Ik ben Dini
Ik ben een vrouw en woon in Diemen (Holland) en mijn beroep is Homemanager.
Ik ben geboren op 08/04/1951 en ben nu dus 73 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Mijn websites en blogs,powerpoints en psp maken,lezen,.
Ik ben getrouwd met Jan.Samen hebben wij een dochter en schoonzoon en een schat van een kleinzoon Benjamin.
Wens u een aangenaam verblijf op mijn blogje.
Helaas is na een gelukkig huwelijk van 40 jaar tot mijn grote verdriet Jan op
06-08-2015 overl
Het lichaam is slangachtig en pootjes ontbreken. Pootloze hagedissen hebben geen uitwendige gehooropeningen. De maximale lengte is ongeveer 30 centimeter inclusief de staart. De schubben zijn glad en glanzend, door de gladde schubben kunnen de hagedissen beter graven. De verschillende soorten lijken op hazelwormen, maar hebben geen beenplaatjes onder de schubben. Ook ontbreekt altijd een huidplooi aan de onderzijde van de flanken die hazelwormen vaak wel hebben.
Op het midden van het lichaam zijn 24 tot 32 lengterijen schubben aanwezig. Het aantal schubben van de rij op het midden van de rug varieert van 188 tot 257.
Pootloze hagedissen zijn nachtactief, en graven zich overdag in. Er wordt gejaagd op kleine prooien als insectenen andere ongewervelden.
Alle soorten zijn eierlevendbarend; de vrouwtjes zetten geen eieren af maar baren levende jongen.
De blauwe gomboom is een boom uit de mirtefamily(twee zaadlobigge planten). De hoge, snelgroeiende, groenblijvendeboom stamt uit Zuid-Australië. Op vorstvrije plaatsen in Europawordt de boom aangeplant voor de sier. De hoogte kan 40 m bedragen.
De kroon is kegel- of koepelvormig, hoog en dicht. De boom heeft een rechte, cilindrische stam. De boomschorsis afbladderend in grote, grijsbruine stroken. Daaronder is het wit, bruin- of grijsachtig.
De bladeren zijn sikkelvormigen 10-30 cm × 3-8 cm groot. Ze zijn glimmend donker blauwgroen en zijn voorzien van kliertjes. De jonge bladeren zijn langwerpig, tegenoverstaand en stengelomvattend.
De bloemenzijn witachtig en hebben een doorsnede van circa 4 cm. Ze zijn alleenstaand. De bloemknopheeft een dekseltje. Als de knop opengaat, gaat dat dekseltje eraf en komen er veel meeldradentevoorschijn.
De schoenbekooievaar is een vogel uit de familie Pelikaanachtige. Het is het enige lid van deze familie.
Deze vogel heeft een grijs verenkleed. Dankzij zijn brede bek kan hij makkelijk vis vangen (scheppen) in het troebele water. De lichaamslengte bedraagt 110 tot 140 cmen het gewicht 5,5 tot 6,5 kg.
De schoenbekooievaar, een dier dat grotendeels solitair leeft, verblijft in de natte gebieden en moerassen van de Suddregio, in noordelijk Oost-Afrikaen langs de Riftvalleitot aan Zambia. Hoewel hij neerstrijkt en slaapt in bomen, bevindt hij zich meestal op de grond, in de buurt van water. De schoenbekooievaar is een trage vogel en brengt de meeste tijd door met onbeweeglijk stilstaan, terwijl hij uitrust en spiedt naar vis. Als hij wil vliegen, stellen zijn sterke vleugels hem in staat om na een paar sprongen vrijwel verticaal op te stijgen. Hij zweeft op de thermiek met zijn nek ingetrokken, dicht tegen zijn lijf aan.
De schoenbekooievaar jaagt door zijn prooi in een hinderlaag te lokken. Hij wacht op de oever van zandbanken met drijvende vegetatie tot een vis langszwemt. De snavel van deze anders zo trage vogel wijst daarbij naar beneden. Als hij een vis ziet, stoot hij plots zijn kop naar voren, waardoor zijn hele lijf in het water valt. Dan duwt hij zijn kop onder water. Zijn zware en vlijmscherpe snavel kan de vis makkelijk grijpen, pletten en doorboren in één beslissende beweging. Als hij eenmaal ondergedompeld is geweest, kost het hem heel wat moeite om weer op zijn poten te staan. Hij moet zich daarvoor met zijn vleugels tegen de modderige bodem afzetten.
Paren van deze niet-sociale vogels bouwen hun nest zo ver mogelijk van anderen vandaan als hun leefgebied het toelaat. Ze verdedigen hun nest agressief. Het nest wordt vaak gebouwd in een moeras, op een platform van dikke vegetatie in diep water. Vrouwtjes leggen gewoonlijk twee blauwwitte, kalkachtige eieren, die beide ouders ongeveer een maand lang uitbroeden. Ze draaien de eieren en maken ze op hete dagen kletsnat in het water om ze koel te houden. Meestal wordt maar één kuiken volwassen.
Aasbloemen zijn bloemplantenwaarvan de bloemen of de bloeiwijzen een geur van rottend vleesverspreiden. De geur heeft een rol in de bestuivingdoordat het insecten als aaskevers en vleesvliegen lokt. Aasbloemen behoren tot verschillende soorten, geslachtenen families, maar komen overeen in hun bestuivingsstrategie.
De eikelmuis of tuinslaper is een knaagdieruit de familie slaapmuizen.
De eikelmuis heeft een kaneelbruine vacht. De buikzijde, de wangen, kin en de pootjes zijn wit tot geelwit van kleur. De lange, slanke staart heeft aan het einde een ietwat afgeplatte pluim. Deze is van boven zwart van kleur en van onderen en aan de punt wit. De dunne huid van de staartwortel wordt in stress-situaties zo strak gespannen dat de eikelmuis deze vrij makkelijk kan verliezen. Waarschijnlijk dient dit als afleidingsmanoeuvre tegen vijanden. Na het verlies van de staart komt de (licht bebloede) staartwervel bloot te liggen. Na enkele dagen drogen de werveltjes in en knaagt het dier deze vermoedelijk weg.
Het gezicht van de eikelmuis wordt gekenmerkt door een "masker", bestaande uit een zwarte, dikke oogstreep tot voorbij onder het oor. De oren van de eikelmuis zijn vrij groot (22 tot 26 millimeter).
De dieren zijn 100 tot 170 millimeter lang, de staart wordt ongeveer 90 tot 150 millimeter lang. De eikelmuis weegt 45 tot 140 gram, maar in de aanloop naar de winterslaapkan dit gewicht oplopen tot wel 210 gram. De dieren krijgen dan een rolrond uiterlijk en bewegen zich steeds moeizamer voort.
Na de winterslaap begint de paartijd. Jongen worden meestal in mei of juni geboren, na een draagtijdfvan 21 tot 23 dagen. Vrouwtjes kunnen één of twee keer per jaar werpen. Per worp krijgt een vrouwtje vier of vijf jongen. Net als sommige spitsmuizenlopen de jongen van de eikelmuis in "karavaan", waarbij de diertjes met hun moeder in een soort van polonaiseover boomtakken kruipen, op zoek naar voedsel. De jongen zijn zeer speels en spelen vaak krijgertje-achtige spelletjes op en rondom hun moeder.
De poolwolf is een zoogdier dat behoort tot de familie van de hondachtigen. De poolwolf is een ondersoort van de wolf, die het noorden van Noord-Amerikabewoont
De poolwolf is groter dan de andere soorten wolven en de mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes. Volwassen wolven zijn 150 cm lang en hebben een 30 cm lange staart. De schouderhoogte varieert van 75 tot 90 cm. De poolwolf is zwaarder dan de grijze wolf. Ze wegen gemiddeld 45 kg, maar men heeft bij volwassen wolven al een gewicht van 80 kg geconstateerd. Hoe dichter bij de koude streken hoe groter een soort wordt, om warmte beter en langer vast te houden. Er wordt zeer dikwijls verkeerdelijk gezegd dat de Amerikaanse wolf(timberwolf) de grootste is. Alleen de Amerikaanse wolf die in het hoge noorden voorkomt kan de lengte en hoogte van een poolwolf bereiken.
Poolwolven hebben een witte vacht die veel dikker is dan bij overige wolven. Ze hebben een kleinere, maar rondere neus.
Ze hebben sterke kaken en scherpe tanden met lange hoektanden voor het verscheuren van vlees. Dankzij hun zeer goede gezichtsvermogen, gehoor en reukvermogen zijn het uitstekende jagers.
De poolwolf wordt ongeveer 10 tot 15 jaar oud in het wild en 20 jaar in gevangenschap.
De Ethiopische wolfof Abbesijnse wolfde meest bedreigde hondachtige. Hij komt enkel voor in de alpienegras- en heidegebiedenvan Ethipoië. Lange tijd werd gedacht dat de Ethiopische wolf verwant was aan de jakhalzen, die ook in Afrikavoorkomen, maar nu wordt aangenomen dat de soort het nauwst verwant is aan de wolf.
De Ethiopische wolf heeft een rode vacht met een witte kin, borst en onderzijde. De snuit en poten zijn in vergelijking met andere leden van het geslacht wolvenlang. Hierdoor heeft het dier wat weg van de gewone vos. De oren zijn breed en driehoekig.
Ethiopische wolven worden 84 tot 100 centimeter lang, 53 tot 62 centimeter hoog en 11 tot 20 kilogram zwaar. De staart wordt 27 tot 40 centimeter lang. Mannetjes worden gemiddeld zo'n 20% groter dan vrouwtjes.
De donkere reuzentandbaarsof ook wel reuzenbaarsof reuzenzeebaars is de grootste beenvisvan de koraalriffen. De vis is het maritieme symbool van Queensland, Australië.
Deze vis heeft een zwaar lichaam en een enorme muil. Hij heeft een verlengde rugvin en een afgeronde staartvin. De kleur is bruinachtig met lichte vlekken. Jonge exemplaren hebben onregelmatige gele en zwarte vlekken, en volwassen exemplaren hebben veel zwarte vlekjes op de vinnen. Individuen kunnen wel 2,7 meter groot worden en een massa van 600 kilo bereiken.
Het voedsel van deze meestal solitaire vis bestaat uit kreeftachtige, kleine haaien, alsook jonge zeeschildpadden.
De ocelotof pardelkat is een kleine katachtigedie samen met de margay, de tijgerkat, de Feoffroykaten de nachtkattot de groep van de pardelkattenbehoort. De ocelot leeft van Midden-Amerika tot in Zuid-Amerika.
De ocelot wordt ook wel de pardelkat genoemd. De ocelot heeft opvallend lange poten. Het lichaam wordt ongeveer 125 centimeter lang en heeft een staart van bijna 40 centimeter. De ocelot wordt maximaal 16 kilogram zwaar.Naast een luipaardtekeningkan de ocelot ook een zwarte vacht hebben.
Veel verschillende omgevingen vormen het leefgebied van de ocelot, variërend van scrublandstot tropisch regenwoud. Het is een uitstekende klimmer. Hij komt juist veel voor in rots- en struikgebieden. Vochtige gebieden hebben echter de voorkeur van deze kat. De ocelot komt voor in Texas, en alle landen van Midden- en Zuid-Amerika (behalve Chili en Uruguay). Er is veel op het dier gejaagd om zijn vacht. Desondanks is het de meest voorkomende katachtige in Zuid-Amerika. Zijn voortbestaan wordt bedreigd door het kappen van zijn leefgebied.
De ocelotten hebben niet altijd dezelfde prooien. Welke prooien ze vangen hangt af van het seizoen. Ze eten vooral konijnenen kleine knaagdierenzoals ratten, eekhoornsen agoeti's. Verder ook kleine herten, apen, kleine vogelsen hagedissen. Ook van insecten, slangen, kleine schildpadden, kikkers, landkrabben en vissen is waargenomen dat ze op het menu stonden.
Ocelotten zijn goede klimmers en brengen veel tijd door in de bomen. De ocelot jaagt voornamelijk 's nachts en vooral op de grond. Zodra hij een prooidier heeft ontdekt, drukt hij zich tegen de bodem en wacht een moment af om toe te slaan. De goed ontwikkelde ogen en oren komen uitstekend van pas bij het nachtelijk opsporen van prooidieren. Met een beet in de nek wordt het slachtoffer snel gedood.
De ocelot leeft solitair of soms in paartjes. Ocelotten zijn territoriaal en het territorium van een mannelijk dier overlapt vaak met dat van meerdere wijfjes. Midden op de dag rust de ocelot meestal in een holle boom of op een boomtak. Door middel van urine markeert de ocelot bomen en struiken langs de grens van het territorium.
De paartijd loopt de hele jaar door. Ongeveer 79 tot 85 dagen na de paring[worden 1, zelden 2 of 3, bij uitzondering 4 jongen geboren, verborgen tussen de wortels van een omgevallen boom, een rotsspleet of in een holle boom, maar bij voorkeur tussen doornstruweel. Al bij de geboorte hebben de kleine ocelotten een volledige luipaardtekening. Het vrouwtje voedt de jongen alleen op.
De getreepte tenrek is een zoogdieruit de familievan de tenreks. De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door G. Cuvier in 1798.
Dit dier bezit een tweekleurige, borstelige vacht met verspreide stekels, met daarop allerlei witte, gele of bruine strepen op een zwarte ondergrond. Op de kruin staat een plukje stekels als een kuifje overeind. Het dier heeft geen staart. De lichaamslengte bedraagt 16 tot 19 cm en het gewicht bedraagt 80 tot 275 gram.
Dit in groepen levende dier voedt zich hoofdzakelijk met wormen en larven. Zo’n groep bestaat uit 15 of meer dieren, die allemaal hun steentje bijdragen aan de bescherming van het kroost. Een worp telt meestal 2 tot 4 jongen.
De pardellynx is een van de zeldzaamste katachtigen. Hij komt enkel voor op het Iberisch schiereiland, en wordt daarom ook wel Iberische lynxof Spaanse lynxgenoemd.
De pardellynx lijkt veel op de Euraziatische lynx, maar is kleiner (kop-romplengte: 85-98 cm, schouderhoogte: 60-70 cm, gewich: 8,1-15,9 kg) en is sterker gevlekt. De staart is kort (circa 14 cm) met een zwarte punt. Hoogpotig, kortharige rossig gele of okerkleurige, naar leigrijs neigende vacht. Vlekkenpatroon altijd sterk contrasterend, met vele kleine (in de bergen van Toledo) bruinzwarte vlekken of met minder, maar grotere vlekken (Doñana) die stippellijnen vormen. Het dier heeft duidelijk zichtbare, 5-8 centimeter lange bakkerbaarden die de kop scherp omlijsten.
De belangrijkste prooi is het konijn(75-93% van het dieet), oorspronkelijk kwam dat dier ook alleen in Spanje voor. Het dieet wordt aangevuld met rode patrijzen, Iberische hazen, eenden, ganzen en diverse andere kleine prooidieren. In de herfst en de winter vangt de pardellynx incidenteel wel eens kalveren van damhert, edelhert, wild zwijn en moeflon.
Paartijd in januari-februari. Na een draagtijd van 63 tot 74 dagen worden 1-4 jongen (meestal 3) jongen geboren in maart-april. Pardellynxen hebben één worp per jaar en zijn geslachtsrijp vanaf 2 jaar, echter planten de meeste zich pas in het derde of vierde levensjaar voort.
Het smelleken is een roofvogeluit de familie van de valkachtigen.
Het verdedigt zijn territorium fel, maar laat zich daarbuiten graag benaderen. Het vliegt lenig en snel. Het is tamelijk honkvast, maar past zich niettemin goed aan nieuwe omgevingen aan. Het smelleken durft ook grotere dieren weerstaan, negeert straal mensen tijdens een aanval en deinst er niet voor terug door deuren en ramen volièrecomplexen, serres etc. binnen te dringen.
Het smelleken is de kleinste roofvogellvan Europa, met zijn spanwijdte vanaf ca. 50 cm (mannetjes). De grootte van het vrouwtje is vergelijkbaar met die van de torenvalk, maar ze heeft een wat forser postuur. Het mannetje is van boven leigrijs; de bovenkant van het vrouwtje is donkerbruin. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een lichtere onderkant.
Hij zoekt zijn voedsel het liefst op open terreinen, al dan niet voorzien van wat kleine begroeiing. Beboste gebieden worden gemeden. Het liefst jaagt hij op relatief open terreinen zoals weilanden, akkers, heidevelden. Meer dan 80% van zijn prooien bestaat uit vogels als piepers, leeuweriken, tapuiten, vinkenen gorzen. De vogel is het makkelijkst te herkennen aan het vlieggedrag: hij vliegt erg snel en vlak boven de grond. Op deze manier overrompelt de vogel de kleine vogelswaaruit het belangrijkste voedsel bestaat. Soms ook wordt de prooi net zo lang achtervolgd totdat deze te vermoeid is om nog te ontkomen.
De caraca is een middelgrote katachtige uit Afrikaen Zuidwest-Azië. Hij wordt soms ook woestijnlynxgenoemd, vanwege de pluimpjes aan de oren. De caracal is waarschijnlijk echter meer verwant aan de Afrikaanse goudkaten (in mindere mate) de serval, dan aan de lynxen.
De caracal wordt 60 tot 91 cm lang.De staart is 18 tot 34 cm lang. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes worden 8 tot 13 kg zwaar, mannetjes 12 tot 19 kg. Het is een slanke katachtige met een kort staartje. De achterpoten zijn langer dan zijn voorpoten en zeer gespierd, een aanpassing aan het jagen met sprongen. De brede, ronde kop heeft een korte snuit, grote ogen en driehoekige oren met lange zwarte haarpluimpjes op de toppen. Deze pluimpjes dienen waarschijnlijk om het gehoor te versterken, maar zouden ook kunnen dienen voor communicatie met andere caracals. De achterzijde van de oren zijn zwart, de binnenzijde wit met een zwarte rand. De caracal heeft over het algemeen een gelig roodbruine vacht, alhoewel er ook donkerdere tot zelfs bijna zwarte dieren bestaan. De borst, buik en binnenzijde van de poten zijn wit.
De caracal is voornamelijk 's nachts actief. Overdag schuilt hij meestal tussen rotsen, in een holle boom, een grot of het verlaten hol van een aardvarken. Hij leeft voornamelijk solitairin een territoriumvan enkele km²s. Enkel in de paartijdleeft hij in een paartje. Tijdens de paartijd laat hij een kenmerkende kuchende roep horen.
De caracal is een snel roofdier. Middelgrote zoogdieren vormen zijn voornaamste prooi. Belangrijke prooidieren zijn onder andere hazen, kleinere apen, knaagdierenals ratten, kleine antilopenals gazellen, en klipdassen. Ook vogels, van duivenen patrijzentot zelfs arendenen struisvogels, worden gegrepen. Hij bespringt zijn prooi met een snelle, krachtige sprong. Met deze sprong kan hij enkele meters hoog komen en vogels uit de lucht slaan. Ook vruchten en reptielen worden soms gegeten. De caracal vangt soms ook geiten, schapenen pluimvee, waardoor hij in conflict kan komen met veehouders.
De caracal krijgt tot vier jongen per worp na een draagtijdvan 62 tot 81 dagen. Deze jongen worden geboren in een hol, struikgewas of een grot. Na negen dagen gaan de ogen open. Het eerste vlees wordt gegeten als de jongen een maand oud zijn, en na vier maanden worden de jongen gespeend. Na een jaar zijn ze zelfstandig.
Colugos zijn boomglijden zoogdierendie inheems in zijn Zuidoost-Azië.Hun naaste evolutionaire verwanten zijn primaten.Er zijn slechts twee soorten colugo's: de Sunda vliegende maki en de Filippijnse vliegende maki.
Colugos zijn nachtdieren, in bomen levende zoogdieren.Ze bereiken een lengte van 35 tot 40 cm en wegen 1 tot 2 kg.Ze hebben lange, slanke voor- en achterbenen, een staart van gemiddelde lengte en een relatief lichte bouw.Het hoofd is klein, met grote, naar voren gerichte ogen voor uitstekend binoculair zicht, en kleine ronde oren.
Colugo's zijn bedreven zweefvliegtuigen en ze kunnen tot 70 m van de ene boom naar de andere reizen zonder veel hoogte te verliezen,waarbij een Maleise colugo ongeveer 150 m in een glijdende beweging.Van alle glijdende zoogdieren hebben colugo's de meest geperfectioneerde aanpassing voor vluchten.Ze hebben een groot huidmembraan dat zich uitstrekt tussen hun gepaarde ledematen en geeft ze de mogelijkheid om grote afstanden tussen bomen te glijden.Dit glijdende membraan, of vlieghuid, loopt van de schouderbladen naar de voorpoten, van het puntje van de achterste vingers tot het puntje van de tenen, en van de achterpoten tot het puntje van de staart.De ruimtes tussen de vingers en tenen van de colugo zijn voorzien van zwemvliezen.Als gevolg hiervan werden colugos ooit beschouwd als naaste verwanten van vleermuizen.Tegenwoordig worden ze op grond van genetische gegevens geacht nauwer verwant te zijn met primaten.
My Otopus Teacher is een Netflix Orginaldocumentairefilm uit 2020, geregisseerd door Pippa Ehrlich en James Reed.Het toont filmmaker Graig Fosterdie een jaar vastlegt dat hij doorbracht met een wildegewone Octopus .
De film laat zien hoe, in 2010, Foster begon free-divingin een koud water kelp bosop een externe locatie in False Bay, in de buurt van Cape Town, Zuid-Afrika.De locatie was nabij Simon's Townop het Kaapse schiereiland,dat wordt blootgesteld aan de koude Benguela-stromingvan de Atlantische Oceaan.Hij begon zijn ervaringen te filmen en na verloop van tijd trok een nieuwsgierige jonge octopus zijn aandacht.Door haar hol te bezoeken en maandenlang elke dag haar bewegingen te volgen, won hij het vertrouwen van het dier.In de film beschrijft Foster de impact van zijn relatie met de octopus op zijn leven.
De film laat zien hoe de octopus zich verdedigt tegen pyamahaaien.Bij één aanval verliest de octopus een arm en trekt zich vervolgens terug in haar hol om te herstellen en de arm te regenereren.Later, na het paren met een andere octopus en het produceren van een groot aantal eieren, sterft de octopus en de film toont een haai die haar lichaam wegneemt.
Foster beschrijft vervolgens het effect van zijn ervaring met de octopus op zijn relatie met zijn zoon en de ontwikkeling van zijn zoon als duiker en student van het zeeleven.
De Atacama in het noorden vanChili is een 970 kilometer lange woestijn die gemiddeld op 610 meter boven zeeniveau ligt en bekendstaat als de droogste woestijn ter weeld.
Er zijn plekken in deze woestijn waar nooit regen valt en waar zelfs geen leven voorkomt.
Dit maakt de Atacama een unieke plek die bijna onaards aandoet.
De lammergier of baardgieris een vogeluit de familie van havikachtigen.
De lammergier voedt zich voor 80% met botten van kadavers. Door de grote snavelopening kan hij botten tot 18 cm groot in een keer doorslikken. Grotere botten neemt hij mee in de lucht om ze op rotsen kapot te laten vallen. Botten bevatten naast kalk veel eiwit en het merg is eveneens voedzaam. Deze vogel kan door gebruik te maken van thermiek urenlang in de lucht cirkelen zonder een enkele vleugelslag.
De lammergier heeft eigenlijk een witte borst, maar hij heeft de gewoonte deze met rode klei te bestrijken. De witte kop en lange staart zijn een goed kenmerk. De lengte is 100 tot 115 cm en de spanwijdte 2,50 tot 2,82 meter. Deze vogel heeft een gewicht van 4,5 tot 7,1 kilogram.
De naam "lammergier" stamt uit de tijd dat men dacht dat de vogel op lammeren en zelfs kinderen joeg. In Europa is dat een van de redenen geweest dat het dier halverwege de 20ste eeuw vrijwel is uitgestorven; lange tijd werd er jacht op gemaakt.
De lammergier is na de Condor de roofvogel met de grootste spanwijdte
In de Alpen werden de laatste vogels ongeveer honderd jaar geleden uitgeroeid. In de zeventiger jaren van de twintigste eeuw is er een grootschalig herintroductieproject gestart. In 1986 werden in het Oostenrijksenationale park Hohe Tauernbroedparen uitgezet. In Zwitserlandzijn onder andere nabij Engadinen sinds 2010 in het Calfeisental, Vättis, aan de noordzijde van de Alpen, broedparen uitgezet. In Engadin was het project succesvol en broeden de lammergieren opnieuw in de vrije natuur. In Frankrijk zijn op verschillende plekken vogels uitgezet, zowel in de Alpen als in het Centraal Masief. In het Parc National de la Vanoise(Grajische Alpen) is sinds 1997 een levensvatbare populatie. Ook in Italiëzijn vogels uitgezet. Tot 2005 waren in totaal 137 broedparen uitgezet in de Alpen.
Caulophrynidae (Diepzeehengelvissen) zijn een familievan straalvinnigevissen uit de orde van Vinarmige
Straalvinnigen (Actinopterygii) vormen een klassevan dieren binnen de gewervelden(Chordata). Ze worden zo genoemd omdat de vissen stralen in hun vinnenbezitten. Deze stralen zijn been- of hoornachtige structuren in de vinnen die de huid ondersteunen, in tegenstelling tot de vleesachtige vinnen, die karakteristiek zijn voor vissen uit de orde Sarcoptyrigi. Met bijna 30.000 soortenzijn de straalvinnigen de dominante klasse gewervelden. Ze zijn vertegenwoordigd in zowel zoetals zout water, en van de diepzeetot de hoogstgelegen bergbeken.
Scolopendsra gigantea is een tijgerduizendpootuit Zuyid-Amerika. De soort jaagt onder andere op grote geleedpotigen, amfibieëen, reptielenen kleine zoogdieren. Het is voor zover bekend de grootste niet uitgestorven duyizentpootter wereld.
Scolopendra giganteaheeft een afgeplat lichaam en kan een maximale lengte bereiken van 35 centimeter.Hij heeft 21 of 23 duidelijk te onderscheiden roodbruine segmenten. In tegenstelling tot veel andere duizendpoten heeftScolopendra giganteageen wasachtige laag op zijn lijf. Het 4e, 6e, 8e, 11e, 13e, 15e, 17e, 19e en 21e segment bevatten stigmata. Door dit grote aantal ademopeningen kan de duizendpoot snel uitdrogen.
Elk segment heeft één paar gele poten. De achterpoten zijn doornvormig en worden gebruikt bij de verdediging. De voorste poten, ook wel de maxillipedengenoemd, vormen scherpe, krachtige klauwen en bevatten klierenmet een krachtig gif. De duizendpoot is snel en lenig, ook wanneer hij ondersteboven in een grot jaagt.
Het geslacht van deze duizendpoot is moeilijk te onderscheiden, ook bij volwassen dieren. De normale levensduur bedraagt ongeveer tien jaar.
Het verspreidingsgebiedvanScolopendra giganteabeslaat een deel van het noorden van Zuid-Amerika, inclusief de Caraïben. Hij is inheemsin Aruba, Curacao,Colombia, Trinidaden Venezuela, inclusief Islamagarita
De natuurlijke habitatbestaat uit (sub)tropische regenwoudenen tropische droge wouden. Ook isScolopendra giganteaaangetroffen op savannes, graslandenen in kreupelhout. Doordat hij snel kan uitdrogen, is de duizendpoot gebonden aan een natte omgeving. Hij komt derhalve voornamelijk voor op de grond, tussen bladafvalen onder stenen.
De blauwe mandarijn pitvis(Synchiropus splendidus) is een pitvisdie behoort tot het geslacht van straalvinnige vissen. Deze vis leeft in het westen van de Grote Oceaan. Grofweg van Zuid Japantot aan Zuid Australië.
Een volwassen mandarijnvis is gewoonlijk zo'n 8 cm lang. De mannetjes zijn herkenbaar aan de puntvin op hun rug. De huid van deze vis is bedekt met een vies smakend slijm, de felle kleuren waarschuwen roofdieren daarvoor. Ze leven in kleine groepjes dicht bij de zeebodem tussen het koraal. Hij is een populair aquariumdier, maar zeer moeilijk te houden.