Waarom stukjes geschiedenis bij het ophalen van herinneringen?
Waarom stukjes geschiedenis bij het ophalen van herinneringen? Het ligt voor de hand dat we bij het ophalen van herinneringen vooral steunen op de tijd van vroeger van de ouderen. Hun tijd en die van de groep. Er zijn voldoende gelijkenissen om daar verder op in te gaan. En ook de verschillen, in de aard van : Maar dat kreeg ik nooit als kind was, zijn interessant om een levendige communicatie te hebben. We dienen erop te letten dat we de tijd van vroeer niet gaan idealiseren, in de zin van: de goede, oude tijd. De ouderen beseffen dit maar al te goed dat dit een grote vereenvoudiging en scheeftrekking is. Af en toe is er een enkeling die daaraan vasthoudt. Er dan niet op ingaan, is een goede aanpak. Een eindje verder in de tijd opschuiven, dus in de geschiedenis waarvan de ouderen geen rechtstreekse levenservaring hebben, zal geregeld gebeuren. Natuurlijk 'herinneren' de ouderen zich dat ook, maar niet via direct contact. Ze herinneren zich de verhalen van hun ouders en grootouders. Ze hebben nog flarden herinnering aan de lessen geschiedenis, zeker die van de lagere school. De grote historische wandplaten aan de klasmuren staan voor velen nog duidelijk voor de geest. Daarenboven ervaren de ouderen deze geschiedenis via boeken, televisie, reportages, stoeten en processies. Eenvoudige scharnieren zijn nodig als herkenningspunten. Als we het hebben over de Middeleeuwen verwijzen we naar de tijd van de steden, eventueel naar de Slag van de Guldensporen (1302; Kortrijk). Later; de tijd dat de rijken pruiken droegen. En vanaf 1830 wordt het iets makkelijker gezien de vele monumenten en herdenkinsplaten in de directe omgeving. Bij het vertellen over eten vroeger en nu, haalden sommigen de gelijkenissen op met de situatie in en vlka na de oorlog, toe het eten schaars was en sommige producten niet of nauwelijks te krijgen tenzij op de zwarte markt. Sommigen hadden het ook over de huidige hongersnood in delen van Afrika. De meeste ouderen haakten daar niet op in.
Bij het ophalen van herinneringen komen kinderliedjes en kinderversjes af en toe aan bod. Daarop even ingaan is de moeite waard, zeker als je merkt dat het de ouderen een goed gevoel geeft. Hier geldt ook: maak geen reconstructie van de volledige kinderliedjes en kinderversjes. Dit brengt ons te ver af van het kerndoel van herinneringen ophalen. We dienen voeling te hebben met de volkscultuur van vroeger, maar we gaan daarin niet te diep op in. Belangrijk is dat ouderen en senioren met elkaar communiceren en deze liedjes en versjes - flarden volkscultuur - daarvoor gebruiken als kruiwagen. De laatste weken hoorden we volgende drie kinderliedjes in reminscenties:
Napoleon, Napoleon sta stil en waarom moet ik stil gaan staan, ik heb van mijn leven geen kwaad gedaan
Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engeland varen
Schipper mag ik overvaren, ja of nee moet ik dan nog geld betalen ja of nee.
De meeste ouderen vonden het plezierig dit opnieuw mee te zingen of mee te neuriën.
Brusselpoort in Mechelen: eten vroeger Dank zij de Open Monumentendag kan je in gebouwen komen, waar je anders niet aan toe komt. Zo stapte ik naar de Brusselpoort in Mechelen. De laatste poort die overbleef van de gordel en de bastions rond Mechelen. Interessante site, al viel het me op dat de inrichting van dit stedelijk museum vooral bestond uit grote borden met afbeeldingen en teksten uit de rijke geschiedenis van Mechelen. Wat me vooral trof was de extreme armoede van velen in de 19de eeuw (proletariaat) en de verschillen in eetcultuur vanaf de Middeleeuwen. Voor de gewone mensen binnen de wallen was er weinig of geen variatie in het eten en weinig of geen verse voedingsmiddelen. Wat aten ze? In de eerste plaats vis met als koploper haring, gevolgd door pladijs, wijting, kabeljauw. Geen vlees, soms een ei, zeker soep en pap. Allerlei soort groen kolen voor de soep en voor brood rogge en boekweit. Af en toe waren er feesten in het dorp. Je kunt de sfeer opnsuiven uit de schilderijen van Breughel. Soms werd een varken geslacht. Poten, oren en staart stonden op het menu en zeker ook worsten. Het spek was vooral vet en slechts met een reepje vlees. Dat was pas lekkernij. De vis was meestal gedroogd om langer te kunnen bewaren. Later kwamen ook de mosselschuiten - platbodems - van de Schelde naar de steden langs de rivieren, zoals Mechelen. Het menu in de kloosters was van betere kwaliteit. Men kon bijvoorbeeld verse vis aanvoeren van de visvijvers in eigendom van het omringende platteland . Ook voor verse groenten en vruchten waren die eigendommen interessant. Slechts later kwam de aardappel naar voren als dagelijks voedsel, met tevens de hongersnood bij de arme mensen als deze oogsten mislukten (periode 1843 - 1846, vooral 1845). Als daarenboven de roggeoogst mislukte (1846) braken er broodrellen los (1847).
In een volgende aflevering gaan we na wat de gebruiksmogelijkheden zijn van deze brokjes van de vroegere volkscultuur.