Met een rotvaart het Atomium af xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hebt u altijd al óp het Atomium willen staan? U kan er dit weekend zelfs van afspringen. Onze reporter en fotograaf klommen op de bovenste bol en waagden zich aan de 'death ride'. Verslag van een dodenrit met een happy end.
Daar staan we dan. Boven op de hoogste bol van het Atomium. Ik ben al veilig vastgemaakt, maar ik klem voor de zekerheid twee armen stevig rond de vlaggenstok. Boven mij klappert de vlag in de stevige wind. Ik sta xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />102,7 meter boven de grond en ik weet dat ik over enkele minuten de snelste weg naar beneden moet nemen. Verplicht.
'We staan hier zo hoog dat je Parijs kan zien', zegt een van de twee instructeurs lachend. 'Zie je dat gebouw aan de horizon? Volg nu mijn vinger naar beneden, naar beneden, nog. Daar staan de Arc de Triomphe en de Eiffeltoren!' Ze staan er inderdaad, maar dan in Mini-Europa.
Het panorama van Brussel is wél echt. Het Justitiepaleis, de Japanse toren van Laken, de basiliek van Koekelberg, de wolkenkrabbers van Brussel-Noord, de luchthaven. Je ziet zelfs de haven van Antwerpen en de torens van Mechelen. En vlak onder ons? Een gigantische, blinkende bol.
Even voordien stond ik nog veilig op de grond en waren die twee instructeurs op de bol niet meer dan onooglijk kleine poppetjes. Maar wie springt, wordt wel erg snel weer groot. 'Het is nog niet zo druk, maar dat komt door de regen en de wind', vertelt Christophe Sergeant van Belventura, het bedrijf dat de sprongen organiseert. 'Als het te hard waait, moeten we het stilleggen. Want dan raakt het touw van de rem verstrikt in die bomen daar. Nu staat er ook veel wind, maar niet in een gevaarlijke richting.'
Zolder
Er staat een lange rij toeristen aan te schuiven voor de lift naar het panorama in de hoogste bol. Maar wie de sprong durft te wagen, mag iedereen voorbij. 'Kijk eens naar boven', zegt het meisje dat de lift bedient. Door het glazen dak zie je de lange liftschacht. Het is niet de eerste keer dat ik in die lift sta, maar voor het eerst sta ik erbij stil hoe hoog het Atomium is. Niet het ideale moment om dat te beseffen.
In de bovenste bol wemelt het van het volk dat van het weidse uitzicht over Brussel geniet. Wij moeten nóg hoger en lopen met ons veiligheidsharnas het chique restaurant door, waarna we een smal laddertje op moeten. Maar zelfs de zolder van het Atomium is niet hoog genoeg: door een gat in het dak hijsen we ons op het platform. De eerste indruk? 'Amai, dat is hoog. En amai, wat waait het hier.'
Daar sta ik dus, boven op de hoogste bol, met mijn twee armen rond de vlaggenstok. De fotograaf mag eerst, dus krijg ik de tijd voor verontrustende gedachten over de Nederlandse vertaling van Death Ride, Rit van de Dood. Over de al even verontrustende instructies van het laatste moment. 'Hou je goed vast', 'ga maar zitten op de bol met de voeten vooruit' en 'trek je benen goed op als je de tweede bol nadert, het zou geen deugd doen als je die raakt'. Maar Mark zet heelhuids voet aan de grond, wordt losgemaakt en houdt zijn camera klaar. En dan is het aan mij, dan is er geen weg meer terug.
Tien seconden
'Hou je goed vast', klinkt het nog eens. Het is in mijn geval een overbodige raad. 'Ga maar zitten op de bol, met de voeten vooruit', zegt de instructeur. En daar zit ik dan, op de bovenste bol van het Atomium. Tijd om daarover na te denken krijg ik niet, maar ik werp wel nog een blik op het Heizelpaleis, het Boudewijnstadion, het mooie Brussel onder mij.
Dan een klein duwtje, een beetje schuiven en plots is daar de leegte. De kabel schokt als het touw zich strak trekt. Ik zie de buizen en de tweede bol onder mij door schieten. Met een rotvaart suis ik op het grasveld af. De afdaling duurt zo'n tien seconden, maar de film in mijn hoofd achteraf duurt veel langer. Hoe de wind in mijn gezicht blaast, hoe ik hulpeloos tollend aan dat touw hang, hoe ik droom dat ik kan vliegen. Dit is geen dodenrit, dit is de ultieme vorm van leven.
Even later sta ik, bibberend maar breed lachend, op de grond. Met onze fotograaf in de buurt moet ik plots denken aan de bungeesprong van Frank Focketyn in In de gloria. Alleen is mijn broek gelukkig droog gebleven.
|