Laozi (ook gespeld als Lao Tzu, Lao Tse en vele andere varianten) was een Chinese filosoof uit de 6e eeuw voor Christus en is naar men zegt de stichter van het taoïsme. Het is onzeker dat Laozi [vertaalt uit het chinees-oude meester ofwel meester Lao] een historisch figuur was. Zijn biografie in De Verslagen van een Historicus (eerste eeuw voor Christus) stelt dat hij een tijdgenoot was van Confucius en diende als curator van de dynastieke archieven tot hij zich terugtrok in het Kunlun-gebergte.
Het verhaal vertelt dat Laozi enige tijd als filosoof rondtrok, maar dat niemand naar zijn waarheden wilde luisteren. Uiteindelijk gaf hij het op de mensen goede raad te geven en besloot de beschaafde wereld, in dit geval China, te verlaten. Aan de westgrens kwam Laozi echter een poortwachter tegen, die hem wist over te halen zijn ideeën in elk geval op te schrijven, omdat het toch zonde zou zijn als die helemaal verloren zouden gaan. Laozi schreef hierop de Tao Te Ching. Het aan Laozi toegeschreven werk, de Tao Te Ching (Boek van Weg en Deugd), is een verzameling van 81 korte Chinese teksten. Het is echter waarschijnlijk dat de Tao Te Ching niet door één auteur geschreven is, maar dat het een verzameling wijsheden is. Geleerden dateren het werk uit de tweede eeuw voor Christus.
Deze Chinese wijsgeer was een vroom en religieus mens, die zich ervan weerhield om theologische meningen uiteen te zetten. Onder de algemene term 'hemel' vatte hij samen de geestelijke en oorzakelijke factoren, die de materiële schepsels bezielen en leiden. Voor hem waren de bevelen van de hemel absoluut en onveranderlijk. Alle dingen blijven voortbestaan in overeenstemming met de verordeningen van de hemel. Verder dan dit riskeerde hij zelden iets en liet metafysische (bovenzinnelijke) beschouwingen over aan mensen, die meer geneigd waren tot het abstracte. De centrale gedachte van het Confucianisme kan worden samengevat in de eenvoudige stelling; dat de wijsheid van het verleden de deugdzaamheid van het heden ondersteunt, en dat de deugd van het heden het welzijn van de toekomst verzekert.
Kong Fu-zi werd geboren 551 voor Christus (in 1999 was dat 2550 jaar geleden) in Qufu (Lu, de huidige provincie Shandong). Hij overleed in 479 voor Christus. Zijn vader stierf toen hij drie was, maar ondanks de armoede die hiervan het gevolg was, genoot Kong een verzorgde opvoeding. Hij huwde toen hij 19 was en werd leraar na de dood van zijn moeder. Ruim 20 % van bevolking in Qufu (spreek uit: Chü-fu) heet nog Kong. Er is recentelijk door de Post-Mao communisten een pretpark gebouwd, een soort Disney Kong, met een Confuciusparcours, Confuciuspostzegels, souvenirs, kalenders en zelfs een Confucius-karaoke. Het lokte het eerste jaar al drie miljoen bezoekers. In de jaren zestig en zeventig hadden de maoïsten het confucianisme nochtans bestreden, mede om dat "het gezin" één van de vaste waarden is.
Het confucianisme is geen godsdienst, maar eerder een levenshouding en een filosofie. Er zijn geen kerken of priesters, wel tempels voor ceremoniëlen.
Confucius en zijn opvolger Meng-zi (Mencius; 371-288 voor Christus) legden de nadruk op een humaan bestuur boven een gezagshandhaving door geweld. Zij legden de grondslag van de nog altijd bestaande Chinese traditie dat de heersers zich ten aanzien van het volk, dat aan hun zorgen is toevertrouwd, moeten gedragen als 'vader en moeder'. Hun argument was, doe anderen niet aan, wat je zelf niet wenst te ondergaan.
Een stelregel was dat het vermogen van de mens onbeperkt is en dat men promotie moet maken op grond van zijn bekwaamheid en niet op basis van zijn afkomst. Alle loopbanen stonden dus open voor alle talenten. Zeer snel ging men ambtenaren benoemen na vergelijkende examens, of 'confuciaanse examens', een Chinese eigenheid die veel eeuwen de Chinese turbulenties overleefde. Deze examens duurden negen dagen en werden om de drie jaren ingericht.
Kong's theorie wou ook dat de heerser zijn macht ontleende aan 'Het Hemels Mandaat'. Hij verloor dit als hij zich schuldig maakte aan onkoninklijk gedrag.
Op deze manier was een opstand tegen een slechte vorst of het omver werpen van een corrupte dynastie gerechtvaardigd.
Sleutelwoord van het confucianisme is jen, dat tegelijk liefde, goedheid en menselijkheid betekent. Vaste waarden waren deugden als; piëteit (shu), trouw (chung), betrouwbaarheid en respect voor de ouders (vooral de vader). Wie al deze waarden verenigde mog zich een chün-tzu noemen, een perfecte gentleman.
Morele beginselen hadden vooral tot doel de openbare orde te bewaren en waren geen godsgeboden.
Kong legt bijvoorbeeld de nadruk op rituelen en ceremoniëlen, maar dit was alleen bedoeld om de gewone beleefdheid in de samenleving te handhaven.
Een harmonische samenleving kon alleen bestaan wanneer op alle vlakken zeden en gewoonten van overleveringen en tradities gekend waren en dat men die nauwkeurig bestudeerde en ook in acht nam. Confucius stelde zijn leer niet te boek. Dat deden enkele discipelen. Eén van de meest betrouwbare bronnen over zijn leven en zijn gedachtengoed is Lun Yü.
Zijn ideeën en die van zijn discipelen is ook geboekt in Shi Shu (de Vier Boeken), de confuciaanse lectuur voor vele generaties
Bodhidharma 482 - 539 was een boeddhistisch leermeester, ook bekend als Daruma Daishi in Sanskriet en Pu Tai Ta Mo in Japans.
Bodhidharma werd geboren als prins in de Saadili familie in Zuid-India. Hij gaf echter zijn positie op om in de voetsporen van de Boeddha te treden en werd de leerling van Prajnatara.
Hij trok over de Himalaya naar Tibet en vandaar naar het Chinese hof waar hij keizer Wu Ti, zelf boeddhist, zijn doctrine voorlegde. Deze moest echter niets van zijn gedachten hebben. Hij begreep Bodhidharma's cryptische uitspraken ook niet. Op de vraag, wat voor beloning de keizer zou krijgen in het hiernamaals voor het verspreiden van het boeddhisme en het bouwen van tempels, antwoordde Bodhidharma: "Niets".
Bodhidharma vertrok daarop -waarschijnlijk in 526- naar de Berg van het Berenoor in het Sung gebergte, waar de Shaolin tempel gevestigd was. Hij trof de monniken van dit klooster in fysiek slechte staat aan. Zij deden weinig anders dan mediteren en waren daardoor fysiek niet erg fit. Bodhidharma maakte daar een einde aan door een vechtkunst te introduceren als middel om beter aan de fysieke eisen van het mediteren te kunnen voldoen. Er wordt beweerd dat Bodhidharma was getraind in de vechtkunst die kalaripayattu heet, en dat hieruit de Wushu- de vechtkunst in China is ontwikkeld. Bodhidharma benadrukte echter dat deze kunst alleen voor zelfverdediging tegen bijvoorbeeld de bandieten van dit afgelegen oord gebruikt mocht worden. Een van de oudste gezegden van Shaolin is daarom dat 'iemand die een gevecht begint al onmiddellijk verloren heeft'.
De geschiedenis van deze vechtsporten is zeer vaag. Er zijn ook bronnen die beweren dat Chinese vechtsporten veel ouder zijn, van vóór de tijd van Bodhidharma.
In de oude tijden toen de Gele Keizer werd geboren was hij begiftigd met bovennatuurlijke talenten; tijdens zijn vroege jeugd kon hij al spreken; toen hij nog heel jong was, was hij snel van begrip en scherpzinnig; als volwassene was hij oprecht en vol begrip; toen hij zich volledig ontwikkeld had steeg hij op naar de hemel. De Gele Keizer stichtte als eerste Qin, wat nu eigenlijk China is.
Om zijn rijk te beschermen maakte hij het begin van de bouw van de Grote Muur (221 v Chr). Hij verenigde de koningrijken, vaak onder dwang, om zo de 1e keizerlijke dynastie te vormen. Deze staat werd sterk gemilitairiseerd.. dwangarbeid en slavernij werden gewoon, verklikkers en spionnen werden beloond.
Aan het hof waren veel magiërs en leraren in dienst die het levenselixer uit moesten vinden. Als grondleggers van de traditionele Chinese gezondheidsleer hebben zij een grote rol gespeeld.
De radicale hervormingen van de legalisten, maakten van Qin een gevreesde en sterk georganiseerde staat, die bovendien zijn geografische ligging kon uitbuiten. De bergengten waardoor de Wei stroomde, waren gemakkelijk te beschermen en een kanaal met een irrigatiereservoir maakten de gronden extra vruchtbaar.
Zijn eengemaakte rijk werd in 36 militaire provincies ingedeeld, de stadsmuren van de veroverde steden werden afgebroken en wapenbezit werd onwettig verklaard.
Maten, gewichten en wielassen werden eenvormig gemaakt, alle kanalen werden met elkaar verbonden en alle wegen kregen drie vakken.
De middenstrook was voorbehouden voor de keizer.
Boeren moesten niet alleen het land bewerken. Ze kregen ook keizerlijke diensten opgelegd, zoals de aanleg van wegen, en een militaire dienstplicht. Edelen en boeren werden gedeporteerd. Wie iets te zeggen wilde hebben, moest in de hoofdstad komen wonen, en boeren moesten veroverde gebieden gaan bevolken. Boerenopstanden zouden het rijk van Qin na Shi's dood vernietigen.
De door Qin's legalisten verguisde confucianisten waren uiteraard belangrijke tegenstanders. Ze trokken zijn koninklijke afkomst in twijfel en hekelden het feit dat hij zich als een godheid uitgaf. Uiteraard werden ze vervolgd. Alle confucianistische boeken werden verbrand.
De gele keizer is de man die het terracottaleger liet begraven bij zijn hoofdstad Xian . Barbaarse stammen bedreigden indertijd zijn rijk. De nomadische Xung-Iu, voorouders van Hunnen (en Turken), leefden van plunderingen. Zij kwamen uit Midden-Azië en veroorzaakten massale volksverhuizingen, die uiteindelijk het ook het Romeinse Rijk ten val hebben gebracht.
Qin besloot in de bergen de noordelijke Grote Muur op te trekken. In feite versterkte hij alleen delen die noordelijke staten eerder in de valleien hadden gebouwd. Onder zijn bewind kreeg de Grote Muur een lengte van 2.400 kilometer.
De muur zou later verbouwd en voltooid worden door de Ming-dynastie. Qin overleefde de realisatie van zijn bouwwerk slechts enkele jaren.
Het thema van deze allegorie is op een klassieke wijze op een rol geschilderd. Deze afbeelding is in heel China bekend. Je ziet drie mannen rond een vat azijn staan. Ze hebben elk hun vinger in een vat azijn gedoopt. Uit de gezichtsuitdrukking van ieder blijkt hun individuele reactie. Dit zijn geen gewone azijnproevers, maar vertegenwoordigers van de drie geestelijke stromingen in China. De azijn die ze proeven staat voor de essentie van het leven. De drie meesters zijn K'oeng Foe-tse (Confucius), Boeddha en Laozi (auteur van het oudste bestaande boek over het Taoïsme; de Tao Tse Tsjing).
K'oeng Foe-tse kijkt zuur. Voor hem deed het leven nogal zuur aan. Hij geloofde dat het heden niet in de pas liep met het verleden en dat het menselijk bestuur op aarde niet in harmonie was met het Universum (de Hemelse Weg) Hij hechtte veel waarde aan eerbied voor zowel de voorouders als oude rituelen en ceremoniën. Volgens hem was de keizer een tussenpersoon tussen de grenzeloze hemel en de begrensde aarde. Alles was nogal strikt en volgens voorgeschreven regels. Het Confucianisme bestaat uit een buitengewoon ingewikkeld stelsel van rituelen die elk op een bepaald tijdstip een bepaald doel dienden. Dit werd zeer ver doorgevoerd.
Voor Boeddha, de tweede figuur op de voorstelling, was het leven op aarde bitter, hij kijkt ook bitter, vervuld van gehechtheid en begeerten wat het lijden voortbracht. De wereld werd beschouwd als een illusie, een rondwentelend wiel van pijn voor alle schepselen. Om vrede te bereiken, moesten de Boeddhisten boven 'de wereld van het stoffelijke' uit stijgen. Door de optimistische houding van de Chinezen werd het Boeddhisme aanzienlijk veranderd. Maar de vrome boeddhist zag zijn weg naar het Nirwana vaak belemmerd door de bittere wind van het bestaan.
De derde man, Lao-tse (Laozi), glimlacht als hij de azijn proeft. Volgens Lao-tse kon de natuurlijke harmonie die vanaf het eerste begin bestond tussen hemel en aarde door iedereen worden gevonden, op ieder willekeurig tijdstip, maar niet door de regels van het Confucianisme te volgen. De aarde was een afspiegeling van de hemel en werd geregeerd door dezelfde wetten, maar niet door de wetten van de mensen. Lao-tse was van mening; hoe meer de mens ingreep in het natuurlijk evenwicht van de universele natuurlijke wetten, hoe meer de harmonie verdween. Hoe meer de mens forceerde, hoe meer moeilijkheden. Zwaar of licht, nat of droog, snel of langzaam, licht of donker, snel of langzaam, alles droeg zijn eigen aard in zich (het ying-yang principe). Wanneer men de aard der dingen geweld aan doet zou dit vele problemen veroorzaken. De wereld was voor Lao-tse een leermeester die waardevolle lessen leerde. Als de lessen werden geleerd en de natuurlijke wetten werden nagevolgd dan zou alles goed gaan. De werkzame kracht die hij zag achter alles in hemel en aarde noemde hij Tao, 'de weg'.
Lao-tse glimlacht op deze afbeelding terwijl de azijn toch vies moet smaken. Door in harmonie te werken met de levensomstandigheden verandert de Taoïstische opvatting datgene wat anderen misschien als negatief ervaren in iets positiefs. Zuurheid en verbittering komen voort uit de geest, die verstorend werkt en geen waardering kent. Het leven zelf is zoet, wanneer dit wordt begrepen.
Door de eeuwen heen ontwikkelde Lao-tse's klassieke leer zich in verschillende vormen; de filosofie, het kloosterleven en de volkreligie. Deze kunnen worden samengevat als het Taoïsme. De eenvoudige manier van werken met alles wat er in het leven gebeurt, het te waarderen en ervan te leren. Geluk is het natuurlijke resultaat van deze harmonieuze levenswijze. Blijmoedige sereniteit en een subtiel gevoel voor humor zijn de meest opvallende kenmerken van een taoïstische persoonlijkheid.
Het is moeilijk om het begrip Qi (spreek uit als chi) in en paar woorden te verduidelijken. In Chinese woordenboeken worden voor het karakter 'Qi" meer dan 20 verschillende betekenissen gegeven. Als je ervan bewust bent dat Qi niet enkel en alleen een begrip is, maar bij uitstek de Chinese manier van denken vertegenwoordigt. In de westerse literatuur wordt Qi gelijkgesteld met 'energie'. Dit is de meest eenvoudige manier waarbij je op z'n minst 'iets' voor kunt stellen.
Het symbool bestaat uit 2 delen, namelijk uit het begrip rook en het begrip rijst bundel.