11-01-09
zondag doopsel van Christus:
Mc1,7-11
vers 11:' En er kwam een stem uit de hemel: Gij zijt mijn ZOON, mijn veelgeliefde. In U heb ik welbehagen.'
Een woord kiezen uit een evangelie is soms moeilijker dan dit woord vanuit de oorspronkelijke openbaringstaal te lezen. Het woord waar de één bij stilstaat, vliegt een ander aan voorbij.
Zo ook nu met het woord zoon. Wat zegt in onze taal het woord zoon ?
Dat het over een jongen gaat die voortkomt uit een vader en een moeder.
Dat is wat we weten als we dat woord lezen maar is deze betekenis gebonden aan dit woord ? We weten het van horen zeggen.We nemen aan dat het zo is. Het woord zoon spreekt niet uit zichzelf maar wordt zo ingevuld door de gebruikers van het dit woord.
Zoon in de oorspronkelijke openbaringstaal betekent grammaticaal iets heel specifieks: opgetrokken. Hier betekent het: opgetrokken door de Vader(waarover we al iets gezegd hebben) tot op het niveau van de Vader. In feite mogen we vertalen: de Gelijke van de Vader.
Logisch toch: Liefde tussen twee wordt pas liefde als er gelijkwaardigheid aanwezig is tussen beiden.Goed om weten. Wij zouden immers vanuit onze taal zoon gemakkelijk kunnen opvatten als jonger,minder ervaring, later gekomen enz.
Jezus echter staat hier als zoon dus op het niveau van die Verlangende Liefde(Vader) in volle gelijkwaardigheid.
Hugo
Rosier