frans Ceulemans, Ed. Nauwelaerts, Fr. Nauwelaerts en L. Bogaerts. Een soldaat is hen komen zeggen, dat het tijd was te vluchten. We spoeden ons voort langs den molenberg, recht naar het “Hooghuis”, zooveel wij loopen kunnen. Andermaal geronk achter onzen rug.Wijl ’t gemor ongemeen hevig is blikken wij omhoog; maar ’t zweet, dat ons de oogen vult, belet ons iets te ontwaren. Zou die verwenschte gast ons tot mikpunt eener proeve willen nemen? Het geronk houdt op. Op misschien 100 m. afstand zien we tegen het leiken van ’t Hooghuis in de kant twee dikke, oude struiken dicht bij elkander staan, bedekt met dicht tweejarig hout. Op één, twee, drie hebben we ze bereikt en klampen ons aan de meest hellende onderzijde vast. Wij durven den stam schier niet lossen om buiten de twijgen eens te gaan kijken. Wat kan de vrees iemands verbeelding op hol brengen. Na eenige seconden herbegint het geronk, en reeds ver over ons heen. Met afgedroogde oogen en ontlasten adem bemerken wij dat het geen D. wangedrocht is, maar een eendekker zoals wij er op ’t Wilrijksche plein reeds zagen zweven. Doornat van het zweet komen wij aan de statie van Berlaer, waar de trein op min dan 100 met. voor ons wegrolt. Eenige volwassenen, Louis Seymus is er ook weer bij, Peer Vervoort ... zijn door de Belg. wachten op den steenweg naar Lier teruggejaagd, en trachten nu over K.-Hoyckt de stad te bereiken. Een persoon aan de schuif der spoorwegs zegt ons, dat de E.H.H. Pastoor en Onderp. in burgerkleeding door Berlaer zijn gepasseerd. Wij haasten ons langs de Klets naar Lier. ’t Wordt duister. Van een weinig voorbij ‘t “Beeksken” tusschen de forten van Kessel en Lier, is alle houtgewas neergeveld, op een breedte van eenige honderd meters! De herberg “ ’t Houten huis” ligt in asch. Links en rechts zoo ver het oog draagt, niets dan soldaten. Loopgrachten, dubbele versperringen met pikdraad op 10 m. breedte tot tegen de gekasseide bedding, met opening zoo nauw dat er maar een kar door kan. Hier en daar rookende fakkels en lantaarnen aan palen opgehangen, tusschen breede grachten of kuilen met houten planken, palen en ijzeren pontrelles opgezet; hoopen stroo, timmerhout, rollen pikdraad, zijlen en bachen over strooien legersteden, autos en wagens, -vormen een mengelmoes dat bij het sombere fakkellicht een spookachtig uitzicht krijgt. Op weg naar de brug drommen soldaten soms zoo dicht dat men er zich nauwelijks nen weg kan door banen, meerderen onder hen met een nachtvlindertje aan den arm! Geen streng toezicht op paspoort, noch velo. Soldaten aan de brug, in de stad, in alle herbergen en winkels, soldaten van aan ’t fort tot Lisp toe, waar men ons zegt dat er in den dag 30 duizend zijn voorbijgetrokken. 20.30 u. aankomst bij koz. Jef – tante Cecile met kinderen en verdere familie binnen Antw. Gevlucht,is na Zeppelintocht met bommenaanval onmiddellijk uit die stad weergekeerd. 23 u. ter rust, maar geen vaak; onze gedachten willen van B.H. niet weg.
30. Naar 5u. mis te Lisp. Veel soldaten naderen ter H. Tafel. De EH.Ond. stuurt hun eenige hartelijke en aanmoedigende woorden toe. Ontbijt in gezelschap van sergant-four. Lampens (7e lin. Reg.) van Maldegem bij kozijn Jef. Gesprek over den toestand : BH ligt in een gevaarlijke linie, men raadt ons sterk af weer te keeren. Wij besluiten onmiddellijk naar Brugge terug te keeren. We ontmoeten eene rij soldaten van verschillende wapens (in gesloten gelederen) van af Lisp tot aan de statie, die in de richting van Emblehem trekken. Bij ’t overstappen des spoorwegs ontmoeten we op ‘t onverwacht Jos. Lambrechts een jongeling (soldaat) uit onze buurt; wenschen hem veel succes etc… De wachtzaal van 3e klas (in de statie) is in een groot zwijnenhok herschapen. In de statie neemt men ter verzending geen burgerlijke (?) telegrams aan; men verzend ons naar ’t postbureel in de Mechelstraat, waar we naar Brugge laten seinen “Ik kom”. De Groote merkt staat vol artillerie. In de statie, voor ’t vertrek des treins vertellen 2 priesters-aalmoeseniers hun wedervaren. “Te Lathuy – zoo verstaan ten minste – hebben Belgen bij vergissing op elkander geschoten en zijn 2 man gevallen.” Vertrek om 7.40 u. met veel vertraging. Tusschen Contich en Oude God bemerken wij langsheen de spoorbaan gevluchte kennissen vooral van Goor en Achterheide. Nabij OG. Vernielt men op dit oogenblik een villa en beplantingen. Treinen met vluchtelingen rollen voorbij. In de richting van Dendermonde dezelfde beweging van gisteren, maar meer schansen van opgestapelde zakken zand. Overal soldaten tot aan laatstgenoemde stad. Van Gent naar Brugge zijn wij in gezelschap van een spoorwegmachinist. Nabij de statie van Aelter zegt hij : “Ziedaar M., stukken rails door de ontploffing die de Duitschers hier veroorzaakt.” Aankomst om 12.40 u.
31. we moeten ons tevreden stellen met het nieuws der dagbladen, die veelal gewagen van voordeelen door de geallieerden op alle fronten behaald, van terugslaan des vijands, buitmaken van
Bl.10.
Krijgsmateriaal, enz., zonder te spreken over voordeelen door den vijand behaald.
September 1. Mijn broeder Isidoor, heden morgen uit Lier aangekomen, deelt het een en ander mee uit onze streek: a) Te Tremeloo zouden buiten de kerk en de pastorij, nog 3 of 4 huizen rechtblijven. Op Grootloo zijn 3 woningen neergeblankt. Van Grootloo hebben de meeste uhlanen hunnen weg door de Gommerijnstraat, en niet door het dorp van Schriek, naar Goor en Heist voortgezet. b) Een jong kind van zekeren Baeten op de vlucht doodgeschoten, is op ’t Goor begraven. Een 76-jarige ouderling Van Woensel, voor den vijand wegvluchtend is met doorschoten schouder en been neergezegen. c) Aan een gering huis onder Bael, waar de man gevlucht is en de vrouw met 2 kleine kinderen zit te weenen, werd door den bevelhebber eener voorbijtrekkende patrouille Duitschers op de deur geklopt. De vrouw meer dood dan levend, antwoordde op de vraag des officiers dat haar man in het leger is. Dan vraagt hij : “ Hebt gij eten voor u en uwe kinderen?” – “ Neen M.” – “Kleederen?”. “Niet veel” - Weldra stoppen wagens, soldaten brengen rollen kleerstof en stukken versch vlees binnen. De officier zijn tasch openend en een briefje van 100 fr. toonend, vraagt: “Kent gij dit?”. “Ja, M., dat is 100 fr.”. “ Zie , dat is voor u”. En de man gaf haar 7 bankbriefjes met eenige juweelen bij. Vertrekkend zegde hij : “ Er zal u geen kwaad geschieden” en hij schreef eenige woorden op de deur. (Zou dat wel waar zijn?) d) Bij de zuster van moeder (Jos Adams-Wouters, Kruisbrug te Schriek) komt een Duitscher binnen : “Waar zijn uwe zoons?” – “M., die zijn over 5 dagen met ons gaan vluchten, wij alleen ik en mijn man zijn teruggekomen, maar zij niet.”Kom binnen M., mag ik u iets te drinken geven? (’t Was stikkend heet) “Drank, ja.” Een flesch bier werd gehaald, maar moei en een buurvrouw, die daar toevallig binnen was, moesten eerst drinken. Daarop dronk de bezoeker zijn glas. Dan vroeg hij naar den man en deze moest met hem meegaan. Op Kruisbrug (steenweg Schriek-Bael en Tremeloo-Goor)niet ver van zijne woning, moest oom zeggen waar iedere tak naartoe leidt. Oom antwoordde rechtzinnig. Daarop trok de D. een kaart uit den zak, bekeek en zegde : “Gij zijt brave lieden; geen kwaad doen aan u.” en eenige woorden werden op den muur geschreven. e) In 2 of 3 landbouwersgezinnen zijn zoon of dochter eenige stuks vee moeten gaan meeleiden, en tot heden nog niet weergekeerd. –Een 30tal personen uit de Gommerijnstraat en omliggende zijn mee naar Aerschot genomen, men denkt om te werken.-
2. Broeder Is. wil over St. Niklaas en Antwerpen naar huis weerkeeren. Bij gebeurlijk nieuwe vlucht denkt hij de richting Oostmalle, Hoogstraeten, Holland te nemen.
3. Tot tijdpasseeren nemen wij aanteekening uit “Bruges, Histoire et Souvenirs” door A. Duclos (prachtwerk – bij Van de Vijvere-Petyt)
4. Wandeling naar ’t Oefeningsplein.-10.30 u. Een “taube” vertoont zich boven de stad. Bij gelegenheid dezer wandeling onderhoud met M. Cappon, onzen patroon, over eene aardrijksk. en geschied. der omstreken (in betrek met aanteek. over Brugge. Vele vluchtelingen uit de omstreken van Dendermonde komen toe; men spreekt van een aanval op die stad.
5. Uit dagbladen : Kardinaal Jac. della Chiesa, aartsbisschop van Bologna, geboren te Genua den 24 Nov. 1854 is tot Paus gekozen en heeft den titel aangenomen van Benedictus XV. Hij spreekt buiten ’t Italiaansch, Fransch en Spaansch.
6. Niets bijzonders over den strijd. Wandeling naar Koolkerke. –Voortzetting van aanteekeningen.
7. Onze zuster Euphrasie, met haar gezin, even buiten de vesten van Brugge, op ’t gehucht Aveloo, onder de gemeente Assebroeck verblijvend, deelt ons mee : “Zekere Jef Janssens van de Hazebergen (tegen de grens van Bael en Tremeloo) onder Schriek, gisteren bij haar aangekomen, wist, bij wat broeder Is. reeds verhaalde, ’t volgende te voegen : a) Bij de verwoesting van Tremeloo werden onder Schriek 30-40 mannen en jongelingen opgevangen en voor hen uitgedreven naar Tremeloo, om de verwoesting aldaar af te zien en bij te wonen. Daarna liet men hen vrij terugkeeren. b) ’s Anderendaags ging Jozef (zoon v. Ferdinand) Op de Beeck, in gezelschap van eenige kameraden naar Tremeloo ook eens zien. Toen ze aldaar, of onder weg eenige D. soldaten bemerkten, sloegen ze op de vlucht, - doch viel Jozef onder ’t Goor in de handen van eene andere groep uhlanen, die hem meevoerden. Tot op heden is Jos nog niet weergekeerd.- Vandaag zou eene zware botsing hebben plaats gehad te Wetteren en te Melle. Voor de overmacht zijn de Belgen moeten wijken. Talloze soldaten komen hier aan uit den strijd.
8. Onze huisbaas (M. Cappon) komt met 2 uit den slag komende soldaten binnen : de eene is een 30jarige Poolsche Rus, die in Toulouse zijne studiėn heeft aangevangen en (voor ingenieur) die nu elders voortzet. De andere is een 23 jar. student der Hooge school van Luik. ’t Zijn beleefde mannen, gezellig en lustig van aard. Terwijl ze zich het ontbijt goed laten smaken dat de herbergzame familie Cappon hen aanbiedt, vertellen zij ’t een en ’t ander, maar niets bijzonders uit den strijd.
wordt vervolgd
|