(toespraak van Dr. Karel Platteau bij uitreiking van André Demedtsprijs te Kortrijk)
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
100 jaar in Vlaanderen overbrugt één eeuw maar overbrugt meteen ook sociale evolutie, wereldoorlogen, een taalbeweging, politieke emancipatie en culturele groei. Met de ogen van 2006 kijken naar de betekenis en de rol van de mens en de auteur André Demedts, is meteen ook rekening houden met de context tijdens die 100 jaar. En het impact dat hij hierop had.
Zijn 74 publicaties in boekvorm zijn onlosmakelijk hiermee verbonden, naast zijn tientallen artikelen (of het nu poëzie, proza of essayistiek betreft) en zijn honderden uiteenzettingen.
Van kindsbeen af was hij vertrouwd met boeken. Zelf heeft de auteur al heel vroeg veel boeken gelezen. Op de boerderij was er immers een bibliotheek, nog van grootvader Ivo en van zijn vader Maurits. Zijn vader was lid van het Davidsfonds en net als vandaag, bestond toen ook het systeem van koopboeken voor de leden. Zo groeide ook de bibliotheek op de hoeve Het Elsbos. Nog voor André 12 jaar was, had hij bijna de hele Hendrik Conscience gelezen. Dat was een bewijs van de vrijheid die hij kreeg om met literatuur kennis te maken, vaak werden de boeken van Conscience achtergehouden, of aan elkaar gelijmd opdat je ze niet zou ontlenen zonder op te vallen
Maar hij las ook de verhalen van de Lovelings en van Jules Verne. Deze auteur heeft hem bijzonder gefascineerd. Hij getuigde vooral van zijn bewondering voor Kapitein Nemo in Twee jaar vakantie : Nemo, die na een lange strijd, alleen en ver van zijn vaderland, stierf aan boord van zijn duikboot, omdat hij nooit had willen buigen voor de macht die het recht onderdrukt had.
Snel leerde hij via zijn vader boeken kennen als De Negerhut van Oom Tom, van Harriet Beecher-Stowe, later ook Cervantes, Shakespeare en Tolstoj. Hij had dus heel vroeg contacten met de literatuur, En doordat hij veel ziek was, zwakke gezondheid, 2 maanden te vroeg geboren, zwaarmoedige knaap, bleef hij vaak thuis en hield van schrijven: Schrijven was een natuurlijke, doodgewone verrichting voor mij, een middel tot ontvluchting aan mijzelf, omdat een onoverwinnelijke schroom, of was het weerzin en angst, mij beletten te spreken ?
Elders : Reeds als kind heb ik altijd gedacht dat ik moest schrijver worden. Dat leek de enige manier waarop ik, aardig van mijn voorgeslacht, mij kon doen gelden.
Maar naast dit prille schrijverschap als vlucht, aanhoorde hij ook de sagen en legenden uit zijn Beneden-Mandelstreek, die hij als kind verteld werd.
Schokkend voor hem was evenwel het relaas van een neef die in de Eerste Wereldoorlog als Vlaamse soldaat geconfronteerd werd met schandalige wantoestanden in het Belgische leger. Dit getuigenis kreeg voedingsstof door 2 publicaties. Die kreeg hij van een schoolvriendje in het eenzijdig Franstalige St.-Lievenscollege te Gent. Het was de brochure Vlaanderens Weezang aan den IJzer en Arm Vlaanderen van pater Stracke. Uiteraard verboden lectuur op dit college, en toch las hij ze en hij getuigde later in zijn autobiografie De dag van gisteren uit 1966, hoe ontsteld hij was als knaap door deze uitgaven.
Zij gingen hand in hand met de geromantiseerde visie op zijn land die hij zich eigengemaakt had door een gedicht van Leonard De Bo Voor Vlaanderen, mijn Vaderland (1855). Daarin verheerlijkt De Bo Vlaanderen in vergelijking met het nochtans mooie Italië of het geografisch gevarieerde Zwitserland, hij beschrijft ook Vlaamse zeden en gewoonten en eindigt het gedicht met een dreiging aan het adres van een eventuele dwingland. Want in dat geval Loop ik mijn bloed ten beste geven / Voor Vlaandren, voor mijn Vaderland.
Alle uiteenzettingen die André Demedts later gaf over Vlaanderen en de noodzaak aan politieke, economische en culturele emancipatie, waren alle doorspekt met emoties. Hij gaf op een merkwaardige manier uiting aan zijn innerlijke bewogenheid: van ergernis tot weemoed. En die merkwaardige vorm van monoloog, met half gesloten ogen, sloeg aan bij het publiek. Er bestond hiervoor respect, het was hoe dan ook toch een vorm van dialoog.
Ooit schreef André Demedts het boek Hugo Verriest, de levenwekker. Eigenlijk had hij dit woord voor zichzelf moeten bewaren. Hij was een bezieler en zelfs in die mate dat zijn ene persoon vergeleken werd met een complete actie- en drukkingsgroep (Gaby Gyselen). En Jozef Deleu typeerde hem als een cultuurpoliticus zonder weerga.
Maar zijn engagement voor de Vlaamse Beweging stond niet los van zijn sociaal engagement. Hij brak trouwens zijn relatie met Cyriel Verschaeve af omdat bij die man het nationale en religieuze veel meer belang had dan het sociale. En in zijn vroege dichtwerk (hij was 18 jaar) ziet men hiervan ook een weerspiegeling: hij schrijft een gedicht voor de overleden Lenin ! hij was een zoon van t langverdrukte volk en miljoenen hebben hem gebenedijd
Zelf was André 10 jaren lang actief voor de Katholieke Arbeidersjeugd. Hij was nochtans een echte boerenzoon. En zijn jeugdboeken zoals Alle Vreugd is eindeloos, Ik wil een dapperen kerel zijn beschreven toestanden in arbeidersgezinnen of de moeilijke weg van een jonge textielarbeider. Tal van de KAJ-leden van toen legden getuigenis af over zijn inzet voor hen: Hij deed al wat hij kon om van ons mensen te maken die van veel dingen op de hoogte zouden zijn (
) We kregen zelfs lessen in wellevendheid opdat we ons behoorlijk zouden kunnen voordoen.
Ook oud-leerlingen uit Waregem getuigden in die zin, maar dan over een taboe-onderwerp, nl. seksuele voorlichting: Hij gaf ons wél voorlichting, de andere leraars durfden dat niet. En dat deed hij niet op een omfloerste, gefrustreerde manier, maar met respect en heel natuurlijk. Hij maakte indruk op ons omdat hij nadruk legde op liefde en tederheid, terwijl wij alleen maar vuile, rauwe grappen kenden en drankzucht vaak veel pijn veroorzaakte in een liefdesrelatie.
Zijn gedichtenbundel Jasmijnen getuigde evenzeer van deze warme medemenselijkheid. Hij was toen 23 jaar oud en een stoet van publicaties moest nog volgen. 4 jaar daarvoor publiceerde André Demedts al in Dietsche Warande en Belfort en hij bleef er aanwezig met creatief én kritisch werk. Precies op het vlak van het essay is de verdienste van deze auteur het sterkst. In 1955 was er bijvoorbeeld een boekje over Streuvels, maar in 1971 kwam het eerste degelijke boek dat ooit over Streuvels verschenen was : Stijn Streuvels, een terugblik op leven en werk. Welnu, Hedwig Speliers heeft een biografie over Streuvels geschreven, maar hij zegt zelf dat hij zéér schatplichtig is aan Demedts !
Stijn Streuvels had een bijzondere invloed op André Demedts. Het is trouwens door zijn toedoen dat André zon inzet ontwikkeld heeft voor Frans-Vlaanderen ! Met het Komitee voor Frans-Vlaanderen, (waar de op deze bijeenkomst aanwezige heer Luc Verbeke zon grote inzet voor ontwikkelde) maar zeker ook met het tijdschrift Ons Erfdeel. Dat is ontstaan door een oproep van André Demedts om bij hem thuis bijeen te komen en waar hij aan enkele jonge mensen vroeg of ze boven iedere partijpolitiek contact wilden opnemen met Frans-Vlamingen en met Nederlanders. Om de Frans-Vlaamse problematiek bekend te maken in het Nederlandse taalgebied en ook om de samenwerking tussen de Nederlandssprekenden te bevorderen. Uit die aansporing is het tijdschrift Ons Erfdeel ontstaan met o.a. de 20-jarige Jozef Deleu. Het groeide uit tot een hoogstaand en volwaardig algemeen-Nederlands cultureel blad ! En net in Ons Erfdeel publiceerde Demedts in 1966 een vrijmoedig artikel i.v.m. de splitsing van de Leuvense universiteit. De cultuurpoliticus won het op de auteur.
Zijn romans zijn er blijkbaar geweest opdat de schrijver al schrijvend zichzelf heeft willen uitbouwen en verwezenlijken. Hij schreef met een epische kracht zijn eerste verhalen en zocht later voortdurend naar de essentie van het bestaan; op vele bladzijden treft men immers aforismen aan zoals alleen hij ze formuleren kon; Willy Spillebeen drukte het zo uit: Demedts is inderdaad een denker en allicht zou hij, geboren in een ander taalgebied en filosofisch geschoold, een filosofisch essayist geworden zijn.
Men heeft het proza van André Demedts opgedeeld in 3 perioden: van 1933 tot 1944 : het onmogelijke geluk dan een tweede periode van 1944 tot 1951 met een kringloop om het geluk om dan in een derde periode een steeds duidelijker wordende vernauwing te zien naar het eigenlijke onderwerp toe nl. het menselijk geluk proeven. Marcel Janssens vatte het zo samen in 1966 op een huldedag voor de gevierde schrijver : Zijn prozawerk is er niet omwille van de literatuur, maar omwille van het leven.
Ruim 20 jaar had hij zich ook ingezet voor de radio omroep in het gebouw in de Rijselstraat. Daarbij had hij een voorliefde voor het woord, het volksverhaal en de stem van Frans-Vlaanderen. Hij gaf aan ontelbare mensen de kans om hun specifiek engagement kenbaar te maken in goede radioprogrammas.
In 2006 stellen we dus uitzonderlijke kenmerken vast bij een boerenzoon, die zich sociaal engageert en die vanuit een verontwaardiging een cultuurpoliticus wordt om u tegen te zeggen. Zijn inzet was tomeloos. Dat hij een dichter en schrijver wordt omdat hij zijn zoektocht naar zingeving moet uiten, zonder zich te bekommeren om stilistische kwaliteiten.
Dat hij bovendien een uitzonderlijk goede essayist wordt omdat hij belangrijke schrijvers zoals Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach, Abel Coetzee, Ernest Claes, Johan Daisne, Karel Jonckheere en vooral Stijn Streuvels bekendheid wou geven.
Wie een gedrevenheid en een levensinzet van dit formaat bezit, die geeft vandaag een boodschap aan iedereen die op zoek is naar zingeving en die aan zijn leven een meerwaarde wil geven.
(met bijzondere dank aan Dr. Karel Platteau voor deze analyse van de figuur van André Demedts)
|