VAN KONGO NAAR AMERIKA
Inhoud blog
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - laatste dagen
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - dag 9 tot 12
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17; reis van Phoenix naar San Francisco - dag 7 en 8
  • VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL VIER: AMERIKA - HOOFDSTUK 17;- Reis van Phoenix naar San Francisco - dag 5 en 6

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Dagboeknotities over 30 jaar buitenland
    publicatie op blog van het boek van Kongo naar Amerika (2006) door Jozef Van Mullem
    14-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 15:KOSARZEW (in Polen)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    23 november 1990: inhuldiging (door staatssekretaris De Keersmaeker) van een aansluitingsstation voor watervoorziening in KOSARZEW

     

    Hoofdstuk 15:Kosarzew(in Polen)

     

    Ouderdom maakt je nog geen man

    Pools spreekwoord

               

    Phare

     

                Na de  fluwelen revoluties in het ‘Oostblok’ werd voor de meeste nieuwe Oost-Europese regeringen de hervorming van de landbouw een absolute prioriteit.  Niet omdat deze hervorming relatief gemakkelijk te verwezenlijken was, maar vooral omdat met de deviezen uit de (verbeterde) export van landbouwgrondstoffen men de invoer van productiemiddelen en technologische transfers wilde financieren. Alhoewel een nieuw tijdperk met vooruitzichten op werkelijke democratie was aangebroken bleek de  plotse overgang naar vrije markteconomie een pijnlijk proces.  Het programma P.H.A.R.E. (Polen Hungary Assistance for the Recovery of the Economy) waarmee na de Europese top van Parijs in juli 1989 werd gestart had tot doel hulp te bieden bij de herstructurering van de economie, alsook humanitaire hulp onder de vorm van voedselhulp voor Polen, Roemenië, Bulgarije en de voormalige Sovjet Unie

                Ik herinner mij nog een vergadering begin 1990, op hoog niveau zoals dat heet, waar voor ‘t eerst het magische woord ‘phare‘ viel.  Niemand van de aanwezigen kende de juiste betekenis ervan.  Op dat ogenblik  waren zowel de Universiteit te Leuven als  de stichting Oost-Europa van de BoerenBond al een tiental jaren in contact met de Katholieke Universiteit van Lublin (Polen)en met de plaatselijke afdeling van Solidarnosc.  Aan de  ministerraad was een programma voor steunverlening voorgelegd en rond diezelfde tijd had een Belgische onderneming belangstelling voor een samenwerking in de sector van de varkensveredeling in Hongarije. 

    En zo werd ik opeens, in mei 1990, vanuit de Belgische Permanente Vertegenwoordiging bij de EU naar Polen en Hongarije gestuurd, om een en ander van naderbij te bekijken.  Een opdracht zonder veel voorbereiding die alle kanten uit kon. Zo moeilijk was het echter niet.  26,1 miljoen harde Belgische Franken (van Phare 1) waren te verdelen.  We waren in Polen en Hongarije een zeer welkome gast.  Vijf maanden later, terwijl het voor de 10 projecten wachten was op adviezen en besluiten die de toelagen  moesten toekennen werd reeds gestart met Phare 2 want tijdens het begrotingsconclaaf van 1990 had men voor Phare 2 maar liefst 500 miljoen BEF uitgetrokken.  De andere ministeries schoten wakker en kwamen met de meest uiteenlopende voorstellen voor de dag om een stuk van de grote koek mee te grabbelen.  Na een uitputtende reeks vergaderingen en discussies besliste de ministerraad tenslotte om 62,2 miljoen BEF aan het departement van landbouw  toe te kennen voor een ganse rij nieuwe projecten.  Naast Polen en Hongarije, nu ook in  Tsjechië, Slowakije en Bulgarije.

    Er werd veel heen en weer gereisd.  Onvergetelijk de eerste reis die,  de fluwelen revolutie nog geen jaartje oud, we maakten met de auto over Berlijn en Poznan naar Warschau.  Een stad die moeizaam wakker werd na veertig jaar eerder onrustige slaap.  We verbleven in de ‘Marriott’, een Amerikaans hotel,  een 40-tal verdiepingen hoog oprijzend in een  ellendige grauw-grijze buurt.  Toevallig(?) hadden  de bouwheren met de constructie van het hotel aangevangen,  vijf jaar vóór de politieke verandering,  zodat het precies  op tijd klaar stond,  om de vele hervormers en steunaanbieders uit alle hoeken van de wereld,  met stijl en glitter te ontvangen.  Niet ver van het hotel, zit,  in de warmte van de metro-ingang, een oud vrouwtje tussen een groep kleine aanbieders van fruit en groenten,  die  één bloem te koop aanbiedt.

                De opdeling van het Poolse grondgebied nam meer dan een eeuw in beslag: van 1795 tot 1919 en de agrarische gevolgen ervan waren vandaag nog merkbaar.   In het Westen, een gebied eertijds onder Pruisische heerschappij, waren de boerderijen groot en goed beheerd.  In het Zuidoosten, het vroegere Oostenrijkse Galicië, waren de boerderijen ‘postzegelgroot’ met gemiddeld een half varken per bedrijf.  In oostpolen tenslotte dat vroeger tot Rusland behoorde  was er  een verwaarloosde extensieve landbouw uit de vorige eeuw.

                In 1990 was de Poolse landbouwstructuur ontstellend zwak door de dominantie van honderdduizenden weinig efficiënte bedrijfjes.  De productiemiddelen waren ongrijpbaar of werden,  in het beste geval,  ondoelmatig gebruikt.  De teeltrendementen waren dan ook zowat de laagste van alle omringende landen.

     

    Watervoorziening

     

                In 1990 verkeerde de Poolse watervoorziening in een kritieke toestand. In iedere vijfde dorpsgemeenschap was men gedwongen om in primitieve recipiënten soms tot vijf kilometer ver water te halen.  Veeteelt was in dergelijke omstandigheden een praktisch onmogelijke karwei. Om daaraan te verhelpen had,  in 1987,  kardinaal Glemp de ‘Waterstichting’ opgericht.  Landelijke gemeenten, vertegenwoordigd door burgercomités, die zowel de watervoorziening als de afvloei van afvalwater wilden verwezenlijken, verkregen na onderzoek, financiële bijstand.  De realisatie werd door de dorpsgemeenschap verzekerd, de gekende Hilfe für Selbsthilfe.

    De kwaliteit en de beschikbare  hoeveelheid water bepalen het aantal dorpen die kunnen worden aangesloten.  Het water moet worden gereinigd want het grondwater is zeer vervuild door geologische resten.  Dit reinigen is veel duurder dan de voorziening.  Wanneer de boerderijen ver van elkaar liggen kan dit reinigen niet centraal gebeuren, maar moet ieder bedrijf een clearingsinstallatie krijgen.  Een eerste selectie werd door de stichting uitgevoerd.  De dorpen met mogelijkheden én belangstelling voor veeteelt kregen prioriteit.  Dorpen die meer dormitories van grotere steden zijn of waar veel renteniers en parttime boeren wonen werden meestal uitgesloten. 

    Ik maakte kennis met Mevrouw Maria Stolzman, senator en secretaris generaal van de Waterstichting.  Een opmerkelijke dame met wie ik zowel Duits, Frans als Engels kon praten.  Een overeenkomst werd met haar en de stichting  gesloten om in zes dorpen van de streek van Lublin de infrastructuur van de watervoorziening af te werken. Daardoor zouden 428 boerderijen aan de pompinstallaties kunnen worden aangesloten. 

    Onder massale belangstelling van  de plaatselijke  bevolking en in aanwezigheid  van de kerkelijke en civiele autoriteiten, de Belgische pers en de Vlaamse en de Waalse TV, werd op 23 november 1990 te Kosárzew (160 km van Warschau) het watervoorzieningssysteem door staatssekretaris De Keersmaeker ingehuldigd.  Het ceremonieel groeide  uit tot een waar volksfeest met een stoet geopend door een dorpsfanfare uit de oeroude soldatentijd, met een vrouwelijk zangkoor in klederdracht, met de rituele overdracht van brood en zout en tenslotte met de onthulling van een gedenkplaat.

                De  afwerking van de watervoorziening zou, zo werd gedacht, een pre-take-off verwezenlijken die aanleiding zou worden voor enkele follow-up projecten zoals opleiding, voorlichting, verbeterd zaaigoed en ander uitgangsmateriaal, kleine mechanisatie, veeteelt.

    De boeren drongen aan om iets te doen aan de opvang van de graanoogst.  De coöperatieven konden de  oogst niet slikken, een groot deel bleef op het veld, werd uitgeregend en daalde ongemeen sterk in kwaliteit en prijs.  Anderzijds had op dat ogenblik, de  nieuwe Poolse landbouwpolitiek grote  aandacht voor de zuivelsector.  Wanneer men de inzameling van de melk efficiënter kon doen verlopen in de dorpen met  watervoorziening dan zou dat een stap in de goede richting betekenen.  Na nader bekijken van  de levering van de melk in een aantal dorpen kwamen we echter tot de slotsom dat de uitvoering van dergelijk project, dat in wezen grotelijks steunde op mentaliteitsverandering,  voorlopig niet kon worden gerealiseerd. 

    Collega  Tyvaert kwam van een studiereis in het gebied terug met het idee van mobiele graandrogers.  De voordelen van het drogen  zijn legio. Opslaan wordt mogelijk, de verliezen beperkt.  Van drogen van granen naar drogen van fruit en groenten is maar een kleine stap.  Mobiele graan- en fruitdrogers werden na eindeloze discussies met autoriteiten op alle niveaus, tenslotte door een Waalse firma geleverd en ter plekke gebracht.  We hebben ze nimmer in werking gezien en weten niet in hoeverre ze zijn gebruikt.

     

     

     

    14-08-2009, 14:23 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    11-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 14:LONDEN - The Belgian Embassy en Darwin
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    The belgian Embassy

     

                In juli 1934 publiceerde Le Soir Illustré een reportage onder de titel Une Visite à l’Ambassade de Belgique à Londres.  Vijftig jaar later ben ik op diezelfde ambassade die in de tussentijd weinig veranderingen heeft ondergaan.  Het statige hoekgebouw, 103, Eaton Square, eigendom van de Duke of Windsor, waar de kanselarij is ondergebracht, is nog steeds volmaakt geïntegreerd in de chieke Regency stucco omgeving van Belgravia.  

                Op de Belgische Ambassade vertoefde in de tijd van de reportage de aartsvader van de Belgische landbouwattachés, M. Borremans, handelsraad van het ministerie van landbouw.  Vóór de tweede wereldoorlog niet alleen de enige Belgische landbouwattaché maar iemand die het ook tot   ambassadeur in Helsinki zou hebben geschopt.  Een carrière-ontwikkeling die thans compleet is uitgesloten.  In Londen hadden  in die tijd naast België ook Nederland, de Baltische en Skandinavische landen, Spanje, Argentinië en de Verenigde Staten van Amerika een landbouwvertegenwoordiger. Nu heeft België een tiental landbouwattachés en zijn er in Londen een 60 landbouwvertegenwoordigers. (Dit schreven we een aantal jaar geleden want ondertussen heeft België geen landbouwattachés meer en heeft de ambassade van België het prestigieuze gebouw (waar een groot stuk Belgische geschiedenis werd geschreven) aan de Eaton Square verlaten..

    In België had zich vanaf 1930 een landbouwcrisis ontwikkeld die men ondermeer  met   protectionistische  maatregelen  wilde  tegen  gaan. Collega Borremans werd in Groot-Brittannië met een gelijkaardige  politiek geconfronteerd.  De Britten reserveerden op hun  markt de eerste plaats aan hun eigen  producenten, de tweede plaats aan die uit het Gemenebest en tenslotte de derde plaats aan de buitenlanders. Het verbeteren van de selectie en de  presentatie van de producten om ze aan te passen aan de smaak van de klant die door mijn eminente voorganger werden voorgesteld om aan dergelijke toestand te verhelpen zijn vijftig jaar later misschien wel nog zinvol maar praktisch onmogelijk te realiseren door de standaardisering en nivellering van de producten op Europees niveau.

     

    Darwin

               

                Als je in Londen verblijft dan moet je tijdens de weekends naar de country side.  Van alle regio’s, dorpen, stadjes en  kastelen die we hebben bezocht en bekeken,  heeft het bezoek in de late namiddag van 30 oktober 1988 aan Down House - The Charles Darwin Memorial - de diepste indruk gemaakt.  Je  had het gevoel dat de sfeer van 100 jaar geleden nog steeds in de studeerkamer, waar de meeste van zijn werken werden geschreven, rondwaarde.  Natuurlijk werd je daarbij beïnvloed  door enige kennis van zijn levensloop.  Zo is het nuttig te weten  dat de radikale ideeën uit de Origin of Species die in dit huis na zijn reis naar de Zuidamerikaanse kusten  met de H.M.S.Beagle, reis die tegen de wil van zijn vader door een tikkeltje meeval toch tot stand was gekomen, hier gedurende twintig jaar werden uitgebroed (en verborgen gehouden) 

    Op basis van zijn secret notebooks en talrijke ongepubliceerde brieven beweren Desmond & Moore in hun boek dat Charles zijn ideeën zo lang verborgen hield omdat ze in de door theologische dogma’s gedomineerde Anglikaanse maatschappij taboe waren.  Als  tenslotte in 1859 Origin of Species toch werd  gepubliceerd werd de weinige kritiek die loskwam ras in de kiem gesmoord want ondertussen was het Victoriaanse Engeland van 1859 gewoon geraakt aan progressieve ideeën.

    De residentie van de Belgische Ambassadeur te Londen

    11-08-2009, 16:06 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 14:LONDEN - Buckingham

    Buckingham

     

    Om in de sfeer van bloemen en planten en perfecte tuinarchitectuur te blijven maken we een sprong van de garden van Glasgow naar de garden van  Buckingham Palace, waar sedert 1868, ieder jaar, een drietal garden parties worden georganiseerd waarop zowat 8.000 mensen uit alle lagen van de bevolking aanwezig zijn.  Het gebeuren op het grasperk aan de achterkant van het paleis lijkt op een kruising tussen My Fair Lady en een middeleeuwse stoet. Bisschoppen in kardinaalspurper, beefeaters (lijfwachten van de koningin in 16de eeuws uniform en bekend van de gin-flessen), Afrikaanse en Aziatische  autoriteiten in national dress, sportmannen met hun typische blazers, officieren in exotische gala-uniformen, mannen in morning dress met grijze hoge hoed en dames met opzichtige hoeden. 

    Lang voor het opengaan van de poorten vormt zich een lange file. Het duurt wel even voordat je op het terras geraakt en uiteindelijk in de koninklijke tuin die klassiek en stijlvol is opgebouwd met extreem kortgeschoren grasperken, een waterplas met flamingo’s  en  smaakvol samengestelde herbaceous borders.  Twee orkestjes spelen informele deuntjes zoals If I Were a Rich Man, Raindrops Keep Falling on My Head. 

                Onder een lange rij appelgroene tenten wachten de brood-en-boter driehoekjes, de geboterde scones, de slagroomgebakjes en de lievelingen van het publiek: de aardbeien taartjes.  De koningin  verschijnt even na vier uur.  Tijdens haar wandeling  wordt ze  voorafgegaan door de Lord Chamberlain, - de baas van  alle personeelsleden ‘above stairs’ (uitgezonderd de dokters, de kamerheren, de clerus van de koninklijke kapel en de apothekers)  die haar aan een aantal gasten voorstelt. 

                Tenslotte arriveert ze moe van het handjes drukken aan haar persoonlijke tent om er een kopje thee te nuttigen en belangrijke personages te ontvangen, begluurd door de gasten die tot aan de afrastering zijn doorgedrongen.  De diplomaten hebben hun eigen tent.  Voor de rank and file, de gewone lui is er de uitgebreide slentering en praatjes met soortgenoten.

                Op 28 november 1985 mochten we terug naar Buckingham Palace dit keer om een evening reception bij te wonen die om 9u30 begon en klokslag middernacht was afgelopen.  Nadat alle gasten in alfabetische landenvolgorde aan de koninklijke familie waren voorgesteld, gaf dit een goede gelegenheid aan Prince Philip om te vragen aan een jonge man uit Benin, het diplomatiek buurland van België die avond, waar zijn vrouw  was en op het negatieve antwoord van de jonge man, verder te insisteren: but you took a temporary one of course!   

                De orde van de avond werd verder gezet met het stijlvol nuttigen van kleinigheden, het drinken van een deftig glas, het dansen op de tonen van een geüniformeerde band, het rustig rondkijken in de brede gangen en zalen...

     

    11-08-2009, 15:18 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 14:LONDEN - Chelsea Flower Show en Glasgow Garden Festival

    Chelsea Flower show

     

                Chelsea is door de tuinbouwkundige buitenwereld vooral bekend van de  Chelsea Flower Show.  Met  Ascot, Wimbledon en the Derby, vormt het een essentieel deel van de London Season. Sedert 1913 wordt deze planten tentoonstelling op the South grounds of the Royal Hospital georganiseerd wat betekent dat gedurende enkele weken de ganse show met alles erop en eraan uit de ‘grounds’ moet worden gestampt.  The Royal Horticultural Society zorgt daarvoor met een kleine staf en tientallen deskundige en enthoesiaste vrijwilligers.

    De plaats van het gebeuren, The Royal Hospital,  werd door Koning Charles II in 1682 gesticht. Het Les Invalides van Louis XIV in Parijs zou als model hebben gediend.  De stijlvolle symmetrische vorm van het gebouw, midden de  brede terrasvormig aangelegde grasperken waarover reusachtige kanonnen waken, ademt de bekende traditionele Londense atmosfeer.  De meer dan 400 bewoners van het huis in hun fotogenieke knalrode uniformen zijn gepensioneerde soldaten, de meeste ouder dan 65, die moeten voldoen aan twee toelatingsvoorwaarden namelijk  ‘goed karakter’ en vrijheid van familiale verplichtingen.

                Ieder jaar waren de  Vlaamse tuinders op de Chelsea Flower Show present met een  indrukwekkende stand.  Meestal een barokke presentatie die scherp afstak tegen de eerder ingetogen Britse exhibits.  Je kon er niet naast kijken. 

     

    Glasgow Garden Festival

     

                Door de jaren was de Belgische = Vlaamse tuinbouw  een goede bekende geworden in het Verenigd Koninkrijk.  Er werd deelgenomen aan allerhande shows en beurzen en de handel floreerde.  Het was dan ook evident dat men ook op het Internationale Garden Festival van Glasgow zou aanwezig zijn.  Wat in de hand werd gewerkt door mijn goede relaties met directeur David Koniatowski,  zoon van een Poolse piloot die de blitz-krieg had meegemaakt. 

    Zoals op de BuGa te Bonn en de Floriade van München zouden we ons opnieuw wagen aan het opstellen van een sculptuur.  Maar vooraf nog dit, na Bonn met Rik Wouters’ bronzen  ‘Zot Geweld’, waren we een vijftal jaar later present  op de Floriade van München, dit keer  met een  obelisk in glas van Michel Martens, le bricoleur inspiré  zoals hij zichzelf noemde, dat in het middenpunt van een minuscuul Belgisch tuintje was neergezet.  We leerden toen dat dergelijke fragiele  objecten  niet geschikt zijn  voor  een tentoon stellen in openlucht waar de weerselementen moeten  worden getrotseerd  evenals tienduizenden, niet altijd even serene, bezoekers.  Met die kennis in het achterhoofd werd voor Glasgow uitgekeken naar een relatief klein (dat in de koffer van een auto kon worden vervoerd) beeld in solied materiaal.  Wat we na enig zoeken, eufemisme voor intense speurtocht, hebben gevonden.  Een bronskoperen sculptuur, Uroboros voorstellend, de slang die zijn eigen staart opeet. Het werk van een jonge Vlaamse beeldhouwer, ik ben spijtig genoeg zijn naam vergeten, hij is nadien naar Frankrijk, ergens in de Landes, uitgeweken. Ik  weet nog dat we elkaar hebben ontmoet in een gieterij waar sommige sculpturen van José Vermeersch in brons werden gegoten. 

    Uroboros is een oud symbool van transformatie en vernieuwing wat ook de bedoeling was van de Belgische deelname aan  het festival van  Glasgow.  Maar zoals in Bonn bij Buga, was er opnieuw het probleem van de late uitplant van de Belgische begonia’s. In tegenstelling tot Bonn werd in Glasgow  een elegante mededeling geplaatst: 

    The Belgian Garden:

    Our garden starts modestly, before dramatic overnight planting early in June displays ten thousand briljant begonias.

    The begonia was largely developed in Belgium, and it has now been adopted as          our national flower.  We offer this display as a gesture of goodwill to our many          friends   in Scotland.

                De plechtige opening van de Flower Show op 29 april 1988 vond plaats in aanwezigheid van de Charles en Diana.  Het was pittig Schots lenteweer met een brede hemel vol Vlaamse wolken.  Eind april was natuurlijk veel te  vroeg in het jaar om met een compleet assortiment bloemen voor de dag te kunnen komen en dan zeker in het aan de 56ste breedtegraad gelegen Glasgow. Voor de reizigers, zoals wij, die uit het Zuiden  met de auto richting noord reden was het evenwel een uitgelezen periode, want zoals ieder jaar rond deze tijd begon het breed golvende Schotse landschap zich te tooien met lentegroen en lange gele slingers van bloeiende brem. 

    Uroboros

    Schotse Landschap

     

     





    11-08-2009, 14:56 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 14:LONDEN - Oakley street
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 14:Londen

     

    When a man is tired of London, he is tired of life,

    For there is in London all that life can afford

    Samuel Johnson

               

    Oakley Street

     

                In Chelsea, de mooiste Borough van de Londense metropool, verbleven we vier jaar en vier maanden. Earth has not anything to show more fair dichtte Wordsworth.  Dit beamen we volmondig.  Méér nog, geen enkele periode heeft een zo intense en duurzame invloed uitgeoefend op onze verdere levensloop.  Het verblijf in die unieke stad in het klassieke Londense  huis (vier verdiepingen, 69 treden) op nummer 34 van Oakleystreet,  de straat die Kings Road met de Albert Bridge verbindt.  We woonden  slechts enkele Tudor huizen verwijderd van de stek waar raeggie-star Bob Marley en voetbalster Georges Best  nog hadden verbleven.

                Was de overgang van Manouba in Tunesië naar Bromma in Zweden een sprong van het warme Afrika naar het koude Europa dan was de mutatie van Bonn in Duitsland naar Londen in het Verenigd Koninkrijk een overgang van een provincienest naar een grootstad.  Maar dan een  grootstad op mensenmaat. Oakleystreet was een brede straat met druk doorgaand verkeer tijdens de spitsuren, richting stad ‘s morgens, richting Battersea ‘s avonds.  De ramen van onze knusse woning waren nog van de 19de eeuw, zonder dubbel glas, zodat luisteren naar BBC 3 wanneer de auto’s voorbij raasden, bijzonder moeilijk  was.  Het huis had echter ook een achteruit (waar we twee auto’s konden stallen, een ongemene luxe in Londen) met poort die uitgaf op Margaretha’s Terrace, een idyllisch  straatje met eeuwenoude bomen.  De Country Side naast je deur.  De rustieke medaille had ook  haar keerzijde. Tijdens de fameuze oktoberstorm van 1987 waarbij één miljoen bomen in Engeland werden ontworteld, vielen  in onze Margaretha’s Terrace ook enkele bomen  om  waarbij  auto’s  werden  verpletterd.   

    Len   Deighton beschrijft de storm in zijn boek Hope:

    With characteristic gravity the news man made the high winds of October 1987 into a hurricane.  But it was a newsworthy event nevertheless.  Homes were wrecked and ships sank.....Hundreds and thousands of trees were ripped out of the English earth.  So widespread was the devastation that even the meteorological gurus were moved to admit that they had perhaps erred in their predictions for a calm night. 

                We behoorden tot de gelukkigen die The Royal Botanic Gardens Kew in hun oorspronkelijke staat bezocht hebben één week voor de grote storm.  Honderden eeuwenoude bomen en wetenschappelijk materiaal dat met minutieuze zorg was verzameld en onderhouden werd ontworteld, vernield of weggeblazen.

                Ook bij ons gebeurde iets merkwaardigs.  69 treden hoog kwam je op het  overloop(je) van de vierde verdieping  In het centrum van het plafond  was een doorzichtige koepel van zowat 80 cm doormeter aangebracht die men kon openen als men op het plat dak wilde komen.  De morgen na de stormnacht  lag de koepel, onbeschadigd,  in ons achtertuintje   De storm had ze  weg en naar beneden geblazen.  Het helse lawaai veroorzaakt door de wind die boven vrij spel had gekregen, heeft  Patricia, op bezoek, en slapend op de vierde verdieping, niet wakker gekregen.

     

    11-08-2009, 14:30 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Tags:Londen, Oakleystreet
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 13:WENEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 13:Wenen

      In Wien ist überall Musik

     

    Grandeur

                Een Belgische  landbouwattaché is steeds in meerdere landen,  meestal twee, geaccrediteerd.  Wij waren het in Zweden én Noorwegen,  Duitsland én Oostenrijk,  het Verenigd Koninkrijk én Ierland, de Verenigde Staten van Amerika, Canada én Mexico.

                Tijdens de Bonner jaren moesten we veel naar Oostenrijk dat toen nog niet in de Europese Unie was opgenomen. Bilaterale landbouwhandelsproblemen doken met de regelmaat van de seizoenen telkens weer op.  Meestal ging het om phytosanitaire residuen gevonden op Belgische groenten.  Een paar keer moest het geschil op het gerecht worden beslecht en werd ik als getuige gedagvaard in een proces tussen de Oostenrijkse invoerder en het Staatsorganisme belast met de  kwaliteitscontrole van de ingevoerde  levensmiddelen.  De president van dit organisme was een bijzonder moeilijk man.  Een paar processen bleven daardoor aanslepen wat uiteraard voor de invoerder geen pretje was.  Maar voor mij was iedere dagvaarding een vrijgeleide om opnieuw in Wenen te vertoeven en te proeven van de vele zaligheden die in de 23 Bezirke Wiens aangeboden werden. In het hotelletje  König von Ungarn, gelegen in de Schulerstraße, in de schaduw van de Stephansdom, kwamen we het liefst. Het had een belommerde patio die paalde aan een huis waar Mozart nog had verbleven.  Pure vindabona. 

                De grandeur van Wenen konden  we tijdens het officiële bezoek van de Belgische minister aan zijn Oostenrijkse collega opsnuiven in het hotel Imperial (wo die Grossen dieser Welt zu gast waren!) en waar we met de Belgische delegatie waren ondergebracht.

                Eeuwen lang was Wenen een versterkte stad met bochtige smalle Gassen. Halverwege de 18e eeuw besloot de jonge keizer Franz Josef  de wallen en de bastions te ontmantelen.  In hun plaats moest een praalstraat komen die het centrum van Wenen als een Ring  omklemmen zou.  Onder de gebouwen die langs deze  Ring werden opgetrokken zou het Renaissance paleis van de hertog Philipp von Württemberg  het mooiste worden.  Toen het stadsbestuur echter een straat dwars door het aan het paleis aanliggende park trok wilde de hertog niet blijven wonen in een huis zonder groen.  Hij verkocht het paleis inclusief allem Interieur aan Franz Ritter von Landau, een zakenman, die er een vorstelijk hotel van maakte.  Hij werd daarbij gediend door de Keizer zelf wanneer  deze  besloot  om  in 1873 in  Wenen  een  wereldtentoonstelling  te organiseren.  Super aanzienlijke gasten zoals de Duitse keizer Wilhelm I en zijn rijkskanselier  Otto von Bismarck, de president van Frankrijk Mac Mahon werden gelogeerd in dit paleis dat als k.u.k.- kaiserlich und königlichen- hotel dienst deed.

                Dit mooiste hotel van Oostenrijk werd van 1945 tot 1955 het hoofdkwartier van de Sovjetrussische  bezettingstroepen.  Na afsluiten van het Oostenrijkse Staatsverdrag werd twee jaar gewerkt om het bijna 100 jaar oude gebouw te renoveren.  Vanaf 1957 kwam opnieuw al wie rang en stand had in hotel Imperial voorbij...zoals wij met onze  minister van landbouw!

     

    Heurigen

                Er wordt beweerd dat de Oostenrijker veel drinkt omdat hij veel eet. In de 18e eeuw hadden de  gastheren van stand een eigen wijnkaart waaruit de gast kiezen kon. Er waren huizen waar men - wie doet beter ? - achttien tot twintig verschillende wijntjes voor de gasten klaar hield. 

                De  Heurigen  institutie in het leven geroepen door Joseph II is nog steeds één van de zuilen waarop het toerisme in Oostenrijk steunt.   Toen het laatste jaar van de school van Ciney  in 1982 door Oostenrijk toerde brachten ze een avond door in een Heurigenschenken in het half-landelijke  Grinzing, toeristisch oord bij uitstek.  Die gemoedelijke  afspanning uit de Biedermeier tijd waar wij ons bevonden stak groepen zoals de onze bestaande uit jonge onervaren maar overmoedige drinkers in speciaal daarvoor gemeubelde kamers waar niks kapot kon.  Normaliter is de  Heurigen wijn op zich al een verraderlijk goedje.  Als het daarenboven reichlich gekostet wordt op studentikoze salamander-aard, zijn de gevolgen niet te overzien.  Dankzij een paar goede zielen en een ervaren bus-chauffeur konden alle slachtoffers van het bachanaal festijn naar het hotel worden gesleept. 

     

     

    11-08-2009, 14:22 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 12: BERLIJN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Die Kommende’ de vroegere Barokke residentie in Muffendorf-Bad Godesberg  van de Belgische Ambassadeur in de BRD. 

     

    Hoofdstuk 12:Berlijn

     

    Nicht der Tage erinnert man sich,

    Sondern der Augenblicke.

    Cesare Pavese

     

    Grüne Woche

     

                Tussen 1975 en 1984 vlogen wij telkenjare,  op  het eind van de maand januari,  naar Berlijn, um die Grüne Woche mit zu machen.  Voor een decennium volgehouden diensten kreeg ik van de organisatoren, het A.M.K.,  de zeer op prijs gestelde golden Ehrennadel.

                Op dit tijdstip van het jaar, putje winter, naar Berlijn trekken was een kouwelijke must voor iedereen die in die jaren, van ver of van dicht, iets met de landbouw van de Duitse Bondsrepubliek had te maken.  In het bijzonder was het daar voor de Herren Attachés verzamelen geblazen.  Maar ook promotie-organismen zoals onze Belgische Nationale Dienst voor Afzet van Land- en Tuinbouwproducten, ‘den Afzet’, waren grootscheeps aanwezig met standruimte annex bloementuin en ontvangstsalons.  Er werd, zeker tijdens de 70-jaren, op geen geld gekeken en het resultaat mocht gezien worden.  Dat de Belgische promotiestand later wegdeemsterde tot een wat stofferig gedoe,  was het resultaat van een interne strijd tussen de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, den B.D.B.H. en ‘den Afzet’. 

                Telkenjare waren we de stille getuige van het geredekavel over het nut van de Belgische deelname aan de Grüne Woche en over de inhoud en wijze van samenwerking. Na lang touwtrekken werd dan uiteindelijk, op de valreep, beslist om toch maar weer eens deel te nemen, werden alle hens aan dek geroepen om een  stand te versieren die met de jaren kleiner en primitiever werd.  Na de val van de muur van Berlijn was de fut er helemaal uit en leek het allemaal overbodig geworden.  Ik weet niet in hoeverre het groene spektakel zichzelf heeft overleefd.

                De eerste keren (1975-76-77) dat we de ganse trammelant rond de Groene Week mochten meemaken waren beklijvende belevenissen.  Er waren de luisterrijke Abendessens op het Schloss Belvedere met de Bondspresident. Zo kon je  met een kopje koffie in de hand een praatje slaan met president Walter Scheel en met andere genodigden zoals de Landbouwminister van Oostenrijk. Ook Josef Ertl,  gedurende  onze   ganse  ‘Bonnertijd’,  de   landbouwminister behandelde je steeds als een goede bekende.  Iedereen kende iedereen. 

                De uitbundige en weelderig overgoten rondgang in het grote Messe-paleis waar alle Länder hun best deden om je met alle vloeibaar en vast landbouw-lekkers te verwennen, eindigde steevast in de ontvangstruimte  van het CMA, het promotie-organisme van de Duitse landbouwproducten, met presidia van regionale en federale federaties, met de vele  landbouwprominenten die de Duitse Bondsrepubliek rijk was.  Een kloeke stand moest je hebben om dergelijk bachanaal in Beierse, Rijnlandse, Nedersaksische  en andere stijlen te doorstaan.

                We weten niet of het een voorrecht was belast te worden met de viering van 25 jaar Belgische aanwezigheid op de Grüne Woche (1979)  De nodige luister werd verzameld en ingezet.  Er kwam een heus restaurant met een kok uit Beloeil die Belgische gerechten presenteerde.  Minister Humblet sprak als vertegenwoordiger van de Europese Unie.  Hij gaf een persconferentie op de Belgische stand voor een grote schaar journalisten.  De ‘tolk’ die het A.M.K. had gestuurd bleek weinig of geen Frans te verstaan.  Begrijpe wie kan.  Maar ja, Frans is in Duitsland een taal die je zogezegd gemakkelijk op school kunt leren en waarmee je zonder veel inspanningen een stuk abitur kunt binnen rijven.  Of je met die vreemde taal overweg kunt is überhaupt niet belangrijk.

                Een paar jaar later was er een aanvaring met het kabinet van onze staatssekretaris voor landbouw. De Duitsers hadden tijdens de voorbereidende periode toegezegd dat de Belgische vertegenwoordiger, zoals zijn voorganger minister Humblet, het woord kon voeren op de openingsceremonie.  Doordat in laatste instantie de Amerikaanse secretary for agriculture naar Berlijn kwam, moest de Belgische staatssekretaris wijken en mocht de Amerikaan het spreekgestoelte beklimmen.  Een diepgaand onderzoek bleek nodig om na te trekken of ik wel duidelijk genoeg de Duitse autoriteiten ter kennis had gebracht dat de Belgsiche vertegenwoordiger absoluut het woord wilde voeren.

                Tijdens de Groene Week organiseerde het federale ministerie van landbouw ieder jaar, een uitstap in  en rond Berlijn. Dan gingen we,  met een grote groep collega’s, meestal naar ‘landbouwrandgebieden’.  Marginale verbindingen tussen de grootstad en het omliggende platteland.  Zo bezochten we Lubbarsch, de laatste boerderij van Berlijn, verloren aan de rand van de metropool, het natuurdecor voor enkele van de  toneelstukken van Gerhard Hauptmann: Biberpels of  Frau Wolf.  Niet ver weg van de Merkische Viertel , de hoogbouw met 50.000 mensen opeengepakt.

                Traditioneel nodigde de Belgische consul-generaal ter gelegenheid van de Groene Week,  alle in Berlijn vertoevende Belgen uit op een avondlijk samenzijn.  Meestal in le Pavillon Français, ook wel eens in Schlosshotel Gerhus en een enkele maal in de officiersmess van het Engelse bezettingsleger. In dit lokaal beleefden we een merkwaardige avond.  Het maal leek te bestaan uit (Engelse) noodrantsoenen inclusief rode kool, wel een heel bijzonder gerecht voor een avondmaal.  Daarenboven werd ons gevraagd geen lawaai te maken omdat  in een aanleunend lokaal Engelse officieren een avond gewijd aan Burns hielden.  We wisten op dat ogenblik weinig over  Burns, de Schotse dichter uit de 18e eeuw, alleen dat hij de tekstdichter was van Auld lang Syne, het meest gezongen lied op Angelsaksische oudejaarsavonden.  Maar op die avond werden, in een aandoenlijke  stilte, een ganse reeks gedichten voorgelezen, het duurde een eeuwigheid.  Uiteindelijk mochten we, sommigen met lachkrampen, anderen in een boze bui, maar iedereen hongerig,  het Engelse pand verlaten.

                Niet alleen politiek was Berlijn meeslepend, het culturele aanbod  was gevarieerd.  Je had het traditionele en het spetterende boulevard toneel, maar ook politiek cabaret die door die Stachelschweine werd gepresenteerd.  Het concert met von Karajan in de  Philharmonie was een jaarlijks terugkerend feest.

                Een ander jaarlijks terugkerend evenement was het bezoek aan de Belgische ambassade in Oost-Berlijn en de verkenning van de andere kant. De overgang bij Checkpoint Charlie, beklemmend en angstaanjagend. Donkere, stille boulevards en plots een slecht verlicht gebouw dat een knus theaterzaaltje herbergt waar Herr Puntilla und seine knecht Matti door het Brecht theater wordt opgevoerd, onbeschrijfelijk mooi.  De voorstad Köpenick, waar schoenmaker Wilhelm Vogt alias der Hauptmann von Köpenick,  in 1906, de toenmalige burgemeester aanhield, naar Berlijn stuurde en zelf met de stadskas verdween.  Zeventig jaar later bezochten we  in dit Brandenburgse stadje een museum annex verkoopsmagazijn dat alleen toegankelijk was voor buitenlandse diplomaten.  Men kon er (Oostduitse) antieke zaken en ander fraais kopen.  De herkomst van de voorwerpen werd niet bekendgemaakt.  

     

    11-08-2009, 12:06 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 11: BONN - de Bundesgartenschau 1979
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Bundesgartenschau (1979)

    Belgische tuin met het ‘Zotte Geweld’ op de Bundesgartenschau 1979

     

                Een apart verhaal vormt het wedervaren met BuGa, de Bundesgartenschau, een soort floraliën die om de tien jaar in Europa werden georganiseerd.  In 1979 was Bonn aan de beurt.  Een park werd daarvoor op een groot stuk verwaarloosd terrein aangelegd  op de linker Rijnoever. Aan de landbouwafdeling van de Belgische ambassade werd gevraagd de mogelijkheid te onderzoeken om een für ihr Land typischen Garten anzulegen und ein Kunstwerk auf zu stellen.

                Niettegenstaande de inertie van de Bestuursdirectie Voorlichting en Culturele Betrekkingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken kwam uiteindelijk toch zoiets als een optie op een Belgische tuin tot stand. Plots was daar ook het idee om het Zot Geweld van Rik Wouters  als centrale blikvanger op te stellen.  Twee maanden vóór de opening van de BuGa wist echter niemand welke kopie van dit meesterwerk naar Bonn zou kunnen worden gebracht.  Antoine Humblet, op dat ogenblik minister van Landbouw, vriend van burgemeester Demuyter van Elsene, gebruikte al zijn invloed om de kopie uit het museum van Elsene los te weken.  Eén maand voor de start kregen we de toezegging van het College van Burgemeester en Schepenen van Elsene.  Maar niemand die het naar Bonn wou brengen.  Niet Buitenlandse Zaken die waarschijnlijk andere katten te geselen had.  Ook niet het toenmalig ministerie van Cultuur.  Tenslotte  speelde het ministerie van Landbouw  de rol van deus ex machina.  Op 18 april 1979 kwam het bronzen Zot Geweld van Rik Wouters, 195 cm groot, 250 kg wegende, verzekerd voor een waarde van vier miljoen BEF, uit het Musée des Beaux-Arts d’Ixelles, te Bonn aan.

                En de Belgische tuin?  De aanleg had ook, letterlijk als figuurlijk, heel wat voeten in de aarde.  Er werden plannetjes en plannen gemaakt en gewijzigd, eerst in Gent, dan in Bonn.  Tijdens een allerlaatste bespreking op de kantoren van de BuGa werd definitief beslist, en dit met nog 40 kalenderdagen voor de boeg, om in het gedeelte bestemd voor de ‘buitenlandse’ tuinen, een Belgische Begonia-tuin van zowat 700 m² aan te leggen tussen de projecten van Nederland en Zwitserland.

                In Brussel was men gelukkig.  Alle aanlegkosten voor het plantklaar maken van de grond, het forceren van de begoniabollen, het gieten van een sokkel van 1 x 1 x 0,5 meter in glad beton waarop het Zot Geweld zou worden vastgemaakt, werden door de organisatoren gedragen.  De Kulturrat van onze Ambasade vond ‘Ungestüme Gewalt’ de passende vertaling van ‘Zot Geweld’.  In zijn verslag onder de titel Moderne Kunst muss nicht provozieren - Gelungene Verbindung von Gartenbaukunst und Kunstobjekten, schreef Helmut Hellberg op 24 mei  1979 in de General Anzeiger dat er vanwege de leiding van de BuGa moed toe nodig was om de “Vierge folle”(sic) in de Belgische tuin op te stellen.  Hij stipt aan dat volgens hem het opschrift “Ungestüme Gewalt” ietwat  de  bedoeling  van de kunstenaar wijzigt.  Het blijft voor hem desalniettemin een absolut verrücktes Frauenzimmer.  En verder: ...Kaum jemand geht mit bösem Blick vorüber - man lacht, spöttisch, voller Unverständnis, aber auch wirklich voller Freude an der Körperlichkeit.  Kinder fühlen sich animiert, die verrückte Stellung nachzuahmen.  Das 1912 entstandene Bronze-Objekt ist ein herrlicher Spass.  Man darf sich also auch freuen.

                Op 27 april 1979, een zonnige maar uiterst frisse dag,  werd de BuGa door Bundespresident Walter Scheel plechtig geopend.  Tot de allerlaatste minuut moest worden gewerkt om alles min of meer klaar te krijgen.  De weermaker had in de late winter en vroege lente helemaal niet meegespeeld.  Er liep een en ander mis met de aanplant van de bomen en er waren allerlei pannes. Die Welt schreef op 15 maart 1979: Noch sieht das Gelände der Bundesgartenschau aus wie ein Panzerstrasse aus einem  Truppenübungsplatz, und   die Erdberge unter der Südbrücke erriners  am eine Mondlandschaft.    Spötter meinen: Jetzt helfen nur noch Papierblumen aus Hongkong.  Ook ‘Die Zeit’ had reeds op 9 maart 1995 uitgepakt met  Bittere Bonner Blüten, Fehlplanung  und Millionen-Verluste. De Kölner Stadt-Anzeiger tenslotte zei het één week voor de opening heel Romaans: Landschaft mit der Kurven einer Frau.  Hamerde verder op de gekende themata, miljoenen verlies, kleurencircus, spektakel dat de romantiek verdringt.

                De Belgische tuin  met het Zotte Geweld werd een blikvanger.   Ook de Belgische driekleur die aan een hoge mast wapperde had een bijzonder succes want ze verdween prompt na iedere vervanging.  De begonia’s, die uiteraard slechts een paar maanden na de opening konden worden geplant deden het goed al moet worden gezegd dat het onrustige en wilde bloeiers zijn, niet gemakkelijk in de hand te houden en die veel onderhoud eisen.  Vooral na een forse regenbui ziet een exclusieve begonia-tuin er onnet en doorgezakt uit. Precies het ogenblik dat de Vlaamse Vereniging voor Openbaar Groen had uitgezocht om de BuGa  met een bezoek te vereren.  Een venijnige brief werd naar de minister beschreven met de aanmaning dat de Vereniging alles veel beter op poten had kunnen zetten.  Toen werd geantwoord dat alles door de Duitsers was bekostigd en er geen enkele toelage aan te pas was  gekomen verdween prompt de interesse. 

     

     

    11-08-2009, 11:55 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Tags:Bundesgartenschau 1979
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 11: BONN - kleine stad

    Hoofdstuk 11: Bonn

     

                                                                           Ein Tag der sagt dem andern,

    mein Leben sei ein Wandern

    Tersteegen

     

     

    Kleine Stad

     

                In Bonn, aan de Rijn, verbleven we 124 maanden.  Eerst in Bad-Godesberg, daarna in Bonn, in het  Johanniterviertel en tenslotte in Beuel-Sud.  Drie hoeken van het urbaan centrum dat ‘Groot-Bonn’ was geworden elk met een eigen karakter.  Bad-Godesberg ademde nog de stijlvolle rust van weleer.  Ietwat te vergelijken met Chelsea in Londen of Georgetown in Washington.  De Johanniterviertel  daarentegen was dat deel van het moderne Bonn waar het CDU hoofdkwartier verbroederde met de Britse ambassade bekend van John le Carré’s A Small Town in Germany.  We woonden er bijna vijf jaar maar omdat  onze huiseigenaar, Duitse diplomaat, onverhoeds uit Amerika naar Duitsland terug kwam, werden we verplicht uit te kijken naar een andere woonst.  Die vonden we aan de overkant van de Rijn, in Beuel-Sud, met de nadruk op Sud, de residentiële wijk van Beuel. 

                Stromen die steden doorsnijden zoals de Seine in Parijs, de Theems in Londen en de Rijn in Bonn, bepalen een prestigieuze kant en een overkant van minder allooi.   Het opdelen van Bonn zou tot in de tijd van de Barbaren terug gaan.  De meer beschaafde lui woonden beneden de stroom, in Bad Godesberg bijvoorbeeld en werden tegen de invallen van de Barbaren beschermd door de Rijn voor wie deze stroom, geruime tijd,  een onoverkomelijke  hinderpaal zou zijn geweest. De minder fortuinlijken woonden aan de andere kant.  In het stadje Beuel bijvoorbeeld.

                Tien jaar is vanuit diplomatiek oogpunt een zeer lange tijd maar omdat de Europäische Agrarwirtschaft tijdens die periode een euforische ontwikkelingsperiode doormaakte vloog de tijd voorbij. Daarenboven bleef ook het moederland niet stil zitten en  deed aan actieve handelspolitiek. De integratie verliep zonder storingen.  Professioneel  was de overgang van Skandinavië naar Duitsland en Oostenrijk, behoudens het aanleren van alweer een nieuwe taal, meer een overschakelen naar een andere versnelling.  De acties en activiteiten werden  breder en intenser.  En we waren dicht bij het moederland.  Wat zowel voor- als nadelen had.

     

    11-08-2009, 11:47 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL DRIE: EUROPA -HOOFDSTUK 10: STOCKHOLM
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    hoofdstuk 10 :Stockholm

        

     Det finns en värld, somej förga

    (Er is een wereld zonder einde)

    Bo Setterland

     

    Van warm naar koud

     

                De integratie in de Zweedse leefwereld kreeg een stevige duw van  een lokale muzikale groep.  Het moet begin 1974 geweest zijn dat we met z’n allen voor de televisie (na zeven televisieloze jaren in Manouba) zaten  in de als televisiesalon ingerichte ruime  overloop van ons riante huis gelegen in de straat met de toepasselijke (?) naam Lusthusbacken (de achterkant van het lusthuis) in Bromma, een voorstad van Stockholm. En wat niemand voor mogelijk had gehouden gebeurde, de Zweedse groep Abba won het songfestival met de song Waterloo. Zweden klom meteen een trapje hoger op de internationale kleinkunstladder.  En voor ons, verdween in de roes van die zege, endgültig het vorig leefmilieu.

                Uiteraard had het ruilen van het  zonnige levenslustige mediterane Afrika met het kale stijvere Noorden van Europa van alle familieleden een niet geringe inspanning gevraagd.  Maar Zweden en de Zweden boden ons een aantal faciliteiten waardoor het nieuwe leven, na korte tijd,  best te dragen viel. Er was een Franska Skolan, een Franse school, die voor de laatste jaren van de humaniora samen werkte  met  de cours par correspondance uit het Franse Vanves. Er was het ruime warme huis in Bromma romantisch gelegen aan de oever van de Mälleren met alles erop en eraan, sauna, drie open haarden, wijnkelder, tuin.

                De wijze  waarop het Zweedse ministerie van Buitenlandse Zaken het intens aanleren van de Zweedse taal (3 voormiddagen per week) organiseerde maakte dat Jacqueline, al na enkele maanden, de graag geziene gast was bij de Zweedse buren die ze grotendeels in hun taal te woord kon staan.

                En voor mij verliep de professionele ommezwaai, van Noordafrikaanse hereboer naar Noordeuropese boer-diplomaat, buiten  het aanleren van het Zweeds en het opfrissen van het Engels, rustig, zonder opwinding.  Je werd wel als een vreemde eend in de bijt op de ambassade, de nieuwe werkomgeving, ontvangen.  De ambassadeur vond het nodig een telegram naar Brussel te sturen  met de bede hem in te lichten wat die nieuwe snuiter in zijn ambassade kwam doen.  Het was anders een heel vriendelijke man, die helemaal op het einde van zijn carrière nog steeds ten zeerste begaan was met de sociale problemen op zijn kanselarij.                                                                                                                                                                                                                   

                Terwijl ik dit aan het schrijven ben, een 22 jaar later op mijn kantoor in 3330 Garfield street te Washington D.C. dwalen mijn gedachten terug naar onze integratie in de diplomatieke wereld.  Na Kongo, de Veeteeltdienst en Tunesië, was dit onze vierde challenge.

                Op de kanselarij in Stockholm verliep de  integratie wat stroef, om het diplomatiek uit te drukken, in de eerste plaats te wijten aan een geringe kennis van de diplomatieke geplogenheden, maar anderzijds omdat ik  botste op  een product van het establishment (nous, les vrais diplomates) die over een aantal zaken er een heel eigen mening op na hield.  De logistieke steun van je eigen departement maakte echter veel goed en op de ambassade was ik mijn eigen baas.  Twee ideale voorwaarden om de taak, die nimmer werd omschreven, naar eigen goeddunken, aan te vatten.  Weinig ambtenaren genieten tegenwoordig nog  van dergelijke faciliteiten. En toch was het niet allemaal koek en ei.  Door het ontbreken van richtlijnen liep je af en toe verloren in het labyrint van de Zweeds-Belgische landbouwpolitiek.  In 1973 wist ik dat allemaal nog niet.  In Stockholm heb ik dan ook heel veel kunnen leren.

     

    Gijzeling

     

                Dé gebeurtenis tijdens ons verblijf in Zweden was de gijzeling op 21 maart 1974 op de Belgische Ambassade.  Hoofdfiguur  was een dertigjarige Fransman die zijn zoon of vermeende zoon die in België vertoefde, terug wilde.  Hij eiste dat de kanselier zou telefoneren naar het ministerie van Justitie te Brussel om zijn zaak te herzien want bij beslissing van het gerecht was het kind toegewezen aan een andere man.  Om zijn argumentatie kracht bij te zetten trok hij een pistool en haalde een pakje (explosieven volgens hem) boven. « Je moet geen angst hebben  maar nu moet je bellen » zei hij.  Onze kanselier had wel angst want de zesdaagse dramatische gijzeling op de Duitse Ambassade te Stockholm van een paar weken voordien, lag nog heel vers in zijn geheugen. De man bleef maar aandringen, vertelde hij nadien, een kwartier lang, tot een secretaresse het kantoor binnen kwam, en hij kon weglopen.  De man gijzelde dan maar de  secretaresse, bond haar vast aan een sofa, verbrijzelde twee ramen en stak het vuur aan de papiermand.  Hij dreigde de secretaresse neer te schieten wanneer zijn eis niet werd ingewilligd.

                Binnen de vijf minuten hadden zowat 50 politiemannen met kogelvrije vesten en gewapend zowel met zwaar geschut als met precisie geweren voor de snipers, de kanselarij omsingeld.  Na een lange en verwarde discussie kon de Fransman tenslotte praten met enkele journalisten en met de Zweedse televisie.  Hij wilde de ganse wereld zijn situatie uitleggen. De directeur van de Zweedse televisie, die eerst niet wou horen van een optreden van de Fransman voor televisie camera’s, moest dit later toch toestaan na een interventie  van de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken.

                Kort voor middernacht arriveerden de captatiewagens van de Zweedse televisie en verscheen de gijzelhouder gewapend met een pistool aan het raam. Het duurde nog tot na het morgenjournaal van zes uur.  Dan stelde de man zich ter beschikking van de politie, werd de secretaresse bevrijd en bleek het wapen een speelgoedpistool te zijn.  Ook het pakje bevatte geen springstoffen. De kanselier was enkele uren een beroemd man.  Ook  Edmonde Dever, de Belgische Ambassadeur, deelde in de roem, want ze had tijdens de nachtelijke discussie voorgesteld om de plaats in te nemen van de gegijzelde.

                Terug naar de beginfase van het drama.  Jacqueline kreeg thuis een ‘klassiek’  bedankingstelefoontje van een dame die na het tak for maten  zei  er is iets gaande op de Belgische ambassade, er is een terrorist...ze geven het op de televisie en zeg niets aan de kinderen.  Een melding die haar effect niet miste.  Maar de grote ongerustheid duurde niet lang.  Er kon vanuit een politiewagen worden getelefoneerd dat alle leden van de ambassade, de secretaresse van de kanselier uitgezonderd, heelhuids de kanselarij hadden kunnen verlaten via een raam en een bijgehaalde ladder van de brandweer.

     

    Geloofsbrieven

     

                Een andersoortig evenement van hoge diplomatieke rang is de overhandiging, door een nieuw posthoofd, van de geloofsbrieven, aan de koning van het land waar hij of zij geaccrediteerd wordt. Ik was erbij toen in Stockholm op die gedenkwaardige 22 november 1973 drie mannen in rok (white tie) Son Excellence Madame l’Ambassadeur de Sa Majesté le Roi des belges en toilette de thé avec des gants, sans chapeau, mochten vergezellen naar het koninklijk paleis.    De mannen in kwestie waren  het reeds vermelde product van het establishment (drager van drie decoraties), onze kanselier, op dat ogenblik nog geen lokale beroemdheid (zonder decoraties) en ikzelf (één decoratie).  Het was een mooie groep: dame en drie heren  op weg  naar een koninklijk paleis !

                Het Zweedse overhandigingsprotocol werd vele jaren terug uitgewerkt en dateert waarschijnlijk van een tijd dat er nog weinig automobielen waren. Het was  door het Zweedse ministerie van Buitenlandse Zaken in het Frans opgesteld.  Het posthoofd-in-spe moest zich naar het Grand Hotel begeven waar het werd afgehaald  door een met vier paarden bespannen koninklijke galakoets, voorafgegaan door 2 pikeurs ofte rijmeesters en vergezeld van twee lakeien. 

                Bij aankomst aan het paleis wordt het posthoofd begroet door twee kamerheren die, twee foeriers van het hof vóór zich, de ambassadeur voorafgaan, wanneer deze het paleis binnentreedt.  Een intieme kamerheer (met staf) wacht bij de ingang van het appartement waar de audiëntie zal doorgaan.  Voorafgegaan door twee gewone kamerheren, gaat de intieme kamerheer, gevolgd door de ambassadeur,  het appartement binnen.  De twee kamerheren houden halt in het eerste salon. 

                In het tweede salon,  dit is het salon onmiddellijk naast de audiëntiezaal, bevinden zich de eerste maarschalk  van het hof, de chef van het militaire huis van de koning, twee intieme kamerheren, twee adjudanten (lijfwacht en hulp-lijfwacht) alsook twee kapiteins van de cavalerie.  Aan de deur van de audiëntiezaal staan twee hofjonkers.  Nadat de koning het bevel aan de hofmaarschalk heeft gegeven om het nieuwe posthoofd binnen te laten, worden, klein maar gewichtig detail,  de twee deurvleugels geopend wanneer het een postoverste met de rang van ambassadeur betreft en slechts één deurvleugel voor een posthoofd van lagere rang.

     

    11-08-2009, 11:28 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    10-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL TWEE: TUNESIE - HOOFDSTUK 9B - afsluiter deel 2
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

               Felix Dalle van Kerk en leven kwam voor een reportage op bezoek en tekende wat in ons gastenboek.  Het staat hiernaast.  Voor alle duidelijkheid  nog eens de tekst: ZEGT  DE ARABIER : VERGEET NIET/HET BLOEMPJE OP TIJD/WATER TE GEVEN/HET BLOEIT /MAAR/EEN PAAR DAGEN/MAAR /HET LEEFT/LANG VOORT/IN ONS HART. (30/1/1969) 

               Alhoewel Gaston Derkinderen, toenmalige grote baas van het ABOS, in grote letters een boodschap naliet  voor zijn vriend de Wilde:  « Lode hier is het bewijs dat ik me geïnteresseerd heb aan het project van ‘Gent’.  Het zijn hier lieve mensen, (get.) Gaston », bleef de twijfel groeien omtrent de zin van het werk en het gevoel tegen stroom in te roeien. Het redetwisten  met de Belgische Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking over alles en nog wat, werd onverminderd voortgezet.

                Na de overstromingsramp in de herfst van 1969 kregen we op 9 januari 1970 een hele meute bekende medialui over de vloer.  Vic Lories van de TV, Jan Lambin van de radio.  Tien journalisten van alle bekende Belgische kranten waaronder LDL en Jean d’Osta.  Het interview met Jan Lambin kwam onder de vorm van een paar flashes op de radio.  Ontdaan van voorwoord en nawoord klonken de uitspraken gedurfd.  Er kwamen verschillende reacties uit het moederland.  Bij sommigen rezen de haren ten berge.  In die tijd werd het vormen van een eigen kleine  mening weinig of niet geapprecieerd.  Stout waren we zeker  niet geweest.  Alleen maar een en ander vrijmoedig gezegd over de technische samenwerking van Belgen met Tunesiërs.

                In 1970 kwam de landbouwfaculteit van Gembloux  onder leiding van rector Ch. Bonnier langs.  Twee vermeldenswaardige feiten.  Gaston Rondia, onze collega van Fretissa, een project van de landbouwfaculteit van Gembloux, ontmoette bij ons zijn toekomstige vrouw die als laatstejaars studente aan de reis deelnam.  Een van de reisgezellen was ziek en werd thuis door Jacqueline verzorgd.  Tien jaar later werd Jean Lekeu mijn medewerker op de Belgische ambassade te Bonn.

                Op 9 mei 1971 mocht ik  een grote groep mensen van de FAO uit Rome onder leiding van directeur generaal Boerma, ontvangen.  Ik wou de personaliteiten een dronk aanbieden en vroeg onze boekhouder daarvoor te zorgen.  Hij opende met groots gebaar onze mooie (Europese) ijskast waarin het midden één flesje  spuitwater stond te pronken.

                 Wij bleven nog tot in mei 1973 op de SEM...om daarna te 'emigreren' naar ...STOCKHOLM!

               

     

     

     

    10-08-2009, 19:25 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    09-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL TWEE: TUNESIE - HOOFDSTUK 9- LA SEM
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De zes fasen van een project:

    1. Enthousiasme

    2. Desillusie

    3. Paniek

    4. Zoektocht naar de schuldige

    5. Straf voor de onschuldige

    6.  Lof en eerbetuigingen voor de niet-deelnemers

    Hoofdstuk 9: 

    La Station Expérimentale de la Manouba(SEM)

     

              

               Ik arriveerde op zondag 29 januari 1967, onze tiende huwelijksverjaardag, in Tunis met als enige professionele bagage een exemplaar van het Accord Particulier  van 18 september 1966 waarbij in de périmètre irrigable de l’Office de la Vallée de la Medjerda (O.M.V.V.M.)  een Station Expérimentale de la Manouba (S.E.M.) werd opgericht. Naast enkele  mondelinge aanbevelingen van Profesor Lode De Wilde, promotor van het projekt en enkele contactadressen,  was dit ongeveer alles waarmede moest worden gestart.

                Een klassiek voorbeeld van een  gemoedelijk Belgisch begin.  De moederlandse administratie wist dat je de gebrekkige voorbereiding door een jeugdige inzet zou compenseren.  Verder werd gehoopt dat je spelenderwijs met de administratieve mallemolen van het nieuwe land zou leren omgaan.  ‘Al die willekeur van het moment, altijd weer opnieuw‘ (P.Muys).

                Geen houvast, geen draaiboek of richtsnoer.  Geen materiaal.  Het verslag van de pedologische prospectie  nog niet  ter beschikking.  De man die de kwaliteit van de toekomstige proefvelden moest beoordelen was confrater en vriend Paul die we kenden van vroeger in Belgisch-Kongo.  Hij woonde toen in Butembo en we hielden er halt tijdens onze reis naar Katalé in Kivu.  De pedologie die hij daar beoefende, in het land der Banande, was van een heel wat wildere soort, midden olifanten en jagers op groot wild dan de gewone prospectie in het vredige Noord-Afrika.

                De streek was ook bekend om haar pygmeeën en ivoorsnijders.  Pygmeeën die we in de buurt van Beni hebben ontmoet.  De kennismaking beperkte zich tot het uitdelen van sigaretten en een paar filmopnamen.  Het was op dat ogenblik heel vredelievend.  Later, tijdens de troebele zestiger jaren bleken ze  echter ver van vredelievend te zijn.

                Tijdens diezelfde reis logeerden we te Beni in het hotel du Ruwenzori (13 kamers en 6 badkamers, electriciteit!).  Daar hebben we voor ‘t eerst in ons leven artisjokken gegeten, niet wetende wat een belangrijke rol, een tiental jaren later, artisjokken zouden spelen op ons Station.

                De landbouw in Tunesië is mediterraan en behoort tot een ecologisch areaal, wat anders is dan een gebied dat door economische kenmerken wordt bepaald.  Ze wordt niet alleen bedreven in de landen gelegen rond de Middellandse Zee, maar ook in zuidwest Arizona, in Californië, in Centraal Chili, op de zuidwest top van Afrika en in twee kleinere gebieden van Zuid-Australië.  Wie actief is in de tuinbouw van Noord-Afrika, heeft lotgezellen over de wereld. Tussen Tunesische en Californische tomaten is teeltkundig  weinig verschil. De natuurlijke dissociatie van warmte en vochtigheid ligt zowel in Noord-Afrika als in Amerika aan de basis van een aantal teeltproblemen.  De irrigatie problematiek werd daarom te Manouba een belangrijk onderzoekselement.

                Zover waren we echter nog niet die eerste maanden van 1967 in het druilerige en winderige Manouba.  Om onze goede wil te tonen werd een 3 ha groot veld beplant met Roma tomaten voor industriële verwerking.  Dit op empirische  manier gerunde veld werd door de inzet en het enthoesiasme van de medewerkers van het eerste uur, de eerste geslaagde Vlaamse veldproef in de drieduizendjarige geschiedenis van de Tunesische tuinbouw!  Weinig mensen zijn bij deze heuglijke gebeurtenis blijven stilstaan.  Voor het S. E. M. was dit tomatenveld, qua voorbereiding, uitvoering en een oogst van meer dan 120.000 kilogram,  een regelrechte Public Relations-stunt die de latere samenwerking met Tunesische collega’s heeft vergemakkelijkt. We hadden als het ware onze geloofsbrieven getoond. Ondertussen, we zijn al april 1967, wordt aan het O.M.V.V.M gevraagd om de percelen die door ons zullen worden gebruikt, op te meten.  De topografische opmeting werd nimmer afgewerkt.  Wat was opgemeten bleek later, toen we alles nog eens zelf hadden opgemeten, niet te kloppen met de werkelijkheid. Het initiële perceelplan werd om de haverklap gewijzigd.  De wijngaard mocht opeens niet meer worden gerooid.  Laaggelegen velden die regelmatig onder water liepen moesten worden geïntegreerd.

                Begin augustus 1967, 180 dagen na onze aankomst, werden een paar losse contouren van het proefstation zichtbaar.  Na drie dagen gedraaf om de zeven  verschillende  stempels  op de  papieren  te krijgen worden we de heuse eigenaar van een loods in losse stukken, een Ford trekker, een Brabantse ploeg, een aanaarder, 55 ton meststoffen, 300 kg phytoproducten waaronder DDT, meubelen voor één kantoor, klein landbouw alaam zoals sapes, een soort hakken verwant met de kukata coupé uit Congo. Onze hakken hadden korte stelen, terwijl in het gewest Faradje, bij de Logo’s, pientere mannen, de stelen meer dan twee meter lang waren.

                Vooralsnog geen sprake om er eens in te vliegen en de retrousser les manches wat de directeur van het O.M.V.V.M. de hoogste tijd vond om te doen.  De aangeduide proefpercelen kwamen niet tijdig plantklaar.  Het oogsten van de vorige teelten was op de lange baan geschoven.  Met de middelen op dat ogenblik ter beschikking konden we ook de vervuiling die de velden vertoonden, niet de baas. 

                Tijdens de zomermaanden probeerden we de loods in elkaar te zetten. Een gebruiksaanwijzing op de wijze van ‘meccano’ was er misschien wel bij maar geen gereedschap om de klus te klaren.  Dan maar in de stijl van het project, initiatief nemen, niet klagen en dank u zeggen wanneer we ladders, een talie, koorden, kruiwagens, sleutels en tangen bij elkaar konden krijgen.  De constructie werd tenslotte aangevangen,  met zes ‘handlangers’, een metser en zijn assistent, onder de gedreven leiding van onze medewerker Paul (Monsieur Quinze voor het werkvolk afgeleid van zijn, op zijn Frans uitgesproken naam: Waelkéns)    Zijn inbreng was niet alleen een behoorlijke bouwkundige kennis maar vooral een eigen set werktuigen.  Op korte tijd stond de loods overeind en werd er ook een betonnen vloer gelegd, een hellende oprit gebouwd en een aalput van zes kubieke meter gegraven.

                Stationsrapporten over het eerste jaar vermelden niet de inertie, de tegenwerkende krachten die moesten worden overwonnen.  We zaten midden in een gebied dat sedert millennia toonaangevend was op het gebied van de tuinbouw.  Magon  uit Carthago heeft het geboekstaafd, 28 volumes lang.  Ze werden in opdracht van Scipio Emilius,  na de verwoesting van Carthago, in het latijn vertaald.  De Romeinse  grootgrondeigenaars deden op hun beurt, oorlogsmoe, hun duit in het zakje.  Terwijl ze op hun domeinen in de provincies buiten Italië resideerden hielden ze zich onledig met de modernisatie van de land- en tuinbouw. Dit is heel lang geleden en voor de problemen van vandaag in Manouba irrelevant.  Relevant is dat wij hier zijn om een en ander te ‘presteren’ en dit  zoveel mogelijk ten bate van de Tunesische producent van tomaten, pepers en artisjokken.

                Negen maanden zijn we al in Manouba.  Het is een heel langzaam maar toch duidelijk work in progress.  We zoeken geschikte werklui.  We verzamelen de instrumenten  voor de grove werkzaamheden.  Niet alles kan door buren of sympathisanten  voor  langere  tijd  worden  uitgeleend.  Dan  maar  ’s  nachts gewerkt.  Mahmoud, mijn homoloog (kleinzoon van de laatste eerste minister van de Bey van Tunis) is al een paar weken bij ons.       

                Op 25 november 1967 was het dan zover.  Inhuldiging van het Station in aanwezigheid van minister Lassaad ben Osman en ambassadeur Panis.  Alhoewel deze laatste zelfverzekerd verklaarde dat wij al op kruissnelheid vaarden zou het nog tot 1969 duren, zegge en schrijve méér dan twee jaar na mijn aankomst te Manouba vooraleer al het materiaal en uitrusting ter bestemming was. Ondertussen schreef Lassaad ben Osman in het gastenboek: « Tous mes voeux de pleine réussite à ce projet très intéressant à plus d’un point de vue ». Daaronder schreef de Ambassadeur een diplomatiek statement:  « wat kan men daar nog (of beter) aan toevoegen?»

                Ondertussen waren we niet blijven stilzitten.  Op een bepaald ogenblik hadden we naast de drie hoofdteelten - tomaat, paprika en artisjok - waarop het merendeel der experimenten werd gedaan, meer dan veertig verschillende  groenten in observatie.  De meest fascinerende en volstrekt onorthodoxe was wel de productie van saffraan dit zijn de stempels van een krokus soort (crocus sativa)  die groeit in het Middellandse Zee gebied.  Deze specerij verving nog niet zo lang geleden in Tunesië tijdens de ramadan de eieren om kleur te geven aan banketgebak.  Wij hebben tijdens de eerste jaren van ons verblijf in Manouba dat conserveren van de eieren in kalk in de periode vóór de vastenperiode nog meegemaakt.

                Aangezien de krokusstempels tijdens de bloeitijd in de vroege morgen met de hand geplukt worden en er voor 500g saffraan zowat  200.000 stempels (70.000 bloemen) nodig zijn is het niet te verwonderen dat dit de duurste specerij ter wereld is.   Saffraan van goede kwaliteit heeft een feloranje kleur en een bijzondere zoete geur.  Onze totale productie - 45 gram - netjes in een blikken doosje verpakt heb ik voor 135 dinar verkocht aan het Hilton hotel van Tunis.

    Gastenboek                 

                Het gastenboek dat we vanaf de eerste maanden te Manouba bijhielden vormt een leuke inventaris van de honderden bezoekers, meestal Belgen, die voorbijkwamen.  Voor de meesten lag  het Station terzelfdertijd in een heerlijk vakantieland.  Men kon er op een aangename wijze blijk geven van grote interesse voor het ontwikkelingswerk.

                Projectvader Lode de Wilde was in april 1967 met zijn echtgenote onze eerste bezoeker.  Hem zijn we dank verschuldigd voor zijn vermogen om vele hinderpalen uit de weg te ruimen.  Hij wees ook de weg naar Tunis en Manouba aan meerdere professoren van de landbouwfaculteit.  Allen hebben hun steentje bijgedragen tot het welslagen van het project.  Zij waren allen welgekome gasten.  Voor de kinderen waren al die personages van diverse pluimage grappige bronnen van  observatie.

                Een bijzondere herinnering blijft de notenbalk met de eerste muziekregel van de baion  “Manouba” door nonkel Roger tijdens zijn verblijf gecomponeerd.  Het werd één van de succesliedjes van radio  Tunis.  Ontelbare keren gedraaid naast andere zoals zijn “Mexico” waarvan  in de tijd van de World Cup voetbal, iedere dag, vóór het nieuws, afhankelijk van de beschikbare tijd, een aantal maten werden gespeeld.

                Op één april 1969, een heerlijke lentedag, kregen we een grote delegatie op bezoek geleid door minister voor ontwikkelingssamenwerking Raymond Scheyven.  Hij kwam kijken naar wat we al hadden gepresteerd en noteerde: avec le témoignage de ma gratitude et de mon admiration pour tout ce que vous faites pour la Belgique et la Tunisie et pour l’amitié entre les deux pays.   

                Twee jaar later, op 16 juni 1971, kwam hij nog eens terug en dan schreef hij : heureux du passé et du présent, certain de l’avenir »  Op dat ogenblik beleefden we het hoogtepunt van de Belgisch-Tunesische technische samenwerking.  Er waren een 200-tal Belgen werkzaam en de stemming op alle niveaus was opperbest.  Maar van zodra men vanuit België is beginnen sleutelen aan de organisatie en structuur van de samenwerking werden de kiemen van de afbraak gezaaid.  Certain de l’avenir  werd niet bewaarheid.

     

     

    09-08-2009, 15:10 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL TWEE: TUNESIE - HOOFDSTUK 8 - AFRICA PROCONSULARIS - Romeinse villa

    Hoofdstuk 8: Africa Proconsularis   

    When we build let us think we build for ever

              John Ruskin

     

     Romeinse villa

     

                Tijdens het Africa Proconsularis, toen het huidige Tunesië met het Oosten van Algerije een groot tarweveld vormde, woonden waarschijnlijk Romeinse kolonisators op de terreinen van het  Station Expérimentale.

                Als bewijs dit verhaal.  Op een goede dag besliste  men bij onze buren die de overige hectaren van de boerderij Dupleix  beheerden, om met een wroeter een veld dat in het midden een grote bult vertoonde,  klaar te maken voor de aanplant van fruitbomen.  Een wroeter is een soort ploeg die zeer diepe voren trekt en regelrecht de bodem opensnijdt. Aan de bult aangekomen haalde de wroeter resten van een Romeinse woning naar boven.  Gebroken vaatwerk, marmeren blokken, voetstukken, allerhande brokstukken, lagen, na een verblijf van vele honderden jaren onder de aarde, open en bloot onder de Tunesische hemel.  Uren hebben onze  aspirant archeologen het puin doorzocht.  Een paar emmers scherven,  enkele stukken waterleiding, een paar olielampjes waren de buit.  De grote  marmeren blokken hebben we tijdens de constructie van het laboratoriumgebouw van het station in het terras kunnen integreren.  Zonder het te weten volgden we daarmee het voorbeeld van Kairouan, het Afrikaanse Mekka, dat, onmiddellijk na de Arabische verovering, gebouwd werd met o.m. de resten van een kroonlijsten van Romeinse tempels die in de stadsmuren werden ingemetseld. Stenen van altaren die vroeger dienst deden als offertafels voor heidense goden werden gebruikt als  muurvoeten.  Bij ons bezoek in 1997  bleek het ganse complex van laboratorium- en kantoorgebouwen netjes gewit.  Alles gaf een ordelijke propere indruk.  Op mijn vraag wat er gebeurd  was met het terras en de mooie marmeren blokken kreeg ik als antwoord dat men  die ongelijke stenen met een laagje beton had bedekt.

    Teburbo Majus, Dougga, Utica, Testour, Thibar, Medjez el Bab... 

                Zoveel plaatsen waar het goed toeven was.  De wonderbare wereld van Dougga,  het Romeinse plaatsje waar we in het amfitheater Oedipe Roi door de Comédie française zagen opvoeren. Op andere dagen kon men er, zich honderdman of  Vestaalse  maagd wanend, rustig wandelen langs de hobbelige straatjes, tussen de overblijfsels van een cultuur die er talrijk en achteloos lagen rondgestrooid. 

                Ook  het zeer Spaans ogende Testour, het vroegere Tichilla, midden de vruchtbare vlakten van het Noorden, had veel te bieden.  Meermaals  kwamen we in  Thibar, de grote landbouwonderneming van de Witte Paters, de bekende producenten van vieux Thibar, een alom geprezen rode wijn en van een even klassiek wit wijntje de  vin de messe.  In de jaren na de eerste wereldoorlog produceerde de toenmalige pater wijnbouwer met de resten van een vendange een distillaat, een eau-de-vie.  Deze brandewijn bleef, min of meer vergeten, tientallen jaren in de kelders van Thibar liggen.  Wanneer het goedje, na al die jaren,  op flessen werd getrokken en verkocht als fine de Thibar, bleek het te kunnen wedijveren met de allerbeste Franse cognac. 

                Ook ‘Witte nonnen’ hadden in Thibar een kloostergemeenschap.  Zij produceerden geen wijn maar wel degelijke handgeknoopte tapijten in hun school waar de traditionele tapijtweverij met Romeinse motieven werd aangeleerd. Dergelijke tapijten werden niet industrieel geknoopt.  Wanneer je je zinnen op een Thibar tapijt had gezet, moest je na de bestelling minstens twee jaar geduld oefenen vooraleer het begeerde stuk kon worden afgehaald.

                Er huisde een ooievaar op de  schouw van het klooster van de Witte Paters in Thibar.  Of was het een kaalkoppige  maraboe?  Een maraboe is een ooievaarachtige met een naam afgeleid  van het Arabische merabet wat klooster betekent.  In Noord-Afrika is maraboe ook de titel die een bijzonder vrome muzelman na zijn dood wordt toebedeeld.   Witte pater en maraboe, is er in Noord-Afrika een betere combinatie denkbaar?

                Het meest kwamen we in de streek van Utica, driehonderd jaar vóór Carthago gesticht, op het 1.000 ha uitgestrekte  domein van onze vriend Abes Feriani.  Een model bedrijf met wijn- en boomgaarden, traditionele en ook meer recente teelten zoals peppermint en groene asperges. Het domein bezat ook  een  eigen stuk Romeinse aquaduct.  Niet zo robuust en hoog als die van Manouba maar op een elegantere manier in het landschap verscholen.  We gingen er regelmatig heen, de jongens te paard, de jongedames met de koets en wij, de volwassenen in een aftandse jeep zonder remmen.  Op het bedrijf werd de beste ricotta van de streek geproduceerd.  In de glazen flonkerde de vin de l’amitié, het edele vocht gebotteld als Chateau Feriani  door onze gastheer, de beste wijnboer van Tunesië. Nu en  dan  konden  we  ook  -  teken  des  tijds -smullen van de cochonaille die, na het slachten door een Belgische beenhouwer van het vetgemeste varken, ter plekke  werd klaargemaakt.  Hoe ongerijmd het ook moge klinken, men startte in Moslimland Tunesië, in het begin  van de zeventiger jaren, een N.G. project voor het vetmesten van varkens.  Een Waalse beenhouwer was daarvoor naar Tunesië gehaald.  De bedoeling was varkensvlees te produceren voor de toeristen.  Onenigheid over de manier waarop de zaak moest worden gerund, waarbij vooral het idee dat varkens liefst zo zwaar mogelijk moesten worden vetgemest tot katastrofale resultaten leidde, deed het project een langzame dood sterven. Maar de beenhouwer bleef in Tunis en werd concierge op de Belgische Ambassade.  In zijn vrije uren bleef hij, zeer tot het genoegen van Belgen en anderen, zijn vroeger beroep uitoefenen.

                Medjez el Bab, op 60 km van Tunis, was een ander oord met voor ons magische klank.  Je bereikte het lage gestrekte landhuis na een lange rit door een dreef van amandelbomen waarvan de bloesems - Bouquets éclatants, d’une rose très pâle, presque blanc, offrant l’exemple de l’espoir jamais détruit  (Barjavel) -, kunnen wedijveren met die van sinaasappelbomen en koffiestruiken.

                In het riante huis, in koloniale tijden het verblijf van de rentmeester van een 6.000 ha groot domein in Belgisch bezit, woonde goede vrienden.  Hij was de directeur van het Collège Nord-Africain de Machinisme Agricole et de Génie Rurale, een FAO project met steun van de Wereldraad van Kerken.  Het grote domein was een indrukwekkende rest van de Franse  politiek tijdens de protectoraatsperiode.  Een politiek  van rechtstreekse administratie gericht op het bevolken van het land met Europeanen, zoveel mogelijk Fransen.  De feodale meesters werden  door concessiehouders vervangen, de ancestrale bezetters werden huurders.  De overgang van latifundia naar koloniale eigendom werd in de hand  gewerkt door  de zwakke verbondenheid van de inheemse boer met de grond.  De eerste kolonisators hielden het vooral bij het planten van de wijnstok.  De later komenden doen bij voorkeur aan graan- en veeteelt. Het domein van Medjez el Bab behoorde tot die tweede groep.  De eigenaars woonden in België, de rentmeester in Tunis en de aan deze laatste ondergeschikte bedrijfsleider ter plekke in het mooie huis. 

     

     

    09-08-2009, 14:43 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Tags:africa proconsularis
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL TWEE: TUNESIE - HOOFDSTUK 7 - WATER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 7 : Water

     

    Quand la rivière est en crue, ce sont des génies qu’elle escorte, ce n’est pas de l’eau.

     Poésie marocaine

     

     

                Sedert het begin der tijden raakt het water het hart van Tunesië.  De eerste regen na het droog seizoen wordt als een geschenk uit de hemel ervaren.  De uitzaaiïng van het koren is niet mogelijk zonder herfstregens, zonder lenteregens is geen oogst te verwachten.  Tunesië is niet alleen afhankelijk van zeewinden die vanuit het Noorden regen brengen, maar moet ook landwinden  uit het Zuiden trotseren, zoals de vreselijke sirocco, waarvan de brandende adem zich laat voelen tot in de meest noordelijke streken. 

                Het natuurlijke waternet, uitgezonderd in het Noorden, is totaal onvoldoende.  De wadi’s die slechts water voeren na een forse regenbui, enkele uren of hoogstens een paar dagen per jaar, bereiken zelden de zee. Alleen de Medjerdah met haar bijrivieren, bijzonder die van de rechteroever die het water uit de Atlasuitlopers aanvoeren, is een echte rivier.  Het is de Medjerdah die via een complex van dammen, pompstations, betonnen kanalen en sluizen, het water voor de irrigatie van onze teelten levert.  Water is het waarom achter ons verblijf in Manouba.

                Wanneer de werkzaamheden van de dag zijn afgelopen gaan de gentleman-farmer  en zijn familie, tussen de vertikale cypressen uit Jezus’tijd het kleurige decorum van de velden gaan verkennen:  rood voor tomaten, paars voor aubergines en  geel voor pepers.

                Alhoewel het in 1970 niet zoveel meer voorkwam stonden  we toch één keer oog in oog  met een overblijfsel van de ancestrale pastorale landbouw.  Een horde Nomaden uit het Zuiden met kamelen, karren en muilezels, vrouwen en een rits kinderen, trok , op weg naar de groene weiden en de graanvelden van het Noorden, rumoerig aan het station voorbij. 

    Essentiëel tijdens de pre-kolonisatie periode was de strijd tussen de pastorale en de gevestigde landbouw.  Dit was voor de ontwikkeling van de Maghrebijnse landbouw zeer belangrijk en vloeide voort uit de kontra-sterende ecologische voorwaarden in het Noorden en het Zuiden. In het Noorden is “duurzame” akkerbouw mogelijk, hoe dieper men zuidwaarts trekt, hoe duidelijker het wordt dat de trekkende veeteelt de dominerende bestaansmogelijkheid vormt.  Het wrijvingsvlak tussen beide zones ontstaat waar de beide vormen van landbouwproductie elkaar ontmoeten.  Alhoewel in dit contactgebied een zekere symbiose voorkomt tengevolge van de complementariteit en de ruilmogelijkheden tussen beide vormen, staan in wezen, de ambities, zowel van de nomaden als van de gevestigde boeren, regelrecht tegenover elkaar.  De herders willen naar de groene weiden in het Noorden, landbouwers willen hun velden uitbreiden tot diep in het binnenland.  Bereikt men een compromis dan is het steeds ten koste van de meest productieve valorisatievorm.  De zich vasthechtende landbouw kan zich maar vesigen in zuidelijker gelegen landstreken wanneer bevloeiingssystemen worden geschapen.  Het oprichten van irrigatiesystemen onderstelt: een gevestigde macht, een foutloze organisatie, een verwijderen en en uitschakelen van het nomadisme.  Omgekeerd kunnen we stellen dat een opbloei van het nomadisme samengaat met een afzwakken van de gevestigde ode, hezt verval van de irrigatiepoloitiek, een inkrimping van de bewerkte akkers, een verslechting van de algemene toestand.

                Van Huize Manouba liep in de zomer een dagelijks spoor naar de Middellandse zee.  Koningin Elyssa, bijgenaamd Dido, de vluchtelinge na de moord op haar echtgenoot, wist goed wat ze deed toen ze zowat 2.800 jaar geleden king Pygmalion van Tyrus, haar broer, ontvluchtte en langs de boorden van wat nu de Golf van Tunis wordt genoemd, Carthago stichtte. De gunstige ligging in de Golf van waaruit de snelle zwarte Punische schepen de zeeën kunnen  beheersen speelde daarbij een belangrijke rol.  Toen het zeevolk uit Fenicië voor ‘t eerst de Golf binnen vaarde zagen ze aan de horizon het symbool van hun oppergod Baäl, de gehoornde koning.  Gunstig voorteken want het heeft de stichters van Tunis en Carthago beslist geen windeieren gebracht.  De Bou Cornin, tweehoornig vadertje, is het best zichtbare oriëntatiepunt van de kust gebleven.  Het kreeg die naam omdat de kruin in een gladde boog, twee horens vormde. 

                Recht tegenover de Bou Cornin domineert Sidi Bou Saïd, de Golf van Carthago en de wijde zee.  Het wit-blauwe dorp met het vermaarde café des nattes, verzamelplek van schilders, poëten en toeristen, heeft zijn charmes.  Bij zonsondergang, wanneer de roze flamingo’s, de vlammende vogels - flamants, flambant - hun lethargische één-potige houding verlaten, stort Tunis en omgeving zich weer in het bruisende leven, een lawaaierige en geurige heksenketel. Maar voor ons, en misschien ook voor haar, is het azuren zeewater, inclusief de koele bries, een bron van levensgenot.

     

     

     

     

     

    09-08-2009, 14:24 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - DEEL TWEE: TUNESIE - HOOFDSTUK 6: MANOUBA - pleisterplaats
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEEL TWEE:TUNESIE

     

    Hoofdstuk 6: Manouba

     

    home is where the heart is

     

               

                                Pleisterplaats

     

                Manouba was de pleisterplaats waar bijna zeven jaar lang (van 1967 tot 1973)de technische assistentie zijn huiselijke dimensie kreeg.  Een ruime en warme plek.  Manouba.  Een schelp, een coquille sainte Jacqueline,  waar het prettig toeven was.

                Een wit gestrekt gebouw ingebed in een decor van opgeschoten cipressen, mispelaren en laurieren en kleurige vlekken van mimosa en kerstrozen werd bereikt via een honderd meter lange ingangsdreef aan beide zijden geflankeerd door 21 volwassen palmbomen met ertussen hibiscus, veelkleurige oleander en pelargonium.  Het witte landhuis met breed terras was getooid met  een vlammende bougainvillea van beneden tot boven als een rode fez op  zijn kant.

                Dit groene decor was de uitverkoren woonplaats van honderden vogels van in de vroege ochtend bezig de omgeving op rumoerige stelten te zetten.  Ook de aanpalende boomgaard, vol sinaasappelbomen en één pompelmoesboom, waren het domein van de vogels. Pompelmoes is mannelijk zo kan hij overleven midden al de vrouwelijke sinaasappelbomen met hun bloesems die een parfum verspreiden dat zelfs Paverotti kon begeesteren want hij stopte het in flesjes.   In het late najaar, wanneer de bloesems in ooft zijn omgezet, verliezen de sinaasappelbomen als bij tover hun vruchten.  Ook de naast mijn kantoor ingeslapen kromme vijgeboom  was ieder jaar een zelfde lot beschoren.  In één nacht verdwijnen al zijn meestal nog niet rijpe vruchten. Alleen de pompelmoes bleef, omwille van de bittere smaak van zijn vruchten, gespaard. 

                Op het erf liggen overblijfsels van Romeinse origine.  Een elegante marmeren sarcofaag, drie afgebroken zuilen, enkele amforen, een  reusachtige  platte steen van een pletmolen en een enorm Corinthisch kapiteel.  Voorwerpen die door de bouwheren, de gebroeders Sourd, waren verzameld. 

                De tuin als een park was het speeldomein van Filip, Johan en Patricia en van Wapi, een nukkig ezeltje.  Als Indiaan of cowboy verkleed verbleven ze in hun boomhut, hun ‘kamp’, een ingewikkelde constructie hoog in de bomen, opgetrokken met de  overblijfsels van kratten en kisten waarin het uit België opgestuurde materiaal voor het Station Expérimentale de la Manouba, was verpakt.      

                Enkele jaren vóór  Tunesië de Franse protectie van zich afschudde bouwde de familie Sourd de villa als een klapstuk op een rijk en geslaagd leven als colon. Het tuinbouwbedrijf, officieel la ferme Dupleix, in de volksmond chez le roi de l’abricot werd in het verlengde van de officiële kolonisatie, die op het einde van de vorige eeuw vorm kreeg, opgericht.  Het bracht de kleine Europese boer, merendeels van Franse oorsprong, naar Tunesië. 

                Wanneer op 12 mei 1964 de nieuwe bewindvoerders met één pennentrek alle koloniale gronden inclusief bedrijfsgebouwen, vee, materiaal, voorraden en te velde staande gewassen naasten, waren de gebroeders Sourd eigenaars van een 250 ha groot  bevloeid tuinbouwbedrijf,

                Op de  vruchtbaar gemaakte grond werden olijven, druiven, tarwe en amandelen geteeld.  Vruchten die reeds in de chera  rond Carthago op het einde van de 4de eeuw  vóór Christus, werden geproduceerd. Ook artisjokken, meloenen en asperges waren dan al klassiekers.  Later werden vijgen, granaatappelen en peren door de Romeinen geïntroduceerd. 

                Al die teelten met hun moderne soorten vond men in 1964 op het bedrijf van  de gebroeders Sourd terug naast boomgaarden met  perelaars, pruimelaars, abrikoos- en perzikbomen, een grote wijngaard en uitgestrekte velden tomaat, aubergine en pepers in de zomer, artisjokken in de winter.

                In de onmiddellijke omgeving  van het woonhuis stond een usine de vinification, een wijnfabriek van behoorlijke afmetingen. Tijdens de vendange, wanneer mannen met hun voeten, in grote kuipen op het ritme van Arabische muziek, de druiventrossen tot een weinig smakelijk uitziende mostbrij kneusden en verpletterden, werd de hele omgeving beroerd door een doordringende geur van onvolmaakte wijn.          

                Van op het grote terras hadden we ‘une vue imprenable op een licht golvend groen-blauw gekleurd landschap door Bernlef verwoord:

    “U kent ze wel, die vage blauwe bergen waarnaar geen wegen voeren maar die toch bereikbaar lijken”.

                Niet ver weg de overblijfsels van een Romeinse aquaduct.  Die Romeinse waterleidingen zijn soliede constructies die de tand des tijds hebben getrotseerd.  Ze werden tot in de moderne tijd gebruikt voor de aanbreng, over grote afstanden, van zoetwater.  Vele werklui van het station hebben de zware grote blokken als steunpunt voor hun onderdak uitgekozen.  Ezels, kippen en honden stoeien er met de kinderen in een harmonie die alleen in zonnelanden te vinden is.      

                Het is evident dat we tijdens de eerste maanden in dit voor ons volstrekt nieuw  milieu  geconfronteerd  werden met  de klassieke ingrediënten van  aanpassing en integratie.   Toen we op 27  maart  1967 met de ganse familie onze intrek namen in het ruime huis, waren enkele kamers vol gestouwd met stoelen, tafels, enkele tapijten en ander meubilair.  Een paar dagen later komt een zekere mijnheer Zitouna, plaatselijk autoriteit, zomaar een tapijt en een aantal stoelen opeisen.  Niet gelijk welke stoelen maar juist  die stoelen  die Jacqueline voor eigen gebruik had uitgezocht. Doordat ze meteen en kordaat zei dat dit niet mogelijk was bleven we nadien van dergelijke verzoeken gespeend.

                De witte villa had veel charme en klasse.  De brede marmeren trap die in een elegante zwaai beneden met boven verbond   hoorde  thuis in een klassiek landhuis. Ze bood een supplementair voordeel.  Wanneer de nacht snikheet beloofde  te worden brachten we de bedden naar beneden en sliep  de ganse familie onder zijn marmeren koelte. De kamers waren  anders ruim genoeg en de overloop zo breed dat de kinderen er bij minder goed weer in konden voetballen.

                In vakantieland Tunesië zijn er ook minder clemente seizoenen. Tijdens de wintermaanden wordt men soms overvallen door een gure wind en korte hevige regens.  Verrassend ongezellig.  Om de koudere maanden op te vangen hadden de Sourds een update van een Romeins verwarmingssysteem geïnstalleerd.  Het opgepompte water werd via een met kolen verwarmde ketel door een circulatiepomp in leidingen die enkele centimeter onder de vloer lagen, gebracht.  Na onze intrek in het huis liet  het circulatiesysteem het na korte tijd afweten. Ondertussen hadden we kennis gemaakt met de nadelen van dergelijk systeem.  Bij onweer vielen we  gewoonlijk zonder electriciteit waardoor én waterpomp én circulatiepomp uitvielen.  Jacqueline heeft eens, alleen thuis en met een professor op bezoek, de ganse trammelant meegemaakt.  De elektriciteit was ingevolge een  avondlijk onweer uitgevallen zodat de verlichting en de pompen stilvielen.  De kolen in de ketel bleven evenwel rustig verder branden.  Slechts één reactie was mogelijk. Zo snel mogelijk de gloeiende massa kolen naar buiten brengen en op het plein voor de garage deponeren.

                Omdat het ondergrondse netwerk niet waterdicht was, hebben we  tijdens de zomer in de woonkamer een schouw gemetseld waardoor  we een ordinaire petroleum  kachel konden installeren.  Adieu Romeinse verwarming.

    09-08-2009, 14:19 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Tags:Tunesie, Station Expérimentale
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 5: ABA - Kurukwata en 'staande lamp'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kurukwata

     

                De smalle baan die Aba met Faradje verbond trok een lateriet spoor door een eindeloze savanne.  Hier en daar een tamelijk hoge bult (Inselberg) Enkele magere bomen rond een bron en wat schrale velden tussen het stekelige gras.  In het droog seizoen werd je soms geconfronteerd met een fascinerend schouwspel wanneer de savanne in brand was gestoken.  Heel voorzichtig moest je rijden als je ’s avonds laat vanuit Aba naar Faradje terug keerde want reusachtige vonken vlogen rond je auto als vuurvogels in de nacht.

    Halfweg lag een uitdeinende groene vlek: Kurukwata, de koffieplantage van een koloniale onderneming in Russisch bezit. De koffiestruiken vertoonden futuristische vormen omdat ze op een merkwaardige wijze waren gesnoeid door de Duitse baron von Schlippe een vooral in Kongo onder de naam de Schlippé  bekende socioloog-agronoom en gezaghebbend auteur

    La taille du caféier  was onder agronomen in Belgisch-Kongo permanent aan de orde van de dag.  De oudere robusta plantages in de Oostprovincie waren meestal een verzameling ‘éénstammige’ koffiestruiken. In de jongere plantages  werden meestal ‘meer-stammigen’ geteeld.  Wat  het snoeien betreft  waren er evenveel varianten als er experts waren. Het indrukwekkende en tezelfdertijd intrigerende resultaat van de Schlippé’s snoei  waren lange rijen koffiestruiken die als Gotische kandelaars onder de strakke Afrikaanse hemel stonden te pronken.         

                De Duitse baron werd opgevolgd door de zoon van een Russische generaal uit de Tsarentijd, een zekere Aksakov.  Hij probeerde de koffiestruiken een natuurlijk groeipatroon terug te geven.  Hij was een charmante man die mij veel over de praktijk van de koffieteelt  heeft bijgebracht. 

    Volgens pater Denys bleef begin 1985 van de eens zo bloeiende koffieplantage slechts een schamel skelet over. Ondertussen was ex-gouverneur John Foster Manzikala - een ja-knikker en vleesgeworden imbeciliteit - de  nieuwe eigenaar geworden.  Hij kwam uit de streek en was een tijdlang klerk op Kurukwata geweest nadat hij samen met Lumumba in de gevangenis had gezeten. 

     

    Staande lamp

     

                Tijdens onze stagetijd in Yangambi toonden anciens trots hun schemerlampen gemaakt met de stam van een ‘koffieboom’.  Ook wij hadden belangstelling voor dergelijk verlichtingsmiddel  Wanneer men de lagen schors verwijderd komt het gladde ivoorkleurige getordeerde hout te voorschijn. De enige moeilijkheid was het vinden van een éénstammige koffiestruik die het uitroeiingproces had overleefd. Het duurt een 30 jaar vooraleer  een stam in aanmerking komt voor een  gebruik als lampstaander. Na lang zoeken vonden we in de buurt van Niangara een stam die aan alle voorwaarden voldeed. Weken heeft Jacqueline gewroet om de knoestige stronk van zijn schorslaagjes te ontdoen.  We hebben een filmpje waar je haar, in de relatieve koelte van de barza, een achtmaands buikje torsend, in ijltempo ziet ontschorsen.  Tot eindelijk het gladde gedraaide prachtstuk naar de timmerman kon worden gebracht om het op een voetje te zetten.  Op 14 juli 1959 komt een ontdane timmerbaas terug met een gladgeschuurd paaltje.  De heerlijkst gedraaide koffiestam van Afrika was alle bulten en uitsteeksels kwijt. Niet de leerling tovenaar maar de leerling timmerman had juist op die dag zijn verstand kwijtgespeeld, mayele akimi en zodoende met een paar fikse schaafstoten het wekenlange labeur van vrouwlief naar de vaantjes geholpen.

                Ce n’est pas fini.  ‘t Mooiste moet nog komen. In plaats van de verhoopte schemerlamp-op-voet-met-bijpassende-kap, kregen we een paar uur later een tweede zoon.  Laten we aannemen dat ingevolge de alteratie door de leerling-timmerman veroorzaakt Johan zoveel weken te vroeg werd geboren als de duur dat Jacqueline aan haar stronk had gezwoegd.

                Eén week later op 21 juli 1959 organiseerden we thuis  een doopfeest voor Johan Jozef Wilfried Maurits, geboren op 14 juli.  Afgezien van het feit dat Johan  ter wereld kwam op de Franse nationale feestdag en gedoopt werd op de Belgische nationale feestdag zou later blijken dat deze bijzondere feestelijke aangelegenheid waar alle collega’s, zwart en wit, aanwezig waren,  later zou worden herinnerd als de laatste ‘vredige’ viering van een ‘Belgische’ nationale feestdag in Afrika.

                P.S.: na een lange zoektocht doorheen de Uele kon een tweede ‘koffiestam’ op de kop worden getikt.  Voor het ‘voetje’ werd echter beroep gedaan op een Brugse timmerman die deze taak tot een goed einde bracht. 

                Ondertussen waren we ‘einde-term’ en moesten we terug naar het moederland.

     

    09-08-2009, 14:04 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 5: ABA - savoir vivre
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 5: Aba

     

    Civilization is a method of living

                    an attitude of equal respect for all men

                                                                                                              Jane Addams

               

    Savoir vivre

     

                Aba was tijdens de koloniale tijd, zo leerden we op school, een belangrijk handels- en nijverheidscentrum in het noordoosten van Kongo gelegen op zowat 65 km van Faradje en op een kleine 20 km van de grens met Soedan.  Vanuit Faradje reden we er regelmatig naar toe met onze greenelectric studebaker champion voornamelijk om proviand op te slaan in de grote winkel waar de Griekse uitbater zijn vrouw bij het pokerspel had gewonnen.  Zo werd verteld en waarom zou men het niet geloven.  Het gaf wel een bijzonder cachet aan de winkel.

                Dat de Grieken verwoede kansspelers zijn hebben we tijdens oudejaarsnacht 1958 van dichtbij kunnen meemaken. We waren door de familie Panas uitgenodigd om de overgang van oud naar nieuw te vieren in hun landhuis op plantage Spelu aan de Aro.  Panas was niet alleen koffieplanter en fabrikant van palmoliezeep – palmolive – hij was ook ondernemer en bouwde vooral in de streek van Paulis ( thans Isiro)

                Onder de reusachtige kerstboom hebben we gegeten, gedronken en tenslotte bingo gespeeld.  Het ging er heftig aan toe, op zijn Grieks met wijn en gezang en verbale uitbarstingen, met winnen en verliezen zonder dat men daar lang bleef bij stilstaan.  Toen in de vroege morgen de strijd werd stilgelegd bleek het, hoe kon het ook anders, dat we voor geld hadden gespeeld en naar onze maatstaven zelfs tamelijk grof.  Gelukkig bleef ons saldo positief zodat we zonder financiële kleerscheuren het nieuwe jaar konden induiken.

                Begin 1958 hebben we in Aba gewestbeheerder Charles Orbaen, een schilderachtige en tegelijk vaderlijke figuur, voor ‘t eerst ontmoet.  Van hem hebben we onthouden dat zijn in het Frans opgevoede zoon tegen hem zei als hij Vlaams sprak: « je ne comprends pas ton Bangala » . Maar ook, en veel meer, hebben wij van hem en zijn lieve vrouw, een en ander opgestoken over savoir-vivre, over levensstijl.  We waren beiden jong toen en begrepen het allemaal niet te best, maar vijftig jaar later, bekijken we dit soort getemperde, op het randje af geblaseerde houding, van iemand die het juist niet bereikt heeft, met een groter begrip.  We hebben het nu ook allemaal meegemaakt, zijn zelf grotelijks blasé, en het moet allemaal niet meer.   Maar toch blijft daarvan altijd iets hangen en veel later kijk je nog altijd met veel weemoed terug aan die mooie tijd in tropisch Afrika waar vriendschap en samenleven intens op elkaar waren afgestemd.

                Charles Orbaen had een fantastische bibliotheek, dat wil zeggen een enorme verzameling boeken in vele kisten opgeborgen.  Met nog slechts een paar jaar carrière voor de boeg, vond hij het niet meer de moeite om de boeken uit de kisten te halen en in kasten uit te stallen.

                Gewestbeheerder en mevrouw Orbaen werden bediend door een butler!... Geen gewone boy zoals wij allen een pichi  en een lavadère hadden.  Nee, een echte,  gestyleerde, in krakende kledij gestoken maître d’hôtel die ’s morgens met madame een discussie voerde over de wijnen die bij ‘t avondmaal, in functie van het niveau van de gasten, zouden worden geschonken.  In dit decor weggelopen uit een novelle van Somerset Maugham, waren we enkele avonden te gast en diep onder de indruk van de wijze waarop, in die godvergeten uithoek van de wereld, we mochten aanzitten en bediend werden.

                Om  het beschavingswerk op een duurzame wijze verder te kunnen zetten werd men na een term van drie volle jaren gedurende zes maanden terug naar het moederland gestuurd om er te bekomen en eventueel te herstellen van het verblijf in de tropen.  Vooraleer de Orbaens met vakantie naar België vertrokken hadden ze hun huisbediende een fiets geschonken en zes maanden loon uitbetaald zodat hij zonder (financiële) zorgen de terugkeer van zijn patrons  kon afwachten.  Die  vonden, na hun vakantie,  een man terug, vroeger wellicht hun maître d’hôtel, maar nu, zonder fiets, zonder geld, een arme en berooide zwerver, terug pikzwart met de zwarten in slome palaverstijl.

     

    09-08-2009, 13:58 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 4: BAMBESA - katoen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoofdstuk 4: Bambesa 

     

    Research! A mere excuse for idleness;

     it has never achieved, and will never achieve any results of the slightest value.

    Benjamin Jowett

     

    Katoen

     

                In mijn bibliotheek steken enkele boekjes die ik  meegenomen heb uit  de kleine boekenkast van de agronome de territoire  van Faradje.  Zoals les cultures coloniales: plantes textiles  van Henri Jumelle (Paris, 1915) met een interessante bijdrage over de katoenteelt in Amerika en Tunesië. In de loop van mijn carrière werd ik een paar maal  geconfronteerd met de teelt van katoen,  in Faradje en in  Texas maar spijtig genoeg niet meer in Tunesië (waar we verbleven van 1967 tot 1973) omdat daar de productie van katoen als gevolg  van teelttechnische problemen  was opgedoekt.   De teelt van katoen is zeer oud.  Drie duizend jaar vóór onze tijdrekening werd  in China al katoen geteeld.  In Indië  kende men,  10 eeuwen vóór J-C, het spinnen van  katoen. 

                In de uiterste hoek van de Kongolese noordelijke savannen, de streek van de Logo’s, werd katoen zeer laat, dat wil zeggen in de vijftiger jaren van de voorgaande eeuw,  onder impuls en controle van  de Compagnie Cotonnière Congolaise een verplichte teelt.  Katoen is geen inheems gewas.  Begin 1900 werd de teelt van katoen in Kongo geïntroduceerd door reizigers en missionarissen en in het Oosten door Araabse handelaars. Nadat de Amerikaanse expert Fisher in 1911 positieve introducties realiseerde besloot de overheid de katoenteelt te verspreiden (te verplichten)  In 1957 waren er in Kongo 700.000 planters op iets meer dan 350.000 ha. 

                De ‘Cotonco’ zoals de katoenmaatschappij  werd genoemd had één van zijn 2.500 aankoop magazijnen te Faradje. Samen met de verantwoordelijke voor de streek trokken  we dagenlang onder de loden zon in de brousse om zowel het manuele planten als  het manuele oogsten  van het katoen te observeren en te controleren.  De complete opruiming van ‘alle’ oogstresten bleek de moeilijkste opgave.

                Ook in het Amerikaanse Zuiden van Amerika was een goede 150 jaar terug de katoenteelt en vooral de pluk van het katoenpluis, een zaak van handenarbeid.      Amerikaanse zuiderlingen, waaronder heel bekende lieden als Jefferson en Washington, bekeken op dat moment de slavernij als een kwaad welke wel eens zou kunnen worden afgeschaft. Het werd echter helemaal anders wanneer in 1793 Eli Whitney de Cotton Gin uitvond.  Een eenvoudige maar doeltreffende machine voor het machinaal verwijderen van de zaden van het katoenpluis. De katoen-economie van het Amerikaanse Zuiden kreeg op korte tijd een ander gelaat. Omdat nu heel veel goedkope arbeidskrachten nodig waren  werd de houding tegenover de slavernij ‘bijgesteld’. In 1850 werkten 2 miljoen slaven op de Amerikaanse katoenplantages.

                Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw nam katoen méér dan de helft van de totale Amerikaanse uitvoer voor zijn rekening.  Het is dan ook geen wonder dat dit product gaandeweg het Vlaamse  vlas verdrong waarvan de bewerking op de hoeve verdween.  Het verdwijnen van deze  thuisarbeid lag mede aan de basis van de grote landbouwcrisis die in de tweede helft van de 19de eeuw in onze gewesten het economische en maatschappelijke leven ontwrichtte.                                       

                Mijn eerste kennismaking met de katoenteelt gaat terug naar de stage op het proefstation van het NILKO voor de verbetering van de katoenteelt te Bambesa in Beneden-Uele. Ik werd er door de  Directeur opgezadeld met een “wetenschappelijke” observatie die bestond uit het tellen, volgens een bepaald protocol, van zwarte hoekige stipjes veroorzaakt door een bacterie, Bacterium Malvacerum, op blaadjes van de katoenplant.  Een maand lang heb ik vanaf zes uur in  de morgen ten dienste van de wetenschap zwarte stipjes geteld.  Misschien heb ik, zonder het te weten, meegewerkt aan één van die fameuze nieuwe Bambesa types die na tien à vijftien jaar onverdroten selectiewerk het licht zagen. Selectie die in wezen tot doel had de Triumph Big Boll, de eerste variëteit die in de Kongolese katoenstreken rond  1911 uit Texas werd ingevoerd, te verbeteren.

                Ook in Yangambi, een paar maanden eerder, had mijn stagemeester een even monotone bezigheid uitgevonden  Ik moest er een uitgestrekt veld pedologisch prospecteren.  Iedere dag werd ik naar mijn ‘werkplaats’ gebracht samen met een zwarte assistent - die de  gaatjes in de bodem moest boren - om  de kwaliteit van de grond te bepalen.  Omdat daarvoor  het eigen speeksel moest worden gebruikt leerde ik snel de diepere betekenis kennen van “hij heeft een droge mond.”

                35 jaar later  ben ik in  Texas, the Lone Star State, het oorsprongsgebied van het Kongolese katoen.  De katoenvelden zijn er zo weids dat ze de indruk geven verder te reiken dan de einder.  En met de herinnering aan de tropische veldjes uit Faradje in het achterhoofd en de katoenboeren met hun lange kukata coupé die er rustig op los harken lijken de reusachtige oogstmachines die hier worden gebruikt op geheimzinnige mastodonten van een andere planeet.

                Dé kwaliteitsnorm van het katoen was vroeger en is nu nog, de helwitte kleur van het katoenpluis.  In Lubbock zien we voor ‘t eerst uitgestrekte velden met katoenpluis dat niet wit, maar  op natuurlijke wijze, door een (nuttige?) bacterie lichtbruin gekleurd is.      

                Last but not least  worden we niet zo ver van El Paso naar  een weverij gebracht.  In de reusachtige fabriekshal wordt, onder oorverdovend lawaai, Amerikaans (wit) katoen, na kleuren, door 400 Belgische “Picanol“ weefgetouwen tot duizenden kilometers jeansstof verwerkt.

     

     

    Een van de laatste vrouwen van de Babirastam met schotellip in noordoost Kongo. Daarnaast een filmer met een ‘Paillard 8 mm’, het neusje van de zalm in die tijd.

    09-08-2009, 13:53 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - gangala-na-bodio

    Gangala-na-Bodio

     

                Zowat 50 km in de richting van Faradje  bevond zich Gangala-na-Bodio,  het in 1938 opgerichte africhtingsstation voor olifanten, gelegen  in het 500.000 ha grote Nationale Park van de Garamba dat later door de UNESCO “werelderfgoed” werd verklaard. In dit aan Soedan grenzende park  vindt men nog enkele Afrikaanse specimen van de witte rhinoceros, een soort dat met uitsterven is bedreigd. Maar ook leeuwen, luipaarden, zwarte nijlpaarden, enorme kudden olifanten en…giraffen. Zowel het park als het station waren de toeristische trekpleister van de streek.  De  inwoners van Faradje en omgeving  kwamen er heel veel. 

                Gangala-na-Bodio in 1927 opgericht, naar een idee van Leopold II om olifanten als trekdieren te gebruiken, komt 35 jaar later weer tot leven door een brief gestuurd  naar de Ambassade in Washington D.C.door Eve Iversen uit San Pablo die mij schrijft: « I am a graduate student at the university of California, Davis.  As part of  my master thesis I am looking for information on the efforts to domesticate the African elephant in the Belgian Congo » 

                Het eerste station voor de africhting van olifanten werd in 1904 door Commandant Jules Laplume in opdracht van Leopold II opgericht te Api, gelegen langs de Uere, niet ver van Bili, de vroegere verblijfplaats van het opperhoofd van de Azande, een notoir tegenstander  van de onafhankelijke Kongostaat maar die in 1896 door Chaltin tijdens de veldtocht tegen de Mahdisten,  gedwongen werd het gezag van de kolonisators te aanvaarden.

                Het boek  Au Congo, Carnet de Campagne, Episodes et Impressions de 1889 à 1897  van een zekere  Michaux, Commandant du 1er régiment de lanciers et membre honoraire de la Société Royale de Géographie beschrijft in detail de  omstandigheden tijdens die veldtocht met als hoogtepunt de veldslag in Lusambo tegen Congo Lutete, de vroegere slaaf van sultan Tippo-Tip.

                Jan-albert Goris in zijn boek Strangers should not whisper  wijdde eveneens aan deze oorlog  een stuk getiteld ‘Kabambary’ naar de plaats waar de Arabische slavenhandelaars op 24 januari 1894 definitief  werden verslagen.  Volgens Goris waren de  ivoorhandel en de slavendrijverij innig met elkaar verbonden.

                Roger Avermaete in zijn Nouvelle Histoire de Belgique ziet evenwel weinig verband tussen beide ... On a trouvé le travail forcé.  Il consiste à receuillir l’ivoire et le caoutchouc au profit de l’Etat, ou de son souverain, ce qui est tout comme...Wat le caoutchouc betreft heb ik twijfels.  Met deze uit Azië ingevoerde teelt  werd,  door een paar privé ondernemingen,  pas na 1904 op ‘industriële’ voet gestart! Zoals ook het katoen dat  rond dezelfde tijd werd geïntroduceerd.

    Terug naar onze Afrikaanse olifanten met slagtanden.  Leopold II was  van mening dat ze voor tractie konden worden  gebruikt.  Meer bepaald omdat de dieren ongevoelig bleken voor de steken van de tseetseevlieg. Het observeren van die koninklijke mening liep echter niet van een leien dakje.  Wanneer men na lang oefenen eindelijk de  technieken om olifanten te vangen onder de knie had, moest worden uitgekeken naar een nieuw rekruteringsgebied, want rond Api waren de olifanten verdwenen.  Het werd, 24 jaar later, in 1928, Gangala-na-Bodio. 

    Een paar maal hebben we kunnen meemaken hoe de olifanten met de mens vertrouwd werden gemaakt.  Het gezamenlijke bad was één groot feest.  De dieren werden ritmisch onder koorgezang afgewreven, tevens gevleid en vertroeteld met versnaperingen.  Klaroengeschal beveelt liggen en opstaan.

    In vergelijking met de Aziatische olifant, waarvan de domesticatie prehistorisch kan worden genoemd, is de africhting van de Afrikaanse olifant van recente datum. De domesticatie in de  zin van “gewoon maken aan het leven en het voortplanten in de verblijven van de mens of in zijn nabijheid” (G. Saint-Hilaire) werd nooit volledig verwezenlijkt. Hoogstens is men erin geslaagd de olifanten te onderwerpen aan de heerschappij van de mens.  Het initiële doel van de africhting werd daarbij min of meer gerealiseerd.   De ‘gedresseerde’ olifanten konden zonder veel moeite lasten van twee tot drie ton trekken. Over het voortplanten in gevangenschap zijn de meningen van de experts evenwel verdeeld alhoewel er wordt beweerd dat er verschillende geboorten in Gangala-na-Bodio zouden zijn opgetekend.

                Volgens moeilijk verifieerbare bronnen zouden er eind vorige eeuw nog enkele olifanten in Gangala-na-Bodio hebben verbleven en er waren plannen om in het raam van de rehabilitatie van het Garamba park, het station nieuw leven in te blazen.  Jonge olifanten zouden worden gevangen en gedresseerd om zo samen met de oudere olifanten te worden gebruikt voor  zogenoemde elephant-back safaris.

     

     

    09-08-2009, 12:17 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN KONGO NAAR AMERIKA - HOOFDSTUK 3: FARADJE - gif
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    gif

     

                Een sierlijk teakbos behoorde tot het  patrimonium van de post Faradje. Teakbomen zijn steil oprijzende glorieuze bomen. Waren de bomen  van Faradje geen ‘echte’ teakbomen maar zogenoemde afroteak- of afrormosiabomen  afkomstig uit Ghana en  Ivoorkust, ze zagen eruit alsof. De korte weg van ons romantisch huis aan de Dungu naar de territoire, een paar honderd meter, liep door dit bos…

                Zoals dat in middeleeuwse balladen wordt bezongen kwam  zekere dag een moede (Duitse) strijder naar de Logo contreien afgezakt.  Onze held had de woestijnoorlog meegemaakt en bleef nadien, na de krijgsgevangenschap, in Afrika hangen.  Eerst in het Noorden daarna langzaam zuidwaarts het donkere continent in.   Onderweg specialiseerde hij zich op de een of de andere manier in de productie van serum op basis van slangengif.  Een product waarvan de profylactische eigenschappen al door de Egyptenaren waren gekend.  Toen, na zijn vestiging in onze buurt, onze serumproducent de zwarte bevolking liet weten dat hij koper was van levende gifslangen bleek het rustige kathedraalbos, waar ik iedere dag een paar keer doorwandelde,  een heus slangenreservoir.  Méér dan 400 giftslangen, vooral adders werden er door de zwarte jagers buit gemaakt.

                Er komt nog een slangestaartje aan dit verhaal.  Op doortocht in de post Dungu, op zowat 150 km van Faradje,  werd mij gevraagd of ik een levende gehoornde  adder, ene vipère cornu, in  een  houten  kistje  gestopt,  wou meenemen naar de Duitse ‘serumman’.  Wat ik, na enig aarzelen, heb gedaan de lange weg naar huis denkend aan die film, welke film? waar een slang zich heel langzaam achteraan in een voertuig profileert om zich dan, met dat onheilspellende in en uit tikkende gespleten tongetje, glad en soepel glijdend voort te bewegen, richting chauffeur...

                De post Dungu van waaruit de adder werd meegebracht  was de hoofdplaats van het gewest met dezelfde naam en gelegen aan de samenvloeiing van de Kibali en de Dungu, de stroom die stroomopwaarts ons huis in Faradje voorbij komt.  In 1893, tijdens de veldtocht tegen de slavenhandelaars, bouwde de reeds vernoemde kolonel Chaltin  er een vesting, een zeriba.  Later werd die vesting verbouwd tot een soort kasteel, in het Afrikaanse landschap een disneyachtig anachronisme, waarin de Administrateur de territoire van Dungu, met zicht op stroom en savanne, als een feodale heerser resideerde.     

     

    09-08-2009, 12:13 geschreven door Jozef Van Mullem

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:dagboek
    Archief per week
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!