Grootlo – Wat betekent deze toponiem?
door René Lambrechts
Etymologie : Taalwetenschap op zoek naar oorsprong en geschiedenis van een woord of naam. Reeds eeuwen wordt de mens gefascineerd door de studie naar de herkomst van namen of woorden, omdat wij juist door deze woorden een duidelijker beeld van ons verleden willen verkrijgen. We willen ook weten wat ze juist betekenden. Bij deze zoektocht stuiten we op tal van problemen. 1° Waar en wanneer werd het woord voor het eerst gebruikt ? 2° Kan ik beschikken over betrouwbare bronnen ? Op de eerste vraag kan men enkel met benaderende veronderstellingen antwoorden. Ook de 2e vraag bezorgt elke taalvorser kopzorgen. a) Uit het Oudgermaans – Oudnoors of Oudnederfrankisch bezitten we zeer weinig geschriften. b) Daar er in die tijd en ook nog vele eeuwen later geen woordenboeken of spellingsregels bestonden, schreef ieder zijn eigen taaltje op eigen wijze neer (= dus dialect). c) Gelet op ons historisch verleden, wonen wij in een gebied waar vele volkeren, culturen en talen zich met elkaar hebben vermengd. ( het Latijn van de Romeinen, het Germaans van de Franken, het Noors van de Noormannen ) d) Voor 1100 vinden we hooguit plaatsnamen en persoonsnamen uit onze streken terug in oorkonden of andere archiefstukken, meestal in een Latijnse versie. Pas in het begin van de XIIe eeuw verschijnen de eerste teksten in onze taal : het Middelnederlands. Onze huidige taal : het Nieuwnederlands begint met de onafhankelijkheid van Nederland omstreeks 1550.
*De topografie is de wetenschap die zich bezig houdt met het zojuist mogelijk beschrijven van een plaats op onze aarde. Naast de omschrijvingen met alle mogelijke termen van natuurlijke elementen als meer, ven, rivier, … en beschrijvingen qua begroeiing als : moeras, heide, bos, … kende men vanouds ook namen toe aan grote of kleine gebieden. Deze toponiemen zijn op hun beurt de bronnen voor een nieuwe studie : Van waar komen die namen? Hoe oud is deze naam? Wat is hun betekenis? …? Zo noemde Caesar onze streken destijds “Belgica” wat later zal gebruikt worden om ons land de naam België te geven. Zo zal ook GRUTLO de naam geven aan dit gehucht en honderden jaren later zal EMELOO aan de basis liggen van het huidige Tremelo.
Oude toponiemen blijven soms eeuwen bestaan, zijn zelfs terug te vinden in tal van achternamen van weleer, terwijl anderen slechts tijdelijk in gebruik zijn geweest om nadien in alle anonimiteit te verdwijnen of te worden vervangen door een nieuwe, misschien modernere naam. Vele oude benamingen komen op zeer veel verschillende plaatsen voor zoals het woord ‘broek’ dat men terugvindt van de kust tot in Limburg. Maar wie kent in Schriek nog de Springstokvoetweg van 1856 of de onderbanken te Grootlo van 1440 ? Namen die helaas soms volledig zijn verdwenen.
Groot-loo We mogen hier het opzoekingswerk van de Grootlose Vriendenkring zeker niet vergeten, temeer dat het enkele merkwaardige uitspraken bevat welke om een woordje uitleg vragen.
“NAAM BETEKENIS"
De ontleding van de plaatsnaam geeft zeer dikwijls bepaalde aanwijzingen in verband met de geschiedenis en de oorsprong van die plaats. Daarom gaan wij in dit hoofdstuk enkele bedenkingen wijden aan de naam Grootlo. Deze benaming vinden wij in oude geschriften op diverse wijzen geschreven, in vele gevallen neergepend zoals het blijkbaar werd uitgesproken. Het eerste tot nu toe gevonden, geschreven stuk, waarin de naam Grootlo voorkomt, is de akte van 1226, waar op de keerzijde Groetloe vermeld is, een tekst opgemaakt in oud Nederlands. De achterzijde is opgesteld in het latijn en daar schrijft men "Grutlo".(*1) In een schepenakte van 30 november 1481 vinden we terug de schrijfwijze Groetloe, (dit zou wel kunnen voortkomen van de gesproken taal, in ons huidig dialect klinkt het nog zo). In het inventaris van 1898 nr 162 schrijft men "de verhuring van het cappelgoed van Grootloo". Omstreeks het einde van de 17e eeuw treffen we op een vaantje "Den Soeten naem Iesus tot Groteloo". (*2) Behoudens enkele zeldzame schrijfwijzen als Grootte, Grootloy, wordt de betiteling Grootlo behouden tot omstreeks 1950, bij een nieuwe spelling werden alle plaatsnamen eindigend op Loo ingekort tot Lo. Welke schrijfwijze wij ook onder de loepe nemen, steeds vinden wij twee woorden: groot en lo(o) terug, uitgezonderd in de tekst der Berthouden.
Wat het eerste gedeelte van het woord betreft, zijn er spraakkundig gezien weinig moeilijkheden te zoeken: groot betekent in onze taal: wijds, uitgestrekt.
HET ACHTERVOEGSEL LO Wat Lo(o) betreft is het heel wat anders. In vele plaatsbenamingen, vooral in de oudst gekende, vinden wij dit achtervoegsel terug, o.a. Westerlo, Tessenderlo, Tongerlo, enz... (Deze twee laatste dorpen bestonden reeds ten tijde van de romeinen.) Aangaande de betekenis van dit woord zijn de meningen van de geschiedschrijvers nogal verdeeld. Sommige beweren dat het afgeleid is van het latijnse woord "locus", wat plaats betekent. Zo wordt beweerd dat de oorspronkelijke benaming van Tessenderlo "Taxandria Locus" zou geweest zijn. De Kempen werd inderdaad ten tijde van de romeinen Taxandria genoemd, zodat Tessenderlo een plaats in Taxandria betekent. Het is zeer goed mogelijk dat Lo het latijnse woord locus vertegenwoordigd, wat echter niet wil zeggen dat het er werd van afgeleid. Immers in de streken, ten noorden van onze huidige taalgrens, waar de romeinse kultuur praktisch niet is doorgedrongen, vinden we evenzeer "Lo" terug op diverse plaatsbenamingen. Volgens Smits, in zijn schatkamer van de Nederlandse oudheden, afgeleid van het friesche woord "loeg", wat niets anders betekent als dorp. Alting daarentegen beweert dat het komt van het keltische woord "loog", wat betekent een dorp bij of op een hoogte. Willems en Schayes laten uitschijnen dat het een bos is, terwijl De Smet en Warnkoenig er een beboste hoogte mee aanduiden. Bij Becanus vinden we een hoogte naast een moeras of vliet, Kannegieter vertaalt Loo door een vochtige, moerassige streek, Kreglinger door een dorre zandige plaats maar voegt er tevens aan toe dat het een plaats of streek kan betekenen. Vele van deze betekenissen zijn wat Grootlo betreft aanneembaar. Immers ten tijde van de Berthouden, was het gelegen aan een rand van een groot moeras (het Berthoutmeer), waarvan de meren te Pijpelheide een de moer in Grootlo een overblijfsel zijn. Anderzijds lag het aan de rand van het Waverwoud, dat zich uitstrekte van Mechelen tot aan het Graafschap Aarschot.
Hieruit mogen we besluiten, dat Grootlo betekent: een grote plaats of dorp in het woud, gelegen aan een moeras.
Het achtervoegsel LO geeft ons tevens een groot vermoeden dat de benaming zeer oud is.
VOLGENS DE LEGENDE Volgens de legende zou het woord voortkomen van "Groot Loon". Op de plaats waar de kapel thans staat, was er vroeger een groot bos. Op een bepaalde dag was een boer er stronken aan het rooien en vond er een schat, welke hij zonder veel plichtplegingen op zijn zolder verborg, als een appel voor de dorst, maar sinds zijn vondst had hij geen rust meer en besloot met het gevonden geld een.kapel te bouwen. Om zo gauw mogelijk van zijn onrechtmatige eigendom verlost te zijn, betaalde hij zeer hoge lonen, vandaar "Groot Loon".(*3) Er wordt zelfs beweerd dat dit gebeurde tijdens de bouw van de kerk van Aarschot, rond 1100.
EEN ANDERE MOGELIJKHEID Wanneer wij de benaming,uit de akte van W. Berthout, nader bezien en i.p.v. groot, grut (Grutlo) bestuderen kunnen wij het volgende besluiten. Grutte is een plant of beter gezegd en kruid dat in de middeleeuwen gebruikt werd om een bepaald aroma aan bier te geven. Zoals de geschiedenis ons leert, kende onze voorouders iets van dit brouwsel. Pratisch elke "oude belg" brouwde zijn eigen bier. Welnu dit kruid groeide uitsluitend in moerasgebied. En aangezien Grootlo gelegen was aan een groot moeras en lo in woordverklaring plaats kan betekenen, zou het kunnen zijn!!! dat de benaming van ons dorpje komt van "een plaats waar men grutte vond".(blz 37-39)
*1 In het vorige bericht heb ik het uitgebreid gehad over deze akte van 1220. De Nederlandse tekst op de rugzijde is een notitie welke is aangebracht door een onbekende archivaris of historicus op een onbepaald tijdstip, misschien slechts tweehonderd jaar geleden. Het tot op heden oudste nederslandstalige document heb ik teruggevonden in het RA Arnhem. Het bevat de rekening van de inkomsten voor het land van Mechelen van 18 november 1331 tot 30 januari 1333 en daar is te lezen: “Dits op Grote Loe te meye 107 lb.8s. tor., valent …” “Dits op Groetloe ten selven tide: ….” En dit in hetzelfde document.
*2 Voor de beschrijving van het bedevaartvaantje verwijs ik naar het bericht met die naam. Ondertussen weten we dat de tekening van het vaantje beduidend ouder is.
*3 Wie beweert dat legenden verhaaltjes zijn zonder waarheden, doet de geschiedenis oneer aan. Zie wat ik vond op de eerste blz van het oudste doopregister van de parochie St.-Jan Baptist te Schriek anno 1604.
“…in ecclesiæ nostra St Jois Schriek et Hoogeloon co tempore quo suit Pastore Henricus Bellenus Lovaniensis…” Kwam dit verhaal misschien van de pastoor en was het wellicht in oorsprong Leuven in plaats van Aarschot. Wie zal het ons nog kunnen vertellen? Maar één zaak staat vast, deze legende was destijds sterk in de omgang, zelfs zo erg dat de pastoor de naam van de legende gebruikte om de gemeenschap van Grootlo aan te duiden in zijn doopregister.
Wat zeggen taalkundigen nu over de betekenis van LOO? D. Buddingh heeft in zijn “Verhandeling over het Westland ter opheldering der LOO-EN, WOERDEN en HOVEN IN 1844“ een stukje neergeschreven met de verschillende betekenissen van het achtervoegsel -loo in vele plaatsnamen.
“Kiliaan, Alting, Piccart en Smids, en anderen, verklaren dit woord door: ‘een verheven hoek lands’ en trachten dit door voorbeelden te bewijzen. De Hoogl. Ypey , Mr. Bilderdyk en Hoeufft , omhelzen dit gevoelen (11); de Franschman Rocquefort stemt daarmede vrijwel overeen (12) ; doch Ds. Heldring zegt: ‘Loo is ligt het heilig bosch, waar de Batavier zijnen Wodan diende.’ (13) Geene dier verklaringen kunnen wij als de onze omhelzen: wij zien in ‘ Loo’ en in al die Loo-en, waarvan ons vaderland nog vol is, niet anders dan de eenvoudige beteekenis van ‘water’, en denken daarbij aan de ‘bron’ der Germanen, waarvan Tacitus gewaagt; aan de waterdienst der Germaansche volksstammen, aan de heilige bron des voortijds, waaraan wij thans vertoeven, de Urdr-bron der Scandinaviërs.” (blz 11) Becanus verklaarde wellicht als eerste dat loo komt van het Latijnse locus, wat plaats betekent. Hij voegde er aan toe: plaats aan een moer, of aan een veen. Velen volgden zijn zienswijze, maar de meeste plaatsen op lo komen voor in Vlaanderen en Nederland, dus boven de taalgrens, waar de invloed van de Romeinen zeer gering was. Picart haalt er zelfs het Hebreeuws bij waar het ‘hoek land’ zou betekenen. Smids ziet Friese verbanden met ‘loeg’ wat dorp betekent.”
In het boek : DE VLAAMSE GEMEENTENAMEN van uitgeverij Davidsfonds lezen we op blz 151
“Het element lo is zeer frequent als grondwoord in de gemeentenamen van de provincie Antwerpen (ca.25 % van de hier behandelde Antwerpse namen) en dan vooral in de Antwerpse (ook Limburgse) Kempen. Dit laatste kan daar een argument zijn voor de interpretatie 'poel, ven, enz.’ aangezien de Kempen (volgens J. Caesar) van oudsher een onherbergzaam, moerassig gebied waren. Dat moest onvermijdelijk zijn neerslagvinden in de namenvoorraad.”
In Vlaanderen worden bijna alle dorpsnamen op lo omschreven als bos (open plek in het bos), in navolging van de grote Van Dale en zijn etymologisch woordenboek. Geldt dit nu ook voor Grootlo = groot bos of grote open ruimte in het bos? Alle oude kaarten van onze streek situeren ten oosten van de kerk van Schriek een vrij groot moerassig gebied, dus geen bos of geen open ruimte. Belangrijk in de schenkingsakte van 1220 is ook dat het gaat om 6 bunder HARDE grond, dus niet gelegen in het moeras. Ook de verklaring voor Bollo = rond bos in veen- en moerasgebied of Tremelo = bos aan of in de weide lijken mij moeilijk te kunnen. Daarentegen kan ik het volledig vinden bij een verklaring lo = water, geen stromend water, maar vrij grote ondiepe waterplassen met enige specifieke begroeiing van struiken en waterplanten. Ooit las ik als verklaring : buitendijks water, wat we nu zouden kunnen omschrijven als overstromingsgebied bij beken en rivieren.
Zo betekent Grootlo dus een groot buitendijks water (zie de kaart in het vorige bericht met de 10 meter hoogtelijn en het adjectief groot is hier niet overdreven); Bollo als rond buitendijks water en Tremelo wordt dan buitendijks water in de beemden. Nu nog zijn deze stellingen met oude, en nu nog aanwezige bewijzen te staven.
Ouderen zullen zich zeker nog herinneren hoe de beemden tussen Tuindijk en Tramlei ’s winters onder water kwamen te staan. Daar hebben velen van ons nog leren ‘schofferdanen rijden’ = schaatsen. Ook in de omgeving van het Schrieks kerkhof zien we zowel links als rechts van de Tuindijk de lager gelegen delen welke in onze jonge jaren dikwijls onder water stonden. Voor de Bollo, vinden we nu nog grote vijvers van camping ‘De Meren’ en Tremeland. Ook ten westen van de kerk van Tremelo zijn nog vijvers of poelen terug te vinden. En bij de grensbepaling van de parochie Schriek in 1309 lezen we: “ We hebben de afbakening bepaald de loop van de walgracht die heel het gebied omsluit. Toch hoort tot dit gebied ook een stuk grond dat buiten de dijk ligt, genoemd het Berthoutmoer.” Dat Berthoutmoer waren de vroegere moerputten gelegen ten zuiden de Raambeek met een gedeelte heide tot Tremelo-kruis en de grenzen van Aarschot (Baal), een gebied dat we nu kennen als de Bollo. Ook op de vrij gedetailleerde Ferrariskaarten van 1777 zijn de historische restanten van deze poelen nog duidelijk zichtbaar.
Ook de toponiemen van de kleinere deeltjes van Grootlo verwijzen naar de vochtige moerassige ofwel de droge heideachtige delen binnen Grootlo. Hier een opsomming van deze oude namen. Natte delen: 1. Berthoutmoer – 2. Puttebeemden – 3. de Koudhalzen – 4-5. de Voorste en Achterste Brakkenvelden – 6. de Schanshoek – 7. de killige landen – 8. het Rot – 9. Zwalperland – 10. de Verdronken ves(=vors) – 11. het Goor Droge delen: 12. de Donken – 13. de Hazebergen – 14. de Hoge Heide – 15. de Kwade heide – 16. de Capelle heide
|