mijn intresse voor vlinders wil ik met jullie delen.
12-04-2011
Thecla coronata.
Dit is de Thecla coromata.
Deze vlinder komt voor in de tropische delen van Zuid- en Midden-Amerika tot aan Mexico toe. Hij is niet alleen één van de grootste, maar ook één van de mooiste vertegenwoordigers van de familie van de Lycaedinae. De vleugelspanwijdte kan bij de mannetjes maar liefst zes cm. bedragen. Bij de beide geslachten zijn de achtervleugels voorzien van lange, dunne staarten. Vrouwtjes onderscheiden zich van de mannetjes door het aantal opvallend rode vlekken aan de basis van die staartjes. Ook de sterk ingesneden rand van de achtervleugels is een opvallend kenmerk van deze vlinder. Aan de onderkant heeft deze kleine page prachtige groen weerschijnkleuren met daar doorheen enkele donkere strepen. Omdat deze vlinder in rust zijn vleugels boven zijn lichaam tegen elkaar houdt, valt hij dankzij dat kleurenpatroon niet op tussen de bladeren.
Vlinderstruik, ook herfstsering genoemd, bloeit vanaf begin juli. De zoetgeurende, lila, rode, witte of gele bloemaren lokken vooral vlinders (koolwitje, citroenvlinder, kleine en grote vos, atalanta), maar ook andere insecten aan.
Het is een (meestal) bladverliezende heester die zich in iedere tuin thuis voelt. Hij kan 3 m hoog worden.
Herkomst en naamgeving
Inheems is de vlinderstruik, afhankelijk van de soort, in China, Zuid-Afrika, Himalaja, maar ook in Chili, Argentinië, Peru en delen van Noord-Amerika. Hij groeit daar op stenige stranden langs rivieren, in wegbermen en struikgewas, op hellingen en in houtwallen. Er zijn ook groenblijvende soorten.
Zijn naam buddleia is afgeleid van de Engelse botanicus Adam Buddle en davidii van de Franse missionaris en natuurvorser Armand David.
De vlinderstruik is een sterke plant die weinig eisen aan de bodem stelt. Maar een warme standplaats in de volle zon zal de bloei bevorderen. Van een vochtige bodem houdt hij niet.
Parides photinus vliegt van Mexico tot Costa Rica. Devlinder onderscheidt zich in uiterlijk door de dubbele rij rode vlekkjes op de achtervleugels. Ook hebben ze een prachtige blauwe weerschijn op die vleugels. Mannetjes vliegen in groepjes rond op plaatsen waar veel bloemen,met name latana te vinden zijn en proberen elkaar weg te jagen. Vrouwtjes bezoeken zulke plekken in de ochtend om er te baltsen en te paren. Na afloop van de paring geeft het mannetje een substantie af in de geslachtopening van het vrouwtje. Die stof verhardt en voorkomt enige tijd dat het vrouwtje met andere mannetjes paart. Een vrouwtje gaat na de paring zo goed als somitair door het leven. Constant is ze op zoek naar jonge blaadjes aan frisse aristolocia-planten. Daar legt ze slechts één eitje op en vliegt dan weer weg naar een volgende plant. Vrouwtjes komen daarom ook in een groter gebied voor dan de mannetjes van deze vlindersoort.