De wilde kerselaarxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(uit Schemeravond, in: Verzamelde gedichten, 1976)
Aan de achterpoort in een haag,
op de oeverberm van een gedempte vijver,
tussen de boomgaard en het bos,
stond een wilde kerselaar,
waarvan de vruchten oneetbaar waren,
zelfs mussen en spreeuwen plukten ze niet.
Laat er hem staan, werd ons gezeid,
want hij beschaduwt het graf
van iemand die niet anders meer heeft
dan haar rust.
Een vrouw, een zigeunerin, een hoer,
weldra twee eeuwen geleden
met de Franse soldaten mee gekomen,
een marketenster met getaande huid,
ogen als karbonkels en een mond
van lachen, zingen en zoenen nooit moe.
Zij was hun vreugde en vervoering,
een glimp van het geluk,
dat 's nachts als donker water,
onder zwarte, zwijgende bomen,
half en half door maanlicht
beschenen ligt.
Gezongen, bedrogen, bemind,
tot zij rillend van koorts
in ons land van water en regen,
ons land van de nathandige wind,
op de schuurvloer ineen zonk. Drankjes, bezweringen en vloeken
haalden niets uit,
en haar soldaten, vanop de rand
van een uitdijende cirkel,
steeds meer vanop afstand,
keken geërgerd op haar strobed
en doodsstrijd neer.
Waar uit de wereld was zij afkomstig,
wat in de wereld had zij begeerd?
De soldaten kwamen langs achter in huis
en vroegen wat geld en een broodkant.
Zij groeven een kuil bij de vijver zijn water,
dat de oerbron van 't leven is,
Prunus Avium
en legden die gaven, de laatste,
wat voedsel en geld,
om ginder niet ijlhands
ieder ten spot te zijn,
bij haar in haar graf.
De kerselaar was vanzelf uitgeschoten,
zijn vruchten voor ieder en allen te brak,
maar reeds vier geslachten na elkaar
lieten hem ongemoeid staan. In mei wit besneeuwd van ontelbare bloemen,
en oktober verfde zijn kruin van geel tot zalmrood en bruin,
en als de nachten kwamen, waarin degenen die met de zomer
naakt geslapen hadden een deken konden verdragen,
trouw als een hond
liet hij zijn blaren vallen,
rondom zijn stam op haar graf.
Herinnering, vertedering,
blijven meegaan.
Maar waarom en waartoe?
Moet die wrangvruchtige boom
daar blijven staan?
André DEMEDTS
|