die rozen zijn
altijd voor je moeder
die altijd naast je staat
heeft haar jong verdriet
dan huilt zij met je mee
die rozen zal ik haar altijd brengen
al is het ergens in de middellandse zee
die rozen zijn altijd voor je moeder
nergens is er zo'n vrouw als zij
wees op moederdag blij
ook al zit het heel vaak tegen
mijn moeder is altijd bij mij
die rozen zijn altijd voor je moeder
omdat zij altijd van je houdt
later denk je daar aan terug
als je gelukkig bent getrouwd.
Oude mannen in korte broeken. auteur Peter Ghyssaert
Oude mannen
in korte broeken
Ze wandelen heel gemoedelijk voorbij,
hun seizoen is een apart seizoen.
Ze hebben geen behoefte aan een wandelstok,
ze gaan met een reserve aan kracht
begonnen in de winters van hun jeugd.
En als ze stilstaan om naar iets te kijken
staan ze zonder beven stil;
de zon maakt van hun oude, montere, blote benen
iets bijzonders, als een pose
op een plein vol licht.
Maar mooier nog zijn hun gepolitoerde knieën
of de glaswol op hun kuiten,
Zo worden ze bekeken
door bewonderaars die anoniem blijven
terwijl ze zelf met mildheid naar de dingen kijken,
naar de groene bomen en de witte klok
die beter loopt dan zij
en iets vertelt over hun afgezaagde tijd;
zij kennen hem van buiten.
een zucht is
onzichtbaar
net al de wind
de nacht is onzichtbaar
als de dag begint
onzichtbaar zijn de dingen
die ik kwijt ben
die ik nooit meer vind
maar
met mijn ogen dicht
zie ik alles
wat mijn hoofd verzint
Ze zijn er bijna niet
zoals heel slanke vrouwen
na heel licht verdriet.
Met hun poten als met een dun pincet
pikken ze preuts hun tenen
uit het water op, o, ze
zijn zo roze
als de gedachten van een maniërist.
Ze zijn vraagtekens achter al ons weten
en zo fraai dat we even
niet meer om een antwoord geven.
Er zijn plekken
waar ik zonder glimlach
niet meer langs kan.
Ooit is daar een grap
verteld, een kus geroofd,
iets voor het eerst gedacht.
Ter hoogte van mijn oor,
bijvoorbeeld,
heb jij me op een nacht
beloofd dat eeuwigheid
een leugen is, maar dat het
daarom tussen ons niet
minder lang gaat duren.
Meer woorden waren er
niet nodig een mond
spreekt van zichzelf al mooi
en huid heeft een geheugen.
Jij blijft mijn hals, mijn navel,
mijn holte van mijn knie
voor altijd bij.
Zonder glimlach kan ik
aan geen plek voorbij.
Leden van de jury, vandaag staan de vrouwen terecht.
Leden van de
jury, vandaag staan de vrouwen terecht.
Hun schaamteloos
spel heeft lang genoeg geduurd. Zij belazeren ons. Zij willen ons namelijk
laten geloven dat zij niets van computers snappen. Zij faken, heren van de
jury! In werkelijkheid zijn vrouwen genieën. En ik zal het bewijzen!
Bewijsstuk één: De wasmachine. Die gaat niet vanzelf. O nee. Je moet dat ding
programmeren. Zomaar een draai aan de knop geven, zoals wij mannen doen, leidt
tot catastrofes. Gekrompen onderbroeken. Uitgerafelde sokken. Donker witgoed.
Ik was alles op programma twee. Andere mannen geven de voorkeur aan drie. Kleur
of geen kleur. Wol of geen wol. Kortom: voor mannen is wassen een gokspel. Wie
kan er immers die twaalf programma's uit elkaar houden? Wie weet welk poeder in
welk van die drie bakjes moet komen? Wij niet, heren van de jury. En waarom
niet? Omdat wij maar gewone mensen zijn en geen vrouwen. En toch beweren zij
dat zij niets van computers snappen. Fraude, zeg ik u!
Bewijsstuk twee: de broodmachine. Als ik een brood bak, dan komt het eruit als
een fossiel. Te weinig water of bloem, er gaat altijd wel iets mis. Moet je de
broden van mijn buurvrouw zien. Flink gerezen, glanzende kanjers van bollen,
heren! Om je vingers bij af te likken. En die geur! Om wild van te worden. Maar
ze weet het! Ze weet het! Het kreng laat altijd haar deur openstaan zodat ik
naar haar bollen kan gluren. En als ik mezelf niet langer in de hand heb en op
haar heerlijkheden wil aanvallen, dan sluit ze de deur! Heren van de jury, de
andere sekse speelt een vals spel met ons!
Bewijsstuk drie: de droogkast. Iets te enthousiast aan de knop draaien en er
komen kleertjes voor minimensjes uit. Alleen bij mannen. Vindt u dat niet
vreemd?
Bewijsstuk vier: de microwave. Een handleiding zo dik als een telefoonboek. Zij
pluggen het ding in en gaan ermee aan de slag.
Bewijsstuk vijf: De mixer. Drie standen, twintig hulpstukken. Hebt u al eens
geprobeerd om op stand drie tomatensoep te mixen? Geen probleem als je een
vrouw bent. Maar mijn keuken, leden van de jury, ziet er nu uit als een
tafereel uit een Quentin Tarantino- film. Het zal mij niet meer gebeuren! Met
een druppeltje krachtlijm heb ik stand drie, die toch nergens goed voor is,
voor eeuwig geblokkeerd!
Leden van de jury, op grond van de u voorgelegde bewijzen moet u wel besluiten
dat de verdachten schuldig zijn. Niks van computers snappen? Ammehoela! Dan
geloof ik nog liever dat Pavarotti de hoge do niet haalt. Ik laat het aan u
over om een oordeel te vellen. Wees streng maar rechtvaardig. Wij, de openbare
aanklager, eisen genoegdoening voor de geleden schade aan onze ego's en onze
onderbroeken. Ik heb gezegd. Laat het recht nu zegevieren! PS.Met toelating van de auteur als zijn naam
vermeld is.
In de huisje-tuintje-toeterlaan auteur Marleen de Kimpe
In de huisje-tuintje-toeterlaan
Bij de aankomende maan
flitsen één voor één
alle lichtjes aan
in de huisje-tuintje-toeterlaan.
Best wel spannend in het duister,
al die bliksemende luister
daar achter het gesloten raam.
Wanneer het maantje
is aangekomen,
wil de mensheid
wel gaan dromen.
Eén voor één
vallen de lampen uit
jammert de sterveling
in zijn kajuit,
pffff
weer een dagje ouder.
Een beestje als een speeltje
Blozend van zijn buik tot aan zijn keeltje.
De beentjes recht en lang
Dun als een ijzerdraadje,
De boezem fier omhoog
Zonder behaatje.
Hij zingt een oerontroerend liedje.
Is het een hij, is het een zij,
Of is het een sierlijk travestietje.
Waar anders
moeten gelieven fluisteren
ritselpopulieren
waar anders
voor jonge ouders
om te pralen
met hun jong op wielen
de tulpenboom
en oude mensen
op de bankjes om
te vertellen hoe veel beter
het vroeger was
de witte moerbeiboom
en niet vergeten, de vijver
voor het varen van de bootjes
de vijver - het verdrinkingsgevaar
het voeren van de eendjes
ja, een vijver met glooiend
het grasveld tot aan het water
de treurwilg
en de grootste boom van de provincie
de meer dan honderdjarigen
om te omarmen en bezienswaardigheid
de rode beuk, de oude eik, de vleugelnoot
en het beeld - het bééld -
met of zonder ruiter
de paardenkastanje
wij, alle mensen
moeten, ja móéten een park
voor groen
voor adem
voor glorie
voor rust in de stad
het park
Met mama op de
bedrand
wordt de kamer lekker warm.
Ik mag nog even liggen
in de holte van haar arm.
Ze leest me een verhaaltje
over dromen uit een land
waar alle mensen wonen
in een nachtblauw ledikant.
Het einde moet ik zeggen,
heb ik nog nooit gehoord.
Maar zacht dat weet ik zekter,
is vast het laatste woord.
De ballpoint
De vulpen
Het potlood
Ik heb het met alles geprobeerd
Steeds weer
Ging een vel papier de prullenbak in
Een zin
Heb ik zo vaak veranderd
Het leek wel een spannend kinderboek
Zo vaak las ik je brief
Die ik zelf had geschreven
Ik schaam me zo!
Vernederend is het om je te schrijven
Eindelijk is de brief geschreven!
"Als we geen vader en dochter kunnen zijn",
kan vriendschap dan wel?
Zo luidde mijn laatste zin
En echt dat is ten minste wat ik wil
Daar sta ik dan in de rij bij het postkantoor
Verdrietig nam ik een besluit
Mijn prachtige brief zal ik niet versturen
Want papa jij schrijft nooit terug
Onze
wereld koelt af
een ster tussen de sterren
nog wel een van de kleinste
een spikje bladgoud op blauw fluweel
die reusachtige wereld van ons.
Ooit koelt deze wereld af
en zal niet eens als een ijsklomp
of een dode wolk
maar als een lege notendop wegtollen
in het eindeloze stikkedonker.
Nu al daarvan de pijn te dragen
de droefenis te voelen.
Zo zeer moet je van deze aarde houden
dat je kunt zeggen:
"Ik heb geleefd".
Dat Internet, dat moet mijn inziens afgeschaft worden. En als dat niet kan,
moeten ze het minstens verbieden op school.
Neem nu onze Joeri. Die moest van u iets gaan opzoeken over "hondjes"
in verband met dierendag. Wel, hij hééft iets gevonden, het ligt hier voor mij
want hij heeft het afgedrukt. De titel is 'Op zijn hondjes' en de prentjes zijn
in kleur. Meester, moet dat nu echt? Onze Joeri is och arme tien jaar. Toen ik
zo oud was, toen dacht ik dat mijn ma een bloemkool was en mijn pa een bij.
Goed, dat zal wel de schuld geweest zijn van mijn meester, want die verstond
zelf niet veel van die zaken. Maar tegenwoordig weten gastjes zo oud als Joeri
meer dan goed voor hen is. Het schijnt dat je op dat Internet alles kunt vinden.
Of je nu bier, bommen of kinderen wil maken, het staat er allemaal op.
Ik heb ook horen zeggen dat er veel vieze mannen op zitten en dat ze kinderen
lokken. En dat je er virussen van kunt krijgen. En een muisarm of zoiets. Maar
meester, waar zit uw verstand? Gooi die rotzooi buiten, het hoort niet thuis op
een school! Sinds onze Joeri bij u op Internet mag, is hij ook danig veranderd.
Ik begrijp hem bijna niet meer. Vroeger konden wij nog zo goed babbelen met
mekaar. Maar nu heeft hij het over spammen en downloaden en andere vieze
woorden. En het ergst van al, meester, is dat hij ons uitlacht. Ons, zijn
ouders, die hem in liefde verwekt hebben en zijn luiers ververst hebben als die
jaren, ons lacht hij nu uit! Hij zegt dat we van de vorige eeuw zijn. En hij
blijft maar zeuren om thuis Internet te hebben. Hij zegt dat al zijn kameraden
thuis kabel hebben en dat hij riskeert om achterlijk te worden. Ik weet wel,
dat Internet, dat is gemakkelijk voor u. U zet er onze kindjes voor en gaat in
de gang een sigaretje roken. De computer zal hun wel wat leren! Maar meester,
bent u niet beschaamd? Terwijl u staat te niksen, verziekt u de zieltjes van
onze kindertjes!
Het is allemaal uw schuld, meester. Onze Gerard, die provinciaal catch-kampioen
is, zegt het ook. Hij zegt: die meester, daar zou ik wel eens wat grepen op
willen oefenen! Zo hoog zit het ons, meester. Wij nemen het niet langer dat
onze kinderen ons uitlachen en achterlijk noemen. U met uw Internet, u bent een
slechte invloed! Mijn broer Nolf, president van de Wuustwezelse Hells Angels
chapter, is ook niet over u te spreken. Hij heeft u al eens op uw onnozel
brommertje gezien en weet nu wat voor type u bent. Een echte vent rijdt niet op
een 50 cc. Tenminste, dat waren zijn woorden. En toen hij dat van die hondjes
onder ogen kreeg, heb ik hem moeten tegenhouden of hij sprong op zijn Harley om
u een pak rammel te gaan verkopen.
Meester, als ik u een goede raad mag geven: ga voor uw bord staan met uw pin
krijt en vergeet dat gedoe met die computers! Nolf en Gerard zitten voor het
ogenblik te arm wrestelen wie er u eerst mag aanpakken. Ik verzoek u daarom
nogmaals, meester: trek de stekker uit of wij trekken die van u uit.
Slaap je , schat...? auteur : Alie Hoogenboezem-de Vries.
Slaap je, schat...?
Ik
kon maar niet slapen
voelde me alleen
Keek eens naar mijn slapende man
en riep heel gemeen:
"Ben je wakker, of slaap je, schat?"
Ik gaf een flinke por,
kriebelde aan zijn snor
Er volgde een rare zucht,
zijn arm zwaaide door de lucht
Slaperig vroeg hij:
"Wat was er, dat je riep?"
"Ohhhh...niets, ik wou weten
of je sliep"