De prachtige beukendreven die Meerdaalwoud doorkruisen
Het Meerdaalwoud was ooit het jachtgebied van de familie de Croy (gewezen eigenaars Arenbergkasteel te Heverlee).
Het woud is steeds goed beheert geweest en toen in 1918 de Belgische staat het in eigendom kreeg als herstelbetaling na de WO I is dit één van de grootste aaneengesloten bosgebieden van Vlaanderen geworden. Samen met Heverleebos en Egenhovenbos meer dan 2000 ha.
Het woud is gekend door zijn prachtige beukendreven en zijn mooie variteiten aan boomsoorten. Ook is het gebied sterk heuvelachtig vanaf ongeveer 50m tot meer dan 100m. Hierdoor krijgen we ook mooie waterpartijen in het bos waar de Zoete Waters en de romatische Warandevijver een voorbeeld van zijn. Om dit prachtige woud te ontdekken is het best de GR512 te volgen vanaf het station in St-Joris Weert tot in Hamme-Mille waar men de bus terug naar Leuven kan nemen. Deze wandeling is ongeveer 12km en een echte belevenis.
M eerdaalwoud is net zoals Heverleebos een restant van het eens zo grote Kolenwoud dat geheel Midden-België bedekte. Het bos is nu nog 1255 ha groot. Daarmee is het ongeveer 2 keer zo groot als het Heverleebos . Het Meerdaalwoud bestaat uit 3 delen. Het Meerdaalbos ligt ten westen van de Naamsesteenweg. Ten oosten van de Naamsesteenweg bevindt zich het Mollendaalbos. In het noorden vinden we het kleinere Kouterbos dat landschappelijk aansluit bij het Heverleebos. Meerdaalwoud ligt op het grondgebied van 4 gemeenten. Naast Oud-Heverlee liggen delen van het bos in Bierbeek, Grez-Doiceau en Beauvechain. De 2 laatste gemeenten behoren tot Waals-Brabant. Het grootste gedeelte van het bos ligt echter op het grondgebied van Oud-Heverlee.
Menig oude Leuvenaar zal zich deze tijd van de Philipsfabrieken herinneren of er gewerkt hebben. Wat werd er zoal gemaakt in deze fabrieken in de beginjaren? Te beginnen met de Radio-Groep. Deze maakte ontvangtoestellen, zendroestellen, zend- en ontvangtoestellen voor vliegtuigen, versterkers, micorfoons en krachtige luidsprekers. De Cine-Sonore groep: zij maakten volledige geluids- en sprekende films, vaste en vervoerbare projectietoestellen (35, 16 en 8mm films) bijhorende en gelijkrichters. Dan het begin van het electronicatijdperk met ontvanglampen, zendlampencondensatoren, materiaal voor de eerste televisies, kathodestraalbuizen, radiobakens, allerlei soorten meetapparatuur waaronder meettoestellen voor capaciteieten ne weerstanden, kathodestraal-oscillografen, volt- en ampéremmeters en allerlei materiaal voor het laboratorium. Je had er ook de industriële groep met toestellen voor booglassen, condensatoren voor de arbeidsfactor, gelijkrichters. Tenslotte alle soorten lampen en verlichtingstoestellen. Wat is hier nog van overgebleven Deze tijden van grote producties en vele soorten produkten is definitief voorbij. Ondertussen is er een onderzoekcentra in Haasrode waar onze ingeneurs hun beste beentje voorzetten. De Philipsfabrieken zijn ondertussen omgebouwd tot paleizen ter ere en glorie van onze belastingsdiensten zodat deze mensen nu ook eens eindelijk een degelijke huisvesting hebben.
De Doode Beemden Toegang tot de Doode Beemden via een prachtige dreef afgezoomd met oude japanse kerselaars.
Toegang tot de Doode beemden.
Wilgen
Enkele beken en twee rivieren de IJse en de Dijle doorkruisen dit natuurgebied. Onderhoudswerken zijn volop bezig. Een dikke proficiat aan alle vrijwilligers.
Zie "Doode beemden 01" voor meer uitleg over dit prachtige natuurgebied tussen Neerijse en Oud-Heverlee
Het oorspronkelijke Justus Lipsiuscollege ontstond op initiatief van kanunnik Lupus, onderwijsinspecteur van het bisdom Luik. Hij kon de bisschoppen ervan overtuigen dat een pedagogische opleiding op universitair niveau wenselijk was voor jonge geestelijken die voor het middelbaar onderwijs bestemd waren. Tevoren was men ervan uit gegaan dat priesterleraren voldoende voorbereid waren voor het onder-wijs na zes jaar seminarie. Het nieuwe instituut kende een schitterende start maar al gauw ging het kwijnen. In 1877-1879 werd het huidige college opgetrokken volgens de plannen van professor J. Helleputte, een voortrekker van de neogotiek. Het kreeg een nieuwe functie; het moest nu dienen als pedagogie voor de (leken)studenten in de geneeskunde en in de wetenschappen, omdat de oude gebouwen elders in Leuven voor hen te klein waren. Het bouwen van het college verliep niet zonder slag of stoot. Het stadsbestuur zag de studenten liever bij burgers ondergebracht en verzette zich zoveel mogelijk tegen de verwezenlijking van het ontwerp, maar tevergeefs.