Verlichte geesten (bodhisattva's) kunnen zich goden inbeelden die dan door “extreem aangescherpt voorstellingsvermogen” even werkelijk worden als wij, mensen, die sowieso al illusoir zijn op zich.1 Die door de tantra yogi 'gevitaliseerde yidam' worden geïdentificeerd met een dubbel van het eigen zelf, het zijn 'gematerialiseerde gedachtevormen', zoals àlle wezens en dingen. Noens: “Tijdens het stervensproces zouden mensen 'met mindere kennis' zich pas echt realiseren dat ze fysiek dood zijn wanneer hun individuele bewustzijnsstroom - of karmisch bepaald cintinuüm van gewaar-zijn - de lichaamloze toestand tussen twee incarnaties bereikt.”2 Bij het sterven van de bedreven yogi, verlaat zijn fijnstoffelijk lichaam het materiële lichaam via de fontanel.
The Hermetic Order of the Golden Dawn haalde in het oosten haar inspiratie voor de creatie van astrale gedaantes. Dr. E.W. Berridge: “(...) Als een mens zich iets verbeeldt, schept hij in feite een vorm op het astraal of zelfs nog hoger vlak; en deze vorm is even werkelijk en objectief voor intelligente wezens op dàt plan, als onze aardse omgeving voor ons is.”3 Bij Aleister Crowley gingen magie en verlichting hand in hand met (moreel, seksueel) grensoverschrijdend gedrag en het gebruik van hashish en psychedelica: “(...) indien dit (seksuele) Geheim, dat een wetenschappelijk geheim is, volledig begrepen zou zijn... zou er geen enkel product van menselijke verbeelding in de praktijk niet gerealiseerd kunnen worden.”4
Het mahayana-boeddhisme vertoont parallellen met het Chinese taoïsme. Het tao is de zelforganiserende zijnsgrond van alles. Russell Kirkland: “(...) men kan zijn leven slechts in wijsheid leven wanneer men leert hoe te leven in overeenkomst met de onzichtbare krachten en subtiele processen, niet op basis van de meer prozaïsche bekommernissen van de samenleving.”5 Noens: Het gaat steeds weer om “dezelfde archaïsche, wereldwijd verspreide archetypische ideeën/beelden, die overigens ook hun weg vinden in de fantastische literatuur.”6
Het Mysterium tremendum et fascinans of het numineuze geheim en gevoel van Rudolf Otto dat dezelfde realiteit weerspiegelt “(...) kan met stoten en stuiptrekkingen plotseling uit de ziel naar voren breken. Het kan ook leiden tot vreemde opgewondenheden, tot roes, vervoering of extase. Het heeft zijn ruwe en barbaarse omgangsvormen en uitingen. En het ontwikkelt zich in het fijne, gelouterde en verheerlijkte. Het kan worden tot het stille en deemoedige sidderen en verstommen van de creatuur voor het - ja waarvoor? Voor wat in onuitsprekelijk geheimnis boven alle creatuur is.”7
Het terugkerend holisme ('alles weerspiegelt zich in alles') weerspiegelt zich in Indra's net, een uitgestrekt net met in iedere maas een juweel dat alle andere juwelen weerspiegelt - zo weerspiegelen zich alle werelden in elkaar. Dat geldt ook voor het mysterie van de tijd en de Chinese filosoof Fazang zegt: “Omdat een ogenblik geen essentie heeft, doordringt het het eeuwige, en omdat lange tijdperken geen essentie hebben, zijn zij volledig aanwezig in één ogenblik... daarom zijn in een gedachteflits al de elementen van de drie tijdsperioden - verleden, heden en toekomst - volledig aanwezig.”8
Ludo Noens begint zijn tiende hoofdstuk, “Hunkeren naar een zuiver land”, met een beknopte, bevattelijke schets van de hedendaagse wetenschappelijke opvatting over het ontstaan en de evolutie van het universum en besluit dat naast 5 pct. veronderstelde materie, 95 pct. van het heelal volstrekt onbekend is of dus slechts bestaat als mathematische entiteiten. Het uitzetting-en-samentrekking model van het heelal correspondeert in het hindoeïsme met het uit- en inademen van Brahma. En Boeddhisten hebben het over talloze parallelle universa, corresponderend met het multiversum van de kosmologen van vandaag.
Zowel het boeddhisme als het taoïsme en het Tibetaanse bön spreken over het Zuiver Land of 'paradijs' (Sukhavati in Indië en devachan in Tibet), door de mededogende Amitabha gecreëerd (door scheppende meditatie, uit geherstructureerde conventionele wereldsystemen) voor wie deugdzaam hebben geleefd.
In een hologram (virtueel 3D maar eigenlijk 2D) weerspiegelt elk stukje het totaal: “alles is aanwezig in alles”. Het 'holografisch universum' van de hedendaagse kosmologen verwijst daarnaar. Stephen Hawking publiceerde over Zwarte Gaten: oneindig dense punten of singulariteiten die alles opslokken en waaruit alleen de zg. Hawkingstraling kan ontsnappen - na Hawkings dood onzin genoemd maar hoe dan ook is de theorie onverzoenbaar met de kwantummechanica. De neurofysioloog Pribram en de kwantumfysicus Bohm trachten met de concepten holografisch brein en holografisch universum de beide theorieën te redden. Alweer corresponderen hiermee de aloude hindoeïstische opvattingen. Zo schreef Heinrich Päs in 2023 het werk getiteld: “The One: How an Ancient Idea Holds the Future of Physics.”1 Noens: “[Päs]verdedigt uitvoerig de (zeg maar hindoe-boeddhistische) stelling dat ons universum één samenhangend geheel vormt, hierin àlles met àlles niet-oorzakelijk verbonden door non-lokale kwantumverstrengeling. In dit gigantisch alléénstaand kwantumobject, aldus Päs, evolueren dan ruimte, tijd, materie en levende wezens als illusoire inhoud...”2 Tenslotte legt Noens nog de zg. simulatiehypothese uit, geënt op science-fiction, waarbij men zich in een virtueel universum bevindt...
De paranormale vermogens of siddhi's van de yogi's zijn geen doelen doch (soms hinderlijke) bijwerkingen op het pad naar de verlichting. De Rig Veda verwijst in dat verband naar de ceremoniële (psychoactieve) drank Soma. De siddhi's komen vooral aan bod in de Bhagavata Purana en de Vishnu Purana behandelt de vier soorten esoterische kennis (vidya's) m.b.t. het opwekken van occulte krachten, tovenarij, aanroepingen en ware wijsheid. Onze werkelijkheid zou een actualisering zijn van oorspronkelijk onbewogen guna's. Noens verbindt die idee met wat de kwantumfysicus David Bohm zegt over een ongedifferentieerd universum aan de basis van onze realiteit.
De hindoe filosofie heeft het over het gaandeweg denser worden van de ijle fijnstoffelijkheid, weerspiegeld in de microkosmos van het menselijk lichaam (de geest en het vlees). Patanjali legt uit hoe gedachten stoffelijke objecten worden ingevolge gehechtheid daaraan, wat kan gestopt worden door onthechting (yoga), met als resultaat dat objecten zonder tussenkomst van gedachten kunnen bestaan en alleen nog zelfbewustzijn overschiet. Door concentratie, contemplatie en meditatie op een object, stopt het denken, alleen extase blijft over. De verlichte yogi kan dan de stof naar zijn wil manipuleren (magie). Ook christelijke heiligen geven blijk van gelijkaardige krachten, waaronder kennis van de vorige incarnaties, fysieke krachten, helderziendheid, levitatie en doden tot leven wekken en Paulus beschrijft hoe christenen zoals Christus uit het natuurlijk lichaam een geestelijk lichaam verkrijgen: “De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel (…).”1
Het Tibetaans dodenboek spreekt over wedergeboorte, de dood yoga of bardo, handelend “in het bijzonder over het optreden van de zgn. vreedzame en toornige goden tijdens de subtiele toestand tussen fysiek sterven en fysieke wedergeboorte.”1De gestorvene krijgt het Heldere Licht van de Leegte te zien. De dode kan daar in opgaan maar meestal wil hij wedergeboren worden. Dan volgt, veertien dagen lang, een soort levensoverzicht met eerst het optreden van de vreedzame goden, dan de toornige. Vervolgens komt de dode bij bewustzijn in een mentaal lichaam, kennelijk vergelijkbaar met het zg. 'subtiel lichaam' waarbij de dode geconfronteerd wordt met zijn geweten. Visioenen van parende koppels lokken dan de dode naar een nieuwe moederschoot in één van de vele 'bestaansrijken', afhankelijk van de morele verdiensten van de betrokkene, met als uitersten de hemel en de hel.
Bij de overleveringen horen ook (waarschuwende) verslagen van zg. delogs over heen- en terugreizen naar het hiernamaals met vooral beschrijvingen van de hel zoals in Dante's Divina Comedia en gelijkend op de beschrijvingen van BDE. Ook Plato's beschrijvingen (in zijn Politeia) door de gesneuvelde soldaat Er gelijken daar op. “Veelbetekenend”, aldus Ludo Noens, “is wel dat de westerling, in opmerkelijke tegenstelling tot de oosterling, eerder positief staat tegenover het idee van wedergeboorte.”2
Waar sceptici zeggen dat niemand dat allemaal kan weten omdat niemand ooit terugkwam uit de dood, antwoorden de yogi's dat niemand onder ons niet terug kwam uit de dood.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 18 december 2024)
1Ludo Noens, o.c., 121. De tibetoloog Donald Lopez linkt het 'terugvinden' van het Tibetaans dodenboek door een mysticus in 1823 aan het 'terugvinden' van het Boek van Mormon door Joseph Smith (aan wie in dat verband in 1823 de engel Moroni zou verschenen zijn).
Onder 'mentale technologie', zoals het achtste hoofdstuk heet, verstaat Ludo Noens de technieken die de oosterlingen sinds oudsher gebruiken om door te dringen tot de kern van de werkelijkheid. Tweeënhalf millennium geleden gaat prins Siddharta Gautama leven als een bedelaar en na zes jaar 'ontwaakt' hij tot Shakyamuni Boeddha: vanuit de Vedanta geheel onthecht van het wereldse en van het 'ik', ontsnapt hij aan samsara, het rad van de wedergeboorte, en bereikt het nirvana, het Absolute Zijn. Hij vermijdt uitleggingen (die in feite waanzin zijn) en richt zich op de praktijk: het 'ik' is de oorzaak van alle leed en moet overwonnen worden. (De leer kent dan verschillende vertakkingen en stromingen die evenals de christelijke sekten met elkaar in oorlog geraken.) Volgens Noens sluit het wereldbeeld van zekere Boeddhisten aan bij dat van westerse natuurkundigen (en ook Chinese filosofen), vooral inzake het zg. 'kosmopsychisme': “(...) op fundamenteel kwantumniveau bestaan er slechts abstracte eigenschappen (kwantumvelden), zonder massa of materiële dragers hiervan.”1En de Avatamsaka soetra uit de derde eeuw zegt: “(...) Eindeloze actie rijst op uit de geest; vanuit actie ontstaat de veelsoortige wereld. Begrepen hebbende dat de ware natuur van de wereld geest is, zich gerealiseerd hebbende dat deze wereld is als een droom, en dat alle Boeddha's slechts weerspiegelingen zijn, dat alle beginselen (dharma) zoals echo's zijn, beweeg je je onverstoord in de wereld.”2 De Tibetaan Kaloe Rinpochee: “Het menselijk karma is voldoende gelijk om ons allemaal min of meer dezelfde wereld te doen ervaren (...)”3 De Amerikaanse fysicus John Wheeler spreekt over een universum dat ontstaat en groeit en waarin pas het bewustzijn dat daarin ontstaat, werkelijkheidswaarde aan de kosmos geeft, de huidige en die van voordien. Yogi's gebruiken meditatietechnieken die het rationeel denken lam leggen, de aandacht verscherpen en de dingen direct vatten.4 In dat verband spreken tibetologen over 'spirituele technologie': “(...) diepe meditatieve aandacht en verzinking zonder discursief/analytisch denken, met opheffing van fysische omgeving en tijd (Sanskriet: dhyana). (…) Hierbij hoort een stapsgewijze inwijding in een onorthodox hindoe-systeem van onzichtbare betrekkingen binnen het zogeheten subtiel lichaam, met kleurige wielvormige energiecentra, zogeheten chakra's, ingebed in drie centrale kanalen, en rondstromende levensenergiewinden (prana).”5 Hedendaagse academici hebben het dan over “de ontdekkingsreizigers van het innerlijk universum.”6Noens legt onder meer de Milam of droomyoga uit waar ervaren wordt hoe zowel de wakkere wereld als de lucide droom begoocheling zijn en het Regenbooglichaam dat gelijkaardig lijkt aan het verrezen lichaam van Jezus van Nazareth of met zijn gedaanteverandering op Tabor.7
Een volgend hoofdstuk handelt nogmaals over hypnotische regressie. Hypnotische suggestie (mesmerisme) kan hallucinaties uitlokken, gewaarwordingen maar ook personen die er niet zijn, aanwezig brengen. De gehypnotiseerde kan buitenzintuiglijk waarnemen in ruimte en tijd. Ook post-hypnotische suggestie is mogelijk: iemand voert in wakkere toestand werktuiglijk opdrachten uit die hem uren voordien onder hypnose werden opgedragen. Albert de Rochas interesseerde zich voor regressie naar vorige levens en voor het 'etherisch lichaam', het dubbel van ons lijf dat 'fijnstoffelijk' is en dat hij van het stoffelijke lichaam meende te kunnen losmaken, wat leidde tot een “extériorisation de la sensibilité”, waarbij de gewaarwording van de proefpersoon “tot ver buiten de grenzen van zijn fysiek lichaam wordt geëxterioriseerd”1. Het zou gaan om een 'zenuwkrachtenergie' of 'vitaal fluïdum' waarover reeds Paracelsus sprak, dat zich los doorheen muren zou kunnen verplaatsen en ook door sommigen zou kunnen waargenomen worden - in het spiritisme heeft men het over het 'ectoplasma'. Een beklemmend getuigenis over een vrouwelijke gestalte die zich vormt uit de linker zijde van het lichaam van het medium Francis Monck, is van niemand minder dan Alfred Russell Wallace (de man die samen met Darwin de evolutietheorie stichtte). Ook Nobelprijswinnaar Pierre Curie bevestigt het bestaan van deze fenomenen. De Rochas laat zijn proefpersonen onder hypnose teruggaan naar de kindertijd, de baarmoedertijd en de tijd voor de ontvangenis. De herinnering zou niets te maken hebben met de hersenen maar wel “met het uitgetreden 'fluïd body', via hetwelk psychische territoria buiten onze vertrouwde ruimte en tijd kunnen bereikt worden (...).”2
Als reïncarnatie bestaat en we hebben ook een hoger zelf, dan lijkt het aannemelijk dat sommigen zich vorige levens kunnen herinneren. Dat komt vaker voor bij kinderen en die regressie naar een verleden bestaan zou ook kunnen worden uitgelokt onder hypnose. Bekend zijn getuigenissen van onder meer Salvator Dali over gedetailleerde herinneringen aan het foetale bestaan. Onder hypnose zou men niet alleen naar vorige levens kunnen migreren maar volgens sommigen ook naar toekomstige. Maar historicus Ian Wilson bewees in zijn “The After Death Experience” dat herinneringen die men situeert in een vorig leven, vaak jeugdherinneringen zijn. Anderzijds publiceerde deze 'skepticus' in 1978 wel “The Turin Shroud” waarin hij aantoonde dat de lijkwade van Jezus uit de eerste eeuw stamt.1
Inzake die 'valse herinneringen' volgt een hoofdstuk over mentaal tijdreizen, het savant syndroom en synesthesie waarin Noens er met Rob Nanninga op wijst dat Penfield het al bij het rechte eind had met de stelling “dat die specifieke zintuiglijke indrukken wel degelijk als met een braincam geregistreerd werden (...)”2 (met name door het in de medische vakliteratuur genoemde HSAM of het “Higly Superior Autobiographical Memory”3, wat overigens niet hetzelfde is alshet kalender- en cijfergeheugen van sommige autisten en zogenaamde idiots savants4 (vaak zwakzinnigen of mensen met hersenschade5) en ook verschillend van het 'fotografisch geheugen'.6
Bij synesthesie roepen zintuiglijke prikkels gewaarwordingen op die niet extern veroorzaakt worden (bijvoorbeeld: muziek horen maar tegelijk niet aanwezige kleuren zien). “(...) de gevarieerd zintuiglijk waargenomen wereld zou als geheel in een simultaan proces onverbrekelijk associatief verbonden kunnen zijn met het (ideële) taalkundige netwerk in het menselijk brein.” (…) Anders “zouden wij wellicht niets anders opvangen dan een soep van ononderscheiden sensaties.”7'Mirror-touch synesthesia' lokt de emotionele ervaring van een ander die men ziet of aanraakt uit op de synestheet8 - een sterke vorm van empathie - door Noens gelinkt aan PSI (helderzienden, telepaten, BDE) maar ook feitelijk als 'samenlijdelijkheid', bijvoorbeeld bij genetisch identieke tweelingen.9 En de mysticus Jiddu Krishnamurti wordt plotseling de steenhouwer die hij aan het werk ziet: “Ik was in alles, of liever alles was in mij, levend en levenloos, de berg, de worm, en alles wat ademde.”10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17 december 2024)
1Ludo Noens schreef zelf een boek over de lijkwade van Turijn: “Subliem licht op de Lijkwade van Turijn”, Aspekt B.V., 2015.
4Ludo Noens, o.c., 84. Noens vermeldt het historisch voorbeeld van de veertienjarige blinde savante Leslie Lemke die als veertienjarige Tchaikovsky's eerste pianoconcerto speelde, na het eenmaal gehoord te hebben op Tv.
In zijn vierde hoofdstuk, “Geheugen en herinneringen”, spreekt Noens niet alleen over het geheugen of dus de kennis van het verleden maar ook over de kennis van de toekomst, welke volgens Blavatsky mogelijk is bij BDE, namelijk als 'reminiscentie' of 'het geheugen der ziel', waarbij “de stervende zich op een gebied bevindt waar noch verleden noch toekomst bestaat, maar alles één heden is.”1
'Shared Death Experience' of een met anderen gedeelde terugblik op het leven tijdens de stervensfase zou kunnen betekenen dat de geest werkzaam is buiten het brein. Zo zijn de 'akasha kronieken' van de vedanta een soort extern geheugen dat alles bevat, toegankelijk voor helderzienden.2 Vandaag geloven wetenschappers meestal dat het geheugen moet toegeschreven worden aan de werking van het brein (van mens of computer) en dat bewustzijn een zaak is van brein-complexiteit.
Een bijzonder fenomeen zijn de zogenaamde 'valse herinneringen'. Volgens neurologen wijzen die op zich opstapelende fouten ingevolge het herhaaldelijk oproepen van geheugeninhouden en daarbij komt dat het geheugen zijn plek in het brein deelt met de verbeelding en dat vaak onduidelijk wordt of de bron een persoonlijke ervaring is of bijvoorbeeld een episode uit een roman. Chirurgische ingrepen zouden aan het geheugen ook zaken kunnen toevoegen die nooit hebben plaatsgehad: Japanners testten dit al op vliegen, nog anderen op muizen.3
Blavatsky ziet het brein als kanaal tussen het psychospirituele en het materiële; het geheugen kan niet verdwijnen omdat het “buiten onze voorstellingen van ruimte en tijd een permanent tegenwoordige realiteit is.”4 Noens suggereert hier gelijkenissen met het concept ruimtetijd uit de moderne (Einsteiniaanse) fysica ('eternalisme'). Ruimte en tijd bestaan (in de vierdimensionale ruimtetijd van Minkovski) niet los van hun waarnemers: (tenzij ik mij vergaloppeer [n.v.d.a.]: wat omzeggens voor de ene waarnemer verleden is, ziet de andere waarnemer als heden of als toekomst. Derhalve bestaat er ook geen gelijktijdigheid (- leven wij elk in een ander universum?) Ouspensky: “Wat wij onze wereld noemen, is een illusoire waarneming van de wereld: de wereld door ons gezien door een nauwe spleet (als 'voortschuivende' 3D-doorsneden van onze 4D-wereldlijnen). De verruimde (vierdimensionale) wereld beginnen wij gewaar te worden als die van het wonder; d.w.z. Als iets strijdigs met de realiteit van deze wereld en tegelijk begint deze, onze aardse wereld, irreëel aan te doen.”5
Dan komt Noens met o.m. Ouspensky, Dostojevsky, Proust en Lovecraft in de buurt van het numineuze dat in een 'mystiekachtige heimwee' baadt, met een verwijzing naar de epileptische toevallen van Dostojevsky en de uitspraak uit Openbaring (10:6) “dat er geen tijd meer zal zijn.” Kenneth Ring schrijft in dat verband over “iets dat alle zintuigen tegelijk omvat en overstijgt: 'synesthetische informatieverwerking', een 'supersensorische vorm van kennis” - bij Blavatsky: rechtstreekse kennis door het 'Hoger Zelf'. En Braude meent, zoals Myers, “dat de fysieke hersenen een tijdloos hyperdimensionaal 'Subliminaal Zelf' tot een ingeperkt menselijk zelfbewustzijn 'filtert'.”6
Het blokuniversum van Minkovsky zou volgens Bernard Carr fenomenen zoals precognitie kunnen verklaren maar dan rijst uiteraard weer de pijnlijke kwestie van het determinisme. Carr gelooft dat in een hogere werkelijkheid de wereld alsnog samenvalt met onze persoonlijke ervaring daarvan en zo wordt de vrijheid alsnog gered. Wat in het verleden ligt, bestaat in de door Carr getelde 5D-ruimtetijd werkelijk ergens, waar het fysische met het mentale samenvalt.7
Wat te denken van reïncarnatie? Professor Johannes Poortman, niet de minste onder de Nederlandse filosofen en psychologen, beschrijft in zijn Vehicles of Consciousness hoe een in alle volkeren en tijden ter sprake gebracht 'fijnstoffelijk lichaam' of 'subliem pneuma', bestaande uit elektromagnetische golven, het organisch lichaam na de ontbinding overleeft. De werkelijkheid als zodanig zou bestaan uit verschillende lagen waarvan onze zintuigen alleen de materiële laag kunnen registreren. Zowat twee miljard mensen (onder wie de briljantste logicus ooit, Kurt Gödel) geloven dat wij een onvergankelijke individualiteit hebben die kan reïncarneren in vergankelijke lichamen. “Zo herkenden bijvoorbeeld veel joden in Johannes de Doper de teruggekeerde profeet Elias.”1 De Bhagavad Gita bezingt onze onvergankelijkheid (maar ook Benjamin Franklin, die zegt: “Mezelf in deze wereld vindende, heb ik het gevoel dat ik, in één of andere vorm, altijd zal bestaan”2) en Noens ziet een gelijkenis met wat de eerste wet van de thermodynamica ons voorhoudt, de wet van behoud van energie: “Energie (…) kan (…) nimmer gecreëerd of vernietigd worden, maar slechts doorlopend een andere vorm of gestalte aannemen.”3 Dat gaat door totdat men geheel onthecht geraakt en ontsnapt aan samsara, het Rad van Wedergeboorte.
Onder meer de psychiater Ian Stevenson rapporteerde 2600 gevallen van kinderen die zich hun vorige levens zegden te herinnerden; hun beschrijvingen zouden wonderwel overeenkomen met de realiteit. Ook xenoglossie (mensen die vreemde talen beginnen te praten) en 'Foreign Accent Syndrome' ondersteunen dit verschijnsel en ook dat van regressiehypnose. Noens bespreekt wat de regressietherpeuten Hans Tendam en Wilder Penfield registreerden en haalt ook Oliver Sacks aan. Bijzonder is dat reïncarnatietherapie (rond het begrip 'karma', dat te maken heeft met het via verdiensten opklimmen naar steeds meer volmaaktheid in de volgende levens) bij zekere aandoeningen vaker verlichting brengt.
De psychiater Stanislav Grof die onderzoek deed naar de invloed van LSD en van zekere ademhalingstechnieken op het bewustzijn, kon bij patiënten met geboortetrauma herinneringen oproepen aan hun prenataal leven als embryo en als foetus en dat bracht hem ertoe de Oud-Indische opvattingen te gaan herwaarderen. In tijden van dreigende zelfdestructie ziet hij het heil in een radicale innerlijke transformatie naar nieuwe niveaus van het bewustzijn.4
Die waren niet onbekend aan Emanuel Swedenborg die een soort pranayama yoga beoefende en zijn ervaringen worden gedeeld en beschreven door figuren zoals de dieptepsycholoog C.G. Jung, de islamoloog H. Corbin, de psycholoog H. Silberer en heel wat mystici. Reeds Paracelsus sprak over een 'inwendig hemelruim', heel onderscheiden van de fantasie.
Noens besluit het hoofdstuk met een verwijzing naar William Blake, die zegt dat wie zijn visioenen cultiveert, “de waarheid zal ervaren op een wijze 'die aangepast is aan zijn verbeeldingsenergie'. Die waarheid zal zoveel afwijken van de manier waarop zij aan ànderen voorkomt als er verschil is in het uiterlijk van verschillende mensen.”5
Het is een feit, zo rapporteert Ludo Noens, dat er veelvuldig verschijningen van (bijna) overledenen aan hun nabestaanden gerapporteerd worden, soms aan meer personen tegelijk, waarbij sommigen de verklaring zoeken in een vorm van telepathie, namelijk After-Death-Communication, waarmee volgens navraag zowat twintig percent van de mensen te maken krijgen (sinds de Oudheid in dromen, in BDE en via 'spiegelstaren' (soms met Alice- of met Aladin-effect) maar sinds de opkomst van elektronica kennelijk ook via die weg) - alvast de literatuur staat er bol van, men denke aan de Bijbel, Homerus, Shakespeare, Dickens, Jeanne d'Arc (aan wie Noens een boekwerk wijdde1), of het (door fysicus William Crookes gefotografeerde) spook Katie King. De hoger genoemde dr. Moody zou een verschijning van diens grootmoeder hebben gehad waarvan hij zegt, evenwel zonder daaruit wetenschappelijke conclusies te trekken: “Als dit een hallucinatie was, dan is ook heel mijn leven een hallucinatie.”2Bijzonder is dat sinds 1995 binnen de psychiatrie bij de behandeling van PTSS of posttraumatische stressstoornis de (aan voor rouwverwerking toegepaste IADC of Induced After-Death Communication) gelijkaardige techniek EMDR of Eye Movement Desensitization and Reprocessing wordt aangewend en met succes.3
In de inleiding tot Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke1, werpt Ludo Noens de vraag op of de materialisten dan gelijk hebben. Of alles toeval is en er inderdaad geen God bestaat. Ofwel of wij ons oor ook eens te luisteren moeten leggen bij wat de oosterlingen daarover denken. Want zijn die opvattingen uiteindelijk niet equivalent met de westerse? Gelijkt het wetenschappelijk gegronde kwantumvacuum dan niet op de Leegte van het boeddhisme en op het 'noch zijn noch niet-zijn' uit de Bhagavad Gita? Betekenisvol citeert Noens inzake de kwestie van de waarheidswaarde van onze theorieën, Ouspensky: “(...) Met grote verbazing kwam ik tot de overtuiging dat slechts een klein aantal ideeën correspondeert met werkelijke feiten, dit wil zeggen: werkelijk bestaat. Wij leven in een volslagen irreële, gefingeerde wereld, wij redeneren over niet-bestaande denkbeelden, wij jagen niet-bestaande doeleinden na, verzinnen alles, zelfs onszelf.”2
Andermaal veelbetekenend laat de auteur in zijn eerste hoofdstuk over de 'bijna doodervaring' (BDE), de 17de-eeuwse Augustijner monnik Abraham a Sancta Clara aan het woord met een uitspraak die ook uit de pen van andere mystici is gevloeid: “Wie sterft voor hij sterft, sterft niet wanneer hij sterft.”3Doodsbedvisioenen worden al te vaak afgedaan als hallucinaties maar bijna iedereen heeft ze en ze verdienen meer aandacht want ze zijn 'levensveranderend'. De arts-filosoof Raymond Moody beschreef ze al in 1975 (in zijn Life After Life): een gevoel van (meestal) vrede, zichzelf waarnemen 'vanuit een dubbel ('fijnstoffelijk') lichaam', behaaglijk zweven in een fluwelen duisternis, het zien van engelen, paradijselijke tuinen en een 'wezen van licht', extase (zoals vermeld door Paulus van Tarsus), een ontmoeting met overledenen en een overzicht van het eigen leven en dat alles wordt dan ervaren als 'echter dan echt', wat de expert van Eersel er toe brengt te spreken over 'Near Life Experience' of 'Near Awakening Experience'. Maar die vervoering breekt abrupt en onplezierig af wanneer de bijna-dode wordt gereanimeerd.
Vanuit de kijk die stelt dat het brein de bron is van het bewustzijn, schrijft de wetenschap die ervaringen toe aan zuurstoftekort, endorfines en nog andere fysiologische processen. Echter, de (universele) BDE blijkt het leven van de betrokkenen ingrijpend te veranderen. Maar er is meer: in 2009 publiceerde dr. Moody ook getuigenverklaringen m.b.t. 'Gedeelde DoodErvaringen' (GDE) of ervaringen die de stervende met de omstaanders deelt, alsof zij aan de doodsbedvisioenen participeren.4
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 december 2024)
1Ludo Noens, Het ingebeelde universum. De ontregelende confrontatie met het onmogelijke, Aspekt, Soesterberg 2024.
– Om met de deur in huis te vallen want de tijd dringt...
OVT: Jazeker, de tijd is bijna op... ga door!
– Wat moeten wij nu denken van de toestand in de wereld, de oorlog, de toekomst?
OVT: Dat vraagt iedereen zich af!
– Maar niemand beantwoordt die vraag.
OVT: Niemand durft het antwoord op die vraag te geven!
– En waarom niet dan? Is dat iets om voor te vrezen?
OVT: Zeer zeker!
– Is het antwoord dan zo beangstigend?
OVT: Niet het antwoord is beangstigend, iedereen kent het trouwens. Maar niemand durft het uit te spreken!
– Nu moet ik u wel vragen het antwoord uit te spreken...
OVT: Dat kunt u ook!
– Is dat dan zo?
OVT: Ongetwijfeld. Maar u doet het niet omdat u bang bent.
– Ik voel nochtans geen vrees.
OVT: Wat voelt u dan wel?
– Onwetendheid, denk ik.
OVT: Onwetendheid? Wel, dat is hetzelfde als vrees; het is verkapte angst.
– Hoezo?
OVT: U weet het niet omdat u het niet durft te denken, zoals men iets niet kan omdat men het niet durft te doen. Denken is een vorm van doen.
– Nu wordt het wel abstract...
OVT: Helemaal niet.
– Vertelt u ons dan alstublieft wat wij niet durven te denken.
OVT: Omdat u het vraagt!
– Bij voorbaat dank.
OVT: Hebt u gisteren naar het nieuws gekeken? Het VRT-nieuws?
– U bedoelt het interview met die meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
OVT: Inderdaad: een spreekbuis van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de NAVO, die op 4 april laatst leden die haar 75-jarig jubileum vierde.
– Ja?
OVT: En wat vertelde die meneer gisteren?
– Hij vroeg meer steun voor de verdediging van Oekraïne tegen de Russische aanvallen.
OVT: Steun?
– Ja, geld.
OVT: Kijk, dat klinkt al eerlijker. En was het een vraag om geld of was het een eis?
– Een aanbod, denk ik.
OVT: Een aanbod?
– Wel ja, in principe kan men dat weigeren... wij zijn toch vrije mensen?
OVT: Is dat zo? Zijn wij dan niet gebonden aan een verdrag?
– Jawel, maar...
OVT: Maar wat?
– Indien het een verplichting was, dan was het dwang en...
OVT: Waarom wilde die meneer dan geld?
– Voor onze eigen veiligheid!
OVT: Kijk, mijn beste, ik was hier net de krant aan het lezen, hier staat toevallig en artikeltje dat misschien wel toepasselijk is in deze kwestie. Doe mij een plezier en leest u het eens hardop voor!
– Dit hier?
OVT: Precies...
– “Een zestienjarige scholier kreeg donderdag na school klappen van enkele jongeren aan het station in Geraardsbergen, nadat hij had geweigerd om 100 euro te betalen aan een jeugdbende in ruil voor bescherming.”1
OVT: Begrijpt u het nu?
– Maar... u kunt toch niet de NAVO vergelijken met een jeugdbende!?
OVT: Kreeg de scholier een aanbod of was het een eis?
– Hij weigerde...
OVT: Maar hij had kunnen denken aan zijn eigen veiligheid!
– Maar de NAVO zal ons toch geen klappen verkopen!?
OVT: Kent u de tegenhanger van de NAVO?
– Bedoelt u het Warschaupact?
OVT: Het Warschaupact werd door Chroesjtsjov opgericht in 1955 als tegenhanger van de NAVO en het verenigt de communistische landen militair.2 Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd dat het jaar daarop vervangen door de CSTO, de Collective Security Treaty Organization of de Organisatie voor het Verdrag inzake Collectieve Veiligheid.3
– Inderdaad...
OVT: U ziet toch aan de naam alleen al dat het telkens gaat om organisaties die zich tegenover het eigen volk uitgeven als hun 'beschermers'?
– Ja...
OVT: De NAVO en de CSTO, de westerse en de oosterse beschermingsorganisatie, toch?
– Ja...
OVT: Maar voor het oosten is de NAVO geen beschermer doch een mogelijke aanvaller, niet?
– Inderdaad.
OVT: En voor het westen is de CSTO eveneens geen beschermer doch een mogelijke aanvaller?
– Zo is dat...
OVT: De NAVO vraagt geld aan de westerlingen om hen te beschermen tegen de CSTO, die op haar beurt geld vraagt aan de oosterlingen om hen te beschermen tegen de NAVO, zo is het toch?
– Dat lijkt mij inderdaad het geval te zijn, ja...
OVT: En wie worden daar nu armer en rijker van, mijn beste?
– Het lijkt mij dat de NAVO en de CSTO allebei rijker zullen worden.
OVT: Juist. En waar halen zij hun rijkdom?
– Bij de bevolking, zowel in het westen als in het oosten, zo lijkt het mij.
OVT: En denk nu eens goed na, mijn beste: zou het enig verschil uitmaken indien de NAVO nu eens het oosten zou beschermen en de CSTO het westen in plaats van andersom?
– Wat bedoelt u?
OVT: Precies wat ik zeg.
– Maar dat is toch onmogelijk!?
OVT: Ik geef het u als gedachtenexperiment...
– Dat is wel heel abstract...
OVT: Negatieve getallen zijn dat ook en irrationele nog veel meer maar zij werken, daar gaat het om. Wel?
– U bedoelt dus dat wij...
OVT: Wij moeten ermee ophouden om te denken dat hier het westen tegenover het oosten staat met elk hun eigen verzekeringskantoor: het zijn de verzekeraars die tegenover het volk staan, dat zij uitbuiten. Ik val in herhaling: de oorlog is geen strijd tussen naties onderling; het ziet er wel zo uit maar dat is louter oogverblinding.
– Wat is het dan wel?
De oorlog is een klassenstrijd. Het zijn andermaal de rijken die de armen uitbuiten. Dat zag de joodse kunstenaar John Heartfield, alias Helmut Herzfeld ook al toen hij nog voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog in 1934 een collage maakt onder de titel: “Krieg und Leichen - Die letzte Hoffnung der Reichen”4 Het kunstwerk is actueler dan ooit.
– Maar is dat niet wat kort door de bocht?
OVT: Wie vertegenwoordigt de meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
– De NAVO.
OVT: En wie heeft het voor het zeggen in de NAVO? Zijn het de landen zonder wapens of zijn het de kernmogendheden?
– Zonder twijfel de V.S.
OVT: En wie heeft de macht in de V.S.?
– Dat is de president, zo vermoed ik toch?
OVT: En hoe komt de president van de V.S. in de V.S. aan de macht?
– Op democratische wijze, tiens...
OVT: Door een meerderheid dus?
– Inderdaad, dat is democratie...
OVT: En hoe komt men aan die meerderheid?
– Via een goed programma...
OVT: Ja, stel dat nu eens. Maar dat moet dan ook kenbaar gemaakt worden, veronderstel ik?
– U bedoelt: propaganda?
OVT: Reclame, inderdaad: geld! We zijn er bijna, mijn beste! Waar haalt men het geld?
– Bij winstgevende zaken.
OVT: En welke zaken brengen met de geringste inspanningen maximale winst? Denk aan het krantenartikel dat u zopas heeft voorgelezen.
– Maar...
OVT: Jazeker, er zal werd ergens een front nodig zijn waar de raketten opgebruikt worden nadat ze werden aangeschaft door de bange burgers zowel in het oosten als in het westen. Presidenten worden in het zadel gehesen door wapenhandelaars en voor wat hoort wat, zodat zij dan ook moeten zorgen voor een front waar die wapens geconsumeerd worden, overigens samen met het bloed van wie de dupe daarvan zijn.
(J.B., Hemelvaartsdag 2024)
Dit artikel en meer werk van hedendaagse auteurs kunt u ongecensureerd lezen in
Toen Hij gestorven was, kwamen zij naderbij, “en zij dobbelden om zijn kleren”.1 De verdeling van het resterende, buitgemaakte bezit geschiedde uiteraard volgens de wet, zodat niemand hen ervan kon beschuldigen een misdaad te hebben gepleegd. Maar dat zij na zijn dood om zijn kleren dobbelden, betekent wel dat zij Hem ook tijdens zijn leven hebben bekeken als louter een kapstok van wie ze het bezit nog niet konden roven zonder Hem naakt achter te laten en met hun daad in schande te vallen.
Het gaat hier om lieden die zich houden aan de letter van de wet en die er zelfs mee schermen, zoals degenen die Hij 'witgekalkte graven' noemde. De ontmoeting is hen vreemd, zij spreken niemand aan dan op hoogst leugenachtige wijze, zij 'bekijken' de anderen slechts in de betekenis van taxeren, inschatten, in het vizier nemen en dit met het oog op de aanval, het doden en het verslinden van hun prooi. Zij hebben de mond vol over God en over het eeuwig leven, zij beweren overtuigd te zijn van het hiernamaals en met de doden in contact te zijn geweest. Echter, hun daden laten er geen enkele twijfel over bestaan: hoe kunnen zij geloven dat de doden leven als zij zich na hun dood zo gedragen alsof dezen nooit geleefd hebben?
Ja, zij gedragen zich alsof hun doden nooit geleefd hebben, alsof zij altijd dood geweest zijn. Als zij bij leven met hen spraken, deden zij alleen maar alsof zij hen erkenden om daar op die wijze hun voordeel mee te doen, terwijl zij eigenlijk dachten in zichzelf: “Ik heb u ferm liggen!” Zij delen mensen in, in enerzijds degenen die zij vrezen moeten en anderzijds hen wiens goed zij begeren kunnen om het zich dan ook effectief toe te eigenen. Velen slagen er zelfs in om, zoals de kolonialen, de diefstal als een schenking voor te stellen, een zorg die zij dragen, een werk van christianisering en beschaving, en de moord als een vereeuwiging, zoals de rijmelarij getuigt op de zerken van de gesneuvelden voor het vaderland die dan door hen die zich hun vaders noemen terwijl zij slechts parasieten zijn want koningen en politici, helden worden genoemd en met een standbeeld uit beton weten de hypocrieten bovendien vanuit hun bunkers de dood van hun prestigeprooien voor te stellen als het eeuwig leven. Toen ik zopas over het jaagpad fietste, vloog voor mijn wiel een kraai op, die naarstig een soortgenoot het resterende vlees van de botten pikte.
Wat anders hebben wij dan nog te verwachten van ons lot dan de aanbidding van het totalitarisme als we dat lot al hebben bezegeld door elkander te verraden zodat we niet anders meer kunnen doen dan Orwells hoofdpersonage in het slot van zijn dystopische roman: “But it was all right, everything was all right, the struggle was finished. He had won the victory over himself. He loved Big Brother.”
Achter de beschreven euvels schuilt een kwaad dat zich met succes profileert als het ultieme goed en dat om die reden zo gevaarlijk is en zo vernietigend en dat is het streven naar vooruitgang en in het bijzonder de waan dat de mens kan en moet verbeterd worden. Als wij de eugenetica toepassen in de landbouw en in de veeteelt, wat houdt ons dan tegen om ook 'de mensen' bij te schaven? Het rampzalige is dat de criteria die gehanteerd worden met betrekking tot het graan en de kippen, nu ook gaan gelden voor de optimalisering van onze eigen soort, wat wil zeggen dat klakkeloos wordt aangenomen dat wij vooruitgang boeken als wij productiever worden, wij moet omzeggens meer eieren leggen. Dat gebeurt terwijl het probleem van de overbevolking en ook dat van de grenzen aan de groei, dat van de overproductie, allang heeft aangetoond dat maat moet gehouden worden. Men blijkt niet te begrijpen dat het opdrijven van de snelheid, de tijd niet kan stoppen, dat het opdrijven van de productie, op de uitputtelijkheid van energie en van grondstoffen botst, dat met het op de spits drijven van de concurrentie, de mens zichzelf belaagt.
Vooruitgang immers is een gebeuren dat sowieso plaats grijpt: de tijd gaat vooruit en niemand is in staat hem sneller of trager te doen gaan, hem halt te doen houden, er stukken uit weg te knippen of er seconden aan toe te voegen, hem om te keren of hem in kringetjes te laten lopen. De waan dat men vooruitgang zelf kan scheppen heeft te maken met de angst voor het zich in geijkte tred ontwikkelen van de dingen in die ene richting die niemand willen kan, naar steeds meer entropie en naar een gewis gedaan zijn. Het rustige voortstappen van de tijd, in gelijke tred, in de onherroepelijke richting van het niet langer bestaan, veroorzaakt een onrust die zijn gelijke niet kent: “Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf en gij gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”1
En precies omdat dit voortschrijden onherroepelijk is en door niemand ooit te stoppen, ligt alles wat komen zal, allang vast: het is eigenlijk allang gebeurd. En dat wat komen moet, reeds in het verleden ligt, openbaart zich aan ons met onverschrokkenheid waar wij vaststellen dat het zozeer gevreesde reeds heeft plaatsgehad, dat het gekomen is zoals een dief in de nacht: zoals gevreesd of niet, met of zonder waarschuwing, zonder aan te kloppen, zonder vrees en zonder zich ook maar een ogenblik af te vragen of hij gewenst is, want dat raakt zijn koude kleren niet. “Wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”
Met de creatie en het opleggen van algoritmen - ook stappenplannen, programma's of voorschriften genaamd - proberen in een totalitair systeem potentaten hun macht over anderen te verabsoluteren. Hun ondergeschikten worden aldus herleid tot louter uitvoerders van bevelen zoals ook dode instrumenten zoals machines en computers dat zijn. Maar het gaat hier wel om mensen en mensen kunnen in hun arbeid pas aan hun trekken komen als hun werk zelfrealisatie betekent. Waar werken wordt gereduceerd tot het blindelings uitvoeren van bevelen en tot het bedienen van machines, wordt de arbeider zelf een machine en zijn verantwoordelijkheid beperkt zich dan tot de plicht om zo goed mogelijk op die machine te gaan gelijken, om die machine te worden, om in een robot te veranderen en aldus al het menselijke uit zichzelf te weren. Het goede staat dan gelijk aan de capitulatie van de mens, het opofferen van het mens-zijn aan het loon dat men nodig heeft om in leven te kunnen blijven, om als robot te kunnen blijven functioneren.
Iemand beroven van zijn verantwoordelijkheid is gelijk aan hem monddood maken: van wie niet langer verwacht wordt dat hij zich verantwoordt voor wat hij doet, wordt aangenomen dat hij een redeloos wezen is en dus een onmens en als zodanig mag en zal hij voortaan ook behandeld worden. Weg met de absolute waarde van het leven! Leve de vervangbaarheid, de naamloosheid en de gelijkheid van allen die deel uitmaken van het immense leger van allemaal dezelfde supercomputers. Want vanaf dat ogenblik zal men niet langer levende cellen in levenloze computers hoeven in te planten: het zal volstaan om de mens te aanzien als een uit twintig miljard levende cellen opgebouwde computer die men kan voorzien van de gewenste chips om hem te sturen naar het goeddunken van de dictator.
Niets nieuws is dat sinds de Industriële Revolutie waartegen Charlie Chaplin met “Modern Times” reageerde maar het 'kristallen paleis', zoals Fjodor Dostojevski het in zijn Demonen noemde, krijgt dit keer afmetingen die de hele wereld omspannen. De zielloze wereld, die zich weerspiegelt in elk van zijn gerobotiseerde bewoners, zoals ooit elke microkosmos het loflied zong van het mysterie van de macrokosmos, zal kil zijn en ten hoogste alleen nog het gonzend geluid voortbrengen dat machines maken in fabrieken, met nergens nog gefluit, gezang of enig ander spoor van blijheid, van droefheid of van menselijkheid. De plichten zullen worden volbracht zoals voorgeschreven door de wet en een perfect controlesysteem zal vergissingen en zonden onmogelijk maken. De rechten zullen worden geconsumeerd als conditionerende elementen. Er zal geen mogen en geen moeten meer zijn want moraal wordt overbodig waar niet langer vrijheid heerst.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 december 2024)
04-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 2
Over het lot van de mens
2.
De kwestie of de verschuiving van de grondslagen van de ethiek van de (absolutistische) religie naar de (democratische) politiek een goede zaak is voor de mens, zal voor discussie vatbaar zijn. Het ware manifest onjuist om te stellen dat een moraal gedicteerd door een god op meer universaliteit en stabiliteit kan bogen dan democratisch tot stand gekomen gedragsregels. Vooreerst werken de twee op elkaar in; het stemgedrag wordt beïnvloed door de geloofsovertuiging en de politiek kan een religie financieel steunen ofwel kelderen. Bij die beschouwingen dient men tevens in rekening te brengen over welke democratische rechtsstaat het gaat, over welke religie en over welk volk, in welke omstandigheden. Criteria die er in dezer toe doen zijn uiteindelijk niet zozeer de religieuze en politieke constellaties maar veeleer de kwestie of bij het bepalen van de koers van het schip dat met ons allen veilig de wereldzeeën moet bevaren, de kwaliteit van zowel de rede als de goede wil gemaximaliseerd wordt.
Over het eerste kan men het makkelijk eens worden omdat de rede een universaliteit kent, alsook de wetenschappen die eruit resulteren en de menselijke kundigheden en kunsten. Maar het tweede punt, de goede wil, is een heel ander paar mouwen, omdat wat goed is, voor discussie vatbaar is: het is een kwestie die uiteindelijk niet door de rede beslecht kan worden, ook al geloven sommigen van wel. Ethiek is een grond voor waarheid en voor wetenschap en niet andersom, alleen al omdat de waarheid een zaak is van rechtspraak. Waarheid, bijvoorbeeld wetenschappelijke waarheid, komt tot stand in de openbaarheid en is een proces waaraan principieel elke mens participeert in de hoedanigheid van (mede)rechter onder het toeziend en alziend oog van de rede. Het ware valt met het goede samen maar wordt er ook door gedragen en het goede is niet waar of onwaar, zoals ook het schone, dat verwant is met het goede, waar noch onwaar is. Omdat het goede aan de rede ontsnapt, moet het ondefinieerbaar blijven en waar alsnog pogingen worden gedaan om dat te doen, verzandt men in manke theorieën zoals het utilitarisme en het sentiëntisme: het eerste verengt het goede tot het nuttige en het tweede verengt het tot wat genot verschaft en leed bestrijdt maar het zijn altijd en onvermijdelijk verengingen en derhalve oneigenlijke beschrijvingen.
De wetten zijn nodig om het recht van de sterkste in te perken en aldus uit de jungle een maatschappij tot stand te kunnen brengen maar de wetten scheppen het goede niet, zij kunnen er slechts naar streven om het kwaad in toom te houden. Het goede als zodanig heeft andere gronden dan die van de rede die ordenend werken en aldus is de bescherming van de zwakkeren op de keper beschouwd onredelijk doch wenselijk, terwijl die wenselijkheid op haar beurt ter discussie kan staan, zoals dat het geval is in bij uitstek nazistische, fascistische en totalitaire regimes waar de waarde van een mens wordt afgemeten aan zijn nut voor de staat of voor de dictator. Vandaag vertegenwoordigt de kapitalistische economie dit fascisme en dit totalitarisme en haar wetten werden reeds dermate door de burgers geïnterioriseerd dat zij steeds vaker niet meer in staat blijken om het kwaad ervan in te zien, mede omdat zij elkaar niet langer als medestanders beschouwen maar, zoals in het economische spel zelf, als concurrenten die zij moeten zien te verslaan. Het kwaad kan doordringen tot in de fijnste vezels van de samenleving via de wetten waarachter het zich makkelijk verschanst en zo wordt een gelijk loon voor de werker van het elfde uur nu vlotjes afgedaan als onrecht of als waanzin en hetzelfde geldt voor de ethiek van de barmhartigheid die tot voor kort kleur gaf aan de sociale dimensie van de politiek. Vooral de middeldoelomkering bespoedigt dit verval waar zij toelaat dat de mens aan zijn werktuigen (zoals bij uitstek de economie) wordt ondergeschikt gemaakt. Wat baten een 'rijke economie' ten koste van de rijkdom van de burgers of een 'gezonde volksgezondheid' in een maatschappij van zieke burgers? De economie, de volksgezondheid, het onderwijs, het verkeer, de politiek en alle andere menselijke werktuigen missen hun doel als zij de mens niet langer dienen maar hem daarentegen in hun dienst stellen en dat mensen zich daarvan niet langer bewust blijken te zijn, is een bijzonder beangstigende vaststelling.
Als met de goede bedoeling het kwaad in te perken de wet bepaalt dat een taart moet verdeeld worden in gelijke stukken, kunnen zij wiens honger al ruimschoots gelenigd is zich achter die wet verschuilen om ongestraft te verhinderen dat de hongerigen hun gading krijgen. Als de wet bepaalt dat geld rechten geeft, kunnen de verzadigden straffeloos al het brood opkopen en vernietigen voor de ogen van de hongerigen die het niet kunnen betalen. Als een moeder op haar sterfbed wenst dat het huis dat zij met het werk van haar handen verdiend heeft en dat daarom het hare is, zou toekomen aan een wat achtergesteld kleinkind dat het moeilijk heeft, kunnen erven die niets moeten ontberen, zich na haar dood geheel straffeloos bedienen van de wet om 'hun' deel op te eisen en moeders wens als onzin van de hand te doen: moeder zal niet meer om verantwoording vragen en de wet vraagt slechts dat zij dat tegenover een rechter kunnen doen en daar nemen zij vrede mee en zij schamen zich niet. Dat is het waarop deze wereld steeds meer gaat gelijken. Aldus drijft hij ons in de greep van een lot dat niet minder inhoudt dan de bezegeling van het einde van de mens.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
03-12-2024
Over het lot van de mens - paragraaf 1
Over het lot van de mens
1.
Reeds de eerste christenen wisten dat het geweten een zaak is van wetten en derhalve, behalve een persoonlijke zaak, ook en eerst en vooral een kwestie van de gemeenschap - getuige de apostel Paulus die in zijn brieven zegt dat hij het onderscheid tussen goed en kwaad nooit had gekend zonder de wet.1 Die opvatting werd een beetje verdonkeremaand in het katholicisme dat nochtans het paulinische christendom vertegenwoordigt omdat de nadruk daar in de catechese al te zeer leek te vallen op de zogenaamde 'stem' van het geweten, diep in onszelf, in de kern van onze ziel en zonder welke de ziel geen bestaan had. Maar zij keerde terug, curieus genoeg, in de hedendaagse moraalfilosofie welke het geweten beschouwt als een interiorisering van wetten, ook al betreft het hier de maatschappelijke wetten en regels: zij maken dat goed en kwaad relatief worden, afhankelijk van de cultuur, en zo mist de moraal die zij vormen de absolute grond die er meestal door religies wordt aan toegeschreven waar immers niet de maatschappij het laatste woord heeft maar de dictatuur van de veronderstelde godheid of de goden. Onlangs veroordeelde de Belgische premier De Croo de paus die tijdens zijn bezoek aan de natie de executeuren van abortus huurmoordenaars noemde, met een verwijzing naar onze democratische rechtsstaat waarin het volk via haar vertegenwoordigers in het parlement beslist heeft dat onder welbepaalde omstandigheden het doden van een kind in de baarmoeder een recht is van de moeder waarbij zij bovendien de hulp van nota bene geneesheren kan inroepen om van dat recht gebruik te kunnen maken. De paus vertegenwoordigt naar eigen zeggen de godheid zelf die over zijn schepping heerst terwijl democratisch tot stand gekomen wetten de wil weergeven van de meerderheid van het betrokken volk. Volgens de Griekse wijsgeer Plato in zijn geschrift getiteld De Wetten is de meest verkieslijke staatsvorm de dictatuur onder de best mogelijke dictator en die stelling roept de gedachte op aan Spinoza's mening dat de goede of de beste dingen ook de meest zeldzame zijn.2 Die elitaristische opvattingen vallen uiteraard niet te rijmen met de overeenkomst om alle beslissingsmacht over ons lot, over te laten aan een per definitie onnadenkende en onverantwoordelijke massa. Het toekennen van het bestuur over de wereld wordt bij Plato verbeeld door een narrenschip waarvan de koers bepaald wordt door lieden met capaciteiten die niets met kennis van de zeevaart of met stuurmanskunst te maken hebben.3 Maar als het nu zo is dat het geweten een interiorisering is van de maatschappelijke wetten, dan worden onder de heerschappij van het volksbestuur of de democratie, goed en kwaad uiteraard bijzonder fluïde zaken en zal het geweten als het ware worden bepaald door de mode van de dag zoals dat het geval is met alle trends; het geweten moet dan bij de tijd gehouden worden of geüpdatet zoals alle andere 'programma's' die immers ook letterlijk 'voorschriften' zijn. De kennis van goed en kwaad zal dan niet de dood tot gevolg hebben zoals dat in het paradijs voor de eerste mensen het geval was4 maar wel de toegang tot de wereld - al zou men ook de overtuiging kunnen verdedigen dat die twee uiteindelijk hetzelfde betekenen. Voor die laatste overtuiging pleit alvast de idee dat daar waar men zich kan verschansen achter de keuze van de meerderheid, verantwoording niet meer ter zake doet, wat meteen impliceert dat de plek die toekwam aan de rede nu wordt ingenomen door de dobbelstenen of het lot - een meerderheid immers kent geen andere verantwoording dan de verwijzing naar het aantal dat zij vertegenwoordigt en waaraan zij ook haar macht te danken heeft, haar recht, dat het recht van de sterkste is.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 3 december 2024)
1Cf.: Paulus, Brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7, vers 7: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.
2Cf. de slotzin van Spinoza's Ethica: “Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.”
Uit een enquête (de jaarlijkse Healthy Minds Study) gehouden onder zowat een half miljoen Amerikaanse studenten blijkt, zoals reeds bekend, dat depressie en suïcidaal gedrag drie keer vaker voorkomen dan elders, met discriminatie als belangrijkste oorzaak, waarbij LGBTQIA+-leden ook minder blijken te kunnen rekenen op de steun van de eigen familie omdat de (onpersoonlijke) kuddegeest (verwant met discriminatie en met egoïsme) primeert. Nieuw is echter wel het gegeven dat, vergeleken bij vijftien jaar geleden, nu vijf keer meer studenten zichzelf als LGBTQIA+ beschouwen: 19 in plaats van 4 percent.1
Edoch, de feitelijkheid van discriminatie in acht genomen, kan worden aangenomen dat een groot deel van de LGBTQIA+-ers nog altijd in de kast zitten, wat betekent dat het aandeel van die minderheid in werkelijkheid nog (veel) groter is. Volgens onze eerder geuite vermoedens is dat aandeel in oorsprong fifty-fifty maar wordt het geremd omdat de betrokken genen minder vaak worden voortgeplant.2
Blijkbaar moet een grotere rol worden toegekend aan verborgen variabelen, zoals hypocrisie of de discrepantie tussen een voorgewende realiteit (schone schijn) en de authentieke, wat te maken heeft met het euvel van de middeldoelomkering dat sinds de intrede van het bedrog als onderdeel van de struggle for life, mens en dier corrumpeert.
Dat de praktijk van palliatieve sedatie en euthanasie zou bijdragen aan een menswaardiger bestaan, is een belijdenis die men enkele jaren geleden op Tv kon horen uit de mond van een van de zelfverklaarde voortrekkers van onze hedendaagse euthanasiewetten, en wel in het kader van diens verontwaardigde reactie op tegenstanders van die wetten waarbij de pionier in kwestie zijn concept van mensonwaardigheid illustreerde met het voorbeeld van de patiënt die met zijn eigen fecaliën speelt.
Deze curieuze maar naar mijn mening vooral gevaarlijke opvatting over menswaardigheid vindt men terug in Hitlers nazistische ideologie waar immers verafgood werden wie geleken op de Germaanse goden maar vermaledijd wie minder bedeeld waren met (Arische) schoonheid en charme en op deze laatsten sloeg dan de veroordeling “lebensunwerten Lebens”, met in haar zog de Shoah, de massamoord op wie niet beantwoordden aan het ideaalbeeld van de occulte sekte waarvan de Führer deel uitmaakte.
Jegens een zieke die met zijn fecaliën speelt, zijn beschuldigingen en bestraffingen uiteraard ongepast daar een gebrek diens onschuld garandeert - de term 'mensonwaardig' past alleen bij het onbegrip daarvoor. Wie zich laten leiden door een fysieke afkeer voor een wantoestand waarbij zij bovendien de schuld schuiven in de schoenen van het slachtoffer, bekleden zelf de dadersrol en het kwaad dat zij geloven te ontwaren, bestaat uitsluitend in hun eigen ogen. Zij onderscheiden zich niet van wie eer verwisselen met pronkzucht en een gebrek aan praal met schande.
Zelfverklaarde pioniers van zogenaamd menswaardig sterven met dergelijke kaduke opvattingen over die menswaardigheid kunnen slechts de wegbereiders zijn voor een nieuwe holocaust.