L'AOÛTIENNE / LES MARCHEURS DE L'AMITIE LANDENNE / SEILLES. 03/08/2011.
LAOÛTIENNE.
LES MARCHEURS DE LAMITIE LANDENNE.
SEILLES.
Seilles een deelgemeente van Andenne die telt tien deelgemeenten. Naast de stadkern Andenne zelf zijn dit nog Bonneville, Coutisse, Landenne, Maizeret, Namêche, Sclayn, Seilles, Thon en Vezin. Andenne is de belangrijkste en meest bevolkte deelgemeente, gelegen aan de zuidkant van de Maas. Direct aan de overkant van de rivier ligt het centrum van Seilles.
Hier vertrekt onze wandeling vandaag. Aan het dorpsplein met een prachtig parkje en kiosk, wat verder de kerk en hier vertrekt onze wandeling. Wij wandelen nu naar Reserve naturelle de Sclaigneaux Het natuurreservaat van Sclaigneaux strekt zich uit over meer dan 50 hectare en vormt een paradoxale plaats. Het is een natuurreservaat toe te schrijven aan vervuiling door de zinkovens. Het biedt ons een dorre landschap, gemaakt van kalkgraslanden, die slechts een paar zeldzame bomen groeien.
Er zijn vele orchideeën, en zeer zeldzame planten, zoals de Viola calaminarla, Armeria Maritima of ovina calaminaire, alle planten die de bijzonderheid hebben om op metaalrijke bodem te leven. Heel verbazingwekkend om te bezoeken met mooie zichten op de maasvallei. Veel gaten komen voor in kalkgraslanden het zijn de restanten van militaire oefeningen die hier plaats vonden tussen de twee wereldoorlogen. Wij wandelen door dit prachtige natuurreservaat.
Een bijzondere plant die hier voorkomt zijn de Kaardebollen.
De grote kaardebol komt oorspronkelijk uit Noord-Afrika (Maghreb), Voor-Azië en Europa, maar komt tegenwoordig overal in de gematigde streken voor. De plant is tweejarig en kan 70-150 cm hoog worden. De bladeren zijn twee aan twee tegenoverstaand en de vergrote bladvoet werkt als opvangbakje voor water. De lila bloempjes zijn klein en ongesteeld en staan bij elkaar op een hoge ineengedrongen tros (hoofdje). Ze hebben een 5-9 cm lange gemeenschappelijke 'kelk' (het omwindsel). Elk bloempje heeft naast een eigen vergroeidbladig omwindseltje ook nog een kelk van stijve haren. Een bloempje heeft vier meeldraden, één stamper en een onderstandig vruchtbeginsel met één zaadknop. De bloei begint vanuit het midden van de bloeiwijze en bloeit tegelijk naar boven en beneden. Hierdoor zijn twee bloeiende ringen te zien.
De kaardebol produceert veel nectar en trekt daarom veel insecten zoals solitaire bijen en hommels. De weverskaarde werd vroeger in de Vaucluse (Zuid-Frankrijk) veel verbouwd en geëxporteerd naar onder meer Nederland, Rusland en Japan. Honderden hectaren waren in Zuid-Frankrijk in de 19e en 20e eeuw in productie. In 1862 was dat 2326 ha. Na 1968 was er nog één firma die de weverskaarde kon leveren maar dat bedrijf sloot in 1985. De Bloemhoofdjes van de kaardebol werd in de Middeleeuwen gebruikt voor het ruwen van gevolde wollenlaken, hiertoe werden een aantal van deze kaardebollen in een kruisvormige houten houder bevestigd. Later zijn er zelfs speciale machines ontwikkeld voor het ruwen van weefsels met behulp van de kaardebol. De bloemhoofdjes werden daartoe op stalenpennen geregen. Een dergelijke machine staat nog opgesteld in het Nederlands Textielmuseum te Tilburg. Als wolkaarde is de weverskaarde nooit gebruikt. De stekels van deze zaadbol zijn daar niet sterk genoeg voor.
Als we het reservaat verlaten zien we de prachtige kasteelhoeve de zang van de vogels . we wandelen verder en komen zo langs de prachtige grote hoeven in hardsteen. We komen zo in Petit Waret. Een gezellig dorpje de oude school is gerenoveerd en word binnenkort gebruikt als ontmoetingscentrum.
Wat verder nog wat mooie boerderijen en dan wandelen we de velden in. Velden en akkers zo ver het oog rijkt. Landbouw is hier nog steeds de hoofdactiviteit. Wat het landschap aangenaam maakt. Dan komen we in Landenne, met de kasteelhoeve, op oude fotos staat er een groot vierkante kasteeltje bij maar deze is nu verdwenen. Het is een grote boerderij met grote stallingen. Dan weer terug de velden in. Nu keren we terug naar Seilles waar deze prachtige wandeling eindigt.
CATHARINATOCHT / WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA / LEMIERS - VAALS 31/07/2011.
CATHARINATOCHT.
WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA.
LEMIERS VAALS.
Lemiers is een klein kerkdorpje, dat voor het grootste deel in Nederland, gelegen is in de gemeente Vaals, in het zuiden van de Nederlandse provincie Limburg.
Een klein gedeelte van Lemiers ligt echter in Duitsland en behoort tot de "Stadt" Aachen en grenst aan de plaatsen Laurensberg en Orsbach. De grens in Lemiers tussen Duitsland en Nederland wordt door de Selzerbeek (Senserbach) gevormd. Een bruggetje over de beek vormt de verbinding tussen de twee dorpsdelen in de twee landen. Wij vertrekken met de wandeling en vlakbij de weg werd in 1896 een nieuwe Sint-Catharina en Luciakerk gebouwd, een gebouw in neoromaanse stijl ontworpen door architect Jan Jorna. Dan wandelen we even langs de steenweg waar we langs een prachtige vakwerkhoeve wandelen.
In Lemiers komen nog verschillende vakwerkhuizen voor. Zowel de naam als de vakwerkhuizen hebben iets te maken met Lemiers. Het eerste deel van de naam Lem- bestaat in de lokale Lemierser taal nog steeds in de vorm van het woord "leem". Dat aangeeft, dat er ten gevolge van regelmatige overstromingen van de Selzerbeek veel gemakkelijk winbare limburgse klei (Löss) voorkwam. Deze klei werd als grondstof bij de bouw van vakwerkhuizen gebruikt. Wij wandelen verder en gaan de weilanden en velden in, aangenaam om te wandelen de rust van de omgeving trok een kloosteroorde aan. Wij zien de Abdij St. Benedictusberg van Vijlen liggen. Het kloostergebouw, dat bij velen de indruk wekt al eeuwen oud te zijn, dateert van het jaar 1923. De bewoners van deze abdij zijn monniken van St.Benedictus. Wij komen in Mamelis is een gehucht in de gemeente Vaals, in Limburg. Hoewel Mamelis in het hedendaagse postcodeboek onder het dorp Lemiers is opgenomen, vormde het gehucht van oudsher een van de Vijlener rotten; de buurtschappen van de heerlijkheid Vijlen. Het plaatsje bestaat uit een aantal huizen, boerderijen en - gelegen op een heuvel - de abdij St. Benedictusberg. De huizengroep in vakwerk zijn prachtig en zijn werkelijk een juweeltje. In 1840 had Mamelis 15 huizen en 128 inwoners. Anno 2008 heeft het gehucht zo'n 80 inwoners. Er zijn twee hotels en een paard rijschool gevestigd. Vanwege de landschappelijke waarde van de omgeving is Mamelis geliefd bij toeristen en wandelaars.
De Selzerbeek stroomt vlak langs het gehucht, en heeft naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling ervan. Tot ver in de twintigste eeuw was er bovendien een watermolen in gebruik: de Schoeërmolen. Mamelis is een beschermd dorpsgezi Wij wandelen door het dorpje steken de Selzerbeek over en dan wandelen we de natuur in. Wij wandelen verder en komen in het Kolmonderbos. Nu steken we de grens over en komen in Orsbach. Hier zijn prachtige huizen in witte steen. Orsbach is een dorp met ongeveer 600 inwoners in de Duitse stadsgemeente Aken, gelegen in het stadsdeel Laurensberg. Orsbach ligt ten noorden van het Nederlandse dorp Lemiers en ligt op ongeveer zeven kilometer van het centrum van de stad Aken.
Het dorp ligt op het Duitse deel van het Plateau van Bocholtz. "Burg Orsbach" In het dorp ligt een oude middeleeuwse burcht die tegenwoordig als woning in gebruik is. ook hier weer mooie vakwerkhuizen en we komen zo in Oud-Lemiers. Oud-Lemiers met de Sint-Catharinakapel ligt aan de zuidkant van de Selzerbeek op enige afstand van het kasteel van Lemiers. In de vroege middeleeuwen lag Lemiers aan de verkeersader Tongeren-Maastricht-Aken. In 936 reisde de Duitse keizer Otto I na zijn kroning langs deze weg naar Maastricht. Omstreeks 1055 schonk graaf Katelo een hof in Lemiers aan de Mariakerk in Aken. Oud-Lemiers is een beschermd dorpsgezicht.
We wandelen langs de huizen en komen zo aan het Kasteel Gen Hoes. We lopen even tot aan de ingang met brug over de grachten, het is wel mooi om te zien maar het kasteel zelf zien we niet ligt verscholen achter de bomen en struiken, wel kunnen we tot aan de kasteelboerderij wandelen met vierkante toren en langs de kasteel bakoven welke prachtige gerestaureerd is. Wij wandelen nu terug naar ons vertrekpunt, hier eindigt een prachtige wandeling in de grensstreek.
We zijn hier in Vaals en we gaan even tot aan het Drielandenpunt. Een fijne en aangename dag.
34E MARCHE DE NUIT / LES GOE-LANDS / GOE 30/07/2011.
34e MARCHE DE NUIT.
LES GOE-LANDS.
GOE.
Goé ligt aan de voet van de stuwdam van de Gileppe en aan de rand van het Hertogenwald. Het is een van de oudste en meest schilderachtige dorpjes uit de streek en heeft zijn authentieke karakter weten te behouden. De Sint-Lambertuskerk met haar spiraalvormige klokkentoren en de prachtige stenen huizen zijn gewoon prachtig.
Wij wandelen door het dorpje.
Wat is er bijzonder aan de gedraaide torens en de vereninging Clochers tors dEurope
Een gedraaide toren(spits), gespiraalde toren(spits), getordeerde toren(spits) of schroefvormige toren(spits) is een toren waarbij het piramidevormige deel niet recht omhoog gaat maar een kleine of grote slag gedraaid is. De toren van een kerk bestaat meestal uit een vierkante stenen toren waarop een piramidevormige constructie geplaatst is als een soort kroon, de torenspits. Een gedraaide torenspits is een toren waar de spits een spiraal is en deze torens zijn vaak bedekt met leisteen. Er zijn ongeveer honderd klokkentorens van dit type in Europa. Er zijn twee concurrerende hypothesen over de oorsprong van de draaiing: Sommige van hen zijn gedraaid gebouwd als architectonische prestatie. Voorbeelden hiervan zijn in Frankrijk die van Mouliherne of Fontaine-Guerin in Anjou, Treignac in Corrèze of Saint-Outrille in Cher. Het omvatte ook het huis van de Compagnons du Devoir in Nantes, een waar meesterwerk. In Duitsland werd het dak van een stadspoort van Duderstadt al in de vijftiende eeuw gedraaid en draait van rechts naar links. Andere zijn door de tijd heen zo geworden. Een voorbeeld is te vinden in het dorp Fougeré in Maine-et-Loire, die door 4 wervelstormen getroffen werd in 40 jaar tijd. Sommige architecten zoals Eugène Viollet-le-Duc denken dat ze schroefvormig geworden zijn na het slecht drogen van hout. Het effect is bewezen dat de structuur van sommige oudere torens verplaatst is. Hout werkt bijna altijd, met zijn gevoel voor een natuurlijke rotatie van links naar rechts. In een toren hoeft slechts een rotatie van een twintigste van een graad te zijn aan de basis voor een verdraaiing van 45 graden aan de top als de hele spits zich verdraait. De verdraaiing van het belfort van de Notre-Dame in Puiseaux in Loiret is te wijten aan het onjuist drogen van hout. Het gewicht van de bekleding kan, als deze te zwaar is, ook zorgen voor een eventueel vervormen van de basis van de structuur en kan zorgen voor het instorten. Soms worden er bij de dakbedekking materialen gebruikt die afwijken van de oorspronkelijk geplande materialen. Dit is waarschijnlijk het geval met de toren van Chesterfield in Engeland, waarbij er platen van lood gebruikt zijn om het dak te bekleden. Dit woog 50 ton en de constructie stortte in..
Wij wandelen verder en komen zo in het Bois dHervremont . We komen in Hèvremont, ligt tussen Limbourg en Goé aan de rand van het gelijknamige bos. Liefhebbers van oude stenen, maar ook wandelaars komen hier aan hun trekken. Wij kunnen ons hartje ophalen in de bossen in de buurt en kunnen genieten van het prachtig uitzicht op de vallei van de Bovegnée. Wij wandelen door de Chemin des Mouches en komen zo in de prachtige natuurlijke omgeving, langs de typische huizen en langs de verschillende wegkruizen.
We komen in het centrum van Hevremont. De vroegere inwoners van Hèvremont meestal boeren, spinners of wevers maakten deel uit van de parochie Goé. Om de lange trip naar het naburige dorp te vermijden, willen ze vanaf 1733 een eigen kapel. Die komt er uiteindelijk in 1802. Dan wordt midden in het gehucht de Sint-Franciscus van Assisi-kapel gebouwd. Het rijkelijk versierde altaar (school van Delcour) dateert uit 1684. Naast de kapel staat het Hauptmannkruis. Het kruis met Franse en Duitse inscripties ter nagedachtenis van Arnold Hauptmann (1566) is vermoedelijk afkomstig uit de Hoge Venen. Het is een mooie plek en wij wandelen het gehucht uit en komen langs de Ferme de la Chapelle hier zijn verschillende prachtige oude hoeves. De Goronnes-hoeve (18de eeuw) en de Pré le Maire-hoeve (17de eeuw). Op de weg naar Halloux staat de prachtige kapel op een heuvel, wij wandelen weer verder een heel eind door de weilanden en langs de prachtige omgeving, langs weilanden met paarden met hun veulens, gewoon mooi.
Zo komen we in Limbourg.
Een brokje geschiedenis:
Limbourg ligt op een uitstekende rotspunt, hoog boven een bocht van de Vesder. De plek is strategisch zo belangrijk, dat er al snel een versterkte burcht wordt gebouwd. Die vesting groeit uit tot de hoofdstad van het hertogdom Limbourg. De strategische ligging heeft echter als nadeel, dat de inwoners van Limbourg geen vreedzaam bestaan is beschoren. Limbourg wordt achtereenvolgens belegerd door de Germanen in 1101, door de Brabanders in 1268, door de Bourgondiërs in 1404, door de Spanjaarden onder Keizer Karel, door de Prinsen van Oranje in 1577 en nog een keer door de Spanjaarden in 1648 (verdrag van Münster).
In 1675 bezetten de Fransen de stad. Zonnekoning Lodewijk XIV laat de burcht en de versterkingen ontmantelen en levert de stad drie jaar later aan de Spanjaarden over (verdrag van Nijmegen). Van 1701 tot 1703 komt Limbourg opnieuw onder Frans bewind. In die periode vallen legers uit Engeland, Oostenrijk en de Verenigde Provinciën onder leiding van de hertog van Marlborough de stad aan. Door het verdrag van Utrecht komt de stad in 1715 opnieuw onder Oostenrijks bewind. Na de Franse Revolutie wordt ze bij het departement Ourthe ingedeeld. Ze raakt dan haar administratieve en rechterlijke autonomie kwijt. In 1834 teistert een felle brand de stad, waarbij heel wat oude huizen verloren gaan.
We wandelen door het stadje met zijn prachtige huizen, het geplaveide plein voor het kasteel. We komen aan Het oude stadhuis met zijn schitterende interieur is een perfect kader voor prestigieuze kunsttentoonstellingen. Het indrukwekkende schaalmodel op het gelijkvloers toont de versterkte stad in 1632. Het gebouw werd tussen 1681 en 1687 opgetrokken. Het diende als vergaderzaal voor de Staten van het hertogdom. Tot 1703 was het ook de zetel van het hoge gerechtshof en van de feodale kamer. Om het gebouw binnen te gaan, moet u onder de arvô of de onderdoorgang lopen. In de boog van de arvô ziet u een stenen blazoen met het Bourgondische kruis en het jaartal 1681. De vensters van de bovenverdiepingen hebben nog hun oorspronkelijke gedrukt gebogen lateien. Helemaal in de top van de gevel ziet u het wapenschild van de stad. Het oudste stadszegel van Limbourg is op een reuzensteen op de ondermuur links afgebeeld. Het is overigens al wat rest van het eerder vermelde kleine stadhuis dat in het midden van het plein stond. Het oorspronkelijke kleine stadhuis, dat al in 1446 als hal wordt vermeld, deed dienst als scepenhuis. Wij bezoeken de fototentoonstelling en hebben de kans om de prachtige binnen zijde van het stadhuis te zien, zijn prachtige trap en de bijzondere binnendeuren in eik met schilderijen boven. Een gedeelte werd een tijd lang gebruikt als vredegerecht daardoor het schilderij.
We wandelen naar beneden en verlaten Limbourg langs het kasteel met ronde toren en de wandelpaal Chemin des Duc de Limbourg hier kunnen we ven het oude kerkhof op, er staan verschillende oude grafzerken, spijtig dat er zoveel vernield zijn. Wij wandelen verder naar beneden langs de hoge rotsen langs de weg. Een stukje langs de rivier en zo komen we terug aan ons vertrekpunt. Een prachtige wandeling waar we nog wat hebben van opgestoken.
Je moet soms eens durven van het parkoers afwijken om iets mooi te zien, zo ook het bezoek aan de tentoonstelling waar we veel uitleg kregen over deze prachtige streek.
Vandaag vertrekt de wandeling in het Kasteel Terbiest. Het 17ha grote landgoed Terbiest omvat een kasteel (van circa 1600), een Engels park en een kapel opgedragen aan Sint-Joris.
Het Engels park vormt het decor voor een vaste monumentale beeldencollectie met een 20 tal beelden. Reeds vermeld in de 13de eeuw Heerlijkheid Terbiest. Bezit van de familie de Blocquerie in 1490. Huidig kasteel opgericht in 1627 door Christoffel de Blocquerie. In 1905 uitbreiding als industrieel complex: distellerie. Bouw van de zuider hoektoren. In 1949 aangekocht door de Belgische Staat voor de Rijksland- en tuinbouwschool. Later Hoger Rijksinstituut. Vanaf 1995 Hotelschool. De buitenkant van het kasteel ziet er goed uit maar eens binnen de poort zie je het verval van de gebouwen, spijtig dat en zo mooi gebouw vervalt.
Wij verlaten het domein door de achterzijde en wandelen nu richting Speelhof. Het Speelhof was een buitenverblijf, het 'speelhuis' van de Trudoabdij. De bouw ervan werd aangevat omstreeks 1562. Het goed bleef eigendom van de abdij tot aan de Franse bezetting. Het domein, in totaal 36 ha groot, werd in 1989 door de stad Sint-Truiden aangekocht. Vanaf de Speelhoflaan leidt een dreef van wilde kastanjebomen, beuken en eiken via een poortgebouw met duiventil naar een stemmige rechthoekige binnenplaats. Daarrond liggen een herenhuis uit de 18de eeuw; waarvan het middendeel verbouwd werd in het begin van de 19de eeuw, stallingen en een schuur uit de 18de eeuw. De laat-19de eeuwse oranjerie die tegen de voorgevel van het herenhuis werd aangebouwd, draagt bij tot de stemmige sfeer. Wij wandelen door het domein en langs de vijvers en zo gaan we terug de oude spoorwegzate op.
We wandelen nu richting Guvelingen en komen aan de Voormalige parochiekerk H. Kruis van gehucht Guvelingen; eerste vermelding in 1216. Kleine, Romaanse kruisbasiliek uit 12e eeuw; koor in classicistische stijl uit 1769; herstellingen in baksteen en mergelblokken (1768). Vandaag word het kerkje gebruik voor culturele doeleinden. Wat verder komen aan een grote boerderij gelegen aan de Brede Akker een uitgestrekte akker vlakte. Wat verder komen we in Gorsem met de prachtige boerderij uit 1654. Nu wandelen we naar Gorsem-Dorp. Zo komen we aan de Rummenweg met een bijzonder huis in baksteen, dan komen we aan Kasteel Nonnenmielen. Neoclassisistisch kasteel op de plaats van de voormalige benedictijnenabdij Nonnen-Mielen, in 1231 na de oorspronkelijke vestingsplaats, bij de stadswallen van Sint-Truiden naar deze plaats overgebracht. In 1796 onteigend en verkocht. In de 18de eeuw vormde de abdij een langwerpig complex waarvan alleen de hoeve met poortgebouw overblijft.
Het kasteel dateert uit de 18de -19de eeuw en werd grondig gerestaureerd in 1978 met o.a. het verwijderen van de geveltorens. We wandelen langs de statige laan die ons langs de kasteelboerderij brengt. Zo komen we terug richting Terbiest en eindig onze wandeling in en rond Kasteel Terbiest.
3E MARCHE DU JEAN-FELIX / LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT / TEMPLOUX 24/07/2011.
3E MARCHE DU JEAN-FELIX.
LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT.
TEMPLOUX.
Temploux is een plaats in de Condroz. Temploux is een klein hoekje op het platteland waar het goed is te leven met bossen en velden. Aan de kerk vertrekt de wandeling, hier staan verschillende interessante huizen. We wandelen door het kleine dorpje en dan richting velden en bossen. We komen aan de achterzijde van een groot kasteel met twee ronde torens, het is een prachtig geheel midden in de velden. We komen terug op de weg naar Moustin en dan weer verder de velden in. Met prachtige zichten over de omgeving. Zo komen we in Soye, wij wandelen door Bois de Poujou en Bois Royal du Fayt en Bois de Namur. Wij wandelen verder en komen aan de controle. Verder wandelen we door het landschap en genieten van de omgeving. Een mooie en aangename wandeling.
8e MARCHE DES VACANCES / LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE / CEREXHE 23/07/2011.
8E MARCHE DES VACANCES.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE.
CEREXHE.
Cerexhe ligt in de provincie Luik, en deelgemeente van Soumange. De wandeling brengt ons door het landschap dat veel afwisseling biedt.
Een deel door de weilanden met koeien die rustig staan te grazen. Door het golvend landschap met veel afwisseling. Rustig genieten we van de prachtige natuur. We komen zo in Cerexhe-Heuseux. Ook hier weer veel natuur en prachtige huizen in lokale steen, het is toch prachtig om deze huizen te kunnen bezien. Op dit gedeelte van de wandeling komen we verschillende wegkruizen tegen, de grote uit hardsteen is uit 1762.
Weer wat verder wandelen we en komen in Bolland. We wandelen weer door de weilanden en krijgen een prachtig zicht op de mijn van Blegny. Wat later wandelen we Blegny binnen. Het mijncomplex is een landmark in de streek en een goed bewaarde getuige van de mijnbouw.
Wat verder wandelen we door het dorpje , langs de kerk en de mooie gebouwen, dan weer verder en dan komt de mijn weer in het zicht. Dan weer een stukje door de velden en we komen in Blegny langs het gemeentehuis en dan komen we Bill tegen, het is altijd fijn om vrienden tegen te komen en zeker als je ze al een heke poos niet meer gezien hebt. Bill is van onze Engelse wandelclub Ise valley Vagebonds samen wandelen de rest van de wandeling. Weer een heel eind door de weilanden.
En dan komen we terug aan ons vertrek. We blijven nog wat napraten met Bill en zo komen we de laatste nieuwsjes van onze Engelse Club te weten, maar zoals altijd is er een tijd van vertrekken, en we moeten afscheid nemen. Zo eindigt een prachtige wandeldag.
Het vertrek van de wandeling is normaal aan het kasteel van Rullingen, maar een Greenspot kun je beginnen waar je wil je komt toch altijd terug aan je vertrekplaats. Wij vertrekken aan de oude spoorweg naar Kuttekoven.
In de middeleeuwen was Kuttekoven een Loonse heerlijkheid die ressorteerde onder de rechtsbevoegdheid van de schepenbank van Graethem. In beroep gaan tegen het vonnis van deze Loonse buitenbank kon bij het oppergerechtshof van Vliermaal. Het begevingsrecht en de tienden van de kerk wisselden nogal vaak van eigenaar. Aanvankelijk behoorden Voort en een deel van Gotem tot de parochie Kuttekoven. Via de graven van Loon en de Heer van Kortessem gingen ze in het midden van de 13de eeuw definitief over naar de abdij van Herckenrode. Deze abdij had tot aan de Franse Revolutie veel invloed op de gemeente. Naast het patronaatsrecht en een deel van de tienden had ze hier een grote hoeve en bezat ze meer dan de helft van het grondgebied. De boerderij is verdwenen, maar in de voorgevel van de huidige kwadraathoeve de Clee zijn drie wapenschilden van de voormalige abdijhoeve ingemetseld.
Wij wandelen een eindje langs de spoorwegzate en dan aan de brug van Kuttekoven wandelen we de spoorweg op. De oude spoorwegzate Tongeren-St-Truiden: de zaten werden aangelegd in 1879. Het bracht o. a verbetering in de ontsluiting van het zuidelijk deel van Limburg voor industrie en personenvervoer. De regio ontwikkelde zich verder: vele akkers werden omgevormd tot boomgaarden. Door de opmars van het eigen vervoer, verminderde het passagiersaantal, met als gevolg dat in 1958 de laatste pendeltrein reed. Wij wandelen nu naar verder en komen langs het Kasteel De Klee. Kasteel de Klee ligt in een domein dat vroeger tot het patrimonium van de abdij van Herkenrode behoorde. Nu rest er nog een herenhuis uit 1907 met 17de eeuwse hoektoren en een kwadraathoeve met wapenschilden die herinneren aan de vroegere banden met de abdij van Herkenrode. Aan het kasteel draaien we Widdingen in en wandelen we tussen de velden en boomgaarden richting Rullingen.
We steken de Rullingenbeek over en het kasteel van Rullingen komt in het zicht. Hier is ook de startplaats van de Greenspot. Het Kasteel van Rullingen is gelegen in de vallei van de Herk in Rullingen, een gehucht van de Belgische stad Borgloon. De oudst bekende heer van Rullingen was Eggebertus van Rolengen, die getuige was bij de stichting van de abdij van Averbode door zijn leenheer, Arnold II van Loon. De middeleeuwse sterkte werd, wellicht tussen 1623 en 1638, vervangen door een typisch Maaslands waterkasteel. Het bestond uit een U-vormig neerhof en een L-vormig herenhuis met uitspringende, vierkante hoektoren. In de 18e en 19e eeuw werd het kasteel aangepast aan de toen geldende woonnormen; een koetshuis werd aangebouwd. Tussen 1770 en 1850 legde men ten zuiden een Engelse tuin aan. In 1912 kocht ridder Pangaert d'Opdorp het kasteel. De hoeve achter het kasteel en een dienstvleugel verdwenen bij een brand in 1920. Hierop werd het gebouw grondig vernieuwd, een tuin werd aangelegd en de grachten gedeeltelijk gedempt. Met het afbraakmateriaal bouwde men een nieuw koetshuis. Vandaag kunnen we in het park wandelen en rond het kasteel.
Wij wandelen verder en wandelen naar Pegelbrug waar we terug de spoorweg op wandelen. We komen nu in Kuttekoven en wandelen de spoorwegzate op waardoor we een prachtig zicht hebben op Kuttekoven, de kerk en pastorij. Nog even langs de spoorwegzate en dan is onze Greenspot teneinde. Het is altijd een prachtige wandeling in en rond Kuttekoven.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS / LA CARACOLE ANDENNEAISE / ANDENNE 21/07/2011.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS.
LA CARACOLE ANDENNAISE.
ANDENNE.
Onze wandeling vertrekt vandaag in Andenne en we wandelen al vlug de prachtige natuur binnen. Op de heuvels bossen en in het dal tarwevelden zo ver het oog rijkt.
Wij wandelen aan de rand van het bos door de velden wat wel mooi is. Wat verder wandelen we door de weilanden waar de koeien liggen te herkauwen. Vandaag komen we toch enkele vlinders tegen, een Oranje Zandoogje, ze zijn toch zo mooi en als ze blijven zitten met hun vleugels open kun je een mooie foto maken. Wij wandelen weer een eindje verder en komen aan een Holleweg welke we omhoog klimmen waardoor we een prachtig zicht hebben op de vallei. Dan dalen we terug naar beneden door het dorpje.
Dan komen we aan een grote boerderij, spijtig dat ze zo vervallen is, dan weer verder. We nemen nu de weg naar Groynne en komen langs het witte kasteel. We wandelen door het dorpje en komen aan de kerk en het dorpspleintje. We komen aan de Manoir een grote boerderij met een ronde toren. We wandelen rue des charbonnage binnen, hier was vroeger de Charbonnage de Groynne-Liegeois gevestigd, er staan nog enkele gebouwen en de schouw van de vroegere mijngebouwen. we gaan even van het parkoer af om naar de gebouwen te kijken waarna we terug naar de wandeling keren en vervolgens richting Bois dHeer wandelen. We komen zo in het bos waar we aan een grote vijver komen waar controle is.
Na een rustpauze kunnen we weer verder en wandelen verder door het bos. We krijgen prachtige zichten met bos en weilanden. Dan komen we aan de kapel van de Kruisweg uit 1653, het is spijtig dat de kruisweg er zo vervallen en vernield bijligt. Het is een prachtig stukje natuur waar de kruisweg is een helling met bomen, wij dalen naar beneden en komen zo in het centrum van Andenne met zijn prachtige stadhuis en marktplein met kiosk. Rond het marktplein staan verschillende prachtige huizen die de rijkdom van het verleden laten zien. Wat verder zijn we terug op ons vertrekpunt. Een mooie en aangename wandeling met veel natuur en ook mooie gebouwen.
Andere Tijden is het wekelijkse geschiedenisprogramma van Nederland 2
In een half uur behandelt het een onderwerpen uit de geschiedenis van de twintigste eeuw. De onderwerpen hebben of een relatie met de actualiteit of ze zijn opmerkelijk doordat ze een onbekend verhaal vertellen, danwel nieuwe feiten of nooit in Nederland vertoonde beelden bevatten. Andere Tijden wordt gepresenteerd door historicus Hans Goedkoop. Het programma werkt samen met radioprogramma OVT en maakt onderdeel van de afdeling Geschiedenis van de NTR en de VPRO.
Naar aanleiding van de verjaardag van de mijnramp heb ik deze reportage overgenomen. Als eerbetoon aan al de mijnwerkers, waar ook ter wereld die omgekomen zijn tijdens hun werk in de mijn.
In 1956 vlak bij Charleroi, vonden, op duizend meter diepte, meer dan 260 mijnwerkers de dood. Andere Tijden en de mijnramp van Marcinelle.
Op 8 augustus 1956 wordt het Waalse stadje Marcinelle getroffen door een catastrofe. Een op los geraakt kolenwagentje veroorzaakt kortsluiting, waardoor diep onder de grond brand uitbreekt. De ingesloten mijnwerkers kunnen geen kant meer op. Na twee weken zoeken brengt een Italiaanse reddingswerker het rampzalige nieuws: Tutti cadaveri, allemaal lijken. Alle 262 vermiste mijnwerkers zijn omgekomen, onder hen 136 Italiaanse gastarbeiders.
Het zwarte goud in België
Italiaanse gastarbeiders Al sinds de twaalfde eeuw werd in België steenkool ontgonnen, aanvankelijk alleen op kleine schaal. In de negentiende eeuw groeide België dankzij het zwarte goud, uit tot een van de voorlopers van de industriële revolutie. Maar de industriële mijnbouw kwam pas echt goed op gang aan het begin van de twintigste eeuw. Na een aantal grote vondsten, zoals in 1901 bij het plaatsje As - hoe symbolisch kan een naam zijn - werd de ene na de andere Belgische steenkolenmijn geopend. Rond de mijnen verrezen fabrieken, woonwijken en soms zelfs hele steden. Grote delen van het Belgische land veranderden radicaal van aanzien. Het werk in de mijnen was zwaar, gevaarlijk en slecht betaald. Maar wie werkeloos was kon niet al te kritisch zijn. Naast duizenden Belgische mijnwerkers stroomden de mijnen vanaf de jaren twintig vol met immigranten, vooral uit Italië, Polen en Tsjechië. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe golf van gastarbeiders naar België, met name uit Italië. De twee regeringen hadden een onderling contract, dat een geregelde toestroom van mijnwerkers en fabrieksarbeiders garandeerde. Tussen 1945 en 1956 kwamen er 77.000 Italianen naar België. Ze moesten minimaal vijf jaar in de mijnindustrie werken, anders moesten ze direct terug.
Eén van hen van Silvio Di Luzio.
Met een grote groep Italianen kwam hij in 1946 naar Marcinelle. Hij was toen negentien jaar. Di Luzio legt uit waarom hij besloot zijn Zuid-Italiaanse geboortedorp te verruilen voor de Belgische mijnstreek. In feite, betoogt hij, dat het de schuld was van de Amerikanen die hij tijdens de oorlog in Italië had ontmoet. De Amerikanen hebben ons teveel gegeven. Sigaretten, koffie, alles Toen de oorlog was afgelopen ben ik teruggekeerd naar mijn dorp. Daar was niets, helemaal niets. Geen cent te verdienen, geen sigaretten, niets. Toen kwamen er grote advertenties, in 1946. Als je rijk wil worden, ga dan werken in de mijnindustrie in België. Di Luzio kwam met een groep Italiaanse mannen per veewagon naar Charleroi. Op het station werd hij, met honderden andere immigranten, opgevangen door de Belgische mijnopzichters. Di Luzio was diep onder de indruk: Ik dacht dat het generaals waren. Ze hadden gouden banden om hun hoofd. Ik zei, dit is de oorlog. Nee, zei iemand, dat is de mijnopzichter. De mannen moesten zich in rijen opstellen. Vervolgens kwam de grote verdeling. Di Luzio vertelt met grote gebaren hoe de mijnopzichters hun mannen uit de rijen pikten: 1, 2, 3, 4, 5, dat is voor mij. Alsof we slaven waren. Tien jaar werkte hij onder barre omstandigheden in de mijn van Marcinelle, tot de dag van de ramp. In augustus 1956 was hij één van de reddingswerkers die de lijken naar boven haalde.
De ramp: 8 augustus 1956
Wat ging er mis?
Om tien over acht s ochtends duwden twee mijnwerkers op 975 meter diepte hun kolenwagen in de liftschacht. Een doodnormale routinehandeling. Dit keer echter bleek in de lift, die leeg had moeten zijn, al een wagen klaar te staan. Voordat de mannen konden ingrijpen vertrok de overbeladen lift naar boven. Daar was de liftschacht niet op berekend. Een balk werd weggerukt, vier elektrische kabels braken en de persluchtleiding werd geraakt. Tot overmaat van ramp brak ook de oliedrukleiding van de hydraulische balans. Een fatale kettingreactie volgde: de combinatie van beschadigde elektrische kabels, vervluchtigde olie en houten balken in de liftschacht deden een enorm vuur ontstaan. Het vuur werd aangewakkerd door de vrijgekomen perslucht en de lucht die door de ventilatiekanalen werd geblazen. Binnen de kortste keren had het vuur de hele mijn in zijn greep. Ongeveer een half uur na het begin van de ramp kwamen zes kompels levend naar boven. Zij konden nog net ontkomen voor alle vluchtwegen waren afgesloten. Daarna verslechterde de situatie snel, zeker toen het vuur de schacht bereikte waarmee vuile lucht moest worden afgevoerd. Door de warmte braken nog meer kabels en begon de mijn stukje bij beetje in te storten. De 262 mannen, maar ook de trekpaarden die onder de grond leefden, zaten gevangen terwijl het vuur oprukte. Ingenieur Jean Demeuse werkte in 1956 bij een andere mijn in de streek, maar kende de situatie in Marcinelle goed. Hij wijt de ramp grotendeels aan de verouderde staat van de mijn. De mijn waar ik werkte had een hydraulisch systeem dat op water werkte; in de mijn le Bois de Cazier [Marcinelle] was dat op olie. Die olie heeft natuurlijk de brand veroorzaakt. Verder waren de tussendeuren in de mijn van Le Bois van hout, en in onze mijn van staal. Ook de liftschacht was van hout gemaakt. Stelt u zich eens voor: met 850 liter olie. Je krijgt een domino-effect. Met andere woorden, dat er ooit zon ramp zou gebeuren was eigenlijk niet verbazingwekkend. Toch voldeed de mijn van Marcinelle aan de toenmalige wetgeving en was het in vele andere Belgische mijnen net zo slecht gesteld met de veiligheid. Pas na Marcinelle zijn de veiligheidseisen voor de mijnen drastisch opgeschroefd. Wachten op nieuws Zoom Familie Piccolo Loris Piccolo Loris Piccolo was de dochter van een van de Italiaanse mijnwerkers. In 1956 was ze negen jaar. Bijna vijftig jaar later weet ze nog precies hoe ze hoorde van de mijnramp, waarbij haar vader zou omkomen. Het was zomervakantie, half negen in de ochtend. Loris stond op het punt om met de tram naar de vakantieopvang te gaan, toen haar moeder onverwachts terugkwam van de mijn. Moeder Piccolo ging elke dag naar het terrein, om achtergebleven kooltjes te verzamelen voor een beetje extra inkomen. Ze zei tegen Loris: Er is een catastrofe gebeurd, de mijn staat in brand. Loris moest thuisblijven om op haar kleine broertje te passen, terwijl moeder met haar oudere zoon terug ging naar het terrein, in de hoop dat er nieuws was. De negenjarige Loris was in eerste instantie helemaal niet bang. Ik dacht, dan bel je toch gewoon de brandweer en dan is alles toch weer goed? Toen moeder Piccolo die avond thuiskwam, werd duidelijk dat het geen kwestie was van even de brandweer bellen. Loris: Toen kwam de verschrikkelijke angst. Elke dag ging haar moeder naar het grote ijzeren hek aan de ingang van de mijn, samen met honderden andere mijnwerkersvrouwen. En elke dag kwam ze weer thuis zonder haar vader. Loris: Mijn vader zei altijd: Als er ooit een ramp gebeurt in de mijn, dan is het afgelopen. Dan gaan we er allemaal aan. Er waren geen nooduitgangen, er was niets. Aan het einde van de week was duidelijk dat niemand meer levend uit de mijn zou komen. Acht dagen na het begin van de ramp werd het lichaam van vader Piccolo gevonden, op 1035 meter diepte. Op 22 augustus kwam het bericht van de reddingswerkers, dat er alleen nog maar lijken beneden lagen: sono tutti cadaveri. Pas een maand later waren alle 262 lichamen omhoog getakeld. De vader van Loris was zo door het vuur zwartgeblakerd, dat de reddingswerkers weigerden om zijn vrouw toe te laten bij het lijk. Op afstand mocht ze hem identificeren aan zijn horloge en zijn kiezen. Maar voor die tijd, voor het lijk was geïdentificeerd, was vader Piccolo officieel slechts vermist. Dat had als bizar gevolg dat de familie plotseling geen inkomen meer had. Het weduwen- en wezenpensioen kon namelijk pas ingaan nadat zijn dood was vastgesteld en er bestond geen overgangsregeling. De familie moest dus maar zien hoe ze zich redde. De logica was simpel volgens Loris: Mijn vader was in de mijn, maar hij werkte niet. Dus er was geen geld, dus er was geen rendement. En men betaalde de mijnwerkers alleen als ze werkten. Een in alle haast gevormd buurtcomité bracht twee keer per dag eten langs bij de getroffen gezinnen. Dankzij de buurt wist de familie Piccolo de maand van onzekerheid te overbruggen.
De ramp van Marcinelle had een onverwacht gevolg: de Italiaanse regering zegde per direct haar immigratiecontract met België op. Zolang de Belgische regering de veiligheid in de mijnen niet kon garanderen zouden er geen Italiaanse mannen meer naar de mijnstreek emigreren. De Belgische regering beloofde beterschap, maar die beloftes gingen de Italianen niet ver genoeg. De 136 Italiaanse doden waren er 136 te veel. Zo kwam er door Marcinelle een einde aan een jarenlange golf van Italiaanse immigratie. Toch verbeterde er wel het een en ander in de mijnen na de ramp. De veiligheidseisen werden aangescherpt, niet alleen in België maar in de hele Europese Gemeenschap. De Belgische vakbondsleider Paul Finet richtte binnen de Europese Gemeenschap een Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen op. Deze Paul Finet Stichting bestaat nog steeds, maar de laatste decennia ligt de nadruk vooral op omscholing van voormalige mijnwerkers. Bovendien kwam er weliswaar pas drie jaar later, in 1959 - een proces. Wie was er nu eigenlijk verantwoordelijk voor de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis? Volgens ingenieur Demeuse kon dat feitelijk alleen de regering zijn, want aan de wettelijke veiligheidseisen was in 1956 voldaan in Marcinelle. Toch was de enige die uiteindelijk werd veroordeeld Adolphe Calicis, de directeur des travaux van de mijn. Hij kreeg in 1961 een voorwaardelijke straf van zes maanden en een geldboete, vanwege het in stand houden van een systeem waarin signalen verkeerd konden worden geïnterpreteerd. Intussen draaide de mijn van Marcinelle gewoon door, zij het op een wat lager pitje. Vanzelfsprekend wilde niemand er na 1956 graag werken, maar anderzijds was er nog steeds nauwelijks ander werk te vinden in de regio. Officieel sloot de mijn op 15 januari 1961 de poorten. Bij de ontmanteling van de mijn die volgde, stuitten de mijnwerkers echter op een nieuwe, rijke laag steenkool. Die was te verleidelijk om te laten liggen. Pas in december 1967 werd de mijn definitief gesloten. Het is daarna nooit meer goed gekomen met Marcinelle. Met de mijnindustrie lijkt al het leven uit de plaats te zijn verdwenen. De gemeenschap was opgebouwd rond de mijn, en toen deze wegviel werd het stil. Wie niet is weggetrokken is werkeloos, op die enkeling na die werkt in het plaatselijke industriemuseum. Gevestigd in de oude mijn.
Wijlre ligt fraai langs de Geul. De aanblik van het dorp wordt overheerst door de meer dan honderd jaar oude Brand Bierbrouwerij. Ook is het stoomtreintraject van de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij een onderdeel van het dorpje. Brand Bier, de Limburgse volksdrank, wordt in Wijlre gebrouwen. Het bereidingsproces is pure vakmanschap. De bereiding kent echter vele stappen en ook de grondstoffen zoals het bronwater, zijn smaakbepalend.
Onze wandeling brengt ons door een prachtige streek met veel groen. Gewoon prachtig om door te wandelen. We komen aan een grote boerderij uit mergelstenen gebouwd, prachtig in de velden. Wij wandelen weer een eind verder en komen in Ingber. Hier komen we langs mooie vakwerkhuizen, de Ingberdorpstraat staat er vol mee, weer een prachtig zicht. Nu verlaten we het dorpje en keren terug de openruimte in met een golvend landschap afwisselend velden, weilanden en bosjes. Wij klimmen een beetje en krijgen een zicht op Wijlre.
Wij dalen af en komen zo aan het Kasteel Wijlre. Het huidige kasteel is een herenhuis gelegen op een omgracht terrein. Het hoofdgebouw heeft twee verdiepingen, is opgetrokken uit bakstenen met afwisselend mergelbanden als speklagen en het heeft een schilddak voorzien van een dakruiter. Op de zijgevel aan de straatzijde is een opvallend grote zonnewijzer en aan de achterzijde zijn enkele terrassen uit 1910. Het kasteel heeft een voorplein dat vanaf de straatzijde bereikbaar is via poort voorzien van een oude wapensteen en een stenen boogbrug. Aan het voorplein liggen verder drie van een mansardedak voorziene dienstvleugels uit de 18e eeuw. Rondom het kasteel ligt een prachtige tuin in landschapsstijl die is ontworpen en aangelegd in 1810 door de bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834). Het wapen van de familie Van Wachtendonck wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt door de uit het begin van de 14e eeuw stammende lokale Brandbrouwerij, gelegen in de kern van het dorp Wijlre.
We verlaten het Kasteel en komen zo aan de Molen van Otten is gelegen aan een molentak van de Geul. Het is een van de weinige watermolens in Nederland met een dubbel waterrad. De geschiedenis van de molen gaat terug tot 1275, toen gebouwd als een banmolen van de heerlijkheid Wijlre. Van oudsher was deze watermolen een koren- en oliemolen. Het huidige molengebouw en het bijbehorende woonhuis dateren uit 1776 zoals de muurankers aangeven. In dat jaar werden de bestaande gebouwen geheel verbouwd en werd er tevens een boerderij en een brouwerij of paanhuis bijgebouwd. Eigenaren van het complex waren in die tijd de heren van de vrije rijk heerlijkheid Wijlre. Het woonhuis met molen, boerderij en brouwerij werden door hen verpacht.
Bij de afschaffing van het Ancien Régime eind achttiende eeuw, kwamen kasteel Wijlre, de molen, de boerderij en de brouwerij in handen van Guillaume Eugene de Massen. In 1871 werd de brouwerij afzonderlijk verkocht aan de brouwer Frederik Edmond Brand; dit was het begin van de Brands brouwerij die uitgroeide tot een van de bekendste bierbrouwerijen in Limburg. We komen ook aan de brouwerij Brand is de oudste brouwerij van bier van Nederland. Sinds 1340 wordt in Wijlre bier gebrouwen. De naam Brand is pas sinds 1871 verbonden aan deze brouwerij met de komst van de toenmalige eigenaar Frederik Edmond Brand. Als een van de eersten in Nederland wist Brand in 1902 het laag gistende pilsener bier op de markt te brengen.
De decennia daarna groeide de afzet sterk van enkele duizenden hectoliters naar een miljoen hectoliter anno 2006. In het jaar 1961 werd Brand Bier bij koninklijke beschikking hofleverancier en niet lang daarna (bij het eeuwfeest in 1971) volgde het predicaat Koninklijk. Sinds 1989 is Brand eigendom van Heineken. Daarmee verloor Brand in 1992 het predicaat hofleverancier, omdat Heineken dat reeds was. Zo komen we terug aan ons vertrekpunt, een prachtige wandeling die ons ook wat geschiedenis meegeeft.
MARCHE DES 2 RIVIERES / MARCHE CLUB LES PEPINS / PEPINSTER 16/07/2011.
MARCHE DES 2 RIVIERES.
MARCHE CLUB LES PEPINS.
PEPINSTER.
Aan het uiteinde van het dal van de Vesder ligt Pepinster, een mooi stadje omgeven door talrijke boomgaarden en waar het heerlijk wandelen is. Prachtige bossen en veel natuur.
We wandelen een eindje langs de Vesder en dan wandelen we het bos in en genieten van de prachtige zichten en natuur. We wandelen door de bossen en dan komen we aan het kasteel Les Mazures (1834)spijtig dat we aan de achterzijde zijn maar kunnen toch het gebouw goed zien met zijn twee ronde torens.
Wij wandelen door het golvend landschap en komen aan de boerderij dan weer verder met verschillende prachtige zichten over de vallei. We komen aan de rivier, aan de Gue Romain de romeinse oversteekplaats aan de rivier. Er werden grote blokken in de rivier gelegd waardoor de Romeinse soldaten met droge voeten konden oversteken.
We wandelen verder en komen zo in Goffontaine door het prachtige landschap, langs de typische huizen uit lokale steen, wat is het toch allemaal mooi om te zien, we hoeven niet ver weg te gaan om de schoonheid van de natuur en de omgeving te zoeken, dikwijls liggen ze juist voor onze voeten zonder dat we het zelf beseffen.
We wandelen weer een eind verder om in Drolenval te komen. Ook dit dorpje bezit prachtige huizen ui lokale steen, verder wandelen om dan weer terug aan ons vertrekpunt te komen. Een mooie en aangename wandeling in het land van de Vesder.
Dagvlinders vormen waardevolle indicatoren voor de kwaliteit van ons leefmilieu. Helaas doen ze het lang niet goed en gaan veel soorten achteruit. Het is daarom erg nuttig om cijfers over vlinders te verzamelen.
Door de vlinders in je tuin te tellen, kan ook jij meten hoe het met de natuur in je omgeving is gesteld. En je helpt de veranderingen van de biodiversiteit in kaart te brengen.
Het maakt niet uit of je de vlinders op een bloem hebt gezien of al fladderend door de lucht. Alle vlinders die je ziet tel je. Belangrijk is wel dat je niet 2 keer dezelfde vlinder telt. Daarom schrijf je alleen het grootste aantal vlinders op die je op eenzelfde moment hebt gezien.
Alle inlichtingen vind je op de website: http://www.vlindermee.be/telweekend.aspx
Honderdduizenden fruitbomen boordevol verse vruchten, zover het oog reikt. In Haspengouw maakt dit sprookjestafereel deel uit van het dagelijkse leven. Je bent hier dan ook in het hart van de fruitstreek. Hier ruikt en proeft alles naar vers, sappig fruit. Dat levert magische momenten op. Van het openspringen van de bloesems tot het plukken van de rijpe vruchten.
In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de Boomgaard van Vlaanderen. Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt. Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Tot omstreeks het midden van de 20ste eeuw gedijde er op de heuvels rond Borgloon een monocultuur van hoogstammige fruitbomen. Teeltveredeling, modernisering en rationalisatie in de fruitteeltsector zorgden na 1960 voor een snelle overschakeling naar laagstammige fruitteelt.
Sindsdien wordt op een geringere teeltoppervlakte een veel hoger rendement bereikt. Naast St. Truiden profileert Borgloon zich thans als de hoofdplaats van de Zuid-Limburgse fruitstreek. Vandaag wandelen we in de Boomgaard van Vlaanderen en komen vel mooie plekjes tegen. Wij wandelen een eindje rond de Graaf. Het is het trace van de tweede omwalling die Borgloon volledig omsloot. Wij wandelen de Graaf op via de Kattesteeg die ons naar de Motvallei brengt waar we langs het kasteel de Grote Mot wandelen. Vlakbij de kerk, verscholen achter het bibliotheekgebouw, ligt op zo'n 118 meter boven de zeespiegel de burchtheuvel. Destijds stond hier het slot van de graven van Loon. De sterk vervallen burcht bleef overeind tot 1870 en werd toen, ondanks heel wat protest, gesloopt. Enkele jaren later waren alle veldwegen bestraat met resten van deze ooit zo roemrijke burcht.
Wie bovenop de burchtheuvel staat, kan wel nog altijd genieten van een prachtig panorama van de streek. Wij wandelen nu het centrum uit richting Nerem waar we het veld in draaien, hier hebben we een zicht op het Kasteel Hulsberg werd in 1882 gebouwd op een heuvel waarvan de top 108m boven de zeespiegel uitsteekt. Omwille van deze heuvelsite is het kasteel een opvallend oriëntatiepunt in het landschap. Als we hier even achterom kijken hebben we een mooi zicht op het centrum van Borgloon. Weer wandelen we verder en komen aan de Romeinse Kassei waar we even op wandelen, steeds weer komt het Kasteel Hulsberg in zicht. We komen zo in Voort en dan zijn we vlug in Gotem.
Hier draaien we richting Hendrieken om aan de achterzijde van het Kasteel Hulsberg te komen. Hier staat één van de belangrijkste kapel van de streek; deze kapel stond oorspronkelijk op de plaats waar nu het kasteel Hulsberg staat. De kapel werd afgebroken en beneden in het dal heropgebouwd. Het is een prachtige plek om even te vertoeven. Wij hebben vandaag geluk dat de toegang tot de kapel open is en we even het graf van onze vriend kunnen bezoeken. De kapel is nog steeds de begraafplaats van de heren van het kasteel en hun familie. We wandelen verder een keren terug naar het centrum van Borgloon waar onze wandeling eindigt. Een fijne en aangename wandeling door de Strooplekkers van Borgloon.
15E MARCHE DES TROIS SOURCES / LES AMIS DU HENRY FONTAINE / GRAND-HALLET 10/07/2011.
15E MARCHE DES TROIS SOURCES.
LES AMIS DU HENRY FONTAINE.
GRAND-HALLET.
Grand-Hallet is een landbouwdorp in Droog-Haspengouw met nog veel akkerbouw en veeteelt. Vanaf de 9de eeuw maakte het dorp deel uit van het graafschap Avernas. Na de opheffing ervan ging Grand-Hallet deel uitmaken van het baljuwschap Hannuit in het hertogdom Brabant.
Het dorp was deels in het bezit van het kapittel van Sint-Lambertus van Luik en deels van de abdij Maagdendaal van Oplinter. Bij het ontstaan van de gemeenten in 1795 werd Grand-Hallet een zelfstandige gemeente. In 1965 werden de voormalige gemeenten Petit-Hallet en Wansin aangehecht maar in 1977 werden de drie dorpen allen deelgemeenten van Hannuit. Wij vertrekken met de wandeling in het dorp en stekken al vlug het riviertjeRuisseau-de Henri-Fontaine over en wandlen het veld binnen, het is duidelijk dat we hier nog in Haspengouw zitten met veel akkers en weilanden zo ver het oog rijkt.
Hier en daar een grote boerderij en een kapel langs de weg en bloeiende randen aan de velden, de klaproos en wilde kamille trekken vlinders aan, mooi om te zien en heb vandaag geluk dat we een paar prachtige fotos konden maken van vlinders. Hier word er ook veel vlas gekweekt, dat nu reeds afgedaan is en op rijen op het veld ligt. Nog even en dan worden ze op balen gerold. Het is wel mooi om te zien. Dan komen we aan het vliegveld met kleine sportvliegtuigen en dan wandelen we naar Avernas-Le-Bauduin. Op de Ruisseau Henri-Fontaine, die het dorp doorkruist, waren vroeger meerdere watermolens actief. Het reliëf is gematigd : van 105 meter in de vallei van Henri-Fontaine tot 141 meter aan de tumulus van Avernas. Langs de kerk Maria Hemelvaartskerk; het huidige kerkgebouw dateert uit de 14e eeuw, maar de toren met achthoekig dak is voor een belangrijk deel nog die van de oorspronkelijke, 11e-eeuwse constructie.
Onder het pastoorschap van Claude Rochette (1720-1757) werd de kerk gedeeltelijk herbouwd. Bij een in 1768 uitgevoerde restauratie werd baksteen gebruikt die sterk met de oudere, uit silex opgetrokken delen contrasteert. Avernas telt nog verschillende grote boerderijen; Sint-Laurentiushoeve (Ferme Moës) De geschiedenis van deze naast de kerk gelegen hoeve gaat terug tot de 11e eeuw. Twee in haar gevels verwerkte wapenstenen (van de abten Guillaume Natalis en Grégoire Lembor) herinneren eraan dat de hoeve tijdens het Ancien Régime eigendom was van de Sint-Laurentiusabdij te Luik. Gedurende het grootste deel van de 18e eeuw werd zij verpacht aan de familie Malcorps.
Na de Franse Omwenteling gingen de monniken van Sint-Laurentius op de vlucht om in Duisburg te hergroeperen, terwijl hun bezittingen in België door de Franse autoriteiten als zwart goed openbaar verkocht werden. Toen alle formaliteiten afgewikkeld waren, bleken de kopers van de hoeve van Avernas-le-Bauduin de monniken van Malonne te zijn. Op hun beurt verkochten deze laatsten de Sint-Laurentiushoeve omstreeks 1805 aan J. J. Dejaifve, landbouwer te Hingeon, wiens familie haar tot in de jaren zestig van de 19e eeuw behield. De daaropvolgende eigenaars, de familie Detilleux, verkochten de hoeve in 1955 aan Laure Stasse, weduwe van Auguste Moës (1881-1926). Hoeve Dochen . Sinds het begin van de 19e eeuw wordt deze belangrijke hoeve bewoond door de uit Grand-Hallet afkomstige familie Dochen, die aan Avernas-le-Bauduin enkele burgemeesters leverde : Jean-Baptiste Dochen (1833-1904) van 1872 tot 1896, zijn zoon Jean-Pascal-Philippe (1871-1956) van 1908 tot 1953 en kleinzoon Jean-Baptiste (1917) van 1953 tot 1965. De familie Dochen was sinds 1863 ook stichter en eigenaar van de suikerfabriek van Avernas, die bieten verwerkte van de landbouwers van Avernas-le-Bauduin, Bertrée, Hannuit, Thisnes, Crehen en een deel van Truielingen. De fabriek fusioneerde in 1924 met die van Landen, maar in de praktijk nam de Landense vestiging geleidelijk de volledige productie van Avernas over. In 1931 werd de fabriek van Avernas dan ook gesloopt.
Cense de Marneffe (Ferme Mehauden ) Deze hoeve werd in 1723 gebouwd door Martin de Marneffe, meier (1721-1742) van Avernas. Zijn afstammelingen bleven het landbouwbedrijf uitbaten tot Anne-Christine Snyers, weduwe van de in 1822 overleden Jean-Jacques de Marneffe, hertrouwde met Charles Wauthier, burgemeester (1848-1872) van Avernas. Louis Wauthier, neef van deze laatste en eveneens burgemeester (1896-1906), volgde zijn oom na diens overlijden op de hoeve op. Tussen 1898 en 1908 werd het gezin Wauthier echter door tuberculose zo goed als weggevaagd. Slechts één dochter ontkwam aan de gevreesde ziekte. De hoeve werd aanvankelijk (vanaf 1914) verhuurd aan en later (in 1954) gekocht door de uit Crehen afkomstige familie Fayasse, waarvan de leden enkel oog hadden voor de rendabiliteit van hun boerenbedrijf. De hoevegebouwen en het met zeldzame boom- en heestersoorten beplante park eromheen verkommerden decennialang. De familie Mehauden, die de hoeve in 1972 verwierf, herstelde haar sindsdien weer in haar oude luister.
Dat deze prachtige boerderijen er nog zijn en bewonderd kunnen worden danken we aan de eigenaars die ze met veel zorg door de eeuwen heen bewoont en verzorgt. We wandelen nog een eind door de velden en langs de weilanden en dan komen we terug in Grand Hallet met zijn kasteel en kasteelboerderij. Dan komen we terug aan ons vertrekpunt en zo eindigt een aangename wandeling.
39 MARCHE INTERNATIONAL / MALMEDY-MARCHE / MALMEDY 09/07/2011.
39E MARCHE INTERNATIONAL.
MALMEDY-MARCHE.
MALMEDY.
Aan de voet van de Hoge Venen, op een hoogte van 340 meter ligt Malmedy in de vallei van de Warche . Meerdere kleine waterlopen doorkruisen de regio, treuzelen in de weiden of laten zich vallen van de top. Het zijn de schilderachtige landschappen die ons even buiten de paden overvallen.
De natuur is, zonder tegenspraak de grootste te ontdekken rijkdom, mooiste en meest genereuze. De bossen velden en rivieren zijn beschermd. De rust en de stilte overheersen, en geven aan ons de mogelijkheid de dagelijkse beslommeringen te vergeten. Malmedy is de toegangspoort tot de Hoge Venen, harde ruwe uitgestrektheid enig in België. De Hoge Venen tonen voor elk seizoen een verschillend temperament : dor en droog in de zomer, feeëriek onder een mantel van sneeuw in de winter en het mysterieuze van nevel in de herfst.
Basis voor legenden, en natuurreservaat zonder gelijke. De Hoge Venen bezoeken is respect opbrengen terwijl we genieten. Wij vertrekken met de wandeling in het centrum en wandelen langs het oudste huis van Malmedy en dan wandelen we langs de Warche en steken die over aan de brug in de stad met het beeldje van Saint Nepomucene dan wandelen we verder en komen aan de Kruisweg uit 1728 van de kapucijn Albert de Dinant en boven op 97 meter staat de zeshoekige kapel.
Dan wandelen we het bos in met prachtige zichten en langs mooie wegjes. Dan komen we aan de uitkijkt kiosk met een zicht op de stad en de omgeving. Dan komen we aan de zeshoekige kapel en weer klimmen we een eindje. We verlaten het bos en komen in afwisselend landschap stukken bos, weilanden prachtige zichten met veel afwisseling. Dan komen we aan de controle en rust post.
Dan weer verder en komen aan de kapel De Chodes uit 1816. Dan wandelen we verder op het plateau waardoor we prachtige zichten hebben over het landschap. Weer verder en we wandelen langs de weg door de rotsen, wat een werk om de weg door de rotsen te maken, waardoor we weerzijde een rotswand hebben.
Dan wandelen we naar de tweede controle waar we een panorama hebben op de stad en de kathedraal van Malmedy met zijn twee vierkante torens. Nu volgt de afdaling naar het stadscentrum.
We wandelen een stukje over Ravel L45 en dan komen we terug aan de Warche en deze volgen we tot aan ons startplaats. Een mooie en aangename wandeling in deze bijzondere mooie omgeving.
Brouwerij Hayen of de Brouwerij Sint-Rochus was een bierbrouwerij met een jeneverstokerij. Tilman Hayen bezat halverwege de 18e eeuw een kleine brouwerij op het dorpsplein van Ulbeek. Aan de overzijde brouwde de familie Derie. Toen was het een nevenberoep voor deze landbouwers, waar tijd voor was tijdens de winter.
Het bier werd lokaal verbruikt; van verkoop buiten het dorp was nog geen sprake. Bij het overlijden in 1887 van Antonius Hayen, kleinzoon van Tilman, kwam de brouwerij en de boerderij in het bezit van Arthur Hayen. Arthur startte in 1891 de verbouwing van de brouwerij tot een voor die tijd groot en modern complex die hij Brasserie Saint-Roch (brouwerij Sint-Rochus) noemde, naar de patroonheilige van de parochie. Hij bouwde ook de eigenaarswoning in neoclassicistische stijl. De nieuwe brouwerij kwam in 1892 in dienst. Men brouwde twee bieren: de Bock en de Brune. Toenemend succes was ook te danken aan de Duitse brouwmeester Jan Dickmann. In 1908 kamen de Salvator, de Blonde en de Bavière het assortiment uitbreiden. De Salvator en de Bavière droegen duidelijk de stempel van Dickmann. In 1895 werd er nog een jeneverstokerij bijgebouwd. Het kwam er allemaal ter vervanging van een hoeve die nog deels in vakwerk was opgetrokken. In 1908 bouwde Arthur Hayen een mouterij om de eigen gerst te vermouten maar ook moutte hij voor brouwerij Fouarge uit Borgloon en brouwerij Foucart uit Sint-Truiden.
Het bier werd verkocht in eiken vaten en in flessen van 33 en 75 cl. Ooit werkten er in het ganse bedrijf 40 personen en het was een volledig uitgebouwde brouwerij met woonhuis, brouwzaal, stokerij, bottelarij, gist- en lagerhuis, mouterij, stallingen en koetshuis. De concurrentie met de lage gistingsbieren zoals pils was een harde dobber voor brouwerij Hayen. Pierre, een zoon van Arthur Hayen wilde moderniseren maar hij kreeg geen kapitaal van zijn vader. Pierre maakte nog limonade maar hij kon het niet langer rekken dan tot 1939. De stokerij werd reeds in 1919 stilgelegd als gevolg van de wet Vandervelde. Na de Tweede Wereldoorlog ondernam men een poging om activiteiten in de gebouwen opnieuw op te starten. Men destilleerde alcohol uit fruit. De hoge accijnzen deden die poging mislukken. Het ombouwen van de droogast tot drooginstallatie voor fruit mislukte ook. De gebouwen werden aan verschillende eigenaars verkocht. Er kwamen onder meer koelcellen voor een fruitteler .
Een van de schuren van de boerderij werd tot dancing omgebouwd die tot 1976 bestond. Ook een cosmeticabedrijf vestigde zich in de voormalige brouwerijgebouwen. De tuin met beekjes, vijvers en een prachtig paviljoen verwilderde en verdween. Het gebouw mag prat gaan op een unieke, neoclassicistische voorgevel. De bedrijfsgebouwen worden dan weer getekend door een sober, neoromaans uiterlijk met een opvallend poortgebouw. In de hoogdagen bestond het complex uit een woonhuis met bijgebouwen, stallingen, een koetshuis, brouwzaal, een gistingsruimte, een bottelarij, een vatenmakerij en een mouterij. Om die industriële getuigen te bewaren, werd de Oude Brouwerij Hayen geklasseerd als monument.
Vandaag huist in de bottelarij AKSI wat staat voor ArbeidsKansen voor Sociale Integratie, nam in deze prachtige locatie welke geïntegreerd is in de Haspengouwse schoonheid van de natuur de uitdaging aan om het project de Bottelarij te lanceren. Met dit socio-culturele en toeristische luik wil AKSI een aantal nieuwe initiatieven nemen die het bestaande toeristisch en culturele aanbod kunnen uitbreiden en versterken. Belangrijk hierbij is dat in de uitvoering nadrukkelijk gestreefd wordt naar extra tewerkstellingskansen voor kansengroepen. Bezoekers kunnen in de Bottelarij genieten van Limburgse bieren en allerlei streekgebonden dranken en gerechten in een rustiek historisch kader.
Sint- Rochuskerk
Sinds mensenheugenis staat het parochiekerkje van Ulbeek aan het dorpsplein. Na de ingebruikneming van de nieuwe kerk, in 1937-1938 een honderdtal meter meer noordwestwaarts kwam de oude kerk leeg te staan. Ze is geklasseerd en momenteel zijn dossiers lopende voor restauratie. Ulbeek telt dus twee kerken.
De oude kerk aan het stille dorpsplein. De bakstenen gevels rusten op een sokkel van harde silex en kalksteen. De vraag is echter of dit afbraakmateriaal is van een nog ouder gebedshuis? Afgaand op de barokke segmentboogramen is er een vermoeden dat het koortje dateert uit de 17de eeuw en zelfs uit ouder is dan het neoclassicistische schip dat in het midden van de 19de eeuw herbouwd werd. In de voorgevelnis boven de deur staat een verweerd houten beeld van de patroonheilige Sint- Rochus. Naast en achter de voormalige kerk bevindt zich het kerkhof dat als dusdanig nog steeds in functie is gebleven. Hetzelfde geldt ook voor de pastorie. Deze dateert uit 1912 en typeert de toenmalige neontraditionele baksteenstijl. Ondertussen zijn er aan de binnenzijde van de kerk opgravingen gebeurd die een 14de eeuwse vroegere kerk aan het licht bracht.
De inwoners van het Haspengouwse dorpje Ulbeek krijgen een exclusief kerkhof: naast de middenbeuk van hun afgedankte Sint-Rochuskerk komen twintig grafkelders. Een laatste rustplaats die normaal alleen voor koningen en kardinalen is weggelegd. Tegen eind 2011 wil de piepkleine Wellense deelgemeente Ulbeek pronken met wat wellicht de mooiste overdekte begraafplaats van het land wordt. Het heeft nochtans weinig gescheeld of de afgedankte kerk van Ulbeek was met de grond gelijk gemaakt. En de meeste Ulbekenaren zouden dat niet eens erg hebben gevonden: het gebouw was niet echt een pareltje van Vlaamse religieuze architectuur. Omdat het wat schots en scheef verzakt was, hebben ze honderd meter verderop een nieuwe kerk gebouwd. Dat was al in 1938. Sindsdien werd de oude kerk gebruikt voor alles, behalve waarvoor ze gebouwd was: toneelzaal, meubelatelier, stapelplaats... Tot het gebouw helemaal verkrot was, alleen nog goed voor de sloop. Maar eerst mocht de heemkundige kring nog wat in de ondergrond spitten en daar werden restanten van een vroegere kapel gevonden, plus elf skeletten van onbekende Ulbekenaren. Toch wel zonde om dat allemaal weg te vegen, vonden steeds meer dorpsbewoners. En met de hulp van een paar creatieve architecten en de zegen van Monumenten en Landschappen vingen ze twee vliegen in één klap: een uitbreiding van het kerkhof ín de oude kerk.
'Als het af is, zullen ze van overal komen kijken want het hele kader is uniek. De ramen van de kerk worden tot op de grond afgebroken zodat je overal binnen en buiten kunt lopen. De vloer in de middenbeuk wordt vervangen door een glasplaat die zicht geeft op de vroegere kapelfunderingen. Het dak boven het koor wordt weggehaald. De werken zijn volop aan de gang, wij hebben van het bouwverlof geprofiteerd om eens een kijkje te gaan nemen in de oude kerk. Tevens eens even op het kerkhof gelopen en hier staan nog vele gietijzeren grafkruizen, welke nog in zeer goede staat zijn.
Patton Drivers
In de buurt van het Dorpsplein ligt het clubhuis van de Patton Drivers.
Het eerste Patton Pinkster treffen vond plaats in 1987 op de huidige locatie in Ulbeek. Samen met een twaalf tal bestuursleden bouwden ze de club uit tot een van de grootste van België. Een club die gebaseerd is op vriendschap en uitgegroeid is tot één grote gezellige familie met als hoofdgedachte de geest van de bevrijder levend te houden. Het instant houden en restaureren van militaire voertuigen van de periode tussen 1940 en 1945. Enkel Amerikaanse, Britse en Canadese voertuigen van voor 1945 zijn toegelaten.
We kunnen even kennis maken met de eigenaar die ons verteld van de club en de aanwezige voertuigen.
Al is Ulbeek een klein dorpje toch is er veel te zien en te beleven. Je kunt er wandelen en fietsen. De Bokkenrijders wandeling komt hier ook voorbij.
Een andere bijzonderheid is Ulbeek in Bokrijk
Het Haspengouws dorp in het Openluchtmuseum van Bokrijk is gebaseerd op het uitzicht van de dorpsdries van Ulbeek in 1844. Het grondplan van het plein en de schikking van de gebouwen eromheen.
Ulbeek werd in dit project weerhouden om zijn gave Haspengouwse en agrarische identiteit. Een vierzijdig plein met een kerk en een pastorie, twee landbouwbedrijven en twee hoeve-brouwerijcomplexen. Deze waren indertijd in iedere Haspengouwse dorpskom aanwezig. De reconstructie is vooral gebaseerd op de buurtwegenatlas die in 1844 verscheen en waarop ten hoeve van het innen der belastingen elk perceel met zijn bodemgebruik genoteerd zijn. Bovendien dateren uit die tijd ook de eerste officiële Belgische landbouw- en bevolkingstellingen. Zo kun je ontdekken hoe een klein dorp toch nog interessant kan zijn en zeker een bezoek waard.
VIA HEUVELS EN BOOMGAARDEN / GREENSPOT GROOTLOON / REGIONAAL LANDSCHAP VOEREN EN HASPENGOUW. / BORGLOON 07/07/2011.
VIA HEUVELS EN BOOMGAARDEN.
GREENSPOT GROOTLOON.
REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN.
BORGLOON.
Op de Klappoel, het pleintje naast het stadhuis dat vroeger dienst deed als was- en bleekplaats, werd het reliëf hersteld en in de natuurlijke helling werden treden uitgewerkt zodat er een theatervormige ruimte is ontstaan.
Hier vertrekt de wandeling van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren. Via heuvels en boomgaarden naar het dorpje Grootloon In de 14 de eeuw kreeg Borgloon, samen met de negen andere goede steden in het oude land van Loon, de rechten, vrijheden en onschendbaarheden van de stad Luik. Na het verlies van zijn hoofdstedelijke functies evolueerde Borgloon van een regionaal marktcentrum naar een bescheiden landbouwdorp. In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de boomgaard van Vlaanderen.
Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt. Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Tot omstreeks het midden van de 20ste eeuw gedijde er op de heuvels rond Borgloon een monocultuur van hoogstammige fruitbomen. Teeltveredeling, modernisering en rationalisatie in de fruitteeltsector zorgden na 1960 voor een snelle overschakeling naar laagstammige fruitteelt. Sindsdien wordt op een geringere teeltoppervlakte een veel hoger rendement bereikt. Naast St. Truiden profileert Borgloon zich thans als de hoofdplaats van de Zuid-Limburgse fruitstreek.
Rond de kerk van Grootloon bevind zich een gordel van hoogstamboomgaarden, en Natuurpunt heeft in de vallei een groot aantal hoogstamfruitbomen. Strijd. Zo zou je deze landschapswandeling kort samen kunnen vatten. Het harde labeur waarmee de bewoners van de Vierkants hoeves hun akkers bewerkten en hun boomgaarden verzorgden. De oorlogen die de Graven van Loon voerden van uit de historische stad Borgloon. De Romeinse troepen die het gebied doorkruisten. De ongelijke strijd tussen de omgeving en de krachten van de natuur. Het resulteerde in een golvend landschap met beboste heuveltoppen, akkers en uitgestrekte hoogstamboomgaarden.
Sporen van deze geschiedenis kom je in fusie Borgloon wel tegen, in Grootloon wandelen we een eind over de Romeinse Heerbaan die ons het prachtig golvend landschap laat zien. De natuur in Borgloon is apart en mooi. Pittoreske dorpjes, glooiende landschappen, prachtige boomgaarden en welige akkers. De ideale plek om te genieten van de natuur. Wij genieten van de wandeling met zijn geschiedenis, zijn historische gebouwen en prachtige natuur. Nog wat oude postkaarten van de Burchtheuvel en omgeving.
MARCHE DE LA FRAISE / LES SPITANTS DE NAMUR / WEPION 06/07/2011.
MARCHE DE LA FRAISE.
LES SPITANTS DE NAMUR.
WEPION.
Wépion is de Waalse hoofdstad van de aardbei. In het dorpje is zelfs een museum te vinden dat is gewijd aan deze vrucht en in het eerste weekend van september wordt in het dorp het feest van de aardbei gevierd.
Wépion is gelegen aan de Maas en langs de oever van de rivier kunt u een vijf kilometer lang jaagpad bewandelen. In de omgeving van het dorp is een ruïne van een klooster uit de 17de eeuw te vinden, de Marlagne. Lodewijk XIV verbleef hier tijdens het beleg van Namen. Tijdens de Franse Revolutie werd het karmelietessenklooster verwoest. Al vlug na ons vertrek komen we aan het Domein Le Moutier we wandelen hde dreef op langs het kerkhof voor huisdieren en dan de brug over en dan komt het kasteel in zicht. Dit domein heeft een hele geschiedenis.
Kasteel Moutier
Dit landelijk domein werd in 1890 opgericht en begin 1900 gerestaureerd. Het bevindt zich op de heuvels boven Wépion en biedt een uitzonderlijk uitzicht op de Maasvallei. In 1908 wordt het domein door een Brusselaar, Aurélien Bayot, overgekocht.
Hij wil het landelijk domein ombouwen tot een kasteel en met de mooiste residenties uit de vallei wedijveren. Aangezien zijn moeder uit Auvergne afkomstig is, vindt hij voor de inrichting van het domein, zijn inspiratie in de Franse stijl. De lijst van de kastelen van Drion, Wasseige en Grosjean breidt zich vanaf nu uit met dit van Bayot dat ondermeer paardenstallingen, opslagplaatsen, drie tuiniershuizen, een wintertuin, een druiven- en een bloemenserre, een park, een villa en een kapel omvat. In die tijd ging Aurélien Bayot reeds zijn hemden in Parijs kopen en zijn handschoenen en dassen in Cannes. Hij maakte talrijke reizen naar Rusland (33) en voor de oorlog waren de generaals van de Tsaar in het kasteel te gast. Op 30 mei 1914 verlaat hij deze wereld. Twee maanden later is het oorlog. Op 4 juni 1920 verkoopt Mevrouw Bayot, de weduwe van Aurélien, de eigendom aan vijf benedictines, waarvan de oudste, zuster Hildegarde die in 1881 werd geboren, moeder overste was. Kasteel Bayot vindt op dat ogenblik de meest onverwachte roeping : " Le Monastère du Mont Vierge " (Het klooster van de Maagdberg), waarvan de naam Moûtier. Ora et Labora, Bidden en Werken. Uitgeverij- en boekbindwerkplaatsen, drukkerij, gelegenheidsbeeldjes, aanmaken van priesterlijke ornementen, ze werken op vol rendement.
De onontbeerlijke eenzaamheid wordt helaas door de omgeving in vraag gesteld. De zusters beslissen het Domein van de Marlagne aan te kopen en op 19 september 1928 komt de eigendom in handen van Mijnheer Joarlette. Het klooster van Mont Vierge keert terug naar haar oorspronkelijke roeping van kasteel die haar door Aurélien Bayot werd toegekend. Dat hij er uiterst fier over was, getuigt de aanwezigheid van de ineengevlochten initialen A B boven de hoofdingang. Ze bevinden er zich nog steeds samen met de religieuze inscripties die men eveneens op de tweede verdieping terugvindt en in één van de eetkamers die de Benedictines van Mont Vierge als kapel gebruikten. Op 21 juni 1931 komt de eigendom van het domein in handen van de heer Victor Lannoy, een Brusselse industrieel, die bovendien gedurende meer dan 40 jaar ambassadeur van de Verenigde Staten zal zijn. Roger Siot, industrieel, stichter en bestuurder van de maatschappij Sambre et Dyle, evenals van talrijke andere firma's, koopt het domein over op naam van zijn echtgenote, Marguerite Elias de Mollein. Dit gebeurde op 15 april 1939.
Kasteel du Moûtier wordt vanaf nu " Château Siot " genoemd en draagt deze naam nu al meer dan 60 jaar. Bij het overlijden van Marguerite Siot komt de eigendom in handen van één van haar dochters, Micky Duysan-Siot die de eigendom komt betrekken. Ze begint onmiddellijk met de verfraaiingswerken van het domein en geeft het terug de naam van de Moûtier.
We verlaten het domein en wandelen verder langs mooi kleine wegen die ons de schoonheid van de streek laten zien. We dalen met de wandeling naar de Maas, aan de overzijde met prachtige rotsen.
Een eindje langs de Maas en dan weer stuk door het bos. Wij wandelen door een ingang van een domein, langs de watermolen en dan klimmen we door het bos en langs de vijvers. Nog even door het domein en dan weer een heel eind langs de Maas. Hier aan de oevers staan prachtige villas en dan komt het kasteel Dave in zicht. Het Kasteel van Dave is gelegen in Dave.
Het bestaat uit een aantal van de oudste gebouwen aan de zijde van de spoorlijn Namen-Dinant, en het 18de-eeuwse kasteel direct aan de Maas. Het is omringd door een park van 7 ha in Engelse stijl, met een aantal zeldzame boomsoorten. De grote bossen aan de westelijke kant van de spoorweg behoren tot het domein en worden om hun hout geëxploiteerd.
Domein en kasteel zijn niet publiek toegankelijk. We wandelen nu terug het dorp in en wandelen langs een paar mooie gebouwen en zo zijn we terug in Wepion. Een prachtige wandeling in een aangename streek.
VAKANTIETOCHT / DE SCHOVERIK / DIEPENBEEK 04/07/2011.
VAKANTIETOCHT.
DE SCHOVERIK.
DIEPENBEEK.
Vertrek met de wandeling in Lutselus en dadelijk met de wandeling de natuur in. Vandaag bewandelen twee natuurgebieden namelijk:
DE DAUTEWEYERS
Dit natuurgebied is 11 ha groot. De sierlijke vijvers zijn het visitekaartje. Verder tref je er hooilanden, elzenbroekbosjes, een vijver en een knotelzenhaag aan. De vijvers ontstonden door ijzerwinning halverwege de 19de eeuw.
Nadien kon de natuur er opnieuw haar plaats innemen. De Dauteweyers is een waterrijk gebied. De randen en de verlandingszones rond de vijvers vormen interessante overgangsgebieden .Verderop zijn er elzenbroekbossen en vochtig weilanden. Elk met zijn specifieke fauna en flora. We treffen hier dan ook vooral planten en dieren aan die water gebonden zijn. De Dauteweyers vormen het ideale decor voor één van de zeldzaamste amfibieën in ons land: de boomkikker.
DE DORPSBEMDEN - POMPERIK
Samen tellen ze 70 ha en strekken zich uit rond de visvijver 'De Pomperik'. Hier kijk je aan tegen sterke elzen en wilgen, in de zomer kan je er de bloemrijke hooiweiden bewonderen. Wandelaars dienen op de paden te blijven. Zo blijven zeldzame planten als kalmoes en orchideeën beschermd. Natuurpunt beheert er 38 ha. De naam Dorpsbemden geeft aan dat het gebied lange tijd in gebruik was als gemeenschappelijke weidegrond.
De gevarieerde bodemstructuur en het feit dat het gebied regelmatig overstroomt, zorgen voor afwisselende plantengroei. Het is vooral deze plantengroei die het gebied zo bijzonder maakt. Enkele zeldzame of interessante plantensoorten zijn kranskarwij, gevlekte orchis, trilgras, groengele zegge, bleke zegge, blaaszegge, pijptorkruid, grote ratelaar, kleine schorseneer, blauwe knoop, hondsviooltje, kruipwilg, wateraardbei en borstelgras. Deze flora zorgt voor een bonte bloemenpracht, ideaal voor een hele lijst dagvlinders. Blauwgraslanden zijn jaarlijks, eenmaal gemaaide onbemeste hooilanden, met een geringe opbrengst, op vochtige voedselarme bodems met wisselende waterstand (s winters drassig en s zomers oppervlakkig uitgedroogd).
Het zijn de schraalste en zeldzaamste graslanden met een uiterst groot natuurbehoudbelang. De blauwachtige kleur is vooral afkomstig van pijpenstrootje, blauwe zegge en tandjesgras. Kenmerkende planten zijn blonde en blauwe zegge, kranskarwij en kleine schorseneer. Begeleidende planten: blauwe knoop, egelboterbloem, melkeppe, wateraardbei, gevlekte orchis en tandjesgras. Al deze planten komen in de Dorpsbemden voor. Deze graslanden zijn in de loop van de 20ste eeuw dramatisch achteruit gegaan omdat ze gebonden zijn aan subtiele evenwichten. Door drainering en bemesting zijn ze bijna volledig verdwenen.
Vaak werden ze ook voor landbouwdoeleinden opgegeven en liet men ze verruigen met als gevolg overheersende zeggen en russen. Ook koekoeksbloem, watermunt en kale jonker komen daar talrijk voor. Door een natuurlijke verrijking van de bodem (nitraten) ontwikkelt zich tenslotte een hoog opschietende ruigtevegetatie met soorten als leverkruid, valeriaan, moerasspirea en engelwortel. Het is aangenaam om hier te wandelen en de verschillende planten te kunnen bezien. Ook verschillende vlinders kunnen we vandaag zien.
Een fijne en aangename wandeling in deze natuurgebieden.
In 1939 deed August Nicolai, toenmalig burgemeester van Wilderen, het licht uit in de oude stokerij. Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog zette eigenaar Nicolai de stokerij op non-actief.
Nu is het monument, samen met de oude brouwerij, open voor het grote publiek. In de oude alcoholstokerij van Wilderen leeft de traditie eindelijk verder. Laat je fascineren door de vervlogen geschiedenis. De deur die in 1939 werd gesloten in 2011 terug opengedraaid.
Wat geschiedenis:
De stokerij anno 1890 viel binnen accijnsgebied onder de zogenaamde landbouwstokerijen. Er werd alcohol van 95° gestookt. Deze werd aan jeneverstokerijen over heel België verkocht.
In 1913 breidde de alcoholstokerij uit met een gigantische rectificeerkolom zodat ook ter plaatse een fijn stooksel kon worden gedistilleerd. Vooral de enorme stoomketel valt op. Deze stoommachine van 40 pk is het enige voorbeeld in Limburg van een machine met liggende zuigers. De opgewekte stoom werd gebruikt voor o.a. het opwarmen van het brouwsel. Met de stoommachine werd ook elektriciteit gemaakt. Het was zelfs de bedoeling om ook stroom te leveren aan het dorp zelf.
En ook werd de gehele boerderij van stroom voorzien maar aangezien er 's avonds, wanneer men precies verlichting nodig had, niet gestookt werd, moest de geproduceerde elektriciteit opgeslagen worden in accu's. Ook de schoorsteen is een landmark in Wilderen. De technische installatie is quasi volledig bewaard en vormt daarmee een uniek stuk industrieel erfgoed op Europees niveau.
Een authentiek industrieel monument anno 1743 in het hart van het Truiense streekdorpje Wilderen te midden van uitgestrekte fruitboomgaarden.
Een hedendaagse brouwerij en distilleerderij, een imposante alcoholstokerij uit 1890 en een monumentale Haspengouwse vakwerkhoeve maken deel uit van dit uniek verhaal. Dit prachtig gerestaureerde domein is werkelijk de moeite om te bezoeken, de oude distilleerderij is volledig intact en kan in de weekenden bezocht worden. Een nieuw gebouw werd toegevoegd, maar stoort in het geheel niet, hier word nu lekkere bieren gebrouwen. Wilderen Goud en de Tripel Kanunnik. De vakwerkhoeve is prachtig gerestaureerd en is nu een gezellige taverne. Aan de straatzijde aan de kerk kun je het prachtige woonhuis bewonderen, best een geslaagde herbestemming van een bijzonder industrieel erfgoed.