Ode an die Freude (Lofdicht aan de vreugde) is een gedicht geschreven door de Duitse dichter en historicus Friedrich von Schiller. Von Schiller schreef de oorspronkelijke versie van het gedicht in 1785. In 1803 paste hij het enigszins aan. Het gedicht is vooral bekend geworden, doordat het wordt gebruikt in de koorfinale van de Negende Symfonie van Beethoven uit 1823. Beethoven voegde voor deze gelegenheid drie regels toe aan het begin. Tijdens de Olympische Spelen van 1956, 1960 en 1964 werd Beethovens uitvoering al als volkslied gespeeld voor het Duitse Eenheidsteam en in 1972 koos de Raad van Europa de "ode" uit als volkslied. In 1985 werd het door de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unieuitgekozen als officieel volkslied van de Europese Unie. Op 7 mei 1824 vindt in Wenen de eerste uitvoering plaats van de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven. De inmiddels stokdove componist dirigeert zelf en het grote en voorname publiek is laaiend enthousiast en barst na afloop uit in een stormachtige ovatie, maar Beethoven draait zich niet om om het publiek te bedanken - hij hoort het niet! Een van de solisten moet hem bij de mouw pakken en wijzen op de klappende handen en wuivende hoeden en zakdoeken. Vanaf omstreeks 1816 leefde Beethoven in een geluidloze wereld, waar de tonen nog slechts klonken in zijn geest. Zonder twijfel is de Negende Symfonie Beethovens beroemdste en meest omstreden werk. Vanaf de eerste uitvoering tot op de dag van vandaag is de symfonie bij uitstek een publiekslieveling en kan elk mens ouder dan een jaar of vier de melodie van Ode an die Freude meeneuriën. Bij de val van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur was geen muziekstuk geschikter om uiting te geven aan de euforische gevoelens van bevrijding en broederschap. Het is tegenwoordig het volkslied van Europa.
|