Wilde bij helpt Hagelandse fruittelers met bestuiving 16.06.2015
Honingbijen zijn de bestuivers bij uitstek van fruitboomgaarden. Door de bijensterfte stijgen de kosten voor het huren van kolonies bij een imker en treden wilde bijen op de voorgrond. Vooral metselbijen kunnen een alternatief zijn of honingbijen ondersteunen. Zo’n 500 metselbij-vrouwtjes kunnen een hectare fruit even goed bestuiven als twee tot vier sterke honingbijkolonies van elk meer dan 25.000 bijen. Reden genoeg voor een tweejarig onderzoek in het Hageland, waarbij het Proefcentrum Fruitteelt samen met de Regionale Landschappen nestblokken plaatste in boomgaarden. Vraag is of het aantrekken van wilde bijen kan leiden tot een betere bestuiving en vruchtzetting.
In de meeste fruitteeltgewassen is insectenbestuiving noodzakelijk. Een goede appelproductie is bijvoorbeeld volledig afhankelijk van insecten voor kruisbestuiving. Via de ecosysteemdienst bestuiving vertegenwoordigen insecten dan ook een niet te onderschatten economische waarde. Traditioneel doen fruittelers een beroep op imkers die in het voorjaar honingbijkolonies in de boomgaarden komen plaatsen. Bijensterfte en de daarmee gepaard gaande stijgende kosten voor de bestuivingsdiensten van honingbijen brengen wilde bijen als alternatief of aanvulling in beeld.
“Vooral metselbijen”, preciseert het Proefcentrum Fruitteelt (pcfruit), “omdat ze tot wel 80 keer zo efficiënt zouden bestuiven. In vergelijking met honingbijen vliegen metselbijen gemakkelijker van boom tot boom en zijn ze minder rij-georiënteerd. De gehoornde metselbij vliegt ook al uit bij minder gunstige omstandigheden en maakt meer contact met de stempel van appelbloemen dan de honingbij. Daarnaast zijn er voor een gunstige bestuiving (veel) minder wilde bijen nodig.”
Recent nog, vond men ook steevast een hogere vruchtzetting in gewassen waar honingbijen ondersteund werden door het bezoek van wilde insecten. De metselbijen die in onze streken actief zijn tijdens de bloeiperiode van appel en peer én waarvan geweten is dat ze die gewassen ook kunnen bestuiven, zijn vooral de rosse metselbij en de gehoornde metselbij. Het Proefcentrum Fruitteelt nam de proef op de som, in samenwerking met de Regionale Landschappen Noord- en Zuid-Hageland en met financiële ondersteuning van de provincie Vlaams-Brabant. Bij vier fruittelers in het Hageland werden nestblokken opgehangen. Dat zijn houten blokken, opgevuld met bamboestengels en beschermd met een ijzeren gaas, die bedoeld zijn als nest voor wilde bijen.
Gedurende drie bezoeken aan acht proefpercelen werden er in totaal zo’n 2.000 bijen geteld. Hiervan maken honingbijen (61%) de meerderheid uit, gevolgd door hommels (19%) en metselbijen (13%). Maar liefst 25 verschillende soorten bijen werden waargenomen. Tussen 0,17 en 6,56 procent van de bamboestengels was in het eerste jaar van plaatsing van de nestblokken dicht gemetseld. “Dat is met uitzondering van één bedrijf waar men al sinds enkele jaren metselbijen uitzet: daar bedroeg de bezettingsgraad maar liefst 89,67 procent. Toch een bewijs dat de bijen deze nestblokken weten te appreciëren en ruim kunnen bezetten als de populatie groot genoeg is”, klinkt het.
In het aanvangsjaar kon pcfruit de verschillen in vruchtzetting en bestuivingsgraad niet toeschrijven aan de aan- of afwezigheid van nestblokken voor metselbijen. Dit is een complexe onderzoeksvraag omdat percelen onderling sterk kunnen verschillen (omgeving, teeltwijze, plagen, enz.). “Het gaat zelfs zo ver dat bepaalde populaties honingbijen genetisch een grotere voorkeur hebben voor appel dan andere. Het zal dus vooral interessant worden om dezelfde cijfers te vergelijken in een volgend jaar en te zien of de percelen met nestblokken meer vooruitgang boeken dan die zonder nestblokken”, aldus het proefcentrum.
Metselbijen komen van nature voor in diverse biotopen als ze voldoende nestmateriaal, stuifmeel en nectar vinden. Dus eenmaal ze de boomgaard gevonden hebben, is het de kunst om ze daar te houden. Nestblokken in de boomgaard plaatsen is een eerste stap. Pcfruit geeft telers de tip om voldoende nestgelegenheid te voorzien voor tenminste 500 nestelende vrouwtjes per hectare. “Niet te ver uiteen want metselbijen vliegen maximum 500 meter ver. Hang ze hoog genoeg waar de zon er op kan schijnen. Plaats de nestkasten in de richting van de bomenrij zodat de dichtgemaakte nesten bij bespuitingen niet uitgespoeld worden. Zorg voor een bloemenaanbod nog voor de bloei van de fruitbomen om te voorkomen dat de vrouwtjes wegtrekken op zoek naar voedsel. Boter- en paardenbloemen zijn bijvoorbeeld erg geliefd bij deze bijen. In Italië had men in perenboomgaarden reeds succes door het planten van een sleedoornhaag of een strook van kool, soorten die al vroeger in bloei staan dan peer.”
Tot slot wijst de afdeling Zoölogie van het Proefcentrum Fruitteelt er nog op dat ook zandbijen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de bestuiving van appels: “In natuurlijke populaties van wilde bijen maken zij eigenlijk de hoofdmoot uit. Kleine verticale aarden structuren zoals dijkjes of zandhopen kunnen zandbijen aanmoedigen zich te vestigen in de buurt van de boomgaard, maar dat is dan weer een ander verhaal.”
Het integrale verslag van het onderzoek kan je hier lezen. Met vragen over wilde bijen als bestuivers in de fruitteelt kunnen telers terecht bij de projectpartners: Proefcentrum Fruitteelt, Regionaal Landschap Noord-Hageland, Regionaal Landschap Zuid-Hageland.
In samenwerking met: Proefcentrum Fruitteelt
16-06-2015, 23:50 geschreven door Daan
|