Koffie in en na de oorlogsjaren
Bij ons Verhalenparcours omtrent Water - Kom, hadden wij het over een kommetje koffie. We werkten met versierde kommen met lage voet. Het eerste wat de bewoners opmerkten was dat dit niet de kommen van vroeger waren. Die waren wit en hadden een iets hogere voet. Na een tijdje waren ze toch verzoend met deze soort kommen.
Dan gebruikten we de koffiemolen, maar die was stuk. We vertelden dit we deden alsof : we goten wat gemalen koffie in de lade . Toen kwam het moment van het gieten van heet water, uit een thermos, in de koffiezak. We hadden een zak gekocht en die genaaid aan de metalen rand. We discussieerden over het aantal lepels gemalen koffie. Dan kwam protest: we hadden vergeten er cichorei aan toe te voegen. Vroeger was de regel: geen koffie zonder cichorei. Na een tijdje wisten we dat die cichorei er vooral was voor de zwartere kleur. Want je mocht niet door de koffie kunnen doorkijken tot de bodem van de kom.
Toen gingen de herinneringen terug naar de oorlogsjaren. Koffie was uitzonderlijk te verkrijgen en was zeer duur. De mensen behielpen zich met Malt-Kneipp, gemalen gebrande gerst met daarbij cichorei (bitterpeen). Men vond die combinatie wel niet zo lekker, maar beter dit dan niets. Na de oorlog kon men met mondjesmaat koffiebonnen kopen. Aanvankelijk was dit meestal een kwart kilo koffiebonen uit grote, blikken dozen. Bonen in pakjes van een merk kwamen later: Rombouts, De Zwarte Kat. De ouderen merkten op dat de koffie waar men nu veel reclame voor maakt - Douwe Egbert - toen nog niet in Vlaanderen gedronken werd. Er werd nog veel meer verteld en we kregen nog veel feedback hoe we efficiƫnter en effectiever konden tewerk gaan, met voor ogen dat het parcours pittig, plezierig en aangenaam diende te zijn voor ouderen en begeleiders met niet teveel rompslomp.
Project OCMW Antwerpen, cel Culturele en Maatschappelijke Ontplooiing.
|