mijn intresse voor vlinders wil ik met jullie delen.
06-07-2011
Icarusblauwtje.
Icarusblauwtje De bovenkant van de vleugels van dit kleine vlindertje is bij het mannetje blauw en bij het vrouwtje bruin. Sommige vrouwtjes hebben een sterke blauwe bestuiving, maar er komen ook bruine vrouwtjes voor. De vlinders voeden zich met nectar van vooral vlinderbloemigen en vliegen meestal laag boven de vegetatie. Ze brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.
De waardplant voor de rupsen van de dagpauwoog is de grote brandnetel. De zwarte rupsen zitten in grote groepen samen en vreten ganse groepen netels kaal.
Dagpauwoog (Inachis io) vleugelwijdte van 45-65 mm. De ogen op de vleugels doen inderdaad denken aan de ogen van een pauwenveer. De 4 opvallende oogvlekken op de bovenkant van de vleugels, dienen echter om vijanden af te schrikken. Dagpauwogen zien we al vroeg in het voorjaar vanaf april en mei verschijnen en ook nog eens van juli tot en met september. In de winter trekt de dagpauwoog zich terug onder bladeren of tussen spleten en kieren van een tuinhuisje of zolder. Zodra de lente zich laat voelen, komt de dagpauwoog terug naar buiten.
Het klein geel weeskind is op het eerste zicht een onopvallende bruingrijze nachtvlinder. De soort dankt het geel in haar naam aan de fel gekleurde achtervleugels. Deze nachtvlinder behoort tot de familie van de weeskinderen, een familie van grijze of bruine motten met mooi gekleurde ondervleugels. Waar de naam weeskind haar oorsprong vindt, is minder duidelijk. Vermoedelijk verwijst dit naar de eenvormige, grijsbruine kleding die weeshuiskinderen vroeger droegen.
Lange reis
De soort hoort thuis in Zuid-Europa. Zijn leefgebied strekt zich uit van Bulgarije tot Zuid-Frankrijk. Het exemplaar dat in Merelbeke werd gevangen, had er dus een lange reis opzitten. Het indivdu vertoonde beschadigde vleugels, mogelijk sporen van de verre trektocht. Dat deze zuidelijke gast richting West-Europa zwerft, gebeurt zelden. In Groot-Brittannië werden de laatste dertig jaar drie exemplaren van het klein geel weeskind gemeld. Voor de rest werd de soort nog niet eerder in West-Europa waargenomen De laatste jaren vestigen zich steeds meer zuidelijke insectensoorten in onze regio. Door de hogere zomertemperaturen en zachtere winters kunnen sommige mediterrane soorten hier voor het eerst overleven. Of het klein geel weeskind zich in België zal kunnen handhaven, is maar zeer de vraag. De rupsen van deze nachtvlinder voeden zich vooral met bladeren van wintergroene eiken, zoals de steeneik, een boomsoort die in België van nature niet voorkomt.
Vergeten meerderheid
Nachtvlinders (of motten) behoren tot de vlinders. Maar nachtvlinders vormen de vergeten meerderheid: van de 2476 Belgische vlindersoorten zijn er slechts een honderdtal dagvlinders. De kennis over nachtvlinders is vooralsnog heel beperkt. Aan welke biotopen zijn bepaalde soorten gebonden? Met welke plantensoorten voeden de rupsen zich? En vooral: hoe gaat het nu eigenlijk met onze nachtvlinders? Komen er soorten bij of verdwijnen er juist soorten? Veel vragen waarop we nauwelijks een antwoord kunnen geven. Een atlas van de nachtvlinders van Vlaanderen of België en een Rode Lijst over hoe het met elke soort is gesteld, zijn dringend nodig. Enkel op basis van een degelijke wetenschappelijke kennis, kunnen immers juiste beschermingsmaatregelen worden genomen voor bedreigde soorten.
De maand juni kent de zogenaamde "vlinderdip" een periode van een aantal weken dat er vergeleken met de periode ervoor en erna weinig vlinders te zien zijn. Dat komt omdat van een aantal vlinders de eerste generatie is uitgevlogen (overleden) en de tweede generatie nog niet aan vliegen toe is (ei, rups en pop). In juni verschijnt wel de prachtige Distelvlinder in de natuurgebieden maar ook bij u thuis kan hij in de achtertuin neerstrijken. De Distelvlinder is een trekvlinder die ieder jaar vanuit zuidelijk Europa en noord Afrika in juni onze streken bereikt, hij komt trouwens nog een stuk verder want hij wordt tot in Noorwegen en IJsland gezien. Andere trekvlinders zijn de Atalanta en het Resedawitje
Vlinders in juni.
Argusvlinder Atalanta Boomblauwtje Bruin blauwtje Distelvlinder Duinparelmoervlinder Gehakkelde aurelia Groot koolwitje Hooibeestje Icarusblauwtje Kleine parelmoervlinder Kleine vuurvlinder Klein geaderd witje Klein koolwitje Oranjetipje.
Deze vlinder komt voor in de tropische delen van Zuid- en Midden-Amerika tot aan Mexico toe. Hij is niet alleen één van de grootste, maar ook één van de mooiste vertegenwoordigers van de familie van de Lycaedinae. De vleugelspanwijdte kan bij de mannetjes maar liefst zes cm. bedragen. Bij de beide geslachten zijn de achtervleugels voorzien van lange, dunne staarten. Vrouwtjes onderscheiden zich van de mannetjes door het aantal opvallend rode vlekken aan de basis van die staartjes. Ook de sterk ingesneden rand van de achtervleugels is een opvallend kenmerk van deze vlinder. Aan de onderkant heeft deze kleine page prachtige groen weerschijnkleuren met daar doorheen enkele donkere strepen. Omdat deze vlinder in rust zijn vleugels boven zijn lichaam tegen elkaar houdt, valt hij dankzij dat kleurenpatroon niet op tussen de bladeren.
Vlinderstruik, ook herfstsering genoemd, bloeit vanaf begin juli. De zoetgeurende, lila, rode, witte of gele bloemaren lokken vooral vlinders (koolwitje, citroenvlinder, kleine en grote vos, atalanta), maar ook andere insecten aan.
Het is een (meestal) bladverliezende heester die zich in iedere tuin thuis voelt. Hij kan 3 m hoog worden.
Herkomst en naamgeving
Inheems is de vlinderstruik, afhankelijk van de soort, in China, Zuid-Afrika, Himalaja, maar ook in Chili, Argentinië, Peru en delen van Noord-Amerika. Hij groeit daar op stenige stranden langs rivieren, in wegbermen en struikgewas, op hellingen en in houtwallen. Er zijn ook groenblijvende soorten.
Zijn naam buddleia is afgeleid van de Engelse botanicus Adam Buddle en davidii van de Franse missionaris en natuurvorser Armand David.
De vlinderstruik is een sterke plant die weinig eisen aan de bodem stelt. Maar een warme standplaats in de volle zon zal de bloei bevorderen. Van een vochtige bodem houdt hij niet.
Parides photinus vliegt van Mexico tot Costa Rica. Devlinder onderscheidt zich in uiterlijk door de dubbele rij rode vlekkjes op de achtervleugels. Ook hebben ze een prachtige blauwe weerschijn op die vleugels. Mannetjes vliegen in groepjes rond op plaatsen waar veel bloemen,met name latana te vinden zijn en proberen elkaar weg te jagen. Vrouwtjes bezoeken zulke plekken in de ochtend om er te baltsen en te paren. Na afloop van de paring geeft het mannetje een substantie af in de geslachtopening van het vrouwtje. Die stof verhardt en voorkomt enige tijd dat het vrouwtje met andere mannetjes paart. Een vrouwtje gaat na de paring zo goed als somitair door het leven. Constant is ze op zoek naar jonge blaadjes aan frisse aristolocia-planten. Daar legt ze slechts één eitje op en vliegt dan weer weg naar een volgende plant. Vrouwtjes komen daarom ook in een groter gebied voor dan de mannetjes van deze vlindersoort.
Clossiana selena,de zilveren maan,komt voor in koele en vochtige gebieden in Europa,Azië en Noord-Amerika.In hoog-venen,moerassen en vochtige graslanden groeien viooltjes, de planten waar deze vlinders hun eitjes op leggen. Het half volgroeide rupsje overwintert tussen de bladeren in de strooisellaag.In het voorjaar groeit de rusp snel op de frisse jonge viooltjesplanten.De vlinders die vervolgens uit de pop kruipen,vliegen in de periode juni-juli.Soms is er een tweede generatie van de zilveren maan.
Vlinders, vlinders en vlinders. De Vlinder Vallei van de Orchideeënhoeve zit er vol mee. Vlinders in de mooiste kleuren en maten, bijvoorbeeld de Blauwe Morpho, zijn er te bewonderen. Op even kleurrijke bloemen komen de vlinders de nectar halen. In de tuin vliegen duizenden vlinders soms letterlijk om je oren. Een wandelpad, je waant je soms op Zuid-Amerikaanse bergpaadjes,spraakmakende parels van de natuur. Er zijn in totaal 3000 soorten vlinders en orchideeën te bewonderen.
Een man zat uren te kijken hoe de vlinder zijn lijf door de kleine opening probeerde te worstelen. Op een gegeven moment leek het of de vlinder geen vooruitgang meer boekte. Het leek of hij niet verder kon dan hij gekomen was. De man besloot de vlinder te helpen: hij pakte een schaar en opende de cocon. De vlinder kwam er nu een stuk gemakkelijker uit. Maar de vlinder had een verweerd lijf. Hij was klein, met verschrompelde vleugels. De man bleef kijken want hij verwachtte dat de vleugels zich elk moment zouden openen en groter en steviger zouden worden zodat ze het lijf konden dragen. Er gebeurde niets ! Integendeel, de vlinder leefde zijn leven al strompelend. Hij kon zich slecht bewegen met zijn verweerde en verschrompelde vleugels. Hij heeft nooit kunnen vliegen.
De man was vol liefde en goede bedoelingen, maar begreep niet dat de kleine opening in de cocon en de worsteling van de vlinder om er uit te komen, de natuurlijke weg was om vocht vanuit het lijf in de vleugels te persen, zodat hij gereed zou zijn om te vliegen zodra hij de cocon had verlaten.
De tijd van het jaar en het weer zijn allebei belangrijk bij het kiezen van een goede dag om naar vlinders te gaan kijken.
Als je gaat zoeken naar vlinders kun je dat het beste doen met mooi weer. Met mooi weer zie je veel meer vlinders dan met koud en nat weer. Dan is het warm genoeg voor vlinders om te kunnen vliegen. Het is het beste als er niet te harde wind staat, het lekker warm en het zonnetje een beetje schijnt.
Afhankelijk van de periode waarin je vlinders gaat kijken, zijn er verschillende soorten te zien. Als het in maart alweer wat warmer wordt, kun je al de eerste vlinders zien vliegen. Dit zijn soorten die als vlinder hebben overwinterd zoals dagpauwoog, citroenvlinder, gehakkelde aurelia en kleine vos. Juni is meestal een slechte vlindermaand omdat de meeste soorten dan eitje, rups of pop zijn. In juli en augustus vliegen er juist heel veel verschillende soorten. In september en oktober zijn er al soorten uitgevlogen maar op zonnige herfstdagen zijn de 'laatvliegers' zoals de atalanta vaak in grote aantallen te zien. Alles bij elkaar heb je de grootste kans om veel vlinders te zien in de perioden half mei tot eind mei en van begin juli tot half september.
Fijn getekende vleugels Een schilder waardig Ongeziene kleuren Een uiting van sierlijkheid
Ontastbare broosheid Breekbaar als glas Ontzettend gevarieerd Oplettend alert Fladdert op de wind Speels en aantrekkelijk Ook voor mijn nieuwsgierigheid Bloemen zijn het domein
Waar hij zich settelt In alle glorie en ijdelheid.