mijn intresse voor vlinders wil ik met jullie delen.
10-07-2011
Harlekijn of bonte bessenvlinder.
Abraxas grossulariata.
De bonte bessenvlinder of harlekijn, komt voort in Europa en in de gematigde gebieden van Azië. Het bontgekleurde vlindertje heeft een spanwijdte van 4 centimeter.Hij vliegt in juni en juli. Er is één generatie per jaar.Deze vlinder is lange tijd bestreden in verband met de schade die de rupsen aanbrachten aan struiken van de kruisbes en de aalbes.Ook de sleedoorn en hazelaar worden door de rupsen gegeten. De bonte bessenvlinder overwintert als rups op de waardplant. In het volgend voorjaar eet hij knoppen en jonge blaadjes. De rups verpopt in een spinsel in een opgerold blad. De vlinders vliegen vooral 's nachts,maar zijn ook overdag te zien.
Landkaartje » De voorjaarsvorm en zomervorm van deze vlinder zien er totaal verschillend uit. De vlinders die in het voorjaar vliegen zijn oranje, de zomervlinders hebben een donker uiterlijk. Dit heeft te maken met de hoeveelheid licht en warmte die de pop krijgt. Er bestaat ook een mixvorm: half oranje en half donker. Kijk eens op de meidoorn, bosdruif of marjolein om ze te zien.
Icarusblauwtje De bovenkant van de vleugels van dit kleine vlindertje is bij het mannetje blauw en bij het vrouwtje bruin. Sommige vrouwtjes hebben een sterke blauwe bestuiving, maar er komen ook bruine vrouwtjes voor. De vlinders voeden zich met nectar van vooral vlinderbloemigen en vliegen meestal laag boven de vegetatie. Ze brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.
De waardplant voor de rupsen van de dagpauwoog is de grote brandnetel. De zwarte rupsen zitten in grote groepen samen en vreten ganse groepen netels kaal.
Dagpauwoog (Inachis io) vleugelwijdte van 45-65 mm. De ogen op de vleugels doen inderdaad denken aan de ogen van een pauwenveer. De 4 opvallende oogvlekken op de bovenkant van de vleugels, dienen echter om vijanden af te schrikken. Dagpauwogen zien we al vroeg in het voorjaar vanaf april en mei verschijnen en ook nog eens van juli tot en met september. In de winter trekt de dagpauwoog zich terug onder bladeren of tussen spleten en kieren van een tuinhuisje of zolder. Zodra de lente zich laat voelen, komt de dagpauwoog terug naar buiten.
Het klein geel weeskind is op het eerste zicht een onopvallende bruingrijze nachtvlinder. De soort dankt het geel in haar naam aan de fel gekleurde achtervleugels. Deze nachtvlinder behoort tot de familie van de weeskinderen, een familie van grijze of bruine motten met mooi gekleurde ondervleugels. Waar de naam weeskind haar oorsprong vindt, is minder duidelijk. Vermoedelijk verwijst dit naar de eenvormige, grijsbruine kleding die weeshuiskinderen vroeger droegen.
Lange reis
De soort hoort thuis in Zuid-Europa. Zijn leefgebied strekt zich uit van Bulgarije tot Zuid-Frankrijk. Het exemplaar dat in Merelbeke werd gevangen, had er dus een lange reis opzitten. Het indivdu vertoonde beschadigde vleugels, mogelijk sporen van de verre trektocht. Dat deze zuidelijke gast richting West-Europa zwerft, gebeurt zelden. In Groot-Brittannië werden de laatste dertig jaar drie exemplaren van het klein geel weeskind gemeld. Voor de rest werd de soort nog niet eerder in West-Europa waargenomen De laatste jaren vestigen zich steeds meer zuidelijke insectensoorten in onze regio. Door de hogere zomertemperaturen en zachtere winters kunnen sommige mediterrane soorten hier voor het eerst overleven. Of het klein geel weeskind zich in België zal kunnen handhaven, is maar zeer de vraag. De rupsen van deze nachtvlinder voeden zich vooral met bladeren van wintergroene eiken, zoals de steeneik, een boomsoort die in België van nature niet voorkomt.
Vergeten meerderheid
Nachtvlinders (of motten) behoren tot de vlinders. Maar nachtvlinders vormen de vergeten meerderheid: van de 2476 Belgische vlindersoorten zijn er slechts een honderdtal dagvlinders. De kennis over nachtvlinders is vooralsnog heel beperkt. Aan welke biotopen zijn bepaalde soorten gebonden? Met welke plantensoorten voeden de rupsen zich? En vooral: hoe gaat het nu eigenlijk met onze nachtvlinders? Komen er soorten bij of verdwijnen er juist soorten? Veel vragen waarop we nauwelijks een antwoord kunnen geven. Een atlas van de nachtvlinders van Vlaanderen of België en een Rode Lijst over hoe het met elke soort is gesteld, zijn dringend nodig. Enkel op basis van een degelijke wetenschappelijke kennis, kunnen immers juiste beschermingsmaatregelen worden genomen voor bedreigde soorten.