3 aug 1790 John Cockerill (Haslington, 3 augustus 1790 - Warschau, 19 juni 1840) was een Brits industrieel, die in België een industrieel imperium opbouwde. Zijn ouders waren William Cockerill en Betty Cockrel (later Cockerill, een van de vele varianten van deze familienaam). Zijn vader bouwde machines voor de textielindustrie en had reeds in 1797 een fabriek in Verviers in het huidige België (toen nog onder het bewind van Napoleon Bonaparte). In 1813 namen John en diens broer James, die in Luik reeds een fabriek hadden, de machinefabriek over van hun vader. In 1817 kregen ze van koning Willem I de gelegenheid de Luikse staalindustrie te moderniseren. Ze kochten het voormalige kasteel van de prins-bisschop van Luik in Seraing en bouwden er de eerste hoogovens op cokes - in plaats van houtskool -, gebruikmakend van de steenkool die in de regio werd gewonnen, zie voor de bedrijfsgeschiedenis ook Société John Cockerill. De gebroeders Cockerill introduceerden daarmee de massaproductie van ijzer en staal, niet alleen de ruwe producten maar ook machines, schepen, locomotieven en spoorwegmaterieel. In 1825 verkocht James Cockerill zijn aandeel in de fabrieken aan de Koning Willem I. Na 1830 leverde Cockerill de rails en locomotieven voor de eerste spoorwegen van het -toen onafhankelijke- België en van het Europese vasteland. In 1838 vormde hij het eerste grote geïntegreerde industriële complex met hoogovens, staalgieterij, walserijen, smederijen en constructiewerkplaatsen, aan de oevers van de Maas, ontsloten door een eigen haven en via spoorwegen verbonden met nabijgelegen erts- en kolenmijnen. Hij kwam rond die tijd echter in een financiële crisis terecht toen het vertrouwen van de investeerders in zijn onderneming wegviel. Ontgoocheld besloot hij om in Rusland opnieuw te beginnen. In SintPetersburg liep hij typhuskoorts op. Op de terugweg verergerde zijn toestand zodanig dat hij in Warschau werd opgenomen. Daar stierf hij op 19 juni 1840, 49 jaar oud. In 1844 opende het Cockerill concern op een gehuurd terrein langs de Schelde in Antwerpen een scheepswerf op de plaats van de vroegere werf van Bonaparte. In 1866 wordt een nieuwe werf opgericht op een aangekocht perceel aan het Kattendijkdok. De werf verhuist uiteindelijk in 1873 naar Hoboken. Cockerill Yards ging in 1982 failliet. De Cockerill-fabrieken bleven evenwel verder bestaan als naamloze vennootschap; in 1850 werd de fabriek in Seraing zelfs de grootste ter wereld. Gedurende meer dan een eeuw zou Cockerill een centrale plaats innemen in de economie van de Luikse regio. Na de Tweede Wereldoorlog zou na een aantal fusies in de Waalse staalindustrie, in 1981 de groep Cockerill-Sambre ontstaan, die in 1999 tot de Usinor-groep toetrad en in 2002 tot de Arcelor-groep. Cockerill behoort nu tot ArcelorMittal. De machineconstructie werd afgesplitst in 1999 en heet nu CMI (Cockerill Maintenance & Ingénierie
![](http://blogimages.seniorennet.be/toen/2167095-436b6fdf26d209838fc38ef3853a0ba1.JPG)
|