Uit tijdschrift Vlaanderen, 45e jaargang, 1996, blz. 46-48.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
N.a.v. de heruitgave in verzamelbox van de vier werken van De eer van ons volk en de Verzamelde gedichten van André Demedts willen we hier graag citeren uit een toespraak van essayist Rudolf van de Perre op 19 december 1995 in het André Demedtshuis in Sint-Baafs-Vijve bij de voorstelling van een eerdere uitgave van deze werken.
Een houten kroon, het sluitstuk van de vierdelige romancyclus De eer van ons volk, eindigt op een soort epiloog, waarin André Demedts, in de traditie van de grote klassieke vertellers, de verdere lotgevallen van de familie Gillemijn ter sprake brengt. Het is er André Demedts om te doen geweest ons, bij monde van Karel Gillemijn, ongetwijfeld de belangrijkste woordvoerder van de auteur zelf, de opzet van zijn romancyclus toe te lichten. Deze is er duidelijk op gericht het erfgoed van het verleden, inclusief de eigen familiegeschiedenis, vast te leggen en van generatie op generatie door te geven. Het antwoord op de vraag naar deze gedrevenheid, geeft ons meteen ook een antwoord - één van de antwoorden - op het waarom van de romancyclus en in ruimere zin ook op het schrijversschap van Demedts.
Tijdens de laatste levensmaanden vertelde Karel Gillemijn op lange wandelingen aan zijn kleinzoon Hugo allerlei zaken over het verleden, aangevuld met zijn eigen wijsheid
Karel besluit uiteindelijk dat alles toch eens op te tekenen en dit na herhaaldelijk aandringen van zijn zonen en de vraag : Schrijf alles op, vader, en dan zullen mijn zonen en dochters weten wat er allemaal geweest is en wie zij zelf zijn. Dat zal hen helpen mens te worden.. Het schrijven werd een taak, een opdracht, die hij alleen kon vervullen en nog tot een goed einde moest brengen. Hij schreef in de hoop dat er nog lezers zouden zijn en misschien ook iemand een vervolg op zijn werk zou schrijven. Zijn eigen geschiedenis heeft Karel niet kunnen voltooien en dat vervolg erop heeft André Demedts zelf geschreven
André Demedts had de familiegeschiedenis als kind vernomen uit de mond van zijn grootvader, op zijn beurt de kleinzoon van het hoofdpersonage Karel Gillemijn. Hij werd in zijn voornemen nog gesteund en aangemoedigd door het schrift dat zijn eigen vader reeds begonnen was en de titel Boek der overleveringen had gekregen. Daarmee is de cirkel gesloten en is de vereenzelviging van auteur en personage nog reëler en intenser, zeker op geestelijk vlak.
Toch gaat het in De eer van ons volk om méér dan de overlevering van het erfgoed. André Demedts wou niet alleen de rechtstreekse erfgenamen, maar eventueel een zo ruim mogelijke kring van lezers inzicht geven in de algemene en nationale geschiedenis. Als een rode draad loopt doorheen de romancyclus de gedachte dat een volk dat zijn geschiedenis niet kent, geen volk meer zal blijven. Die zorg is van bij de aanvang aanwezig. Zij is tevens vervlochten met de sociale bewogenheid van de vooruitstrevende Karel Gillemijn, die reeds in De Belgische republiek opkomt voor de rechten van dat volk. Hij heeft de eenvoudigen lief omdat zij de bewaarders zijn van onze eigenheid als volk. Elders zegt Karel Wat in het volk leeft, kan niet slecht zijn. God leeft in het volk, omdat het gehoorzaamt aan de natuur. Het is zuiver als tin, eerlijk als goud. In Hooitijd geeft de begrijpende kanunnik Arnout Gillemijn de raad : Keer terug tot je volk, als je ooit inziet dat je ervan afgedwaald bent. Je zult nergens op de wereld veiliger zijn, wij hebben geen andere thuis dan ons volk. En in Goede avond, tijdens de jaarlijkse kermistafel op De Neringen, is het weer Arnout Gillemijns die zegt : Het gaat niet om wat het profijtigst uitkomt, maar om de eer en het voortbestaan van ons volk. Hiermee neemt hij tevens de titel van de romancyclus in de mond
Op meer dan een plaats lezen we dat een volk dat geen geschiedenis maakt uit de geschiedenis verdwijnt of bij gebrek aan kennis van zijn verleden, geen volk meer zal blijven.
Achter deze woorden schuilt onder meer de specifieke bekommernis van André Demedts, dat de ontvoogdingsstrijd van het Vlaamse volk, dus dat wat is, door de komende generaties slechts kan begrepen worden in het licht van wat geweest is. Daarom koos hij als achtergrond voor zijn romancyclus de ongemeen belangrijke periode, volgend op de Franse Revolutie (1789-1815), waarin de grondslag werd gelegd van de huidige politieke en sociaal-economische verhoudingen. Een periode, zo noodzakelijk om het latere ontvoogdingsproces te begrijpen.
Via de familiekroniek, gebaseerd op documenten en overleveringen, heeft hij ook de poort geopend op het wereldgebeuren. Vanuit de microkosmos van De Neringen, de fictieve naam voor de hoeve De Elsbos in Sint-Baafs-Vijve, heeft André Demedts de macrokosmos van het toenmalige Europa verkend. Wij worden op de hoogte gebracht van en krijgen een visie op het tijdsgewricht, op de grote nationale en internationale gebeurtenissen, die op nauwkeurige en correcte wijze - dat werd door historici bevestigd opgeroepen werden. Belangrijker dan deze uiterlijke gebeurtenissen is de weerslag ervan op onze bevolking over het algemeen en op het gezin van Karel Gillemijn in het bijzonder, dat als kristallisatiepunt van de overvloedige gebeurtenissen kan beschouwd worden.
Wij mogen immers niet vergeten dat De eer van ons volk in de eerste plaats een indrukwekkende romanschepping is met de allures van een epos. De tetralogie bezit alles wat aan een epos zijn bestaansrecht verleent. Dan denk ik niet alleen aan de onuitputtelijke verbeeldingskracht en aan het verfijnde poëtische aanvoelen, maar ook aan de werkelijke epische adem. Zich ontwikkelend op en gedragen door verschillende naast en door elkaar heen lopende verhaalniveaus, ontvouwt het boek een breed fresco van mensen en feiten, die ook kennis bijbrengen op het universeel-menselijke vlak. Hiervoor staan zowel model de bewoners van De Neringen en allen die in direct dienstverband met de familie Gillemijn verbonden zijn, als de vele personages uit de dorpsgemeenschap in Aksele en de streek en ten slotte ook de officiële wereld van gedragsdragers, de groten der aarde. Allen beleven ze hun grotere of kleinere dramas in een bewogen tijd en worden ze psychologisch indringend benaderd. De geschiedenis, heeft André Demedts ooit gezegd, biedt de ideale achtergrond voor het levensecht verhaal van mensen met altijd dezelfde weerkerende behoeften en verzuchtingen. ..
Karel Gillemijn is een afsplitsing van zijn auteur. Hij heeft een open oog op de wereld, verdedigt humane waarden en progressieve ideeën. Op het einde komt hij echter tot het berustende inzicht dat een verander(en)de wereld niet noodzakelijk de mensen verandert. Zij blijven dezelfden met hun zelfde problemen. Lang had hij gedacht dat vooruitgang, onderwijs, kennis en opvoeding, meer vrijheid, gelijkheid en vriendschap onder de mensen zouden brengen, maar de woelige gebeurtenissen hebben zijn vertrouwen daarin geschokt. Ouder geworden gaat zijn aandacht steeds meer naar het bestaansmysterie zelf.
Deze bedenkingen bieden me nog even de gelegenheid om de brug te leggen naar de Verzamelde gedichten, die samen met De eer van het volk op zo een prachtige en stijlvolle wijze door het Davidsfonds werden heruitgegeven. Het is geweten dat het werk van Demedts een coherent geheel vormt. De verschillende literaire genres overstijgen en doorkuisen elkaar, omdat ze in feite hetzelfde ideeëngoed behandelen, vanuit dezelfde artistieke instelling. Alleen bood het proza hem meer armslag om zijn opheldering van het levenslot voor hem de functie van het schrijven in een ruimer menselijk perspectief te plaatsen.
De poëzie van André Demedts heeft de waarde van een innerlijk dagboek, een vaak schrijnend eerlijke levensbiecht, die dezelfde evolutie volgt als in zijn proza en dezelfde existentiële themas behandelt. ..
Dat André Demedts, ondanks een tijdelijk afscheid aan de poëzie, tenslotte toch gedichten is blijven schrijven, is te verklaren door het belang dat hij aan de poëzie heeft gehecht als taalscheppende factor van een volk, als laatste schutse van de oergrond van de taal, die de ziel van het volk vastlegt, zoals uitgedrukt in een van zijn laatste gedichten:
Mijn moedertaal
die eeuwen lang gegroeid,
het al in zich bewaart,
in dicht en lied steeds openbloeit
en woorden geeft
aan wat ons al bezielen mag,
het zij in vreugd en leed
ons wezen openbaart,
al zeggend, wat niet ieder weet,
of heeft beleefd.
Daarmee kom ik weer tot mijn uitgangspunt en is het, hoop ik, duidelijk welke betekenis een romancyclus als De eer van ons volk en deze Verzamelde gedichten voor een volksgemeenschap bezitten.
In een tijd dat het gezin als hoeksteen van de samenleving steeds meer in vraag gesteld wordt en het gevaar bestaat dat een volk als geheel zijn identiteit dreigt te verliezen, is het goed dat het werk van André Demedts opnieuw onder de aandacht wordt gebracht. Dit is slechts een bijkomende reden, want ik zou, tot slot nog eens willen beklemtonen, dat de waarde en de betekenis van De eer van ons volk en in het verlengde de Verzamelde gedichten vooral te vinden zijn op het literaire vlak.
Het strekt het Davidsfonds tot eer, dat het tot de weldaad van een wederuitgave is overgegaan. De eer van ons volk is een groot werk van een groot auteur én een groot mens, een onvervalste voor onze letteren zeldzame romanschepping. Twaalf jaar geleden (verwijst naar 1983) heeft Anton van Wilderode hier gezegd, dat het verschijnen ervan in elk ander taalgebied een literaire gebeurtenis zou geweest zijn. Die uitspraak blijft ook vandaag nog geldig.
|