Inhoud blog
  • Hoofdstuk X: Wiellie slaat weer toe
  • Hoofdstuk IX: Gevangen
  • Hoofdstuk VIII De heksen komen
  • Hoofdstuk VII Wiellie als heksenmeid
  • Hoofdstuk VI Wiellie heeft een plan
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Help Sjengske
    Uit de avonturen van Sjengske en Wiellie
    19-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk V Spoken op de boerderij
    “Oh, die gemene Krelis. Ik pik hem dadelijk zijn ogen uit,” siste Jakko kwaad. “Rustig, zwartjas,” zei Wiellie, “die krijgen wij nog wel. 
    Luister, ik blijf hier op de loer liggen. Jij gaat zoveel mogelijk dieren halen. 
    We treffen elkaar dan op het bietenveld van boer Krelis.” 
    “Wiellie, wat ben jij van plan ?” vroeg Jakko nieuwsgierig.
     “Laat dat maar aan mij over. Kom, schiet nu op.” Jakko vloog naar de open plek in het bos en Wiellie sloop naar de boerderij. 
    Achter een van de ramen brandde nog licht. Wiellie probeerde naar binnen te kijken, maar hij was iets te klein. Hij pakte daarop een emmer, zette die op de kop en ging erop staan. 
    Voor Bello hoefde hij niet bang te zijn. Die lag nog steeds in zijn hok te janken. 
    Die zou niet meer naar buiten komen. Voorzichtig gluurde Wiellie naar binnen. Krelis had de gordijnen dicht gedaan. Maar Wiellie kon door een kleine spleetje toch genoeg zien. 
    Zo zag hij hoe boer Krelis een muurkast open maakte. Daar haalde hij een kist uit tevoorschijn. Die kist was zo zwaar, dat Krelis die bijna niet kon dragen. 
    Met veel moeite droeg hij de kist naar de tafel. Met een grote sleutel maakte de boer het slot open. Hij keek eerst eens rond en maakte toen hij de kist open. 
    Die was tot aan de rand met goudstukken gevuld. 
    Krelis graaide in de goudstukken en liet de munten tussen zijn vingers glijden. 
    “Geld ! Geld ! Veel geld ! Morgen zal het nog meer zijn. Krelis je bent rijk, rijk. Heel rijk !” 
    Toen begon hij van de goudstukken torentjes te maken om ze later goed te kunnen tellen. 
    Wiellie had genoeg gezien. Vlug ging hij naar het bietenveld. Daar stonden al veel dieren te wachten. Jakko had hen al het een en ander verteld. 
    Maar toen Wiellie vertelde wat hij gezien had, kookte iedereen van woede. Alle dieren wilden meehelpen om die Krelis eens een lesje te leren. 
    Wiellie vertelde vlug zijn plan. Iedereen moest van een biet een masker maken. Daarmee zouden ze gaan spoken. Dappere Hugo zou voor kaarsjes zorgen. 
    Wiellie ging ondertussen terug nar de boerderij om te kijken wat Krelis deed. 

    Na een uurtje waren de maskers klaar. De dieren hadden allemaal goed hun best gedaan en tientallen maskers gemaakt. 
    Het ene gezicht keek nog akeliger dan het andere. In optocht gingen ze naar de boerderij van Krelis. 
    Jakko ging boven op de schoorsteen zitten en alle dieren maakten een kring rondom de boerderij.
     “Kra,” kraste Jakko. Dat was het teken dat iedereen klaar was en op zijn plaats stond. 
    Krelis zat binnen nog altijd zijn gouden munten te tellen. 
    Wiellie pakte een pootvol steentjes en gooide die tegen de ruiten. 
    -Rikketiktik- klonk het opeens luid. 
    Boer Krelis schrok zich een hoedje. “Wie is daar ?” riep hij met bevende stem. Niemand antwoordde. Krelis luisterde nog even, maar het bleef stil. 
    Toen ging hij weer verder met tellen. 
    -Rikketiktik- klonk het weer opnieuw. 
    “Wie is daar ?” riep Krelis en hij ging met zijn lantaarn aan de deur kijken. 
    Maar daar was natuurlijk niemand te zien. 
    Krelis maakte de deur weer dicht en schoof er een zware grendel voor.
    Hij vertrouwde het niet helemaal. 
    Nauwelijks was hij weer begonnen met tellen of het geheimzinnige “getik” begon opnieuw. 
    Nu nog harder dan de vorige keer. Krelis keek bang naar het raam en liep langzaam achteruit naar de open haard. 
    Boven de open haard had hij zijn jachtgeweer hangen. 
    Hij was bijna bij de haard toen de vlammen opeens -pssss- deden. 
    Krelis keek verschrikt om, maar daar was niets te zien. 
    Hij wist niet dat Jakko in het vuur had gespuugd. 
    “Krelis, we komen je halen !” kraste opeens een stem door de schoorsteen. 
    “Wie is daar ?” riep Krelis, bevend als een rietje. 
    “Krelis, we komen je halen. Ik ben het: moeder Jaspers,” klonk het weer. 
    Krelis wilde naar buiten rennen, maar buiten zag hij allemaal “brandende gezichten.” Hij wist niet dat dit Sjengske en zijn vriendjes waren. Ze hadden maskers bij zich en de kaarsjes in de maskers hadden ze aangestoken. 
    “Krelis, we komen je halen!” klonk het opnieuw door de schoorsteen. 
    De boer begon te zweten van angst en viel op zijn knieën. 
    “Genade, genade! Heb toch genade!” smeekte hij. 
    Alleen een akelige lach was het antwoord. 
    “Wat wil je van mij?” bibberde Krelis. “Geld Krelis ! Veel geld !” gilde de stem. “Maar ik ben een arme boer. Ik heb niets,” riep Krelis wanhopig. 
    “Hahahaha ! En in die kist dan? Ik wil een emmer vol met goudstukken. Schiet een beetje op !” gebood de stem door de schoorsteen. 
    Bevend pakte Krelis een emmer uit de stal en begon die te vullen met goudstukken. Toen de emmer half vol was, stopte hij. 
    “Is het zo genoeg ?” vroeg hij angstig. 
    Maar de stem zei: “Doorgaan Krelis ! Altijd maar doorgaan ! Er kan nog veel meer bij.” 
    “Ja maar….ik moet……” protesteerde de boer. 
    “Doorgaan Krelis. De emmer is nog niet vol.” 
    Krelis moest de emmer tot aan de rand vol maken. 
    “Zo Krelis en nu breng je die emmer met goudstukken eventjes naar mijn huisje. Of dacht je dat ik die alleen ging dragen ?” 
    “Wat ? Helemaal naar jouw huisje ? Midden in de nacht ?” riep de boer verschrikt. “Zeker Krelis. Daar zeg je ook nog tegen mij, dat ik altijd voor niets in mijn huisje mag blijven wonen. Of heb je liever dat ik je in een kikvors verander ?” dreigde de stem. 
    “Nee, nee, dat nooit,” zei Krelis snel. 
    Bevend en wit van schrik ging Krelis op weg met zijn zware emmer vol met goudstukken. De “brandende gezichten” gingen in een stoet achter hem aan. Ze wilden kijken of hij ook deed, wat hij beloofd had. Je kunt je wel voorstellen dat moeder Jaspers verbaasd opkeek. 
    Daar stond Krelis midden in de nacht met een emmer vol met goudstukken voor de deur. En hij beloofde ook nog dat ze altijd voor niks mocht blijven wonen. 
    Moeder Jaspers kon het maar niet geloven. 
    Lijkbleek keek Krelis nog een keer om. 
    Maar de “brandende gezichten” waren verdwenen. 
    Niet lang daarna lagen Sjengske en zijn vriendjes bij de grote eik krom van het lachen op de grond. 
    Ze hadden Krelis een mooie poets gebakken.

    19-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (0)
    17-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk IV Moeder Jaspers
    Het was een heerlijke, heldere avond toen Wiellie de Pestkop en Jakko op weg gingen naar het huisje, dat Jakko ontdekt had. 
    Jakko vertelde nog eens in geuren en kleuren van het oude vrouwtje, het vervallen huisje en wat hij nog meer gezien had. 
    Toen hij uitverteld was, leek het wel alsof er achter iedere boom een heks op de loer lag. 
    Telkens als een takje kraakte, dachten ze: Daar is ze ! Maar het waren dieren, die op pad waren. Of een vogel, die verschrikt opvloog. 
    Opeens schrokken ze zich een hoedje, want daar hoorden ze echt iemand aankomen. 
    “Vlug, achter die boom,” fluisterde Wiellie. 
    Gespannen tuurden ze het bospad af. En ja hoor……daar kwam iemand aanlopen. Je kon moeilijk zien wie het was, maar bij elke stap hoorden ze een diepe zucht. 
    “Wiellie, dat is ze ! Krikkra, het vrouwtje van het huisje,” fluisterde Jakko opgewonden 
    Wiellie keek nog eens goed.
    “Och jij, flarus. Dat is moeder Jaspers !” zei Wiellie kwaad 
    “Moeder Jaspers ?” vroeg Jakko verbaasd. 
    “Maar ken je die niet ?” vroeg Wiellie verbaasd. 
    “Maar nee,” kraste Jakko. 
    “Moeder Jaspers is een arm vrouwtje, dat in een hutje in de bossen woont. Haar man is lang geleden gestorven. Ze heeft geen kinderen. Kinderen uit Haelen mogen niet bij haar spelen. Niemand durft bij haar in de buurt te komen. Iedereen denkt dat het een heks is. Maar het is een lief, arm vrouwtje. Jammer dat de mensen zo over haar denken.” “Nou, ik vind dat ze er maar griezelig uitziet. Ze lijkt ook wel op een heks als je het mij vraagt,” zei Jakko eigenwijs. “Maar ik heb jou niets gevraagd, Jakko,” antwoordde Wiellie. “Je moest je schamen. Het beetje eten dat ze heeft, deelt ze ook nog met zieke dieren. We kunnen altijd bij haar terecht. Ook dieren, die ziek zijn, probeert ze weer beter te maken. Schaam je Jakko om zo over haar te praten. Maar ik vraag me af waar zij zo laat nog naar toe gaat. Kom mee ! We gaan haar stilletjes achterna.” 

    De kerkklok van Haelen sloeg negen uur. 
    Wiellie de Pestkop en Jakko slopen achter moeder Jaspers het erf van boer Krelis op. Ze verstopten zich vlug achter de waterput. Nieuwsgierig keken ze naar moeder Jaspers. 
    “Wat moet die nog zo laat bij boer Krelis ? Dat zou ik wel eens willen weten,” fluisterde Jakko. 
    Bello, de waakhond van boer Krelis, blafte en gromde gevaarlijk. Door dat geblaf kwam boer Krelis met een lantaarn aan de deur kijken. 
    “Bello koest ! 
    De hond bleef echter blaffen en boer Krelis kon in het donker niets zien. 
    “Bello, koest!” riep hij weer.
    Maar Bello hield niet op. Hij wilde zijn baas waarschuwen dat er iemand aankwam. Boer Krelis pakte een klomp en smeet die Bello naar zijn kop. 
    Jankend verdween het dier in zijn hok. Bello snapte er niets meer van. 
    Wilde hij zijn baasje waarschuwen, kreeg hij als dank ook nog een klomp tegen zijn kop gesmeten. 
    Krelis wilde juist de deur dicht doen, toen hij moeder Jaspers zag aankomen. 
    “Ha Jaspers. Kom je eindelijk de huur voor je huisje betalen,” bromde de boer. “Goedenavond, boer Krelis. Ik wilde even met U over mijn huisje praten. Zou het mogelijk zijn dat ik pas zaterdag de huur betaal…..?” vroeg moeder Jaspers verlegen. 
    “Wat zaterdag ! Alweer uitstel ?” schreeuwde de boer. “Je moest mij die huur gisteren al betalen. Ik krijg € 50,- van je, anders kun je vertrekken, lelijke heks. Met smoesjes moet je mij niet aankomen. Je kunt toch toveren. Tover je dan maar geld.” “Ach beste boer Krelis……” smeekte het vrouwtje. 
    “Niks ervan. Ik wil die € 50,- nu zien en daarmee baste,” was het antwoord van de boer. 
    “Toe boer Krelis, luister toch even. Ziet U deze korf met eieren? Ik heb ze twee weken gespaard. Zaterdag wil deze korf met eieren op de markt verkopen. Misschien krijg ik genoeg geld bij elkaar om de huur te betalen.” 
    “Wat zaterdag ? Praatjes, smoesjes ! Niks ervan. Ik wil nu die € 50,- anders slaap je vannacht maar in het bos op het mos,” antwoordde de boer zonder medelijden. Moeder Jaspers begon luid te snikken. 
    “Och boer Krelis, ik heb U nog nooit om iets gevraagd. Geef me toch de tijd tot zaterdag,” huilde ze. 
    “Lelijke heks verdwijn ! Morgen breng je mij die € 50,- anders…….” 
    Moeder Jaspers viel voor boer Krelis op de knieën. 
    “U bent een rijke boer. Heb toch medelijden,” riep ze wanhopig. 
    “Ga weg, zeg ik je,” riep de boer kwaad. Boer Krelis pakte moeders Jaspers bij de arm en sleurde haar van het erf af. 
    Daarbij stootte hij tegen de korf. Bijna alle eieren vielen op de grond en waren stuk. Bij de poort liet hij haar los. 
    “Durf niet zonder geld op mijn erf te komen. Ik stuur de hond op je af,” riep hij dreigend. 
    Daarop draaide de boer zich om en ging terug naar de boerderij. 
    Wiellie en Jakko zagen hoe hij woedend de deur dicht gooide. 
    Bijna alle eieren, die moeder Jaspers gespaard had, lagen op de grond. Stuk ! 
    Het oude vrouwtje sjokte huilend terug naar haar vervallen huisje in het bos. 
    Het huisje dat ze morgen zou moeten verlaten en wat dan?

    17-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (0)
    16-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk III De vriendjes van Sjengske

    De ouderavond was afgelopen. Enkele ouders waren nog gezellig blijven kletsen.  
    De meester liet ze nog even uit en kwam toen terug naar de klas om de gordijnen open te maken.  
    Maar wat was dat? Een grote waterplas op de vloer ! Zou het aquarium lekken? Nee, het water kwam uit de lappendoos van Sjengske.  
    Die zal toch niet in zijn…………? 
    Vlug trok de meester de dekentjes weg en……..daar lag Sjengske te huilen.
     
    “Maar Sjengske ! Wat is er?” riep de meester verschrikt.
     
    “Ach meester, “ snikte Sjengske, “Ik weet niet of ik moet huilen of dat ik moet lachen. Ik ben zo verdrietig. Iedere dag zit ik hier op school. Ik zie de andere kinderen leren en kan niet meedoen, want ik ben betoverd. Na school kan ik niet met mijn vriendjes spelen, want ik ben betoverd. Ik kan niks meer ! Alleen maar hier blijven en zitten, zitten, zitten !!”
     
    “Maar Sjengske…..daar….daar kan ik toch iets aan doen.”
     
    “Welles, welles. Je kunt er wel wat aan doen !” riep Sjengske uit. “Je moet naar Krikkra gaan en haar straf geven. Zorg ervoor dat ik weer een echte haas word en kan spelen.”
     
    Sjengske begon weer te huilen.
     
    “Dat gaat toch niet. Heksen bestaan niet, “ merkte de meester op.
     
    “Ach jij ! Je praat als alle grote mensen. Hoe komt het dan dat ik betoverd ben, hè?” Ja, wat moest de meester daarop zeggen. Hij keek naar het beteuterde gezichtje van Sjengske. Dikke tranen rolden over de wangen van het haasje.
     
    “Nou, vertel maar hoe ik je kan helpen, “ zei de meester.
     
    “Wil je me echt helpen?” vroeg Sjengske ongelovig. “Je hoeft niet naar haar toe te gaan. Dat is veel te gevaarlijk. Leg dit briefje bij de grote eik in het bos. Al mijn vriendjes komen dan hier naar toe. Samen zullen we het die heks wel betaald zetten.”
     
    “Maar Sjengske, “ zei de meester, “ik weet niet waar die eik staat. Je kunt dat briefje toch zelf brengen. Ik heb toch een deurtje voor je gemaakt.”
     
    “Ik durf nog niet naar het bos te gaan, “ zei Sjengske met een angstig stemmetje. “Stel je voor dat ik die heks weer tegenkom. Ik mag er niet aan denken.”
     
    “Nou, dan doe ik het wel,” stelde de meester hem gerust. “Maar nu moet ik weg. Het is al laat. Ga maar lekker slapen. Het komt wel goed hoor.
     
    Morgen praten we verder.” 



    Het was nacht in Haelen. Het zandmannetje had alle mensen naar dromenland gebracht. In de huizen waren de lichten uit en overal……nee….niet overal. 
    Ergens in Haelen brandden zes kleine kaarsjes en daar zaten ze: Sjengske en zijn vriendjes.
     
    Op de lessenaar van de klas zat een haas met een ondeugend gezicht en een grote wortel in zijn hand. Zijn oogjes keken plagerig in het rond. Hij was het beste vriendje van Sjengske: Wiellie de Pestkop.
     
    Op het tafeltje van Marla zat een zwart hondje met een grote baard: Kobus Blaffer. Op de plaats van Angelino zat nu een klein kaboutertje: Dappere Hugo.
     
    Niet dat hij zo dapper was en alles durfde. Nee, als hij iets moest doen, werd hij op het laatste ogenblik altijd weer bang. Dan liep alles verkeerd af.
     
    Tussen de boeken zaten Ibbeltje, Lukas en Amalia.
     
    Op het bord zat Jakko de Raaf. Verder waren daar nog Boeda de Uil, Karel de Das en Bartje Stekel, de egel.
     
    Sjengske had zijn vriendjes laten komen. Zij moesten hem helpen weer een echte haas te worden.
     
    Sjengske vertelde zijn verhaal nog een keer. Toen werd het doodstil in de klas.
     
    Je hoorde alleen het gesmak van Wiellie de Pestkop. Die zat nog altijd aan een levensgrote wortel te knabbelen.
     
    “Nou,” verbrak Boeda de Uil de stilte, “dan moeten we bij Krikkra een tegenmiddel halen.”
     
    “Een tegenmiddel? Wat is dat?” vroeg Bartje Stekel.
     
    “Dat is een tovermiddel dat van Sjengske weer een echte haas maakt,” antwoordde Boeda.
     
    “Oh, laat mij dat tovermiddel maar halen. Dan sla ik Krikkra als een paaltje in de grond.” zei dappere Hugo stoer.
     
    “Ho, ho!” riep Wiellie, “ho, ho, die Hugo. Jij wordt zo stijf als een paaltje van angst als je haar ziet.”
     
    Hij beet nog eens in zijn wortel en stopte toen het loof in de bovenste la van de lessenaar.
     
    “Nee,” zei Boeda, “laten we nu geen ruzie maken. We moeten eerst eens we-ten waar Krikka woont.”
     
    Alle dieren keken naar Sjengske, maar die schudde droevig met zijn kop.
     
    “Ik weet het echt niet meer. Echt, ik weet het niet meer, “ zei hij hulpeloos.
     
    “Maar Sjengske, denk eens na,” drong Kobus aan.
     
    “Nee, ik weet niet meer hoe ik gelopen ben. En ik ben toch door de lucht terug gevlogen.”
     
    “Nou,” zei Wiellie, “dan moeten wij haar huisjes vinden. Iedereen moet in het bos gaan zoeken. Over drie dagen komen we ’s avonds bij de grote eik weer bij elkaar.” “Maar ben voorzichtig,” waarschuwde Boeda de Uil. “Krikkra is heel gevaarlijk.
     
    Ze heeft al veel dieren betoverd.”
     
    Goed, dat was dan afgesproken. Nog lang bleven de dieren kletsen.
     
    De volgende morgen kwamen de kinderen weer naar school.
     
    Maar niemand kon nog zien dat de dieren daar vergaderd hadden.
     
    Alleen de meester. Die zat met een la vol loof en afgeknabbelde wortels te kijken. Tussen de wortels lag een briefje. Op dat briefje had iemand met kleine letters
     geschreven: 


                        Hier zit een smeerpoes. Kastje opruimen, anders.........

                                           Wiellie de Pestkop              


    Ondertussen waren de dieren ijverig op zoek gegaan naar het huisje van Krikkra. 
    In de lucht zweefde Jakko rond. Zijn scherpe ogen zochten bossen en velden af.
     
    Hij had de hele morgen al gezocht. Maar nergens ook maar een spoor van het huisje van die gemene heks.
     
    Ook de vogels, die hij gevraagd had, konden hem niet helpen.
     
    Jakko wilde juist terugkeren naar de eikenboom, toen hij ginds boven de boomtoppen een grote boom zag, die een stuk boven de andere bomen uitstak. “Daar heb ik een goed uitzicht. Ik ga daar nog eens kijken en dan vlieg ik naar huis, “ mompelde Jakko in zichzelf.
     
    Met een paar flinke vleugelslagen was hij bij de grote boom. Daar had hij inderdaad een prachtig uitzicht. Hier kon hij alles goed bekijken.
     
    Maar wat was dat daar? Tussen bomen en struiken verscholen lag een huisje met een rieten dak. Het was een tamelijk oud huis.
     
    Vroeger moest het mooi wit zijn geweest. Maar daar was nu niet veel meer van te zien. Op de kozijnen en deuren zat bijna geen verf meer. In sommige ramen zat geen glas. Daar hingen oude lappen voor of stukken karton, zodat de wind en de regen niet naar binnen konden komen.
     
    Hier moest iemand wonen die heel arm was. Of iemand die niet veel om dat huisje gaf. Of misschien woonde er wel niemand meer.
     
    Opeens ging piepend een deurtje open. Jakko viel bijna van schrik van de tak af. Daar stond een oud vrouwtje. Ze had een vuile jurk aan, waar allemaal stukken op genaaid waren. Haar haren hingen slordig langs haar hoofd. Ze had bijna geen tanden meer in haar mond.
     
    Zou dat Krikkra zijn?
    Het vrouwtje pakte buiten een bezem en ging toen weer naar binnen.
     
    Jakko wachtte tot het deurtje dicht was.
    Toen vloog hij snel naar Sjengske en Wiellie om ze te waarschuwen.

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (0)
    15-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk II: Een nieuw tehuis

    “Boem !” 
    Daar lag Sjengske midden op de speelplaats van een school in Haelen. 
    De speelplaats was leeg. Er was niemand meer te zien. Alle kinderen waren naar huis. 
    Er waaide een gure wind en het regende een beetje. Sjengske moest aan zijn vader en moeder denken. Die zouden nu wel heel ongerust zijn. Zij wisten niet dat hij ongehoorzaam was geweest. Ach, had hij maar beter naar vader geluisterd. Dan was dat allemaal niet gebeurd. Dacht hij al groot en sterk te zijn. Zie je wel. Maar wat was dat?
    Licht!
    Twee grote koplampen kwamen dichterbij. 
    Dat was een auto. Hij stopte bij de speelplaats en een meneer stapte uit In zijn hand droeg hij een tas. Hij liep naar de school. Daar ! Daar had hij Sjengske gezien.
     “Wat een mooi haasje. Wat zou die hier doen? Zou een van de kinderen die verloren hebben? Weet je wat, ik neem hem mee naar de klas.Dan leg ik hem daar in de lappendoos en dan vraag ik morgen wie een speelgoedhaas kwijt is.” 
    De meneer nam Sjengske mee naar binnen en legde hem in een doos met lapjes, die achter in de klas stond. 
    Toen ging de meneer in de klas aan het werk. Hij moest nog wat klaarmaken, want morgen zouden de kinderen weer naar school komen. 

    Hij was zo ijverig aan het werk, dat hij niet hoorde dat de kerkklok 12 uur in de nacht sloeg. 
    Opeens voelde hij iets aan zijn hand likken.
    Verschrikt keek de meneer om. Daar zat een echte haas ! 
    De meneer keek verbaasd van de haas naar de lappenmand en weer terug. 
    “Een haas? Hoe kan dat nou?” riep de meneer ongelovig. “Ik dacht dat jij van speelgoed was ?”
     “Nee,” zei Sjengske en hij vertelde van het verstoppertje spelen, van de wortels en van de lelijke heks. 
    Toen Sjengske de meneer alles verteld had, was het lang stil in de klas. 
    “Weten je vader en moeder het al?” vroeg de meneer eindelijk. “Die zullen wel ongerust zijn.” 
    Sjengske zuchtte eens diep. “Nee, zij weten het nog niet. Ik ga het ze nog vertellen. Maar ik denk niet dat ze het leuk vinden.” “Nee, dat denk ik ook niet, “ zei de meneer nadenkend. “Wat moet er nu met jou gebeuren?” “Ik weet het niet,” zei Sjengske. “De hele dag thuis stokstijf blijven zitten, is ook maar saai. Een speelgoedhaas kan niet lopen of spelen. Bah, wat gemeen van die heks. Hier op school kan van alles gebeuren. Ik zou overdag best hier willen blijven. Dan verveel ik mij niet zo. Hier is genoeg te zien.” 
    “Oh, je mag gerust hier blijven,” zei de meneer. “Dat vinden de kinderen best leuk.” “Oh, heerlijk!” riep Sjengske uit. “Heb je lieve kinderen?" 
    “Dat weet ik niet. Ze komen morgen pas voor de eerste keer naar school.” 
    “Hoe heet je eigenlijk?” vroeg Sjengske.
     “Meester Silkens." 
    “Meester?”
     “Ja, zo noemen de kinderen mij. En hoe heet jij?” vroeg de meester. 
    “Sjengske.”
     “Zeg Sjengske….hoe gaat dat met eten? Moet ik iedere dag iets voor je meenemen?” 
    “Nee, daar hoef je niet voor te zorgen,” zei Sjengske. “ ’s Nachts ben ik weer een echte haas. Dan zoek ik wel wortels en knollen of kool op het veld.” 
    “Dat gaat niet,” merkte de meester op. “ ’s Nachts zijn de deuren hier gesloten. Maar weet je wat? Ik zal een klein deurtje voor je maken. En tot die tijd neem ik eten voor je mee.” 
    Zo had Sjengske een nieuw tehuis gevonden. Was het nu maar “morgen”. Dan kon hij de kinderen zien. 
    De meester stopte hem lekker toe en zong zachtjes een slaapliedje. 
    Langzaam vielen de oogjes van Sjengske dicht. Niet lang daarna was hij in dromenland. Hij hoorde niet, dat de meester op zijn tenen de klas uitsloop en deur dicht maakte. 
    De volgende morgen werd Sjengske wakker gemaakt door stemmen in de klas. 
    Wat was dat? 
    Voorzichtig loerden zijn oogjes in het rond. Overal zag hij kinderen lopen. 
    Och ja, natuurlijk, de school was weer begonnen. 
    Hij werd een beetje bang voor zoveel mensenkinderen. 
    Maar gelukkig was hij van speelgoed en konden de kinderen hem niet zien. 
    Sjengske hoorde kinderen vertellen over hun vakantie en hij zag hoe ze daarna gingen rekenen en lezen. Maar een jongetje werkte niet door. 
    Hij keek telkens naar buiten of speelde met zijn potlood. 
    Hij zat met zijn gedachten heel ergens anders. 
    Misschien dacht wel hij aan zijn fijne vakantie. 
    De meester zei al een paar keer: “Doorwerken, Patrick !” 
    Maar dat hielp niet veel. 
    Onder de taalles hoorde Sjengske de meester opeens weer roepen: “Patrick, als je nu niet doorwerkt, haal ik Sjengske. Dan komt die eens kijken hoe jij werkt.”
     “Sjengske? Wie is Sjengske?” riepen de kinderen. 
    “Maar kennen jullie Sjengske niet?” vroeg de meester. 
    “Nee !!” riep de klas in koor. 
    “Sjengske is een haas. Hij woont hier in de lappendoos.” 
    De meester liep naar de doos en haalde Sjengske tevoorschijn. 
    Sjengske werd een beetje verlegen, toen al die kinderen hem zo aankeken. 
    Maar gelukkig had hij een rode kop “Dat is geen echte haas ! “ riep Gerben. “Die is van speelgoed !”
     “Nee,” zei de meester, “dat lijkt maar zo. Het is een betoverde haas.” 
    Toen vertelde de meester het verhaal dat hij van Sjengske gehoord had. 
    De meeste kinderen geloofden dat niet. Maar een paar kinderen kregen medelijden met Sjengske. 
    Zo kreeg hij van Carla een lekkere zak met kool. 
    Van Margreet, Marla, Claire, Ina en nog veel andere kinderen heel lekkere dingen. Ina en Cecile brachten zelfs speelkameraadjes voor hem mee. 
    Maar ach, wat vond Sjengske het erg dat hij niet met ze kon spelen. 
    Hij was immers betoverd.
     
                                               

    15-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk I: Sjengske wordt betoverd

    Heel lang geleden woonde in een bosje in de buurt van het dorpje Haelen een hazenfamilie. De vader heette Sjang,de moeder Sjengemina en de kleine haasjes Lukas, Iebelke, Amalia en Sjengske. 
    In dat bosje konden ze heerlijk spelen. Vooral tegen de avond als er geen wandelaars waren. Dan ging vader Sjang ook meestal naar het land van boer Krelis.
     
    Daar kon je heerlijke, dikke wortels vinden. Daarbij moest hij wel goed uitkijken, want boer Krelis lag soms met zijn geweer op de loer. 

    Sjengske had al een paar keer gevraagd of hij mee mocht. 
    Maar zijn vader vond dat veel te gevaarlijk. Sjengske vond dat maar niks. Dacht vader soms dat hij te klein was? Hij was toch al groot en sterk. 
    Op zekere dag was Sjengske met zijn vriendjes verstoppertje aan het spelen. Aan de andere kant van de weg bij het bosje stonden hoge struiken. 
    Hij mocht daar van zijn vader eigenlijk niet komen. Zijn vader had altijd gezegd: “Nooit de weg oversteken. Altijd aan deze kant van het bos blijven.” 
    Maar och, voor één keer. Als hij zich achter die struiken verstopte, zouden ze hem vast en zeker niet vinden. 
    Sjengske vergat wat zijn vader hem verboden had. Vlug stak hij de weg over en verstopte zich daar achter een grote struik.Af en toe loerde hij boven de struik om te kijken wat de anderen aan het doen waren. Hij hoorde hoe ze een voor een werden afgepot. 
    Hij hoorde ze roepen: “Sjengske ! Sjengske ! Waar zit je?” 
    Maar zij vonden hem lekker niet.
    Opeens begon zijn neus te kriebelen. Wat rook hij daar? Wortels ! Mmm, wat roken die lekker ! Hij moest die wortels vinden ! 
    Sjengske vergat wat zijn vader zo vaak tegen hem gezegd had: “Ga nooit aan de andere kant van de weg spelen. Blijf altijd in het bosje.” 
    Maar die wortels roken ook zo lekker.
    En zo ging Sjengske op zoek naar die lekkere wortels. Hij kwam langs bomen en struiken, die hij nog nooit gezien had. Oh, wat was het hier mooi. En wat een bloemen ! 
    Op de terugweg zou hij zeker een boeketje voor zijn moeder meenemen. 
    Sjengske ging steeds dieper en dieper het bos in. Je kon de wortels nu heel goed ruiken. 
    Het wortelveld moest dus in de buurt zijn.Sjengske kroop onder een struik door. “Oh, moet je eens kijken wat een wortels ! Die zijn nog dikker dan een suikerbiet, “ fluisterde hij. 
    Sjengske voelde het water in zijn mond lopen. Hij kon er gewoon niet vanaf blijven en hij beet dan ook direct in een dikke wortel.
    Zulke heerlijke wortels had hij nog nooit gegeten. Maar Sjengske wist niet dat dit wortelveld van de gemene heks Krikkra was. 
    Krikka woonde in een klein huisje vlak in de buurt.Ze was juist kruiden aan het mengen, toen ze Sjengske hoorde smakken.
    “Aha, al weer zo’n lelijke haas. Wacht maar. Ik zal hem krijgen van mijn wortels te snoepen, “ siste ze. 
    Krikkra zette haar zwarte hoed op, pakte haar toverstaf en sloop toen heel stilletjes naar het wortelveld. 
    En Sjengske? 
    Die had niets in de gaten en smulde maar vrolijk verder. 
    Plotseling sprong Krikkra tevoorschijn.“Zo, lelijke haas !“ klonk het opeens. “Nu heb ik je te pakken.” Sjengske schrok zich een hoedje en de wortel viel van schrik uit zijn pootjes. Wat een lelijke heks. Ze had groene kattenogen en een lange, spitse kin met daarop een wrat zo groot als een aardbei. 
    Sjengske kon zich van schrik niet meer bewegen. Zijn kopje werd zo rood als een tomaat en zijn hartje klopte als een mattenklopper. 
    “Vlegel,” siste de heks, “Jij zult geen wortels meer bij mij stelen. Daar zal ik voor zorgen. Ja! Ik maak een speelgoedhaas van jou. Alleen ‘s nachts zul je weer een echte haas zijn. 
     
    Jootere, footere, spinaze pas. 
    Ik wou dat deze haas veel speelgoed was. 
    Dat hij zo geel wordt als mijn wortels. 
    Dat zijn hoofd zo rood blijft als nu. 
    Alleen van 12 uur ’s nachts tot aan de morgen, zal de betovering verbroken worden.” 
     
    Sjengske bemerkte tot zijn grote schrik dat hij zich niet meer kon bewegen. 
    Hij was een speelgoedhaas geworden. 
    “Ha, ha, ha, “krijste de heks, “en nu uit mijn ogen.” 
    En Krikkra gaf Sjengske zo’n harde schop, dat hij in een grote boog door de lucht vloog. 
    Een jager, die verderop in het bos liep, zag plots iets door de lucht vliegen. 
    Hij schoot met zijn geweer, maar ……..trof Krikkra in haar achterwerk. 
    De heks schreeuwde het uit van de pijn. Ze rende terug naar haar huisje en liet zich daar pardoes in een teil met water vallen. 
    De hele nacht hoorden de dieren haar nog kermen van de pijn. 
    Maar Sjengske had ze nog net in een speelgoedhaas veranderd, maar dat wist niemand.

    15-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (0)
    14-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inleiding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Help Sjengske is gebaseerd op de vertellingen van meester Silkens en vertelt over de avonturen van Sjengske de Haas en zijn vriendje Wiellie de Pestkop.

    Een verhaal, dat ouders en grootouders kunnen gebruiken om aan hun kinderen of kleinkinderen voor te lezen.

    14-05-2013 om 00:00 geschreven door Sjengske


    >> Reageer (5)


    Archief per week
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!