Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
05-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deel 1/12 Raket met duizend gezichten.

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 1.

Saterozen.

              Jan fietst in zijn korte short door de Dorpstraat. De punten van zijn stofjas plakken nat aan zijn billen. Hij had de tijd niet genomen om te schuilen. Enkele kinderen die in een plas spelen wijzen hem lachend na: “Kijk,” joelen zij, “die vent heeft geen broek aan.” Jan doet alsof hij niets hoort. Hij houdt zijn aandacht op de twee zakken die aan zijn stuur bengelen. Hij wil zijn nieuwe aanwinst niet laten botsen. Het plastic zou kunnen barsten.

              De foto in het boek eist haar volle aandacht. Toch vindt ze deze de meest lachwekkende van allemaal. Spullen die zij normaal in de vuilbak kiepert zitten hier netjes aaneengelijmd en vormen samen één geheel. Kunst noemen ze dat! Een kleuter kan beter. “Toch moet het kunnen,” denkt ze. Ze heft haar blonde hoofdje even omhoog, maar de woorden onder de foto trekken opnieuw haar aandacht. ‘Niet alleen het object, maar ook de omgeving draagt bij tot het slagen of niet slagen van een kunstwerk.’ Zachtjes sluit ze haar ogen en de woorden sijpelen langzaam dieper, wilde plannen worden stukje bij stukje vastgelegd. Ze is zo diep in haar lectuur verzonken dat zij de laatste nieuwe hits niet eens hoort. De radio staat nochtans op tien.

Dat kan ze, de muziek keihard en toch met volle aandacht een boek lezen.

De livingdeur vliegt open en botst met een klap tegen de muur van de bergplaats. Jan probeert ze nog snel tegen te houden maar door naar de klink te grijpen rijst een plastic zak uit zijn handen. De zak met de koffiezetter klettert tegen de stenen vloer. Een droge knak doet hem beseffen dat iets breekt. De harde vloek doet dan ook niet op zich wachten. Hij kijkt naar de tafel en zucht. Met zijn vrije hand veegt hij de borden, koppen en vorken opzij. De tweede plastic zak die hij nog in zijn hand heeft zet hij op de vrijgekomen plaats. Weinig hoopvol bukt hij zich om de andere zak op te rapen, kijkt er even in en zet die dan ook op tafel.

“Wat een lawaai, dat horen ze tot op de hoek van de straat.” Jan probeert boven de bonkmuziek uit te komen en dat lukt hem zelfs, maar Yvette merkt er niets van. Schijnbaar slapend zit ze rustig met gesloten ogen in haar zetel, maar het boek in haar handen zit zo geklemd dat zelfs een slaapwandelaar het niet zou kunnen nadoen. In lange pas gaat hij naar de radio en draait de volumeknop met een ruk linksom. De harde metalen klanken blijven even luid zijn oor doorboren. Het kreng wil gewoon niet stiller.

“Wat een rommel,” mompelt hij en bonkt tweemaal op de houten kast. De radio valt stil. Yvette draait rustig een bladzijde om en leest de commentaar van de criticus. Jan staat weer terug aan de tafel en schuift nog wat borden opzij. Hij neemt de tweede koffiezetter uit de zak: “Yvette, ben jij ooit op een rommelmarkt geweest?” Glunderend kijkt hij naar zijn aanwinst. Yvette ligt alweer met gesloten ogen op de bank.

“En volk dat er was,” vertelt Jan verder. “Je kon er over de koppen lopen. Op sommige momenten was het onmogelijk om bij de kramen te komen. Een duizendste luk dat ik dit hier nog gevonden heb. Ik vroeg nog garantie maar dat geven ze natuurlijk niet op een rommelmarkt.”

Yvette opent haar ogen. “Hoeveel geld heb je gekregen om die rommel mee te nemen?”

“Gekregen, gekregen. Ik stond aan de andere kant van de kraam, daar moet je betalen. Maar van die twee maak ik ene goede.” Fier heft hij een koffiezetter omhoog. Een snoer waarvan de stekker ontbreekt, bengelt aan het toestel. Enkele druppels bruin vocht druipen langs de draad naar beneden en petsen op de tafel.

“Twee euro.”

Voorzichtig zet hij het vuile ding weer neer en neemt het tweede toestel van de tafel. Snel draait hij de verse barst in het omhulsel naar hem toe en heft het ding ook in de hoogte: “Twee en een halve euro. Met de stekker er nog aan.”

“Had die rommel maar laten liggen. Je had dat geld beter in onze leefpot gestoken.” Voordat Jan kan antwoorden springt de radio weer keihard aan en een schrille vrouwenstem krijst: “ I want, you will hear me.” Jan smakt de koffiepot op de tafel, het gebarsten stuk plastic springt los en valt verloren op de stenen vloer. In drie passen is hij in de hoek en bonkt tweemaal hard op het houten meubel met als gevolg dat een luid irriterend gebrom de kamer vult. Yvette staat rustig op en wandelt naar de hoek van de kamer bukt zich en trekt de stekker uit de contactdoos. Stilte!

“Nog zo een prachtoccasie. Rommel waar je vijf euro voor betaald hebt. Daar hadden we ook beter brood van gekocht.”

Maar Jan wil liever een ander onderwerp aansnijden en vraagt snel: “Wat ben je aan het lezen? Hé, je hebt de tafel nog niet afgeruimd. Het was toch uw beurt vandaag!” “Geen roman zoals je zou denken, maar een boek over Kunst. ‘KUNST EN ZIJN

OMGEVING’ Daar ga ik nog geld mee verdienen. Veel geld.”

Jan neemt een hamer en klopt zachtjes op het deksel van een koffiezetter.

“De enige juiste plaats voor kunst is op het containerpark.” Het deksel barst en splitst in drie stukken. “Kunst is tijdverspilling en kunstenaars zijn allemaal armoezaaiers. Als ze dood zijn geven andere zotten, kunstkenners zogezegd, miljoenen voor een stuk doek met hier en daar een streep verf op. Pure geldverspilling.” De drie stukken van het deksel schuiven over de grond.

Met een strijdlustige blik springt Yvette recht. “Twee versleten, vuile koffiezetters, dat is pas geldverspilling. En wil ik eens wat zeggen: de enige die hier geld binnenbrengt dat ben ik. Waarom zou ik hier dan staan afwassen en de tafel afruimen? Wanneer iemand de tafel nodig heeft, dan moet hij zelf maar afruimen. En dan kan hij ineens afwassen ook.”

“Bij jou is het ook maanden geleden dat je nog iets in de leefpot gestoken hebt. We zijn bijna blut. En daarbij ik werk toch ook.”

“Werken? Jij werken? Dat is nieuw.”

“Ah wel ja, ik werk. Koffiezetters herstellen. Als ik van deze twee er ene goede maak dan verkoop ik die en van dat geld koop ik weer twee kapotte en dan herstel ik die weer en dan verkoop ik die weer en dan koop ik…” “Vergeet maar geen adem te halen anders stik je nog.”

“Och ja, lach er maar mee.”

Yvette gaat recht voor hem staan en kijkt hem vrank in de ogen. “Waarom zou ik er niet mee lachen? Jij koffiezetters maken van die rommel daar?“ Venijnig wijst ze naar de tafel. “Zie maar dat ze niet ontploffen.” Even wacht ze, maar voordat Jan kan antwoorden zegt ze uitdagend: “Wel, ik maak een akkoord met jou. Ik zal terug in het huishouden helpen vanaf het moment dat jij je eerste euro verdiend hebt. En nu, trek maar je plan met de afwas en de tafel afruimen. En naar de winkel ga ik al lang niet meer. Saluut.”

Yvette gaat terug liggen en verdiept zich weer in haar boek. Jan begrijpt dat de discussie afgelopen is. Verslagen ruimt hij de tafel af, gaat naar de keuken en zet zich aan de afwas.

Nestor komt langs achter de keuken binnen. Onmiddellijk controleert hij de kamer. De kastdeur staat half open, de pan steekt met haar steel uit over het vuur, een keukenhanddoek hangt verfrommeld aan het rek, de anderen liggen verspreid over de grond. Hij kijkt naar de afwasbak, het schuim rijst boven het aanrecht uit.

Eerst hangt Nestor de handdoeken netjes geplooid over het rek en strijkt met zijn hand de laatste rimpels glad, hij sluit de kast en geeft de pan een kwartdraai zodat die weer veilig op het vuur staat. “Jan, je gebruikt te veel zeep. Je hebt meer schuim dan water. Trouwens wat sta ‘jij’ hier te doen? Is Yvette ziek? Het is toch haar beurt vandaag om af te wassen?”

“Nee, Yvette is niet ziek, ze had geen tijd.”

“Hoe geen tijd? We hadden toch een afspraak!”

Jan zucht: “Ze wil niet meer meedoen.”

Nestor neemt de moor van het vuur en vult hem met water. Met het schotelvod kuist hij zorgvuldig de onderkant af en zet de moor weer op het gasvuur. “Hoezo niet meer meedoen? Wilt ze weg? Heeft ze een andere woonst gevonden?”

Jan grist ruw een handdoek van het rek. Eén valt er op de grond, de andere hangen weer scheef en schots te dansen.

“Bijlange niet, waar zou ze naartoe gaan. Ze is hier veilig. Wie gaat er nu een computerspecialiste zoeken in een kraakpand.”

Nestor schuift de handdoeken weer zorgvuldig op het rek en wrijft zorgvuldig met zijn hand erover en begint te mompelen meer tegen zichzelf dan tegen Jan: “Ik kan dat zo niet zien liggen, ik zou wel willen maar dat moet allemaal in orde zijn.” Hij raapt de handdoek van de grond. Terwijl hij deze op het rek hangt beseft hij dat hij het vuur nog niet aangestoken heeft. Automatisch kijkt hij over zijn schouders maar ziet geen lucifers op de kast liggen. Hij wrijft met zijn linkerhand de plooien van de handdoek glad, trekt enkele schuiven open nog steeds op zoek naar stekskes, hij snuffelt op het aanrecht en kijkt vragend naar Jan. Maar Jan zit met zijn gedachten ver in het verleden. Ooit lang geleden heeft hij ook nog computers verkocht. Yvette kwam toen af en toe in de winkel. Op zekere dag vertelde zij hem dat ze saxofoon speelde, als hobby. Met een glimlach denkt hij aan zijn trompet die nu naast zijn bed staat. Het is het enige dat hij meegebracht heeft naar het kraakpand. Zijn enige troost en vriend nadat zijn vrouw hem verlaten had.

“Jan, voor de derde maal, weet jij waar de lucifers zijn? Ze liggen weer niet op hun plaats.”

Jan schrikt op en kijkt vluchtig rond. Hij gooit de handdoek op de kast die prompt van het blad afrijst, onverschillig voelt hij in zijn zakken. Nestor neemt als een robot de handdoek van de grond, vouwt hem netjes op en hangt hem aan het rek. Met zijn rechterhand wrijft hij hem extra glad. Jan heft een nog natte pan op en vindt de lucifers drijvend in het sop. Hij draait zich stilletjes met zijn rug naar Nestor, schudt de druppels van het doosje, wrijft het droog over zijn stofjas en geeft het aan Nestor.

“Binnenkort eten we netelsoep in plaats van tomatensoep met balletjes,” waarschuwt Jan hem terwijl hij zijn handdoek terug wil nemen. Te laat, Nestor had hem al gevonden. Ruw neemt Jan een nieuwe handdoek van het rek. Weer komen er enkelen mee en schuiven van het rek op de grond. Nestor bukt zich al maar Jan roept: “Laat die nu maar liggen. Die raap ik straks zelf wel op.”

Nestor kan het niet laten. Hij raapt de handdoeken op, plooit ze netjes in drieën en hangt ze weer aan het rek. Met zijn hand wrijft hij de plooien glad. “Wat bazel jij nu allemaal. Netelsoep in plaats van tomatensoep met balletjes? Heb je soms ruzie gehad met Yvette?”

Jan draait zich om en zet een afgedroogd kopje in de kast. “Ruzie, nee eigenlijk niet. Ik zei alleen dat de tafel nog niet afgeruimd was en ze was precies op haar teen getrapt.”

Nestor neemt het kopje en zet het op het juiste schap. “Ja Jan, maar HOE heb je dat weer tegen Yvette gezegd? Je weet toch dat ze niet gecommandeerd wil worden.

Heb je dat wel vriendelijk genoeg gevraagd? Weet je wat, ik zal eens een heerlijk potje koffie zetten. Met kokend water en een oude koffiebeurs, de enige echte koffie.” Jan geeft de koffiepot aan Nestor: “Nog altijd op grootmoeders wijze zeker?” grinnikt hij.

Minutenlang blijft het stil. De moor begint te zingen en Nestor giet het hete water in de beurs. Heerlijke dampen stijgen op en vullen de keuken. Jan neemt een kop en begint die af te drogen: “Deze morgen ben ik naar de rommelmarkt geweest. Toen ik thuis kwam was ik kletsnat van de regen, mijn kleren plakten aan mijn lijf, het water stond in mijn schoenen en mijn nat haar droop voor mijn ogen. Ik stond daar in de woonkamer met twee plastic zakken in mijn handen die ik kwijt wou maar de tafel was nog gedekt. De radio stond keihard en madame lag met haar luie kont in de zetel rustig een boekje te lezen. Dan moet je lief en vriendelijk blijven: ‘Yvetteke ben je de tafel niet vergeten af te ruimen, mijn kind? Nee, ik was niet vriendelijk. Ik vroeg haar om plaats te maken, maar mijn stem was niet luid genoeg. De radio stond op tien. Ik nam de twee zakken in mijn linkerhand en draaide de volumeknop linksom. Zonder resultaat. De beat bleef om mijn oren slaan. Ik bonkte wild met mijn vrije vuist op de radio die plots stilviel. Oef! Stilte. Ik schoof wat borden en pannen opzij zodat ik wat plaats kreeg voor mijn nieuwe aanwinst, want ik had die twee zakken nog steeds vast in mijn linkerhand. Ik begon te vertellen over de rommelmarkt maar ze onderbrak me en vertelde me droogweg dat zij de enige is die geld binnenbrengt en dat zij geen huishoudelijk werk meer wil doen. Niet koken, niet afwassen, niet kuisen, kortom niets meer.”

Droevig zet Jan de afgedroogde kop op het schap. Nestor neemt de kop en zet die een schap hoger, op het juiste schap. Plots ziet hij het, het bord naast de ondertassen. Brokken etensresten hangen nog aan de onderkant vastgeplakt. Moedeloos neemt hij het bord uit de kast en schudt meewarig met zijn hoofd.

“Niets meer, hoor je dat, ze doet niets meer,” herhaalt Jan.

“Ja, ja ik heb je wel gehoord. Als ik je goed versta wil Yvette beweren dat zij de enige is die geld binnenbrengt en dat zij daarom in het huishouden niet meer wil helpen. Ja, en het ergste is dat zij nog gelijk heeft ook. Zij is de enige die geld binnenbrengt,” antwoord Nestor met een ernstig gezicht en terwijl hij het bord aan Jan geeft, “dat bord is niet goed afgewassen, er hangen nog patatten aan de onderkant.” Jan neemt het bord aan en draait zich met zijn rug naar Nestor. Met zijn handdoek wrijft hij de patat eraf en geeft het bord terug. “Wat ik gekocht had was weggegooid geld beweerde ze en zolang wij geen geld in de leefpot steken wil zij niets meer doen in het huishouden. En winkelen, kan ze niet. Ze durft niet eens op straat te komen.” “Dat zou ik geloven, sinds zij dat computervirus in de wereld gestuurd heeft. Ze is als de dood dat iemand haar zou herkennen.” Nestor giet weer kokend water op de koffiebeurs. “Niets zo lekker als koffie uit een beurs. Nogal wat beter dan die papieren filters. Papier, dat trekt op niets, papieren filters proef je altijd. En, wat heb je dan eigenlijk gekocht op de rommelmarkt?” “Een koffiezetter”, zegt Jan droogweg.

“Een koffiezetter? Zo één met een papieren filter? Ja, dat is weggegooid geld. Niet moeilijk dat Yvette kwaad was. Wie koopt er nu een koffiezetter?”

“Ik mocht hem meepakken voor geen geld.”

Met half toegeknepen ogen vroeg Nestor: “Gratis, voor niks?” “Zo goed als,” verzwakt Jan zijn uitspraak.

“Hoeveel heb je dan eigenlijk betaald? Of mag ik het niet weten?”

“Twee euro. Dat is toch voor niks.”

“Is dat voor niks?… En werkt hij nog?”

“Nee, maar ik heb een tweede gekocht en van die twee maak ik ene goede.”

“Ook voor twee euro?”

“Nee, voor twee en een half. Er zat nog een stekker aan.”

“Wie geeft er nu geld voor een vuile versleten koffiezetter en dan nog ene zonder stekker.”

Jan kijkt paniekerig. “Het is maanden geleden dat Yvette nog iets in de leefpot gestoken heeft. Straks hebben we geen geld meer en dan moeten we netelsoep eten in plaats van tomatensoep met…”

“Met balletjes, ja, ik weet het al en daarom…” Nestor wacht even en giet nog eens heet water op de koffiebeurs. “Eerst nog een snuifje zout en de koffie is dadelijk klaar.”

“En daarom…? Zout en de koffie is klaar? Is dat de oplossing? Waarvan denk je binnenkort die koffie te betalen? We hebben weldra zelfs geen zout meer. De koffie is klaar; dat is nu de oplossing. Onze Nestor heeft gesproken.”

“Wacht, wacht eens wat, zenuwachtig ventje. Laat me eerst eens uitspreken.”

“Maar zeg het dan. Dat moet bij jou ook altijd zo lang duren.”

“Als je er niet tussenkwam was het al lang gezegd. Zwijg nu even en luister,” hier wacht Nestor even alsof hij niet goed weet hoe hij verder moet. “Omdat we altijd afhankelijk zijn van Yvette moeten we daar iets aan doen, en daarom… Ik heb het eigenlijk direct willen zeggen toen ik binnenkwam maar ik zag jou aan de afwas en ik was zo verbaasd dat ik eerst moest weten waarom Yvette er niet stond.”

“Ga je het nog zeggen of moet ik het uit uw neus peuteren?”

“Geduld man. Luister. Je kunt aan iets beginnen zonder na te denken of je kunt op veilig spelen. Als je iets wil bereiken moet je dat voorbereiden, op lange termijn denken. Zeker spelen. Er is niets zo zeker om geld te verdienen dan je handen uit de mouwen te steken.”

Jan kruist zijn armen en kijkt naar het plafond. “Ja, en wat zoek jij dan te gaan doen op lange termijn?” Koffie gaan verkopen soms? Koffie op grootmoeders wijze, met of zonder zout!”

“Ik heb thuiswerk aangenomen.”

“THUISWERK?! Wat voor iets dan? Enveloppen vouwen zeker? Thuiswerk, daar verdien je het zout op uw patatten nog niet mee. Of liever het zout voor in uw koffie.” Nestor draait zich naar de keukenkast en neemt voorzichtig een handdoek van het rek. Stilzwijgend vouwt hij die open op het tafelblad. Met beide handen strijkt hij het doek glad en zet twee kopjes op de handdoek.

“Neen geen enveloppen, plastic bloemen.” “Plastic bloemen?” vraagt Jan ongelovig.

“Ja, kunstbloemen. Bloempjes op steeltjes zetten.”

“Kunst! Spreek me niet van kunst. En zeker niet van kunstenaars. À propos, wat betaalt dat die KUNSTbloemen?”

Nestor giet opnieuw water in de beurs en tikt met een mes even op de rand van de pot. “Twee euro per doos.” Hij wacht even en omdat Jan niet onmiddellijk reageert: “Tien dozen is twintig euro.”

“Ik kan ook wel rekenen, maar hoeveel bloemen zitten er in zo een doos?” “Ongeveer honderd zeker?”

“Hoe? Weet jij dat niet? Knappe voorbereiding. Oké. Neem nu honderd bloemen. Dat is dan 2 eurocent per bloem. Ik zal wel koffiezetters maken. Dan kan ik zelf mijn prijs bepalen.”

“De vorige keer heb jij de wasmachine gemaakt. Heel de straat zat zonder licht.” “En alleen maar opsteken?”

“Nee. Insteken, de stekker insteken. Een vonk van een meter knalde uit het stopcontact, alles zag zwart en overal in de straat ging het licht uit. Knappe stielman ben jij.” “Nestooor. Ten eerste gaat het hier over bloemen, kunstbloemen ineensteken. En ten tweede die vonk kwam niet door mij. Dat was die wasmachine. Maar die bloemen, is dat alleen maar zo een knop op een steeltje steken?”

“Ja, zoiets. En dan inpakken ook natuurlijk.”

“Nestor, ze bellen. Ga jij opendoen of ik?”

“Yvette is daar, die zal wel opendoen.”

“Is dat niet gevaarlijk voor haar?”

“Ze zal haar pruik wel opzetten, zeker.”

“En haar uilenbril, dan herkent zelfs haar eigen moeder haar nog niet. Zeg die bloemen, die moet je toch niet volledig monteren of wel?”

“Och jong, ik weet er het fijne niet van. Straks brengen ze de dozen en dan maken ze een paar voorbeelden. Hier, uw koffie, laat hem maar niet koud worden.” “Een kleine demonstratie zal wel nodig zijn. Ik zou niet weten hoe men daaraan begint, een plastic bloem ineensteken.”

“Dat kan niet moeilijk zijn en als iedereen meehelpt, is zo een doos direct vol.” “Nestor, spijtig maat, maar ik ga koffiezetters maken. Die twee koffiezetters is nog maar een begin. Ik maak er ene goede van en verkoop die. Van dat geld koop ik vier oude toestellen en zo groeit mijn zaak en binnenkort...”

“Ja, ik begrijp het al. Je laat mij zitten met mijn bloemen. ’t Is niks, ik vraag het wel aan Yvette en als die helpt kom je vanzelf terug want jij wilt toch zoveel mogelijk bij Yvette zijn.”

“Wat is daar verkeerd aan? Yvette heeft ook haar goede kanten. Zij kan tenminste mee met de moderne tijd. Jij leeft nog in de middeleeuwen. Koffie zetten met een moorke! Phoe.”

Nestor weet wel dat hij niet supermodern is, maar hem uitmaken voor ouderwets, dat kan hij echt niet verdragen. Nestor kuist zwijgend voor zich uitstarend het vuur af en sluit de twee openstaande kastdeuren. Met het hoofd recht omhoog stevent hij naar de woonkamer. Vóór hij de keuken verlaat kijkt hij nog even om of alles in orde is.

“Hé Nestor, uw koffie, je vergeet uw kop koffie.” Maar Nestor is de deur al uit.

              De volgende morgen zit Jan in de woonkamer. Zijn tafel ligt vol gereedschap: een boormachine, twee hamers, een trektang, een stel schroevendraaiers en twee koffiezetters waar van één nog slechts de onderdelen te zien zijn. Het omhulsel ligt op de hoek van de tafel, klaar om er af te vallen. Nestor en Yvette komen binnen. Yvette met haar kunstboek in de hand. “Wel Jan, is de afwas al gedaan?” vraagt ze met licht leedvermaak.

“Je weet hé Yvette, als ik iets kan doen voor jou, dan is niets teveel hé,” antwoordt Jan opgewekt.

Nestor en Yvette blijven naast de tafel staan. “Wat ben je nu weer aan het ineen prutsen?” vraagt Yvette niet echt nieuwsgierig.

Jan houdt net enkele stukken van de koffiezetter aan elkaar: “Yvette, geef die tang daar eens, ik kan dit niet loslaten.” Nestor komt wat dichter en wijst met zijn vinger naar de koffiezetter. “Die vijs zit scheef.”

Jan draait het toestel naar zich toe om naar de vijs te kijken maar de koffiezetter schuift uit zijn handen en valt prompt uit elkaar. Enkele stukken kletteren op de grond. “Zie je nu! Waar bemoei jij je mee? Zie maar dat uw bloempjes niet scheef staan.”

Terwijl Jan onder tafel kruipt om de stukken op te rapen vraagt Yvette heel verwonderd: “Bloemetjes? Welke bloemetjes?”

Jan komt weer onder de tafel uit en stoot zijn hoofd tegen het tafelblad. “Au. Verdomme, rot tafel! Weet jij dat dan nog niet van die bloemen? Wel ja, meneer daar, meneer vindt dat we niet genoeg te doen hebben. Hij heeft thuiswerk aangenomen.” Nestor die wat verveeld zit met de zaak sorteert de vijsjes op tafel: de grote vooraan en de kleinere ernaast, de rondellen netjes eronder en op de laagste rij de moeren. En omdat Jan niets meer zegt, geeft Yvette Nestor een por in zijn zij.

Nestor schrikt op en kijkt Yvette schaapachtig aan: “Yvette jij bent toch ook met kunst bezig, niet? Wel dit zal je dan zeker interesseren. Kunstbloemen! Dat is echt iets voor jou. Je kunt er bij gaan zitten en het is een schoon tijdverdrijf. We vervelen ons hier toch maar.”

“Vervelen? Jij misschien wel maar ik moet dat hier terug ineen krijgen. En blijf van die vijzen af. Ik mankeer er precies al één,” werpt Jan er tussen.

Yvette gniffelt en wijst naar Jan. “Jij, jij mankeert al lang een vijs. À propos is die koffiezetter nog niet klaar? Ik heb wel zin in een lekker kopje koffie.”

Jan die terug onder de tafel gekropen is komt er weer onderuit, ditmaal voorzichtig om zijn hoofd weer niet te stoten. Hij knikt naar Nestor terwijl hij naar Yvette kijkt.

“Vraag het maar aan hem daar die maakt nog koffie met een koffiezak.” Zonder verder aandacht aan de anderen te geven, neemt Jan een tube lijm en begint de stukken plastic in te lijmen. De nog open tube lijm legt hij naast zich op tafel.

Nestor wil weten of Yvette nu mee wil werken of niet en begint haar te paaien. “Zeg Yvette, ik heb gehoord dat jij niet meer wil helpen in het huishouden. Dan heb jij toch wel wat meer tijd vrij. Zie jij daar niets in? Zo met gedrieën samen gezellig plastic bloemen ineensteken en het verdient nog goed ook.”

“Goed verdienen? Met plastic bloemen te maken? Daar verdien je het zout op uw patatten nog niet mee!”

“Jullie hebben precies afgesproken, jullie twee. Jan zei dat ook al. Maar ik zal jullie één ding vertellen: je kunt beter thuiswerk doen dan niks te eten te hebben.” Vol overtuiging zet hij zijn beide handen op de tafel en omdat er geen reactie van de anderen komt gaat hij verder: “Een mens voelt dat aankomen. De sfeer is gespannen, sommigen willen niet meewerken, anderen gaan zotte dingen doen en je begint je af te vragen hoe dat komt! Maar iedere keer dat je geld uit de leefkas haalt voel je de bodem dichterbij komen. Een mens denkt verder en denkt aan zijn eten. Dat is alles.” Nestor heft zijn arm weer op en een blad papier kleeft aan zijn mouw. Een bundel lijmdraden rekken zich uit van de tafel naar zijn mouw. Nestor kijkt het kleverige gedoe aan en probeert de draden los te trekken maar hoe meer hij beweegt, hoe langer de draden worden. Yvette wil zich verweren en als Nestor naar de keuken wil gaan om de draden lijm aan zijn mouw af te kuisen houdt zij hem tegen: “En daarom heb jij thuiswerk aangenomen, met het gedacht dat iedereen hier tegen honderd in het uur plastic bloemen zou gaan maken. En dat voor een appel en een ei.” Jan proest het uit, maar Yvette wijst nu naar Jan. “En jij Jan, heb jij daarom die afgedankte koffiezetters gekocht om zo een centje bij te verdienen?”

“Ja, euh…NEE, ik heb ze niet gekocht om bij te verdienen maar ik kon ze eigenlijk niet laten liggen. Ze hadden ze misschien wel weggegooid. Dat zou toch zonde zijn. En het idee om terug te verkopen is toch goed bedacht. Zo krijgen we weer geld in onze leefpot.”

Yvette wijst met gestrekte wijsvinger naar het ding dat op tafel staat dat nu met een koord bijeengehouden wordt. “Dat ding daar op tafel zal volgens mij nooit werken, dat kan alleen maar ontploffen, dat is al. Ik geloof goed dat ze die rommel weggooien en jij geeft daar nog vier en een halve euro aan? Goed zot ja.”

“Maar we moeten toch iets doen om geld bij te verdienen. Onze leefpot is bijna op.” De ogen van Jan staan wild in zijn hoofd. Hij zou er bijna bij gaan huilen.

Nestor trekt zich met een venijnige ruk los van de tafel. De slierten wiegen gevaarlijk naast de panden van zijn jas. Voorzichtig draait hij zich om: “Ik ga die lijm hier verwijderen. Ruziën jullie nog maar wat verder.”

Yvette kruist haar armen en zegt: “Jan als jij die rommel blijft kopen zal ons geld zeker rap op zijn,” zij verheft haar stem zodat ook Nestor haar goed kan horen,“ en daarbij wat jullie twee gaan doen dat interesseert mij niet. Ik heb mijn eigen plannen.” Bij de woorden ‘eigen plannen’ komt Nestor snel terug naar de woonkamer en zet zijn handen in zijn zij. De draden lijm zitten nu tot in zijn jaszak. Maar Nestor heeft even andere zorgen: “Zeg je gaat me toch niet laten zitten met die bloemen. Ik heb beloofd dat er volgende week dertig dozen af zouden zijn.”

Jan kan het niet laten op te merken: “Nachtwerk hé Nestorke. Nachtwerk hé man. Jij zult je voorlopig niet meer vervelen. Je zult niet meer moeten blijven plakken in de staminee.”

Yvette die de lijmdraden nu pas opmerkt zegt: “Hij plakt al genoeg zo. De lijm puilt al uit zijn zakken.”

Nestor bekijkt zijn jaszak en trekt voorzichtig zijn hand uit zijn zak. Hij wil zich omdraaien om weer naar de keuken te gaan. De lijmdraden irriteren hem geweldig. Toch bedenkt hij zich, draait zich weer om en vraagt:

“Yvette wat ben jij eigenlijk van plan?”

Jan geeft Yvette de tijd niet om te antwoorden. “Oh ik weet het al. Ze gaat computerlessen geven. Maar die vlieger gaat niet op. Er komt geen computer in huis. Ik heb mijn buik vol van computers.”

Yvette bekijkt Jan met spottende blik: “Niks computerles. En wat ik ga doen? Niks. Ik verdien geld zonder iets te doen. Veel geld.”

“Op uwe rug zeker,” zei Jan vlugger dan hij eigenlijk wou.

Nestor wil Yvette verdedigen en zet Jan op zijn plaats: “Ben je weer jaloe…? “ “Willen jullie twee me nu eens laten uitspreken! In plaats van steeds te zitten kibbelen.” Yvette wacht even opdat de anderen zeker zouden luisteren. “Ik ga de garage verhuren!”

Jan en Nestor roepen beide in koor: “DE GARAGE VERHUREN?!”

“Ja, ze staat toch maar leeg en als ik ze verhuur brengt zij geld op en ik moet er niets voor doen.”

Nestor schudt meewarig zijn hoofd. “Meisje, je weet toch dat die garage niet van jou is hé?”

Yvette staat nog steeds met haar armen gekruist en met zelfzekere stem geeft ze haar antwoord: “Dat weet ik. En ze is ook niet van jou, en ook niet van Jan. Wij betalen zelfs geen huur. Wij zijn hier zomaar in komen wonen omdat het huis hier stond te verkrotten. We hebben het opgekuist, we onderhouden het en als we de garage verhuren blijft die ook proper. De eigenaar mag blij zijn.”

Jan stond met open mond te luisteren. Als Yvette begon te praten was hij altijd verbaasd hoe eenvoudig zij de moeilijkste dingen kon oplossen. “Nestor, Yvette heeft gelijk. Als jij niet alle ramen gekuist had en ik die lekken op het dak niet hersteld had dan was het hier een echte bouwval geworden.”

Yvette voelde dat ze Jan al voor haar plan had gewonnen en wilde er nog wat aan toevoegen: “En als ik hier niet woonde waren alle ruiten kapot gesmeten door snotapen. Dan zat het hier vol duiven, ratten, kakkerlakken, muizen, wilde katten, hamsters, meeuwen…”

“Hamsters?” onderbrak Nestor haar.

“Neen, hamsters niet, maar meeuwen wel want die komen van het stort hier achter de hoek.”

Nestor zet zijn handen weer op de tafel maar deze keer voorzichtig aan de andere kant van Jan, ver weg van de tube lijm. “Ja, natuurlijk, de meeuwen komen naar al dat eten dat de mensen weggooien.”

Jan houdt zijn koffiezetter onderste boven. “Ja, ja Nestor, duivenstront op al de stoelen en tafels, en dat plakt zoals uwe jas.” Hij klopt met zijn vuist een paar maal op de bodem. Twee vijzen vallen eruit en een klad bruine vloeistof maakt een vlek op tafel juist naast de vingers van Nestor. “Ha, daar zijn mijn vijzen.”

Nestor springt als een haas achteruit. “Bah, viezerik!” Zonder wachten richt hij zich weer tot Yvette: “Zeg Yvette ik weet niet, maar… je kunt toch niets verhuren zonder dat het uw eigendom is?”

Yvette steekt haar kin vooruit. “Krakers hebben ook hun rechten. En daarbij ik laat de huurder contant betalen, centen in uw polletjes. Wat kunnen we verliezen? We hebben toch niets. Mijn moeder zei altijd: een kei kan je niet afstropen. En omdat wij niets hebben kunnen ze ons ook niets afpakken.”

“Ik vertrouw dat niet. Wat uw eigendom niet is kan je niet verhuren. Dat is onwettig en daarbij die garage kunnen we zelf toch ook gebruiken.”

“Oh. Wat wil je daar dan gaan doen? Whisky op flessen trekken misschien?” werpt Jan plots tussenin.

“Dat is gemeen, je weet dat ik alles doe om van de drank af te blijven. Sinds ik hier bij jullie ben heb ik nog geen alcohol aangeraakt.”

Plots begreep Jan waarom Nestor de garage niet wil verhuren. “Yvette, ik snap het al. Nestor denkt dat wij allemaal gaan helpen om die plastic bloempjes in elkaar te steken. Daar heeft hij plaats voor nodig. En zoals we hem kennen heeft hij altijd veel plaats nodig. Ik zie het al voor me: een grote tafel vol met stapels bloemen, haakjes, tangen, hamers en weet ik al wat meer gereedschap hij nodig heeft om die kunstbloemen te maken. Dan grote dozen vol met takken en stelen langs de muur en aan de andere muur zakken met oase, kunstblaadjes en dozen met afgewerkte stukken. Je kent hem toch er mag geen millimeter verkeerd staan, daarom heeft hij altijd zoveel plaats nodig.”

Yvette steekt haar armen in de lucht en knikt vastberaden met haar hoofd. “Oh nee, dat nooit. Ik verhuur de garage en dan hoef ik niet nog iets anders te doen.

Dat hij met zijn bloemen maar in de keuken gaat zitten, of op de wc voor mijn part.” Jan knikt instemmend en gaat naar de keuken. Nestor is ten einde raad. “Maar Yvette, in de garage is plaats genoeg. Ideaal voor thuiswerk. Toch geen rommel in de keuken. In de garage kan je alles laten liggen. Het ligt daar voor niemand in de…” Yvette laat Nestor zelfs niet uitspreken. “Ik heb al kandidaten voor de garage. Daarstraks was er iemand aan de deur die loodglas maakt. Dus als jij de garage wilt moet je ze maar huren. Wie eerst betaalt die krijgt ze. Punt amen en uit. En ga nu je jas maar schoon maken. De lijm is nu hard, met wat geluk kun je het er zo aftrekken.” Jan komt terug binnen met een kop koffie en gaat recht naar Nestor. “Uw koffie van gisteren, die zal nu wel afgekoeld zijn.”

              Enkele uren later komen Francesco en Xavier voorbij het kraakpand gewandeld. Francesco is met veel gebaren aan het woord. “Zelfs een architect kan een kunstenaar zijn. Hij zal dan in beton en staal denken, maar ook in licht en geluid. Het punt is dan alleen dat het laatste tijdelijk is. Ik refereer gewoon naar John Körmeling,

Nederlands architect en kunstenaar.”

Xavier loopt er wat verloren bij. Hij wil wel kunstenaar worden maar de hoge woorden van Francesco ontgaan hem meestal. Verstrooid kijkt hij naar het bordje op de garagedeur. “Hé, Francesco kijkt daar eens!”

Omdat Francesco niet onmiddellijk halt houdt maar met zijn hoofd in de wolken verder gaat, blijft Xavier staan en leest het bordje nog eens: “Francesco, kom eens zien.

Ze verhuren hier een kunstgalerij.”

Bij het horen van het woord kunstgalerij keert Xavier onmiddellijk op zijn stappen terug en leest in gedachten het bordje: “Mijn beste Xavier, een beeldende kunstenaar begrijpt door middel van zijn ogen. Hij hoeft zelfs absoluut geen kennis te bezitten van wat hij ziet. Hij voelt het. Het is iets wat academici wel nooit zullen begrijpen.” Xavier kijkt hem hoopvol aan. “Ik bezit helemaal geen kennis, kan ik dan beeldend kunstenaar worden?”

Francesco duwt tegen het kleinere deurtje in de garagedeur dat spontaan opendraait:

“Kom konijntje, een open deur is een uitnodiging. Laat ons binnengaan.”

Wanneer zij goed en wel binnen zijn komt Nestor van de groentewinkel thuis. In zijn netzak zit een prei en een selder. Beide groenten steken met hun loof boven de zak uit. Aan de garagepoort ziet hij het bordje van Yvette hangen. Hij vloekt binnensmonds en gaat langs het kleine deurtje binnen. Zorgvuldig sluit hij maar komt onmiddellijk terug buiten. Met een nauwkeurige precisie hangt hij het bordje recht en gaat dan pas binnen.

Xavier en Francesco staan wat verder in de garage en zien Nestor binnenkomen.

“Kom jij ook voor de kunstgalerij?” Roept Xavier naar Nestor.

Nestor denkt: dat zijn klanten voor de galerij, die ga ik ontmoedigen. “Kunstgalerij? Is dit een galerij? Heb jij al eens goed rond gekeken? Bekijk die muren eens: de verf is helemaal afgebladderd. En het plafond. Kijk eens omhoog. Gaten, allemaal gaten. Dat dak valt nog eens naar beneden. En de achtergevel, die ruit: kapot! En dat is de enige niet, kijk maar eens goed, zo zijn er nog meer. Slecht, heel slecht voor kunstwerken.”

Francesco luistert al lang niet meer naar Nestor en staat reeds in het midden van de garage. Xavier denkt: dat is zeker een kandidaat huurder en antwoordt kortaf: “Dat kan allemaal gerepareerd worden. Ik heb uw raad niet nodig. Ga maar terug naar uw moestuin. Wij waren hier eerst.” Hij haast zich naar Francesco en fluistert hem toe: “Francesco, ik denk dat we snel moeten beslissen want hier is nog een kandidaat. Je weet: eerst is eerst.”

Nestor roept naar hen van aan de poort: “En droog is het ook niet altijd. Natte muren zijn slecht voor een galerij. Eerst schimmel en daarna paddes…”

Xavier onderbreekt hem en roept terug: “Meneer wil je ons alstublieft laten werken.

Onze tijd is kostbaar.” Hij draait zich hoogwaardig naar zijn leermeester: “Meester

Francesco, wat wens je dat ik doe?”

Nestor geeft het op en verdwijnt door de deur naar de keuken.

“Xavier, meet jij de hoogte en de breedte van de garagepoort maar. Hier wil ik een kunstwerk maken dat de mensenmaat overschrijdt. De afmetingen van een werk zijn van onschatbare waarde om iets groots te scheppen. Soms is ruimte een leegte.

Zelfs dat is belangrijk. Iedere holte, leegte of lacune moet zijn betekenis krijgen.”

Xavier bekijkt schaapachtig zijn meester. “Een gat is een gat. Daar zit toch niks in.”

“Een gat? Een leegte, een holte wil je zeggen. Iedere leegte of holte heeft zijn betekenis. Een gat zonder betekenis is een hiaat. Onthoud dat vriend, een hedendaagse kunstenaar weet dat, begrijpt dat en gebruikt dat.”

Xavier haalt een lintmeter uit zijn zak en laat hem speels in zijn hand open rollen: “Ik zal eraan denken mijn, heu dat gat te gebruiken. Voor die poort nu, wat moet ik eerst meten de hoogte of de breedte?”

“Och konijntje, dat is gelijk. In het oeuvre van een kunstenaar kan de volgorde een marginale, een primaire, een centrale tot een obsessionele rol innemen. En hoewel we geneigd zijn om de betekenis ervan te minimaliseren kunnen we dat beter niet doen. Toch laat ik je in dit geval de vrije keuze. Meet je nu eerst de breedte of de hoogte, in deze fase maakt dat geen verschil. En gebruik een vouwmeter, dat is handiger om een hoogte te meten.”

Xavier neemt een stoel en plaatst die links onder de poort, daarna neemt hij nog een stoel en die plaatst hij rechts onder de poort. Hij gaat op de linkse stoel staan en meet de breedte van de garagepoort. De dubbele meter is tekort om de volledige breedte te meten en hij is te lang om van op de stoel aan het uiteinde een streepje te kunnen zetten. Daarom zet hij zijn stoel nu in het midden en meet van op de zijkant tot in het midden. Het kleine deurtje gaat weer open en een man met een doos in zijn handen komt binnen. Hij ziet Xavier op de stoel staan, gaat naar hem toe en vraagt

op vriendelijke toon: “Zeg man, waar mag ik deze doos ergens zetten?” Xavier meet zonder omkijken verder de hoogte van de poort.

“Hé meneer!”

Xavier let nog steeds niet op de man. De man met de doos wordt nerveus en roept:

“HE MANNEN.”

Francesco draait zich om en ziet Xavier op de stoel staan. “Xavier wat ben je nu aan het doen?”

“A wel, ik meet de hoogte van de poort. Ik meet eerst van de grond tot het plafond en daarna van het plafond tot de bovenkant van de poort. Ik trek het één van het ander af en ik heb de hoogte. Slim hé.”

De man met de doos wordt het beu en zet zijn doos zomaar ergens tegen de muur. Hij haalt nog verschillende plastic zakken met onderdelen van bloemen en nog drie pakken opgevouwen kartonnen dozen. Hij zet alles tegen de zijmuur naast de keukendeur. Met een bonnetje gaat hij terug naar Xavier.

“Teken jij voor ontvangst?”

Xavier kijkt over de man heen en roept naar Francesco: “Zeven meter vijf en zestig.” Francesco schrikt en roept verbaasd terug: “Wat zeven meter vijf en zestig? Wat is er zeven meter vijf en zestig?”

“Wel de poort.”

“Heren, wilt er iemand eens tekenen alstublieft?”

“Hoe kom jij aan die zeven meter vijf en zestig? Is dat de hoogte of de breedte?”

“Alle twee, ik heb ze opgeteld.”

“Maar Xavier je moet eerst alleen de breedte meten.”

“Ik mocht toch kiezen wat ik eerst wou meten. In deze fase maakte dat geen verschil.”

“Xavier, ik moet de hoogte en de breedte APART hebben. Dus meet nu eerst de breedte maar en de binnenkant van de dag nemen natuurlijk.”

“Wil er iemand tekenen?”

Francesco gaat naar achter in de galerij maar ziet nog even om en ziet Xavier nog steeds stil op zijn stoel staan. “Wel waarom begin je nu niet te meten?”

“Wat is een dag? Ik weet niet wat een dag is.”

“De opening, je moet het gat meten. Vooruit Xavier. Ik ga hier niet de hele dag wachten tot jij alles gemeten hebt.”

De man met het bonnetje tikt tegen Xavier zijn been: “Meneer!”

Xavier kijkt even omlaag. “Sorry wij willen niet gestoord worden.”

“Ja, maar ik heb nog wel wat anders te doen dan hier staan wachten hé. Zeg dat is waar ook moet ik er geen voordoen? Of weet je al hoe die bloemen gemaakt moeten worden?”

Xavier kijkt nu gekrenkt naar de man. “Francesco is een grootmeester en die heeft uw raad niet nodig.”

“Tja, als je het allemaal al kent, mij goed. In de doos liggen enkele voorbeelden. Als je hier wil tekenen dan kan ik naar de volgende klant.”

Francesco wil voort werken en roept naar zijn maat: “Xavier, tekent die bon nu maar. Die vent brengt mij uit mijn concentratie. Juist nu ik inspiratie heb. Ik voel mijn impulsen resoneren met de omgeving. Indien ik mij nu niet concentreer zal een kunstwerk nooit gerealiseerd worden.”

Xavier tekent.“Bedankt hé mannen. Jullie moeten echt geen uitleg hebben?” Xavier kijkt nog kwader naar beneden: “Hoor jij niet goed? Francesco is een kunstenaar en wil niet gestoord worden.”

De man verlaat hoofdschuddend de garage. Francesco komt naar Xavier en zegt zelfvoldaan: “Zo, ik zie het wel zitten. We nemen deze galerij.”

Beiden gaan ze naar de keukendeur en passeren de dozen en de zakken. Een verdwaalde duif probeert langs een raam buiten te vliegen en Xavier kijkt achterom. Hij stoot een doos omver. De voorbeelden van de bloemen rollen op de grond. Enkele bloemen liggen gekruist op elkaar. “Miljaar!” vloekt Xavier en bukt zich om de bloemen op te rapen.

Francesco springt plots voor zijn voeten. “STOP! Overal afblijven. Alles laten liggen.” Met uitgestrekte armen gaat hij enkele passen terug en duwt Xavier mee achteruit. Hij springt weer naar voren, neemt de modelbloemen en trekt de bloemknop van elke steel. Op één steel schuift hij enkele blaadjes en dan een knop weer enkele blaadjes en weer een knop. Zo gaat hij verder tot de steel haast helemaal gevuld is. Onderaan de steel plooit hij een klein krulletje. Hij steekt het geheel in de lucht.

“Kijk dat bedoel ik nu met kunst. ‘SATEROZEN’ Mooi en grillig van vorm. Geïnspireerd op de schoonheid van de natuur en de vraatzucht van de mens. Een saté vol rozen. Kom konijntje, laat ons niet langer wachten. Straks huurt iemand anders de galerij voor onze neus weg.” Nonchalant gooit hij de bloem boven op een doos. “Goed hé meester dat ik die doos liet vallen. Zo bezorg ik jou ook nog eens inspiratie.”

“Ooit, konijntje, ooit zal jij een groot kunstenaar worden. Misschien wel zo groot als ik.”

Yvette komt net op dat moment uit de keuken in de garage. “Dag mannen wat kan ik voor jullie doen?”

Xavier doet een stap naar voor en geeft Yvette een hand. “Mag ik je voorstellen, meester Francesco en ik zijn leerling Xavier. Mijn meester is hedendaags kunstenaar. Wij zijn op zoek naar een kunstgalerij.”

“Wel dan is het vandaag uw geluksdag, wat denken de heren van deze galerij? Deze plaats is uiterst geschikt om kunstwerken in tentoon te stellen. Kijk eens die afgebladderde muren. Hoe artistiek.”

“Kunst heeft afgebladderde muren nodig,” beaamt Francesco. Waarop Xavier direct de vraag stelt: “Kapotte muren, is dat dan ook al kunst?”

“De normen die bepalen wat kunst is en wat niet waren in het verleden heel duidelijk. Iedereen kon bij de eerste oogopslag kunst herkennen. Hedendaagse kunst echter vraagt meer van de toeschouwer. Hij moet de kunst aanvoelen. De omgeving zal hem daarbij helpen. Geen kapotte muren maar muren die verweerd zijn door de tand des tijd behoren bij de hedendaagse kunst.”

Yvette voelt de zaak vlotten: “Kunstwerken in de juiste omgeving komen meer tot hun recht. Kijk naar het plafond: dat reliëf is uniek.”

Xavier wil laten zien dat hij goed naar zijn meester geluisterd heeft: “De meester vindt het gat uiterst belangrijk omdat de juiste impuls erdoor moet kunnen.” “Gat? Welk gat?” vraagt Yvette verwonderd.

“Van de poort, hé meester. Het gat van de poort.”

Francesco moet hiervan op zijn nagels bijten: “Xavier! Zwijg! Mevrouw, voor mij is de omgeving even belangrijk als de kunst zelf. Tussen kunst en omgeving moet er voor een perfecte relatie gezorgd worden en naar die relatie ben ik op zoek. Soms wanhoop ik, daar er zoveel is dat mij beroert, al die invloeden brengen mijn geest in verwarring.”

“Is dat gat dan niet belangrijk meer?” vraagt Xavier ongelovig.

“Konijntje stopt nu met dat gat.”

Yvette voelt dat zij moet ingrijpen. “Kom laat ons naar binnen gaan dan kunnen we de financiële kant bespreken en een contract opmaken.”

              In de woonkamer zit Jan aan de tafel. Eén koffiezetter blijkt volledig in elkaar te zitten. Hij kijkt even na of alles op zijn plaats zit. Yvette komt binnen en roept Jan tot de orde: “Zeg maatje, maak eens wat plaats voor de mensen dat ze kunnen zitten,” en vervolgens tot de twee heren, “mijne heren dit is onze technicus. Hij kan alles herstellen, dat is handig voor ons als er eens iets kapot is. Ga toch zitten!” Daar er eigenlijk op tafel geen millimeter plaats vrij is en de stoelen vol met gereedschappen liggen, blijven beide mannen gewoon staan. Xavier wil direct tot zaken overgaan en vraagt onomwonden: “Hoeveel?”

Yvette kijkt even sluiks naar Jan. Maar die merkt haar niet eens op. Hij draait gespannen een vijs vast.

Xavier vraagt opnieuw: “Wel? Onze tijd is kostbaar, hoeveel vraag je voor die galerij?”

“Vierhonderd euro.”

“Wat? Vierhonderd euro?”

Er valt een stilte. Waarop Xavier een bod doet: “Honderd euro zal wel genoeg zijn zeker?”

De stilte van Yvette doet de spanning stijgen.

“Allez honderd vijftig euro dan.”

Yvette kijkt de man meewarig aan en blijft als Pietje de dood zwijgen.

“Twee honderd vijftig, dat is mijn laatste bod.”

“Meneer, jij bent niet de enige kandidaat huurder. Je geeft vierhonderd euro per maand met een waarborg van drie maanden. Op voorhand te betalen of ik verhuur de galerij gewoon aan iemand anders.”

Francesco bijt weer op zijn nagels. “Xavier, een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële. De hogere kunst fungeert als uitdrukking van een andere, bovennatuurlijke wereld die het wezenlijke herbergt, het poëtische. Xavier, betaal en maak dat contract op.”

Xavier neemt een bundel geldbiljetten uit zijn zak en vraagt: “Hoeveel moet je hebben?”

Yvette is sprakeloos bij het zien van zoveel geld.

Francesco merkt haar verwondering en verklaart: “Zijn papa is paardenfokker, aan geld geen gebrek.”

“Twaalfhonderd euro waarborg en vierhonderd als eerste huur. Samen zestienhonderd euro.”

Xavier telt duizend zeshonderd euro af en haalt een blocnote uit zijn aktentas.“Op wie zijn naam moet dat contract staan?”

Yvette kijkt weer sluiks naar Jan en merkt dat deze nog steeds druk met zijn koffiezetter bezig is: “Zet maar op Vermeulen Nestor.”

Jan staat recht en zegt luid en duidelijk: “Nestor Vermeulen. Meneer Nestor.”

Xavier steekt onmiddellijk zijn hand uit: “Geldmeyer, Xavier Geldmeyer.”

Jan negeert de toegestoken hand. “Ja, maar ik ben Nestor niet, zeg maar Jan tegen mij. Daarbij, ik heb met de zaak helemaal niets te maken.”

“Let maar niet op hem, hij is met zijn gedachten bij zijn werk,” zegt Yvette sussend tegen Xavier.

Xavier geeft het contract aan Yvette. “Als jij hier wil tekenen.”

Yvette zet zomaar een krabbel en laat de mannen buiten. Het contract laat zij op tafel naast de koffiezetter liggen. Jan gaat naar de keuken en vult een kan met water om de koffiezetter te vullen. Yvette komt handenwrijvend achter hem aan. “Zo, onze garage wordt nu een kunstgalerij.”

“Hmm,” mompelt Jan zonder veel interesse te tonen.

”Ik ben eens benieuwd welke kunst zij zullen maken.”

Jan springt recht. “WAT?!? KUNST, waren dat kunstenaars? DAT VOLKSKE KOMT HIER NIET BINNEN!” In paniek loopt hij roepend naar buiten: “He wacht, heren wacht.”

Yvette proest het uit want zij ziet door het raam dat Jan de verkeerde kant van de straat uitloopt. Tien minuten later komt hij hijgend terug binnen. “Te laat, ze zijn weg.”           Na het eten gaan Nestor, Yvette en Jan naar de garage. Daar zien zij de dozen en zakken tegen de muur staan. Waarop Jan in zijn haar krabt. “Amaai wat is dat hier allemaal? Dat is zeker dat thuiswerk. Geraak daar maar wijs uit. Zeg Nestor, hoe ga je die bloemen nu maken?”

“Wel gewoon hé.”

“Zijn ze dat dan niet komen uitleggen?”

“Daar hebben we toch geen uitleg voor nodig. Dat kan zo moeilijk niet zijn. Kijk hier ligt al een voorbeeld.” Nestor neemt het kunstwerkje van Francesco op: “Kijk maar, dat zijn gewoon wat bloemknoppen op een steeltje, wat blaadjes erbij, een krulletje van onder en het is klaar.”

“Is dat het model?” vraagt Jan onnozel.

“Dat zat er toch bij. Natuurlijk is dat het model. Dat zie je toch zo.”

Jan bekijkt aandachtig de bloem. “Doe dat eens uiteen, dan kunnen we zien hoe dat ineensteekt.”

“En ons voorbeeld dan? Dan hebben we geen model meer.”

“Is er dan maar één?”

Nestor wordt ongeduldig. “Als ik zeg dat we dan geen voorbeeld meer hebben, dan zal er maar één zijn zeker? Of zeg ik dat niet duidelijk genoeg? Moet ik er soms een tekeningetje van maken?”

Jan zijn ogen beginnen te glinsteren. “Natuurlijk, dat is het. Maak er een tekening van.”

“Dat kan ik niet. Ik kan niet tekenen.”

Yvette luistert vol interesse naar de twee kibbelaars. “Kom ik zal dat wel doen. We nemen het voorbeeld mee naar binnen en we schrijven gewoon alles op wat er op die steel zit.”

“En de juiste afstanden. Het moet correct zijn,” voegt Nestor er aan toe.

Samen gaan ze terug naar de keuken. Jan loopt achteraan. De duif probeert opnieuw buiten te komen en fladdert tegen het plafond. Jan wordt hierdoor afgeleid, kijkt omhoog en stoot een doos omver. Vlug zet hij de doos weer recht maar ziet niet dat er nog een overgebleven origineel bloemenmodel onder een radiator rolt.

              In de keuken tekent Yvette de satéroos op ware grootte na en kleurt ze ook in. De afstanden tussen de verschillende onderdelen zet Nestor erbij. Op een millimeter nauwkeurig. Het krulletje ziet hij drie keer na of de vorm wel helemaal juist is. De tekening ligt voor hen. Jan somt de volgorde van de onderdelen op. Yvette noteert. Nestor zegt plots: “Geef die lat nog eens dat ik alles nog eens nameet.” “Niks van, je hebt al drie keer alles nagemeten. Laat ons liever zien hoe zo een bloemknop ineensteekt.” Jan neemt het model van de tafel en trekt ruw een bloemknop van de steel. De knop valt in zijn hand uiteen. Nestor trekt snel de satéroos uit de handen van Jan.“Wat doe je nu? Kom ik zal dat wel doen. Voordat we geen enkele knop meer hebben. Je moet dat met zachtheid behandelen.” Voorzichtig pelt hij een tweede bloemknop uiteen. Jan wacht rustig af tot alle bloemblaadjes op tafel liggen. “En, grote meneer steek ze nu eens terug ineen ook?”

Nestor neemt het topje dat al de bloemblaadjes moet vasthouden in zijn linkerhand en met zijn rechter probeert hij de bloemblaadjes erop te steken. Telkens hij het derde blaadje erop wil steken schuift de boel uit elkaar. Jan probeert het ook maar die geraakt zelfs niet verder dan twee blaadjes. Yvette krijgt uiteindelijk na herhaalde pogingen de bloemknop terug in elkaar.

Jan zucht diep na de spannende gebeurtenis. “Ja, Nestor en dat allemaal voor twee cent. En er zitten zo vijf knoppen op dat steeltje. Om nog maar niet te spreken van de groene blaadjes die er telkens ook nog tussen zitten.”

“Yvette kan het. Vrouwen zijn daar heel handig in. Nu zul je wel willen helpen zeker, Yvette?”

“Ik? Bloemen maken? Nog in geen honderd jaar.”

“Straks begin ik eraan. Ik ga naar de garage en als niemand mij wil helpen zal ik het wel alleen doen. Stikt allemaal.”

“Naar waar ga jij? Naar de garage? Oh nee hé vriend die garage is verhuurd. Die garage moet leeg blijven.”

“Ik ga in de garage werken. Zolang die twee er nog niet zijn kan ik gerust in de garage werken.”

Jan gaat naar de woonkamer om zijn koffiezetter uit te proberen, in zijn vlucht roept hij snel naar Nestor: “Zo is het. Jij bent jouw werkplaats kwijt en ik mijn rust.” Als Jan terug in de keuken komt vraagt Yvette hem: “Uw rust? Wat heeft uw rust met de galerij te maken?”

“Natuurlijk. Iedere dag komen er twee halve garen die denken dat ze het warm water uitgevonden hebben. Die komen hier wat kunstwerken maken. Alle kunstwerken?

Geld verspillen en rommel maken ja.”

Yvette kijkt hem streng aan. “Als er ene is die rommel maakt dan ben jij het wel. Kijk maar eens in de woonkamer naar die rommel op tafel.”

Nestor schudt meewarig met zijn hoofd en vraagt aan Yvette: “Dat huurcontract, waar ligt dat eigenlijk? Ik wil dat eens lezen.”

“Dat ligt in de woonkamer op tafel. Tussen zijn rommel.”

Nestor verlaat de keuken en Jan vraagt stilletjes aan Yvette: “Wat gaat Nestor zeggen, als hij ziet dat het contract op zijn naam staat?”

“Pfft. Hij kan toch niet terug. Die twee kunstenaars hebben het dubbel.”

Yvette en Jan staan te gniffelen wanneer Nestor terug in de keuken komt. Hij zwaait met een bruinig nat velletje papier. “Is dit het contract soms? Dat is onleesbaar geworden. Dit lag naast de koffiezetter die daar ongelooflijk staat te stinken. Er lag een grote plas koffie naast en de dras vloeide van de tafel op de grond.”

“Mijn koffiemachine,”roept Jan. “Mijn contract,” roept Yvette gelijktijdig. Jan springt in paniek recht en spurt naar de woonkamer.

Nestor roept hem na: “Wees voorzichtig. Water en elektriciteit samen is gevaarlijk.” Yvette wil het contract en trekt het uit de handen van Nestor maar het doorweekte velletje scheurt in twee.

“Ja scheur het maar helemaal kapot. Dan zijn we er vanaf. Dan kan ik de garage gebruiken om mijn bloemen te maken. Daar is plaats genoeg voor ons drie. Samen staan we sterk.”

“Geen denken aan. De twee kunstenaars hebben nog het dubbel.”

Op dat moment doet een zware knal hen opschrikken. Even later komt Jan met zwart gezicht binnen.

“Het is mislukt. Mijn koffiezetter is ontploft.”

Nestor berispt Jan: “Ik heb het je nog zo gezegd. Water en elektriciteit gaan niet samen. Daar komen altijd vodden van.”

              Enkele dagen later rond de middag zit Nestor al van ’s morgens vroeg in de garage. Hij heeft zo al tien dozen vol met afgewerkte bloemen, net als satérozen, als Jan binnenkomt.

“Wel, Nestor. Hoe gaat het? Hoeveel dozen heb je al?”

“Tien dozen. Maar zie eens. Alles volgens de perfectie. Zelfs die krul mag je nameten. Die is exact even groot en met dezelfde vorm. Kijk eens die bloemknoppen! Allemaal juist even ver uit elkaar. Net zoals het model.”

“Tien dozen op hoeveel dagen?”

“Dat moet je niet tellen. Het zijn de inkomsten die tellen. De inkomsten zijn belangrijk.

Tijd? Die hebben we aan ons eigen.”

“Inkomsten? Tien dozen, dat is twintig euro op vier dagen.”

“Nee, geen vier dagen want gisteren was het elf uur eer ik begon. En de eerste dag is leergeld. Dat mag je niet meetellen.”

“Gisteren? Om elf uur begonnen en om tien uur ’s avonds gestopt. Je had zelfs geen tijd om te komen eten. Kom man je hebt al zeker veertig uur gewerkt. Als ik goed kan rekenen is dat aan een halve euro per uur. Dat wordt goed betaald. Je hebt al voor een maand koffie verdiend.”

Nestor grijpt een plastic zak met blaadjes en wil die naar het hoofd van Jan smijten maar Xavier en Francesco komen net binnengewandeld. Bij het zien van Nestor die de zak met blaadjes boven zijn hoofd houdt, klaar om te smijten, maakt Xavier de opmerking: “Het is ongehoord hoe het werkvolk tegenwoordig leeft. Die kennen toch geen fatsoen meer. Het zijn net wilden.”

Francesco neemt een bloem uit de doos: “Kijk eens, het is zeer interessant om de reacties van het publiek na te gaan. Kunstwerk en omgeving staan in permanente relatie. Denkproces, realisatie en reactie van de omgeving zijn essentieel voor een kunstenaar. Maar dit hier is, dit is enkel mimesis, nabootsingen. De mensen kunnen mijn kunstwerk wel namaken maar het vuur van de inspiratie ontbreekt.”

Nestor zet de zak weer op de grond en denkt na over de woorden die hij zopas gehoord heeft: “Kunstwerk? Hoe kunstwerk? Welk kunstwerk?”

Xavier staat zijn meester bij: “Wel, meester Francesco, hier aanwezig, heeft zijn creatieve geest laten werken en een kunstwerk gemaakt naar het thema van de vraatzucht.”

Francesco vult aan: “Een combinatie van schoonheid van de natuur en de vraatzucht van de mens.”

“Vraatzucht en wilde natuur?” vraagt Nestor ongelovig.

“Dat stokje is tenminste vol. Bloemen en blaadjes geprikt op één satéstokje. Een creatie van de grootmeester.”

Op dat moment komt Yvette binnen met het echte laatste model in haar hand. “Kijk eens mannen wat ik daarnet onder de radiator gevonden heb. Is dit misschien ook een model van die bloemen?”

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!