Hier onderstaand een recept uit het kookboek van Den boerinnenbond, een kookboek, misschien Nederland niet zo bekend maar in Vlaanderen ondertussen wereldberoemd.
Vroeger heb ik nog dikwijls zelf gelei gemaakt van kweeperen, de procedure is gewoon dezelfde en ik kan dus alleen maar bevestigen wat in onderstaand recept gegeven wordt.
Mijn tantes en moeder maakten vroeger ook van die appelgelei en we noemden het lek of appellek omdat de gelei dus zeker een nacht moet uitlekken.
Dan toch nog enkele belangrijke opmerkingen: de lekkende massa niet uitknijpen of wringen, dat geeft een troebel sap.
Kijk ook bij aalbessengelei. Dus het sap kan ook gemaakt worden met een stoomextractor.
Het sap bevat dan wel meer water en dus minder smaak.
Zeer belangrijk is het om de appelen niet te schillen, ook de klokhuizen niet te verwijderen, daarin zit juist de meeste pectine !!!
Wormgaten en rotte plekken mogen er wel af gesneden worden... Ook de wormen mogen er uit !
Als men de appelen eerst even laat donker verkleuren krijgt men ook een donkere gelei, dus afhankelijk van de soort, ze een half uurtje laten liggen nadat ze gesneden zijn. Ze worden van zelf bruin.
Afgevallen oude rassen, halfrijp ( veel pectine) geven het beste resultaat. Daarmee maakte men vroeger ook dit soort gelei, juist om die afgevallen vruchten toch nog te kunnen recupereren.
Verder zou ik nog even proberen met een kleine hoeveelheid om te testen of de gelei pakt. Zoniet, er bij een volgende poging een hoeveelheid geleisuiker of poederpectine aan toe voegen. Zeker niet langer dan 20 minuten koken anders zal de fris zure smaak verloren gaan.
Bescherm ook de handen tijdens het koken, gelei durft wel een spatten, en dat is zeer heet !
Appelgelei, volgens een oud kookboek. Onveranderd overgenomen.
Gelei bekomt men door het sap van de vruchten te nemen, dit te vermengen met suiker en zolang te koken tot het bij het afkoelen opstijft. Desnoods schuimen. Om te zien of de gelei genoeg gekookt heeft, laat men een druppel op de rand van een koud bord vallen. Zo deze onmiddellijk opstijft, is de gelei goed. De gelei wordt een weinig afgekoeld, maar toch reeds in de glazen geschept, terwijl ze nog warm is.
Gelei en confituur moeten vlug koken, dus op een heet vuur, en in een wijde kastrol, terwijl men goed roert. Zo verdampt het overtollig vocht snel en vormt er zich geen schuim. Neem nooit een groter hoeveelheid dan men ineens vlug kan koken.
Men mag onrijpe en afgevallen appelen gebruiken. Onrijpe appelen hebben de voorkeur, ze geven een schonere kleur, fijnere smaak en zijn vlugger stijf. Was de appelen en snijd ze in stukjes, waarbij wormsteken en vuile plekken verwijderd worden. Overgiet ze daarna met zoveel water dat ze er in baden, en kook ze gaar. Laat ze gedurende 1 nacht in het sap trekken. Het sap wordt ,gefiltreerd. Dit kan men doen door de massa in een stramienen doek te scheppen en te laten uitlekken zonder de appelen evenwel te persen. Voeg bij het verkregen sap per 3 liter, 2 kg suiker en laat koken op een flink vuur tot de gelei opstijft. Een meegekookte citroenschil geeft een fijne smaak. Vul de glazen en dek ze als de gelei afgekoeld is.
't Is best het sap een 10-tal minuten alleen te koken en er dan de suiker bij te voegen.
|