Veelzijdig kunstenaar en cultuurpromotor Georges Leroy was in het H Hartcollege te Waregem een leerling van André Demedts. In het tijdschrift Vlaanderen bracht hij in 1976 een getuigenis aan zijn leermeester in een bijdrage met bovenstaande titel.
Het waren de oorlogsjaren, het was de tijd waarop een relatief ijzeren discipline ons in een neo-Spartaans keurslijf poogde te modelleren tot toekomstige voortreffelijke staatsburgers. Droeg de oorlogsatmosfeer het hare hiertoe bij, ook erzonder waren de ethische en pedagogische normen bepaald minder tolerant, dan wat de dag van vandaag tucht, orde en respect wordt geheten. Wij, die stilaan veteranen worden, hebben van het strenge keurslijf geen trauma overgehouden, integendeel.
André Demedts wandelde tussen de uitersten door, met over zich de onaangetaste gemoedsrust en het ongeschokte vertrouwen waaraan jongelui die hun korte broek aan het ontgroeien waren, behoefte hadden. Zeker, we waren geïmponeerd door blauwe KSA-hemden, marsjeerden en lieten strijdliederen galmen, maar al deze behoeften van het jonge bloed werden vrij behoorlijk gekanaliseerd en in idealistisch getinte banen geleid.
In wezen hadden wij, pubers, in die reeds roerige tijd, minder nood aan dàt soort beweging, dan aan innerlijk zelfvertrouwen en verdieping. André Demedts was een katalysator, die ons onrustig en troebel water wist te reinigen en te kanaliseren tot een klare vliet, waarvan men de bodem kon zien. Hij leerde ons (zoals Alice Nahon) in onszelf te kijken. Hij had over zich het moeilijk te omschrijven charisma, waardoor hij, in onze tienerogen, als mens een hogere en geidealiseerde dimensie kreeg.
Ofschoon hij als leraar Nederlands, zich niet met half werk tevreden stelde en letterlijk als figuurlijk de puntjes op de i's wenste geplaatst te zien, is het niet zozeer de docerende, dan wel de moraliserende Demedts die op velen een blijvende indruk heeft nagelaten. Achteraf (als men zelf de leeftijd heeft bereikt van Demedts toén, en beroepshalve ook met tienerleerlingen geconfronteerd wordt) vraagt men zich af wat er precies zo fascinerends was aan de figuur van de oud-leraar. Je probeert de inmiddels dertig jaar oude en uiteengevallen puzzlestukjes in je geheugen weer in elkaar te zetten. Je herinnert je ‘meneer Demeds’ (met een tweede naam werd hij bij mijn weten niet bedacht), gewapend met een bedachtzame glimlach, waarmee je tenminste twee kanten uitkon. Hij keek ons aan, de bleekblauwe ogen soms half dichtgeknepen onder de bosjes borstelige wenkbrauwen, waarbij iedereen zich terzelfdertijd persoonlijk in de kijker voelde. Als hij het nodig vond, kon hij onverwacht een poosje de stilte laten spreken waarbij hij de schuldige 'n beetje stekelig, toch meer verwonderd dan geergerd, vizeerde. Ik heb onze leraar zelden kwaad gezien, en toen hij ooit een bengel met één hand bij de kraag omhooghees, hadden we het achteraf vooral over de ongekende fysieke kracht die hij in zijn armen verborg.
Onze leraar bezat een ietwat zangerige stem, die, bij verheffing, ietwat schel kon overslaan, wat bij esthetische en ethische vervoering (bij hem nooit te scheiden) indruk maakte.
Demedts was een Sokratisch moralist. Tussen het lesgeven en dicteren door (we hebben nogal een boom afgepend, misschien waren de leerboeken toen onbetaalbaar duur of eenvoudig niet beschikbaar) liet hij terloops ideeën los, die achteraf bekeken, stuk voor stuk fragmenten waren van een fundamentele levensvisie, meer gesteund op wijsheid dan op wijsgerigheid, die eerbied afdwong en die we onbewust als norm gingen aankleven. Enkele principes kwamen herhaaldelijk terug, zoals trouw aan een woord, een ideaal, eigen haard en volk. Ook de arbeid stond aangeschreven als een uitzonderlijk ethisch beginsel. Men kon het gevoel hebben dat hij meer respect had voor een hardwerkende zondaar dan voor maanzieke artiesten of kwezels die niets anders deden dan geboden prevelen, als konijnen die loof knabbelden. Kortom, in het beeld (en toonbeeld) dat hij ons voorhield waren de essentiële kenmerken: wils- en werkkracht, beginselvastheid, gebondenheid aan aarde en natuur, gehechtheid aan Vlaanderen, trouw aan het christelijk geloof.
Mogelijks hebben we toen onze leraar te idealistisch voorgesteld. We weten nu dat hij een gematigd realist is, die streeft naar compromissen tussen ideaal en werkelijkheid, althans zolang de ideële grondslagen van de levensbeschouwing niet in het gedrang komen.
Iedereen voelde zich door André Demedts ergens persoonlijk benaderd. Ik herinner me nochtans niet dat hij ons bijvoorbeeld stelselmatig bij de voornaam noemde, maar als het gebeurde, hechtten we hieraan dan ook een bijzondere betekenis.
Onze leraar Nederlands was ook de bezieler.
|