Ik was in Georgia, in Amerika, op een oude tot een ressort omgebouwde slavenplantage. En het was zaterdag. Naar aloude gewoonte werden de gasten in de steek gelaten en gingen de yankees zich ergens vermaken.
Mijn kollega die verantwoordelijk voor Italië was en ikzelf bleven na de leegloop alleen over. Samen deden we dan maar een ritje met de door mij gehuurde slee waar zelfs een plaatselijk sheriff vriendelijk zijn hand voor omhoog stak.
Na een aantal amerikaanse mijltjes te hebben afgemaald stopte ik het gevaarte in de graskant.
Mijn kollega vroeg ietwat verschrikt : “Wat gaat ge doen ? Ge gaat toch geen wet overtreden hé ?”
Tja, de jongen kende mij al een beetje ziet ge.
Achter in de weide aan de overkant van het baantje bevonden zich een twintigtal koeien, amerikaanse wel te verstaan.
Ik stond braaf aan de draad en bootste, voor zo ver ik dat kan, een koe na. Wie nu wil lachen mag dat natuurlijk, maar na enige minuutjes hief een eerste dier haar kop op. Een minuutje later een tweede dier, dan een derde, en toen een vierde koe de kop ophief waggelde de eerste naar mij toe. Om kort te zijn, na een aantal minuten stonden al die koeien in een halve cirkel rondom mij. En ik maar loeien zeg …… !
En die dieren luisterden …… aandachtig ……
Toen ik terug in de wagen stapte keek mijn kollega mij met bijna koeie-ogen aan. Hij had het niet begrepen.
Toen zei ik hem :
“ Ik heb je een les geleerd.
Ik heb je getoond dat het mogelijk is om met iedereen te
konverseren …… op voorwaarde dat je bereid bent om je op
het niveau van de andere te plaatsen.”
Ik denk dat héél véél hooggeplaatste domoren
- van àlle soorten en strekkingen –
daar een lesje aan kunnen nemen.
|