Alles wat waar is,
kan zachtjes zijn.
Zachtjes rijpen de vruchten.
Bladeren vallen in stilte.
Stom bedekt sneeuw ze,
kalm vriest het meer dicht -
dood komt als slaap.
Bevruchting is zwijgend.
Zonnelicht schreeuwt niet.
Niemand hoort het, als de sneeuw verdwijnt.
Al het gras komt uit de arde -
stom.
Als bloesems opengaan,
davert het niet.
Alles wat waar is
kan zachtjes zijn.
Voor ons oor.
Geen mens kan horen
wat de uil hoort.