MARCHE D'APRES-MIDI / MARCHEURS DU GEER / EBEN-EMAEL. 20/08/2011.
MARCHE DAPRES-MIDI.
MARCHEURS DU GEER.
EBEN-EMAEL.
Zes dorpjes die van de gemeente Bassenge deel uit maken, liggen netjes op een rij naast elkaar langs de Geer, die hier enkele bekoorlijke plekjes van zijn vallei te bieden heeft.
Een van deze dorpjes starten we met onze wandeling in Eben Emael. We wandelen door het dorp en gaan dan naar natuurreservaatje De La Guizette we komen langs de waterput en dan wandelen we het hekje in en komen zo in het natuurreservaatje. Wilde bloemen bedden voor de vlinders, bomen en struiken. Ook een grote vijver met kikkers en libellen. Het is geen grote oppervlakte maar de verscheidenheid fauna en flora is groot.
We komen aan Moulin de Frangele. De Moulin de Frangèle of Moulin Loverix is een graanwatermolen uitgerust met drie steenkoppels, opgetrokken voor 1800. De Bestendige Deputatie van de provincie Limburg, waartoe Eben-Emael vroeger behoorde, keurde op 7 oktober 1846 de vastgestelde pegelhoogte van 1,066 meter goed. De toenmalige eigenaar was Nicolas Letihon. Bij de inval van de Duitsers in 1940 werd de molen getroffen door een Stuka-bom. De inrichting is nog grotendeels aanwezig en het gebouw is mooi hersteld. Bij de vestiging van een taverne in 2005 werd het gebouw gerenoveerd en het hoog en smal metalen onderslag rad hersteld. Het geboomte aan de beekzijde is gerooid, zodat het rad wederom meer zichtbaar is. De watertoevoer is afgesneden door de recht trekking van de Jeker. De molen is zeer toeristisch gelegen, in de onmiddellijke nabijheid van het bekende fort van Eben-Emael.
Wij wandelen nu verder en gaan richting Kanne. Het witte dorp aan de Jeker. Zijn de overige deelgemeenten van Riemst komdorpen op het Haspengouws krijtplateau, dan heeft Kanne een uitgesproken valleisite. Het ligt immers aan de benedenloop van de Jeker die enkele kilometers stroomafwaarts van de dorpskom in de Maas uitmondt. Het Jekerdal is ca. 40 tot 50 meter in het krijtsubstraat ingesneden. Plaatselijk zijn de valleihellingen dan ook zeer steil.
Bijzonder fraai in dit verband is de Slingerberg in de Zusserdel waar de weg zich doorheen een droog dalletje naar boven kronkelt. Het smalle interfluvium tussen het Maas- en het Jekerdal noemt de Sint-Pietersberg. Het landschappelijk meest aantrekkelijke deel van deze heuvelkam situeert zich precies op het grondgebied van Kanne en noemt het plateau van Caestert. Het microklimaat en de kalkrijke bodem bezorgen dit plekje een voor Vlaanderen unieke kalkflora. Kanne wordt in toeristische brochures ook wel eens het witte dorp genoemd. Alle oude woningen en boerderijen zijn opgetrokken in plaatselijk ontgonnen mergelzandsteen;;; anderen zijn met kalkcement bestreken en wit geschilderd. De achterin liggende boerderij Cilissen, de U-vormige hoeve Vrijens en L-vormig huis Colijn uit 1651 zijn beschermde gebouwen in streekeigen mergelzandsteen.
Kanne is een uitgesproken grensdorp. De zuidelijke buurgemeente Eben-Emael thans een deelgemeente van Bassenge ligt in Wallonië en aan de voet van het kasteel van Neerkanne steek je haast onopgemerkt de landsgrens met Nederland over. Aan de Belgische voet van dit kasteel staan overigens nog enkele andere fraaie, historische gebouwen uit de 17e eeuw zoals een korenwatermolen, de H.-Grafkapel en het klooster van de kanunniken van Hoogcruts-Noorbeek. Verderop in de dorpskom staat de Sint-Hubertuskerk, een moderne zaalkerk (1938) met een Maasgotische toren (15e 16e eeuw). Aan de kruising van de Bakkerstraat met de Jeker liggen een aantal reusachtige rotsblokken. Deze zwerfstenen zijn afkomstig uit de Ardennen, ze werden tijdens de ijstijden door de Maas op ijsschotsen aangevoerd en in de zgn. Maasterrassen afgezet. We komen aan het Albertkanaal.
En wandelen langs de Trekweg Caestert en keren terug het dorp in langs de kapel. De barokke Heilig-Grafkapel, die volledig uit mergel of kalksteen opgetrokken is. De kapel werd door Herman Jekermans, een timmermanszoon en bezoeker van het heilige land in 1647 gebouwd als kleine kopie van de H. Grafkerk te Jeruzalem om zijn belofte bij behouden terugkeer na te komen. Vooral de gevel van de kapel is sterk geornamenteerd met onder meer Toscaanse pilasters en beeldhouwwerk. De kapel werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Dan komen we aan Huis Poswick, eerst klooster van de kanunniken van het H.Graf uit 1714. Later school en internaat en dan huis van Burgemeester Felix Poswick. Dan verlaten we Kanne en wandelen de Nederlandse grens over.
We wandelen op het Plateau van Caestert en Hoeve Caestert. Dan weer verder en krijgen een prachtig panorama op het Albertkanaal en de brug van Kanne. Het plateau vormde vroeger van Maastricht tot aan Wezet één geheel, maar is in de loop der tijd doorsneden geraakt en is er een deel van afgegraven ten behoeve van de kalkwinning. Het Albertkanaal doorsnijdt het plateau tussen de Belgische plaatsen Kanne en Ternaaien (Frans: Lanaye) en trekt met de 60 meter diepe insnijding veel fieters en wandelaars. Op het Nederlands grondgebied heeft de ENCI-groeve een grote krater geslagen en op Belgisch grondgebied heeft men de groeve Marnebel bij Eben Emael en een groeve bij Wezet gegraven. D'n Observant is een heuvel van metersdikke onbruikbare deklagen die bij het graven van de ENCI-groeve vrijkwamen. We komen nu aan Thier de Castert het gangenstelsel in het plateau. Wat later hebben we een prachtig panorama op de Maasen zijn uiterwaarden in Nederland.
Voor de tweede maal komen we aan de Hoeve Caestert met controle. Dan dalen we af naar Kanne en keren terug naar Eben Emael langs het Fort. Het Fort Eben-Emael is een voormalig Belgisch militair verdedigingsfort dat deel uitmaakte van de buitenste oostelijk gelegen fortengordel rond Luik, gebouwd in het Interbellum. Dit uniek gelegen en superieur bewapend sper Fort met 17 ondergronds met elkaar verbonden bunkers, werd in die tijd beschouwd als het sterkste fort ter wereld dat onneembaar leek.
Toch bleek in de praktijk dat het concept achterhaald was. Op 10 mei 1940 slaagden geoefende Duitse luchtlandingstroepen er in door verrassing, snelheid en nieuwe militaire technieken (gebruik van zweefvliegtuigen en toepassing van een nieuw wapen: de holle lading) om het geschut van het fort in vijftien minuten uit te schakelen.
Na anderhalve dag belegering moest het fort capituleren. We wandelen verder en vlug komen we aan het einde van deze prachtige wandeling.
In Borgloon toont Fred Eerdekens een geplooide lijn in het landschap. Vanuit een bepaald perspectief vervormt deze lijn in de perceptie, wordt datgene wat schijnbaar is ook zichtbaar.
READING BETWEEN THE LINES.
In het landschap gaan ze een nieuwe kerk bouwen met dunne laagjes staal. De speciale constructiewijze zorgt ervoor dat het landschap altijd zichtbaar blijft doorheen de kerk, zowel van op afstand als van dichtbij. De kerk is hierdoor wel aanwezig, maar ook afwezig in het landschap.
DIAVOORSTELLING BOLDERBERG - BORGLOON KUNST IN DE OPEN RUIMTE.
30E JOURNEE NATIONALE DE MARCHE POPULAIRE. / FEDERATION LUXEMBOURGEOISE DE MARCHE POPULAIRE. / JUNGLINSTER. LUX 15/08/2011.
30E JOURNEE NATIONALE DE MARCHE POPULAIRE.
FEDERATION LUXEMBOURGEOISE DE MARCHE POPULAIRE.
JUNGLINSTER. LUXEMBOURG.
Junglinster is een gemeente in het Luxemburgse Kanton Grevenmacher. Junglinster is een aangenaam dorp, de ligging tussen het uitgestrekte Grünewald in zuidelijke richting en Luxemburgs Klein Zwitserland.
Het agrarische landschap wordt enigszins ontsierd door de al te prominente aanwezigheid van enkele RTL-zendmasten. De eglise Saint Martin is een fraai voorbeeld van Luxemburgse laat barok (1774). Wij wandelen het dorp uit en komen zo in de prachtige landbouwstreek. Velden en akkers met hier en daar een groepje bomen. Gewoon mooi. Het is aangenaam om te wandelen de zon schijnt en het is lekker wandelweer. Nu komen we in het bos rond Bourglinster. Eerst komen we aan het Rennpad de oude verbindingsweg tussen Bourglinster en Junglinster. Wat verder komen we aan de Keltische vesting Beddestein wat verder hebben een prachtig zicht op de burg van Bourglinster. Aan de rand van het schilderachtige tegen de rotsen aangebouwde dorpje Bourglinster bevindt zich het indrukwekkende en prachtige gerestaureerde kasteel van de Heren van Linster.
Het word beschouwd als een van de belangrijkste kastelen van Luxemburg. Het dorpje Bourglinster zelf geeft een bijzonder charmante indruk. Vanuit Bourglinster hebben we een prachtig zicht op de brede vallei van de Ernz Noire. Wij wandelen door een prachtige streek. Op de akkers staan nog vele blauwe korenbloemen wat het heel mooi maakt. Wat verder komen de antennes van de radio in zicht en ook het einde van onze wandeling. De nationale wandeldag is weer een denderend succes.
We hebben nog wat tijd over en gaan nog een bezoekje brengen aan het historisch dorpje EHNEN.
Samen met de naburige dorpen vormde Ehnen het Hof van Lenningen dat van 967 tot 1795 bij het Grootkapittel van Trier behoorde.
In Ehnen bevonden zich de residentie van het hof, de tienden schuur en het administratiefcentrum van het gehele Hof. Als eerste komen we aan de Moezel waar we parkeren en tegenover de parking is het Wijnmuseum dit prachtige goed was gedurende verscheidene eeuwen het verblijf van d erijke en toonaangevende familie Wellenstein. Het werd in 1662 gebouwd, door huwelijken en aankopen werden de naburige huizen aan het goed toegevoegd. In 1974 kocht de Luxemburgse staat het goed en richtte er het Nationaal Wijnmuseum.
Na een wandeling door het dorpje gaan we het wijnmuseum bezoeken. We wandelen door het dorpje met prachtige oude gebouwen. Het Huis van Schengten is uit 1535,Tiendenhuis en Tienden schuur uit 1770 het werd gebouwd door het kapittel van Trier. Een bijzonder gebouw is de ronde kerk de enige in de streek de indrukwekkende toren is zeer oud omstreeks 1500, de ronde kerk werd in 1826 gebouwd. We genieten van de rondwandeling door dit prachtige dorpje. Als we terug aan het museum komen is dit open, wij bezoeken het. Het is een overzichtelijk en interessant museum over het leven van de wijnbouwer en het maken van wijn.
Het is een zeer leerrijk bezoek.
Wij wandelen ook nog een eindje langs de Moezel en dan gaan we naar MONDORF-LES-BAINES.
Mondorf-les-Baines is een populair kuuroord vlak bij de Franse grens. Het ligt in een aangename landelijke omgeving in het grens gebied van de Moezelstreek en het Franse Lotharingen.
De eerste bron met geneeskrachtige water werd hier in 1840 aangeboord. Het 24°C warme water heeft een heilzame werking voor onder meer reumapatiënten. Het Domaine Thermal dat in 1988 een grondige vernieuwing onderging, ligt in een prachtig 36ha groot park. Het park is rijkelijk met bloemen beplant en het oog heel mooi en geeft een rustgevende indruk.
Wij wandelen door het park en genieten van de pracht van de bomen en planten. Heel mooi, een pauze op het einde van het park in de taverne is welkom en wij hebben er een mooi overzicht op het park en de vele bloemen, de taverne is gelegen in de rozentuin. Wij wandelen terug naar de uitgang en gaan nog even door de straten wandelen.
Hier staan prachtige grote huizen. We hebben genoten van onze wandeldag in Luxemburg, hebben een prachtige museum en dorp bezocht en om af te sluiten een bezoek aan de Thermen. Gewoon prachtig.
PANNENKOEKENTOCHT / DE LOONSE TSJAFFELEERS / BORGLOON 14/08/2011.
PANNENKOEKENTOCHT.
DE LOONSE TSJAFFELEERS.
BORGLOON.
De wandeling vertrekt in de Stationstraat, dit is de straat waar vroeger de Villas stonden en de welgestelde woonden, vandaag zijn de villas er nog.
Verschillende zijn beschermt als monument. De vroegere stoommelkerij is er ook nog, maar nu wonen er mensen in. Wij wandelen verder naar beneden en komen aan de Stoomstroopfabriek. In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de boomgaard van Vlaanderen. Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt.
Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Dan wandelen we de spoorwegzate op, deze oude spoorweg was heel belangrijk voor de streek. Vandaag is het een wandel en fietsroute welke ons door het Loonse landschap brengt. We wandelen langs het Klooster van Colen en dan richting Kerniel.
Langs de oude spoorhalte en dan richting Jesseren. Zo komen we aan het voormalige station van Jesseren. Station Jesseren is een voormalig spoorwegstation langs spoorlijn 23 (Drieslinter-Tongeren) in Jesseren, een deelgemeente van de stad Borgloon. Bij de opening van de lijn in 1879 was er enkel een spoorweghalte. Rond de eeuwwisseling kreeg Jesseren een volwaardig station. Na de sluiting van de spoorlijn werd het gebouw ingericht als een café. Tegenwoordig is het een woning. Het goederenstation bediende de stroopfabriek "Grande Siroperie Limbourgeoise" die aan het stationsplein gevestigd was. De fabriek werd in 1999 afgebroken, het goederenstation is nog steeds aanwezig. Nu wandelen we naar de controlepost en dan gaan we terug door Jesseren dorp met zijn grote hoeven.
We wandelen het veld in langs plantage en akkers, de ruilverkaveling is bezig met werken in het veld. Wij wandelen verder richting Borgloon; Boeshoven. Dan wandelen we door de stad af langs het stadhuis en terug naar het vertrek. Een mooie en aangename wandeling in Borgloon de Parel van Haspengouw.
33e MARCHE INT. / CLUB DES MARCHEURS DE BELLEVAUX. / BELLEVAUX. 13/08/2011.
33E MARCHE INT.
CLUB DES MARCHEURS DE BELLEVAUX.
BELLEVAUX.
Bellevaux-Ligneuville, strekt zich uit in de vallei van de Amblève een groene oase omgeven door beboste heuvels waar men gezonde lucht inadement. Dit landelijke paradijs vormt met Pont en Bellevaux een gemeenschap van ongeveer 1273 inwoners.
Het onstuimige water van de Amblève dringt zich door het weidelandschap, en het is moeilijk ongevoelig te blijven voor de charme van die natuur. Sinds 1984 is Ligneuville, de plaats waar forellen gekweekt worden, vandaar zijn naam (Capitale de la Truite). De dorpskerk dateert van 1910. Ze werd na de 2de wereldoorlog gerestaureerd. In Pont, in de schaduw van reusachtige bomen hebben we de kapel van de heilige Donatius ingehuldigd in 1752. Ze behoort tot het geklasseerde patrimonium van de gemeente. In dit kleine dorp is er eveneens het Huis Micha, de grot van de Maagd Maria in een mooi park niet ver van het riviertje van Recht, en ook een forellenkwekerij.
Het charmante dorp Bellevaux (Belva ) synoniem van mooie vallei, is met zijn pittoreske gehuchten verscholen in een dal. De geklasseerde kerk uit 1435 is toegewijd aan de heilige Albinus. Uit 1592 is ook het huis Maraite, een geklasseerde woning, alsook de oude molen van Bellevaux uit 1387 maar niet meer in gebruik sinds 1963. De tuinen van de tuinbouwers en de serres kan men bezoeken en aanbevelen, alsook de recent gevestigde brouwerij in het dorp.
De amateur alpinisten kunnen zich uitleven op de rotsen van de Warche. De aandachtige wandelaar kan hier ontspannen de wilde natuur waarnemen. Vandaag op de wandeling door de bossen kunnen we een verscheidenheid aan paddenstoelen ontdekken. De wandeling brengt ons door de mooiste natuurplekjes van Bellevaux, Hedomont en Lasnenville. Een prachtige natuurwandeling hebben we vandaag gedaan.
2E MEMORIAL BERNARD DUBOIS. / LES ROTEUS WAIBIENS THUIN / LEERNES. 10/08/2011.
2E MEMORIAL BERNARD DUBOIS.
LES ROTEUS WAIBIENS THUIN.
LEERNES.
We vertrekken met de wandeling bijna aan de Abdij van Aulne. We zien de ruïne als we de tocht aanvatten. We wandelen de straat af en stekken de sluis over en wandelen even langs de Samber en dan komen we aan de ruïne van de abdij.
De majestueuze ruïnes van de voormalige Abdij van Aulne liggen aan de bosrijke oever van de Samber, op het grondgebied van Gozée, nu een deelgemeente van de Belgische stad Thuin. De plek is genoemd naar de elzeboom (geslacht Alnus, in het Frans aulne), die hier wellicht in grote hoeveelheden voorkwam toen de abdij werd gesticht. Verborgen in een steile vallei op de rechteroever van de Samber, wordt ze terecht "Vallei van de Vrede" genoemd. De alluviale grond en oneindige rijkdommen zijn voor de monniken van onschatbare waarde. De Samber biedt hen een onuitputtelijke watervoorraad, een ideale transportweg en een enorme bron van hydraulische energie. Daarom bouwden ze ook ingenieuze hydraulische machines. Een oase van rust waar het goed leven is...
De oude boomgaard die onlangs werd heraangelegd, was de binnenplaats van de voormalige ziekenboeg en de tuin met geneeskrachtige planten bevond zich op de plek van de conciërgewoning. De tuin was ook een belangrijke bron van energie.
Een stukje geschiedenis:
Volgens de plaatselijke legende zou de Abdij van Aulne gesticht zijn in 637, door de berouwvolle struikrover Landelinus, die ook de naburige abdij van Lobbes stichtte. Tot het jaar 889, toen de abdij niet langer onder de voogdij van Lobbes ressorteerde, blijft de geschiedenis vrij duister.
Onder het stimulerende bewind van Ursmarus, 2e prior van Lobbes, en van Pepijn van Herstal kende Aulne een snelle ontwikkeling. In 880 werd de abdij geplunderd door de Noormannen, waarna ze een vijftigtal jaren in puin bleef liggen, tot ze weer uit haar as verrees, door de tussenkomst van de Luikse bisschop Richarius (922-945).De monniken leefden aanvankelijk volgens de strenge regel van Columbanus van Luxeuil. In 1147 schonk de Luikse prinsbisschop Hendrik II van Leyen (1145-1164) de abdij aan Bernardus van Clairvaux, waarna ze overgenomen werd door cisterciënzermonniken, en dat was het begin van een totaal nieuwe periode. Vooral prinsbisschop Hugo II van Pierrepont (1202-1229 droeg in hoge mate bij aan de geestelijke en materiële welvaart.
De verdere geschiedenis van Aulne wordt gekenmerkt door afwisseling van luisterrijke perioden en tijden van rampspoed, oorlogen en plundering. De abdij verwierf uitgestrekte landerijen in de wijde omgeving, wat haar tot een van de machtigste van de Zuidelijke Nederlanden maakte. Ook beschikte zij over refugiehuizen in de steden Thuin, Hoei, Luik en Bergen, en sinds 1629 ook over een eigen college (Aulnecollege) aan de Leuvense universiteit. De kloosterbibliotheek herbergde meer dan 50.000 volumes en 4.000 handschriften. In de 15e eeuw had de abdij zwaar te lijden onder de plundering door de Bourgondiërs tijdens de oorlog tegen het prinsbisdom Luik (waartoe Aulne behoorde), in de 16e eeuw eerst onder de invasie van Franse troepen van koning Hendrik II, daarna onder de uitspattingen van de Geuzen.
In de 18e eeuw liet de abt Barthélémy Lovant (1728-1753) zijn abdij, die aan natuurlijk én menselijk verval ten prooi was gevallen, grondig restaureren. Aulne werd met overdadige luxe herbouwd: de gotische abdijkerk (oorspronkelijk uit de 12e eeuw) kreeg een nieuwe voorgevel in classicistische stijl, de abdij had zijn eigen fabrieken, waaronder een leerlooierij en een brouwerij, en de vroegere vertrekken van de abt werden omgebouwd tot een luxueus gastenverblijf, terwijl de abt zelf zijn intrek nam in een nieuwe vleugel. In 1775 waren de bouwactiviteiten eindelijk voltooid, maar de abdij was geen lang leven meer beschoren.
In 1794 werd Aulne zodanig vernield dat er slechts een ruïne overbleef door het geweld van de Franse Revolutie, maar ook en vooral door de plaatselijke bevolking, die het al een tijdje moeilijk had met het autoritaire beleid van de invloedrijke abten (onder meer m.b.t. de graanprijzen) en nu de kans kreeg opgekropte haatgevoelens te luchten. Ook de schitterende bibliotheek ging in vlammen op... In de 19e eeuw tenslotte werden bepaalde delen gerestaureerd, die een nieuwe bestemming kregen als retraitehuis. Ook werd, met materiaal uit de ruïnes, een nieuwe Sint-Jozefskerk gebouwd (in 1868, voltooid 1875).
Straks als we van de wandeling terug komen kunnen we de ruïne bezoeken, maar eerst wandelen we de prachtige natuur in, we komen langs de unieke boerderij van de abdij het woonhuis is uitzonderlijk groot en de stallingen met pilaren en bogen is zeer mooi om te zien, wij kijken even op de binnenkoer naar de prachtige bouwwerken. We vervolgen onze route door de prachtige natuur met verschillende vergezichten.
Na een hele poos door de bossen komen we terug aan de abdij. Een gebouw als toegangspoort brengt ons naar de ruïne. Hier verlaten we even het parkoer en bezoeken de abdij.
We kunnen hier verschillende prachtige fotos maken. Wij wandelen door de ruïne en nemen onze tijd om de ruïne te bezoeken. Na ons bezoek terug op de wandeling en wat verder komen we terug aan ons vertrekpunt, wat een prachtige wandeling en zeker het bezoek aan de ruïne is heel bijzonder.
We zijn hier dicht bij FONTAINE-LEVEQUE: hier staat het Kasteel van Bivort.
We wandelen even door het stadje, wat opvalt zijn de vele huizen die leeg staan, maar ook zijn er nog prachtige gebouwen zoals het Kasteel van Bivort. Vandaag in gebruik als gemeentehuis.
Het Kasteel is een oud feodaal kasteel omringd door water, uit de 13de eeuw dat momenteel de gemeentelijke diensten huisvest. Het kasteel dat verwoest werd door tal van branden en oorlogen, werd in 1869 gerestaureerd door Mr Bivort en de architect Cador. De kamers hebben hun inrichting in Lodewijk XVI-stijl behouden; de kapel heeft haar Lodewijk XIV-voorgevel behouden en de vensterkruisen zijn nog steeds zichtbaar.
De voorgevels van het kasteel dateren uit de Renaissance. We komen aan het plein voor het kasteel twee ronde torens met muren verbonden onthalen ons. Wij klimmen de trap op om aan de ingang van het kasteel te komen, het is een indrukwekkende geheel. Prachtig om te zien. Wij wandelen rond en dan wandelen we nog even de stad in. Boven aan de stad staat nog een kasteel nu in gebruik door de politie. Hier eindigt voor ons onze wandeldag in een mooie streek.
WANDERUNG "GO WEST" / WSV DE GRENSLOPERS. SCHINVELD. / GANGELT. D. 07/08/2011.
WANDERUNG GO WEST
WSV DE GRENSLOPERS. SCHINVELD.
GANGELT. D.
De wandeling word georganiseerd door de Nederlandse wandelclub De Grenslopers het is een wandeling om de regio Selfkant in Duitsland het wandelen te leren kennen. Der Selfkant" beschikt over een aantrekkelijk natuur- en landschapspotentieel en is een echt waardevol cultureel erfgoed. Deze regio staat open voor toerisme en dagrecreatie. Beleef door middel van een tocht het hertenkamp in Gangelt, de "Selfkantbahn" en het boerderijmuseum. Ontdek tevens door middel van een fietstocht de verschillende molens in deze regio.
"Der Selfkant" heeft een oppervlakte van 129 km2 met 31.000 inwoners en is de meest westelijk gelegen regio van Duitsland die op een lijn van 50 km de grens naar Nederland en de Nederlands/ Belgische maasregio vormt. De gemeentes Gangelt, Selfkant en Waldfeucht zijn verbonden door hun rijkdom aan natuurlijk landschap. Dit landschap kan te voet op een ontspannen en uitstekende manier verkend worden. Vooral het 700ha grote natuur- en landschapspark Rodebach (Roode Beek) is een belevenis. Vertrek van de wandeling aan het stadhuis van het Historischer Ortkern 1644. Het in 828 Koniggoed van Karel de Grote kreeg in 13/14 eeuw een stenen omwalling met in totaal van 13 torens waarvan 4 toegangspoorten waarvan er vandaag nog 2 over zijn. Ook de burchttoren die vandaag bewoont is bewaard gebleven. Er zijn nog verschillende delen van de stadsmuur bewaard.
Wij verlaten Gangelt en wandelen langs hetMunchhausen en dan door de stadspoort en zo komen we buiten het dorpje. Langs mooie oude panden en zo komen we aan de Mohrenmuhle dan wandelen we de natuur in prachtige zichten over het landschap. We komen in Stahemet zijn vierkante rode stenen kerktoren en weer verder met de wandeling. In het volgende dorpje komen we aan Niederbusch en zo komen we aan de grens met Nederland welke we weldra overstekken.
We komen in het natuurpark "Rodebach-Roode Beek waar we verder wandelen en dan in de Schinveldse Bossen prachtige zichten over het landschap met bossen en vijvers. Wat een prachtig stukje natuur gebied met een grote kudde Hooglanders prachtig om te zien en er tussen door te wandelen. We komen zo aan de rust post bij Nonke Buusjke .
Aan de rand van de Schinveldse Bossen, half verscholen onder het lover, ligt het Nonke Buusjke. Een historisch kleinood dat uniek is voor Nederland. Het koestert een verzameling Zuid-Limburgse vakwerkhuizen en werkplaatsen uit het begin van de vorige eeuw. Middelpunt is de geheel gerestaureerde vakwerkboerderij. Daaromheen de bijgebouwen als bakhuis, stroopstokerij, timmerwerkplaats, weefhuis, klompenmakerij en schoenmakerij. Alle gebouwen zijn volledig ingericht met authentieke meubels en gebruiksvoorwerpen die rond 1900 op het Limburgse platteland werden gebruikt. Een collectie landbouwwerktuigen uit de tijd voor de mechanisatie maakt de herinnering aan een voorbije samenleving compleet. Toch is het Nonke Buusjke niet zomaar een openluchtmuseum ..... het is een gezellige plekje waar je rustig kunt genieten van al wat er tentoongesteld word en de verschillende gebouwen.
Tijdens onze rondgang door het Nonke Buusjke zien we aan de muren van de gebouwen tal van gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. Zo komen we onder meer langs de volgende bezienswaardigheden: Vakwerkpaneel in opbouw. Hier kunt we zien hoe het 'vakwerk' gemaakt wordt. Alle gebouwen in Nonke Buusjke zijn op deze wijze gebouwd. Landbouwwerktuigen, onder een afdak staan allerlei landbouwwerktuigen als ploegen, eggen enz. Het wesjhok (washok) Attributen die vroeger bij het wassen werden gebruikt zijn o.a. de wasteil met wasbord (de home-trainer van weleer), de schommelwasmachine, de mangelwringer, de strijkstoof/kragenstrijker en natuurlijk milieuvriendelijke wasmiddelen. Achter het Zeemsjtoakes staan enkele attributen die werden gebruikt bij overlijden en begraven, zoals een lijkkistenwagen voor het vervoeren van de zerk van de timmerman naar het sterfhuis. Verder een paar dodenplanken en een draagbaar voor kinderen. Als laatste een vervoermiddel voor overledenen naar de kerk en het kerkhof.
Verder staat er nog een koekbreker voor het breken van veevoer. Het zeemsjtoakes (stroopstokerij) U bevindt zich hier in een echte stroopstokerij. De appels en peren worden in ongeveer 4 uur gekookt, waarna het wordt uitgeperst. Het sap wordt opgevangen in tonnetjes en daarna opnieuw 4 uur opgekookt. Het vuur wordt gestookt met hout. Op de bovenverdieping is een ruimte voor de opslag van stroop en een zit/slaapkamer voor de stroopstoker. Het werk gaat immers dag en nacht zo'n 6 weken lang door. Het stroopstoken is al met al een tijdrovende bezigheid. De timmerwerkplaats. Deze geeft u een indruk hoe en waarmee de timmerman vroeger werkte. Er staat o.a. een met de hand te bedienen boormachine. Verder een houtdraaibank met voetbediening. Deze werd o.m. gebruikt voor het maken van pompzuigers. Verder ziet u diverse zagen, schaven en klein gereedschap. Het weefhuis. Hier vindt u alles op het gebied van weven, spinnen en vlasbewerking. O.a. een weefgetouw uit 1750, enkele spinnenwielen en gereedschap voor de bewerking van vlas, zoals vlaskammen, vlasbraak enz. De klompenmaker. De klompenmaker gebruikte o.a. een boor, guts, dopbeitel, paalmes, schrapmes en varshaak. De karresjob. Deze werd vroeger gebruikt voor het opbergen van karren, hooiwagens en landbouwwerktuigen. Nu doet hij, vooral bij slecht weer, dienst als onderkomen voor onze gasten.
De stallen. Hierin zijn ondergebracht een paarden- en koeienstal, een varkens- en geitenstal en een opslagruimte voor stro, hooi en paardentuig. Aangrenzend aan de stallen is er nog een 'karresjob', waar de koets, de gierton en andere voertuigen een plaats hebben. Buiten staat een roswerk dat in beweging kan worden gebracht door een paard en waarop bijvoorbeeld een dorsmachine kan worden aangesloten. Tuin en weiland. Achter de schoenmakerij kunt u een blik werpen op de moestuin, bloemen- en kruidentuin, de bijenstand en weilanden. Meestal lopen er paarden, schapen, ganzen, eenden en kippen. De dorpswinkel. Deze verkoopt nog snoepgoed uit grootmoeders tijd, zelfgemaakte stroop (afhankelijk van het voorbije seizoen) en bijenhoning uit eigen imkerij. Verder zijn hier consumptiebonnen verkrijgbaar voor drank en zelfgebakken vlaai. Ook litteratuur en ansichtkaarten over het Nonke Buusjke zijn hier te koop. Privé-woonhuis Naast de winkel is het dagelijks verblijf van de 'nonkes', de vrijwilligers van het Nonke Buusjke. Dit is niet toegankelijk voor het publiek.
Bakkes (bakkerij). De oven van de bakkerij wordt gestookt met 'sjansen' (takkebossen). Binnen ziet u de oven, met deegtrog, mengtafel, inschieten en de kist met de voorraad meel. Er kunnen in één keer 16 vlaaien of 30 broden worden gebakken. Achter deze oven staat nóg een oven. Deze wordt enkele malen per week gebruikt voor het bakken van de vlaai. De sjoester. Dit is een originele schoenmakerij, zoals er vroeger in elk dorp wel één of meerdere waren. Binnen ziet u de werktafel, de naaimachine, diverse gereedschappen en materialen en buiten staat de leermangel. De smidse en de noodstal (hoefstal). De hoefstal staat buiten en wordt gebruikt voor het beslaan van paarden. Binnen kunt u het smidsvuur zien, met een handbediende blaasbalg, een boormachine en een stansmachine. Verder het aambeeld, de bankschroef en andere werktuigen die de smid nodig heeft.
Schuur. Op 'den den' (de deel) is de plaats waar met een dorstvlegel het graan werd gedorst. Hier staat ook de wanmolen waarmee het kaf van het koren wordt gescheiden). Verder de strohakselmachine, enkele inhoudsmaten (vaten), de bascule (weegschaal) en een trieur (zaadsorteermachine). Zo hebben we alles kunnen bewonderen en kunnen we ook even verpozen met een stukje Limburgse vlaai en koffie. We vervolgen onze wandeling.
Terug op het parkoer en we komen dan langs de Dahlmuhle deze werd in 1642 al vermeld en werd gebruikt tot in 1935. Dan komen we weer terug aan de ingang van het dorp door de toegangspoort en terug naar het stadhuis waar een prachtige wandeling eindigt.
SELFKANTBAHN.
In het uiterste westen van Duitsland rijdt de laatste metersporige tramlijn in Noordrijn-Westfalen. Iedere zon- en feestdag van Pasen tot begin oktober rijdt de Selfkantbahn tot grote vreugde van grote en kleine treinliefhebbers de 5,5 kilometer lange route tussen de stations Gillrath en Schierwaldenrath. Met 20 kilometer per uur vervoert een echte stoomlocomotief zijn gasten net als vroeger.
In de derde klas van de historische wagons of op een open platform genieten de reizigers van het rustig voorbijtrekkende landschap. Wij nemen de kans waar om met de oude stoomtrein mee te rijden een hele belevenis en zeker de moeite om eens te doen. Wij hebben er in alle geval van genoten.
37E MARCHE DE LA GODASSE. / LA GODASSE OUPEYE. / OUPEYE 06/08/2011.
37E MARCHE DE LA GODASSE.
LA GODASSE OUPEYE.
OUPEYE.
Oupeye doorkruist door de Romeinse weg van Maastricht naar Luik via Verviers. We wandelen door een stukje Waals Haspengouw met veel landbouw, mooi is het wel om er te wandelen, vele grote boerderijen komen we op de wandeling tegen. We wandelen een heel eind over de oude spoorwegzate nu een fiets en wandelroute die ons de mooiste plekje laar zien uit de streek.
We wandelen weer verder en komen zo aan in Pontisse. We komen aan de Ferme Thiry of Ferme de Pontisse (rue de lAbbaye) Deze hoeve was eigendom van de15de-eeuwse Abdij van Vivegnis en werd in 1661 tijdens de regeerperiode van de abdis Marie-Anne de Fléron de Melin een eerste keer herbouwd. Te dicht in de buurt van het fort gelegen, dus schuilplaats voor de vijand of een obstakel bij het schieten, liet het Belgische Leger het gebouw opblazen. Nadien weer opgebouwd werd het gebouw tijdens W.O.II opnieuw getroffen en later opnieuw gerestaureerd. Harmonieuze vierkante hoeve met duivenpoort (symbool van de heerlijke macht), karrenpoort, gedenksteen van de eerste constructie in 1661. Nu gelegen in een prachtige omgeving. Aan de overzijde van de straat het Fort van Pontisse. Het fort van Pontisse maakt deel uit van de 12 forten die de Belgische regering in 1887 in Luik wilde bouwen. Tijdens beide Wereldoorlogen werd op deze locatie hevig gevochten en zwaar weerstand geboden. Na W.O.II gebruikte het leger dit als munitiedepot en verkocht het in 1964 aan de FN (Nationale Fabriek van oorlogswapens) die er een opslagplaats voor explosieven van maakte.
In 2002 besloten een aantal vrijwilligers uit de streek, liefhebbers van geschiedenis en naturalisten, om een vereniging op te richten met de naam «Fort de Pontisse ». De doelstelling ervan is het bewaren van de ruïnes van het fort, de valorisatie en de promotie van de biologische, historische en culturele waarde van dit oord. Er huizen intussen vleermuizen en het oord is begroeid met een weelderige vegetatie waardoor het ontegenzeggelijk een hoge milieuwaarde heeft. Ook is hier de vereniging « Animânerie » gevestigd met een opvang voor ezels, hier door hun eigenaren ondergebracht of door dierenbeschermingen. Voor kinderen worden ezeltochtjes georganiseerd en iedere eerste zondag van de maand wordt opendeurdag gehouden. Het is prachtig te zien hoeveel ezels hier een opvang bekomen en een rustig leventje kunnen leiden.
We wandelen weer verder en komen in Vivegnis. Langs de weg keren we terug naar Oupeye waar we nog even langs het kasteel wandelen. Met uitzondering van Hermalle-sous-Argenteau, een niet-leenroerig goed van het hertogdom Brabant, hingen de dorpen van Oupeye af van het prinsbisdom Luik. Een klooster van cisterciënzerinnen werd in 1238 gesticht in Vivegnies en bleef er gevestigd tot aan de Franse Revolutie. Het hoofdgebouw van het kasteel van de Heren van Oupeye uit 1176, werd in de 17de eeuw verbouwd door de Luikse wapenhandelaar Curtius. De dorpen, die vroeger uitsluitend agrarisch waren, namen in de 19de eeuw in beperkte mate deel aan de industrialisering van het Luikse bekken. Vandaag is het kasteel van Oupeye een cultureel centrum.
L'AOÛTIENNE / LES MARCHEURS DE L'AMITIE LANDENNE / SEILLES. 03/08/2011.
LAOÛTIENNE.
LES MARCHEURS DE LAMITIE LANDENNE.
SEILLES.
Seilles een deelgemeente van Andenne die telt tien deelgemeenten. Naast de stadkern Andenne zelf zijn dit nog Bonneville, Coutisse, Landenne, Maizeret, Namêche, Sclayn, Seilles, Thon en Vezin. Andenne is de belangrijkste en meest bevolkte deelgemeente, gelegen aan de zuidkant van de Maas. Direct aan de overkant van de rivier ligt het centrum van Seilles.
Hier vertrekt onze wandeling vandaag. Aan het dorpsplein met een prachtig parkje en kiosk, wat verder de kerk en hier vertrekt onze wandeling. Wij wandelen nu naar Reserve naturelle de Sclaigneaux Het natuurreservaat van Sclaigneaux strekt zich uit over meer dan 50 hectare en vormt een paradoxale plaats. Het is een natuurreservaat toe te schrijven aan vervuiling door de zinkovens. Het biedt ons een dorre landschap, gemaakt van kalkgraslanden, die slechts een paar zeldzame bomen groeien.
Er zijn vele orchideeën, en zeer zeldzame planten, zoals de Viola calaminarla, Armeria Maritima of ovina calaminaire, alle planten die de bijzonderheid hebben om op metaalrijke bodem te leven. Heel verbazingwekkend om te bezoeken met mooie zichten op de maasvallei. Veel gaten komen voor in kalkgraslanden het zijn de restanten van militaire oefeningen die hier plaats vonden tussen de twee wereldoorlogen. Wij wandelen door dit prachtige natuurreservaat.
Een bijzondere plant die hier voorkomt zijn de Kaardebollen.
De grote kaardebol komt oorspronkelijk uit Noord-Afrika (Maghreb), Voor-Azië en Europa, maar komt tegenwoordig overal in de gematigde streken voor. De plant is tweejarig en kan 70-150 cm hoog worden. De bladeren zijn twee aan twee tegenoverstaand en de vergrote bladvoet werkt als opvangbakje voor water. De lila bloempjes zijn klein en ongesteeld en staan bij elkaar op een hoge ineengedrongen tros (hoofdje). Ze hebben een 5-9 cm lange gemeenschappelijke 'kelk' (het omwindsel). Elk bloempje heeft naast een eigen vergroeidbladig omwindseltje ook nog een kelk van stijve haren. Een bloempje heeft vier meeldraden, één stamper en een onderstandig vruchtbeginsel met één zaadknop. De bloei begint vanuit het midden van de bloeiwijze en bloeit tegelijk naar boven en beneden. Hierdoor zijn twee bloeiende ringen te zien.
De kaardebol produceert veel nectar en trekt daarom veel insecten zoals solitaire bijen en hommels. De weverskaarde werd vroeger in de Vaucluse (Zuid-Frankrijk) veel verbouwd en geëxporteerd naar onder meer Nederland, Rusland en Japan. Honderden hectaren waren in Zuid-Frankrijk in de 19e en 20e eeuw in productie. In 1862 was dat 2326 ha. Na 1968 was er nog één firma die de weverskaarde kon leveren maar dat bedrijf sloot in 1985. De Bloemhoofdjes van de kaardebol werd in de Middeleeuwen gebruikt voor het ruwen van gevolde wollenlaken, hiertoe werden een aantal van deze kaardebollen in een kruisvormige houten houder bevestigd. Later zijn er zelfs speciale machines ontwikkeld voor het ruwen van weefsels met behulp van de kaardebol. De bloemhoofdjes werden daartoe op stalenpennen geregen. Een dergelijke machine staat nog opgesteld in het Nederlands Textielmuseum te Tilburg. Als wolkaarde is de weverskaarde nooit gebruikt. De stekels van deze zaadbol zijn daar niet sterk genoeg voor.
Als we het reservaat verlaten zien we de prachtige kasteelhoeve de zang van de vogels . we wandelen verder en komen zo langs de prachtige grote hoeven in hardsteen. We komen zo in Petit Waret. Een gezellig dorpje de oude school is gerenoveerd en word binnenkort gebruikt als ontmoetingscentrum.
Wat verder nog wat mooie boerderijen en dan wandelen we de velden in. Velden en akkers zo ver het oog rijkt. Landbouw is hier nog steeds de hoofdactiviteit. Wat het landschap aangenaam maakt. Dan komen we in Landenne, met de kasteelhoeve, op oude fotos staat er een groot vierkante kasteeltje bij maar deze is nu verdwenen. Het is een grote boerderij met grote stallingen. Dan weer terug de velden in. Nu keren we terug naar Seilles waar deze prachtige wandeling eindigt.
CATHARINATOCHT / WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA / LEMIERS - VAALS 31/07/2011.
CATHARINATOCHT.
WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA.
LEMIERS VAALS.
Lemiers is een klein kerkdorpje, dat voor het grootste deel in Nederland, gelegen is in de gemeente Vaals, in het zuiden van de Nederlandse provincie Limburg.
Een klein gedeelte van Lemiers ligt echter in Duitsland en behoort tot de "Stadt" Aachen en grenst aan de plaatsen Laurensberg en Orsbach. De grens in Lemiers tussen Duitsland en Nederland wordt door de Selzerbeek (Senserbach) gevormd. Een bruggetje over de beek vormt de verbinding tussen de twee dorpsdelen in de twee landen. Wij vertrekken met de wandeling en vlakbij de weg werd in 1896 een nieuwe Sint-Catharina en Luciakerk gebouwd, een gebouw in neoromaanse stijl ontworpen door architect Jan Jorna. Dan wandelen we even langs de steenweg waar we langs een prachtige vakwerkhoeve wandelen.
In Lemiers komen nog verschillende vakwerkhuizen voor. Zowel de naam als de vakwerkhuizen hebben iets te maken met Lemiers. Het eerste deel van de naam Lem- bestaat in de lokale Lemierser taal nog steeds in de vorm van het woord "leem". Dat aangeeft, dat er ten gevolge van regelmatige overstromingen van de Selzerbeek veel gemakkelijk winbare limburgse klei (Löss) voorkwam. Deze klei werd als grondstof bij de bouw van vakwerkhuizen gebruikt. Wij wandelen verder en gaan de weilanden en velden in, aangenaam om te wandelen de rust van de omgeving trok een kloosteroorde aan. Wij zien de Abdij St. Benedictusberg van Vijlen liggen. Het kloostergebouw, dat bij velen de indruk wekt al eeuwen oud te zijn, dateert van het jaar 1923. De bewoners van deze abdij zijn monniken van St.Benedictus. Wij komen in Mamelis is een gehucht in de gemeente Vaals, in Limburg. Hoewel Mamelis in het hedendaagse postcodeboek onder het dorp Lemiers is opgenomen, vormde het gehucht van oudsher een van de Vijlener rotten; de buurtschappen van de heerlijkheid Vijlen. Het plaatsje bestaat uit een aantal huizen, boerderijen en - gelegen op een heuvel - de abdij St. Benedictusberg. De huizengroep in vakwerk zijn prachtig en zijn werkelijk een juweeltje. In 1840 had Mamelis 15 huizen en 128 inwoners. Anno 2008 heeft het gehucht zo'n 80 inwoners. Er zijn twee hotels en een paard rijschool gevestigd. Vanwege de landschappelijke waarde van de omgeving is Mamelis geliefd bij toeristen en wandelaars.
De Selzerbeek stroomt vlak langs het gehucht, en heeft naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling ervan. Tot ver in de twintigste eeuw was er bovendien een watermolen in gebruik: de Schoeërmolen. Mamelis is een beschermd dorpsgezi Wij wandelen door het dorpje steken de Selzerbeek over en dan wandelen we de natuur in. Wij wandelen verder en komen in het Kolmonderbos. Nu steken we de grens over en komen in Orsbach. Hier zijn prachtige huizen in witte steen. Orsbach is een dorp met ongeveer 600 inwoners in de Duitse stadsgemeente Aken, gelegen in het stadsdeel Laurensberg. Orsbach ligt ten noorden van het Nederlandse dorp Lemiers en ligt op ongeveer zeven kilometer van het centrum van de stad Aken.
Het dorp ligt op het Duitse deel van het Plateau van Bocholtz. "Burg Orsbach" In het dorp ligt een oude middeleeuwse burcht die tegenwoordig als woning in gebruik is. ook hier weer mooie vakwerkhuizen en we komen zo in Oud-Lemiers. Oud-Lemiers met de Sint-Catharinakapel ligt aan de zuidkant van de Selzerbeek op enige afstand van het kasteel van Lemiers. In de vroege middeleeuwen lag Lemiers aan de verkeersader Tongeren-Maastricht-Aken. In 936 reisde de Duitse keizer Otto I na zijn kroning langs deze weg naar Maastricht. Omstreeks 1055 schonk graaf Katelo een hof in Lemiers aan de Mariakerk in Aken. Oud-Lemiers is een beschermd dorpsgezicht.
We wandelen langs de huizen en komen zo aan het Kasteel Gen Hoes. We lopen even tot aan de ingang met brug over de grachten, het is wel mooi om te zien maar het kasteel zelf zien we niet ligt verscholen achter de bomen en struiken, wel kunnen we tot aan de kasteelboerderij wandelen met vierkante toren en langs de kasteel bakoven welke prachtige gerestaureerd is. Wij wandelen nu terug naar ons vertrekpunt, hier eindigt een prachtige wandeling in de grensstreek.
We zijn hier in Vaals en we gaan even tot aan het Drielandenpunt. Een fijne en aangename dag.
34E MARCHE DE NUIT / LES GOE-LANDS / GOE 30/07/2011.
34e MARCHE DE NUIT.
LES GOE-LANDS.
GOE.
Goé ligt aan de voet van de stuwdam van de Gileppe en aan de rand van het Hertogenwald. Het is een van de oudste en meest schilderachtige dorpjes uit de streek en heeft zijn authentieke karakter weten te behouden. De Sint-Lambertuskerk met haar spiraalvormige klokkentoren en de prachtige stenen huizen zijn gewoon prachtig.
Wij wandelen door het dorpje.
Wat is er bijzonder aan de gedraaide torens en de vereninging Clochers tors dEurope
Een gedraaide toren(spits), gespiraalde toren(spits), getordeerde toren(spits) of schroefvormige toren(spits) is een toren waarbij het piramidevormige deel niet recht omhoog gaat maar een kleine of grote slag gedraaid is. De toren van een kerk bestaat meestal uit een vierkante stenen toren waarop een piramidevormige constructie geplaatst is als een soort kroon, de torenspits. Een gedraaide torenspits is een toren waar de spits een spiraal is en deze torens zijn vaak bedekt met leisteen. Er zijn ongeveer honderd klokkentorens van dit type in Europa. Er zijn twee concurrerende hypothesen over de oorsprong van de draaiing: Sommige van hen zijn gedraaid gebouwd als architectonische prestatie. Voorbeelden hiervan zijn in Frankrijk die van Mouliherne of Fontaine-Guerin in Anjou, Treignac in Corrèze of Saint-Outrille in Cher. Het omvatte ook het huis van de Compagnons du Devoir in Nantes, een waar meesterwerk. In Duitsland werd het dak van een stadspoort van Duderstadt al in de vijftiende eeuw gedraaid en draait van rechts naar links. Andere zijn door de tijd heen zo geworden. Een voorbeeld is te vinden in het dorp Fougeré in Maine-et-Loire, die door 4 wervelstormen getroffen werd in 40 jaar tijd. Sommige architecten zoals Eugène Viollet-le-Duc denken dat ze schroefvormig geworden zijn na het slecht drogen van hout. Het effect is bewezen dat de structuur van sommige oudere torens verplaatst is. Hout werkt bijna altijd, met zijn gevoel voor een natuurlijke rotatie van links naar rechts. In een toren hoeft slechts een rotatie van een twintigste van een graad te zijn aan de basis voor een verdraaiing van 45 graden aan de top als de hele spits zich verdraait. De verdraaiing van het belfort van de Notre-Dame in Puiseaux in Loiret is te wijten aan het onjuist drogen van hout. Het gewicht van de bekleding kan, als deze te zwaar is, ook zorgen voor een eventueel vervormen van de basis van de structuur en kan zorgen voor het instorten. Soms worden er bij de dakbedekking materialen gebruikt die afwijken van de oorspronkelijk geplande materialen. Dit is waarschijnlijk het geval met de toren van Chesterfield in Engeland, waarbij er platen van lood gebruikt zijn om het dak te bekleden. Dit woog 50 ton en de constructie stortte in..
Wij wandelen verder en komen zo in het Bois dHervremont . We komen in Hèvremont, ligt tussen Limbourg en Goé aan de rand van het gelijknamige bos. Liefhebbers van oude stenen, maar ook wandelaars komen hier aan hun trekken. Wij kunnen ons hartje ophalen in de bossen in de buurt en kunnen genieten van het prachtig uitzicht op de vallei van de Bovegnée. Wij wandelen door de Chemin des Mouches en komen zo in de prachtige natuurlijke omgeving, langs de typische huizen en langs de verschillende wegkruizen.
We komen in het centrum van Hevremont. De vroegere inwoners van Hèvremont meestal boeren, spinners of wevers maakten deel uit van de parochie Goé. Om de lange trip naar het naburige dorp te vermijden, willen ze vanaf 1733 een eigen kapel. Die komt er uiteindelijk in 1802. Dan wordt midden in het gehucht de Sint-Franciscus van Assisi-kapel gebouwd. Het rijkelijk versierde altaar (school van Delcour) dateert uit 1684. Naast de kapel staat het Hauptmannkruis. Het kruis met Franse en Duitse inscripties ter nagedachtenis van Arnold Hauptmann (1566) is vermoedelijk afkomstig uit de Hoge Venen. Het is een mooie plek en wij wandelen het gehucht uit en komen langs de Ferme de la Chapelle hier zijn verschillende prachtige oude hoeves. De Goronnes-hoeve (18de eeuw) en de Pré le Maire-hoeve (17de eeuw). Op de weg naar Halloux staat de prachtige kapel op een heuvel, wij wandelen weer verder een heel eind door de weilanden en langs de prachtige omgeving, langs weilanden met paarden met hun veulens, gewoon mooi.
Zo komen we in Limbourg.
Een brokje geschiedenis:
Limbourg ligt op een uitstekende rotspunt, hoog boven een bocht van de Vesder. De plek is strategisch zo belangrijk, dat er al snel een versterkte burcht wordt gebouwd. Die vesting groeit uit tot de hoofdstad van het hertogdom Limbourg. De strategische ligging heeft echter als nadeel, dat de inwoners van Limbourg geen vreedzaam bestaan is beschoren. Limbourg wordt achtereenvolgens belegerd door de Germanen in 1101, door de Brabanders in 1268, door de Bourgondiërs in 1404, door de Spanjaarden onder Keizer Karel, door de Prinsen van Oranje in 1577 en nog een keer door de Spanjaarden in 1648 (verdrag van Münster).
In 1675 bezetten de Fransen de stad. Zonnekoning Lodewijk XIV laat de burcht en de versterkingen ontmantelen en levert de stad drie jaar later aan de Spanjaarden over (verdrag van Nijmegen). Van 1701 tot 1703 komt Limbourg opnieuw onder Frans bewind. In die periode vallen legers uit Engeland, Oostenrijk en de Verenigde Provinciën onder leiding van de hertog van Marlborough de stad aan. Door het verdrag van Utrecht komt de stad in 1715 opnieuw onder Oostenrijks bewind. Na de Franse Revolutie wordt ze bij het departement Ourthe ingedeeld. Ze raakt dan haar administratieve en rechterlijke autonomie kwijt. In 1834 teistert een felle brand de stad, waarbij heel wat oude huizen verloren gaan.
We wandelen door het stadje met zijn prachtige huizen, het geplaveide plein voor het kasteel. We komen aan Het oude stadhuis met zijn schitterende interieur is een perfect kader voor prestigieuze kunsttentoonstellingen. Het indrukwekkende schaalmodel op het gelijkvloers toont de versterkte stad in 1632. Het gebouw werd tussen 1681 en 1687 opgetrokken. Het diende als vergaderzaal voor de Staten van het hertogdom. Tot 1703 was het ook de zetel van het hoge gerechtshof en van de feodale kamer. Om het gebouw binnen te gaan, moet u onder de arvô of de onderdoorgang lopen. In de boog van de arvô ziet u een stenen blazoen met het Bourgondische kruis en het jaartal 1681. De vensters van de bovenverdiepingen hebben nog hun oorspronkelijke gedrukt gebogen lateien. Helemaal in de top van de gevel ziet u het wapenschild van de stad. Het oudste stadszegel van Limbourg is op een reuzensteen op de ondermuur links afgebeeld. Het is overigens al wat rest van het eerder vermelde kleine stadhuis dat in het midden van het plein stond. Het oorspronkelijke kleine stadhuis, dat al in 1446 als hal wordt vermeld, deed dienst als scepenhuis. Wij bezoeken de fototentoonstelling en hebben de kans om de prachtige binnen zijde van het stadhuis te zien, zijn prachtige trap en de bijzondere binnendeuren in eik met schilderijen boven. Een gedeelte werd een tijd lang gebruikt als vredegerecht daardoor het schilderij.
We wandelen naar beneden en verlaten Limbourg langs het kasteel met ronde toren en de wandelpaal Chemin des Duc de Limbourg hier kunnen we ven het oude kerkhof op, er staan verschillende oude grafzerken, spijtig dat er zoveel vernield zijn. Wij wandelen verder naar beneden langs de hoge rotsen langs de weg. Een stukje langs de rivier en zo komen we terug aan ons vertrekpunt. Een prachtige wandeling waar we nog wat hebben van opgestoken.
Je moet soms eens durven van het parkoers afwijken om iets mooi te zien, zo ook het bezoek aan de tentoonstelling waar we veel uitleg kregen over deze prachtige streek.
Vandaag vertrekt de wandeling in het Kasteel Terbiest. Het 17ha grote landgoed Terbiest omvat een kasteel (van circa 1600), een Engels park en een kapel opgedragen aan Sint-Joris.
Het Engels park vormt het decor voor een vaste monumentale beeldencollectie met een 20 tal beelden. Reeds vermeld in de 13de eeuw Heerlijkheid Terbiest. Bezit van de familie de Blocquerie in 1490. Huidig kasteel opgericht in 1627 door Christoffel de Blocquerie. In 1905 uitbreiding als industrieel complex: distellerie. Bouw van de zuider hoektoren. In 1949 aangekocht door de Belgische Staat voor de Rijksland- en tuinbouwschool. Later Hoger Rijksinstituut. Vanaf 1995 Hotelschool. De buitenkant van het kasteel ziet er goed uit maar eens binnen de poort zie je het verval van de gebouwen, spijtig dat en zo mooi gebouw vervalt.
Wij verlaten het domein door de achterzijde en wandelen nu richting Speelhof. Het Speelhof was een buitenverblijf, het 'speelhuis' van de Trudoabdij. De bouw ervan werd aangevat omstreeks 1562. Het goed bleef eigendom van de abdij tot aan de Franse bezetting. Het domein, in totaal 36 ha groot, werd in 1989 door de stad Sint-Truiden aangekocht. Vanaf de Speelhoflaan leidt een dreef van wilde kastanjebomen, beuken en eiken via een poortgebouw met duiventil naar een stemmige rechthoekige binnenplaats. Daarrond liggen een herenhuis uit de 18de eeuw; waarvan het middendeel verbouwd werd in het begin van de 19de eeuw, stallingen en een schuur uit de 18de eeuw. De laat-19de eeuwse oranjerie die tegen de voorgevel van het herenhuis werd aangebouwd, draagt bij tot de stemmige sfeer. Wij wandelen door het domein en langs de vijvers en zo gaan we terug de oude spoorwegzate op.
We wandelen nu richting Guvelingen en komen aan de Voormalige parochiekerk H. Kruis van gehucht Guvelingen; eerste vermelding in 1216. Kleine, Romaanse kruisbasiliek uit 12e eeuw; koor in classicistische stijl uit 1769; herstellingen in baksteen en mergelblokken (1768). Vandaag word het kerkje gebruik voor culturele doeleinden. Wat verder komen aan een grote boerderij gelegen aan de Brede Akker een uitgestrekte akker vlakte. Wat verder komen we in Gorsem met de prachtige boerderij uit 1654. Nu wandelen we naar Gorsem-Dorp. Zo komen we aan de Rummenweg met een bijzonder huis in baksteen, dan komen we aan Kasteel Nonnenmielen. Neoclassisistisch kasteel op de plaats van de voormalige benedictijnenabdij Nonnen-Mielen, in 1231 na de oorspronkelijke vestingsplaats, bij de stadswallen van Sint-Truiden naar deze plaats overgebracht. In 1796 onteigend en verkocht. In de 18de eeuw vormde de abdij een langwerpig complex waarvan alleen de hoeve met poortgebouw overblijft.
Het kasteel dateert uit de 18de -19de eeuw en werd grondig gerestaureerd in 1978 met o.a. het verwijderen van de geveltorens. We wandelen langs de statige laan die ons langs de kasteelboerderij brengt. Zo komen we terug richting Terbiest en eindig onze wandeling in en rond Kasteel Terbiest.
3E MARCHE DU JEAN-FELIX / LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT / TEMPLOUX 24/07/2011.
3E MARCHE DU JEAN-FELIX.
LES MARCHEURS DU JEAN-FELIX MORNIMONT.
TEMPLOUX.
Temploux is een plaats in de Condroz. Temploux is een klein hoekje op het platteland waar het goed is te leven met bossen en velden. Aan de kerk vertrekt de wandeling, hier staan verschillende interessante huizen. We wandelen door het kleine dorpje en dan richting velden en bossen. We komen aan de achterzijde van een groot kasteel met twee ronde torens, het is een prachtig geheel midden in de velden. We komen terug op de weg naar Moustin en dan weer verder de velden in. Met prachtige zichten over de omgeving. Zo komen we in Soye, wij wandelen door Bois de Poujou en Bois Royal du Fayt en Bois de Namur. Wij wandelen verder en komen aan de controle. Verder wandelen we door het landschap en genieten van de omgeving. Een mooie en aangename wandeling.
8e MARCHE DES VACANCES / LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE / CEREXHE 23/07/2011.
8E MARCHE DES VACANCES.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE-SOUMANGE.
CEREXHE.
Cerexhe ligt in de provincie Luik, en deelgemeente van Soumange. De wandeling brengt ons door het landschap dat veel afwisseling biedt.
Een deel door de weilanden met koeien die rustig staan te grazen. Door het golvend landschap met veel afwisseling. Rustig genieten we van de prachtige natuur. We komen zo in Cerexhe-Heuseux. Ook hier weer veel natuur en prachtige huizen in lokale steen, het is toch prachtig om deze huizen te kunnen bezien. Op dit gedeelte van de wandeling komen we verschillende wegkruizen tegen, de grote uit hardsteen is uit 1762.
Weer wat verder wandelen we en komen in Bolland. We wandelen weer door de weilanden en krijgen een prachtig zicht op de mijn van Blegny. Wat later wandelen we Blegny binnen. Het mijncomplex is een landmark in de streek en een goed bewaarde getuige van de mijnbouw.
Wat verder wandelen we door het dorpje , langs de kerk en de mooie gebouwen, dan weer verder en dan komt de mijn weer in het zicht. Dan weer een stukje door de velden en we komen in Blegny langs het gemeentehuis en dan komen we Bill tegen, het is altijd fijn om vrienden tegen te komen en zeker als je ze al een heke poos niet meer gezien hebt. Bill is van onze Engelse wandelclub Ise valley Vagebonds samen wandelen de rest van de wandeling. Weer een heel eind door de weilanden.
En dan komen we terug aan ons vertrek. We blijven nog wat napraten met Bill en zo komen we de laatste nieuwsjes van onze Engelse Club te weten, maar zoals altijd is er een tijd van vertrekken, en we moeten afscheid nemen. Zo eindigt een prachtige wandeldag.
Het vertrek van de wandeling is normaal aan het kasteel van Rullingen, maar een Greenspot kun je beginnen waar je wil je komt toch altijd terug aan je vertrekplaats. Wij vertrekken aan de oude spoorweg naar Kuttekoven.
In de middeleeuwen was Kuttekoven een Loonse heerlijkheid die ressorteerde onder de rechtsbevoegdheid van de schepenbank van Graethem. In beroep gaan tegen het vonnis van deze Loonse buitenbank kon bij het oppergerechtshof van Vliermaal. Het begevingsrecht en de tienden van de kerk wisselden nogal vaak van eigenaar. Aanvankelijk behoorden Voort en een deel van Gotem tot de parochie Kuttekoven. Via de graven van Loon en de Heer van Kortessem gingen ze in het midden van de 13de eeuw definitief over naar de abdij van Herckenrode. Deze abdij had tot aan de Franse Revolutie veel invloed op de gemeente. Naast het patronaatsrecht en een deel van de tienden had ze hier een grote hoeve en bezat ze meer dan de helft van het grondgebied. De boerderij is verdwenen, maar in de voorgevel van de huidige kwadraathoeve de Clee zijn drie wapenschilden van de voormalige abdijhoeve ingemetseld.
Wij wandelen een eindje langs de spoorwegzate en dan aan de brug van Kuttekoven wandelen we de spoorweg op. De oude spoorwegzate Tongeren-St-Truiden: de zaten werden aangelegd in 1879. Het bracht o. a verbetering in de ontsluiting van het zuidelijk deel van Limburg voor industrie en personenvervoer. De regio ontwikkelde zich verder: vele akkers werden omgevormd tot boomgaarden. Door de opmars van het eigen vervoer, verminderde het passagiersaantal, met als gevolg dat in 1958 de laatste pendeltrein reed. Wij wandelen nu naar verder en komen langs het Kasteel De Klee. Kasteel de Klee ligt in een domein dat vroeger tot het patrimonium van de abdij van Herkenrode behoorde. Nu rest er nog een herenhuis uit 1907 met 17de eeuwse hoektoren en een kwadraathoeve met wapenschilden die herinneren aan de vroegere banden met de abdij van Herkenrode. Aan het kasteel draaien we Widdingen in en wandelen we tussen de velden en boomgaarden richting Rullingen.
We steken de Rullingenbeek over en het kasteel van Rullingen komt in het zicht. Hier is ook de startplaats van de Greenspot. Het Kasteel van Rullingen is gelegen in de vallei van de Herk in Rullingen, een gehucht van de Belgische stad Borgloon. De oudst bekende heer van Rullingen was Eggebertus van Rolengen, die getuige was bij de stichting van de abdij van Averbode door zijn leenheer, Arnold II van Loon. De middeleeuwse sterkte werd, wellicht tussen 1623 en 1638, vervangen door een typisch Maaslands waterkasteel. Het bestond uit een U-vormig neerhof en een L-vormig herenhuis met uitspringende, vierkante hoektoren. In de 18e en 19e eeuw werd het kasteel aangepast aan de toen geldende woonnormen; een koetshuis werd aangebouwd. Tussen 1770 en 1850 legde men ten zuiden een Engelse tuin aan. In 1912 kocht ridder Pangaert d'Opdorp het kasteel. De hoeve achter het kasteel en een dienstvleugel verdwenen bij een brand in 1920. Hierop werd het gebouw grondig vernieuwd, een tuin werd aangelegd en de grachten gedeeltelijk gedempt. Met het afbraakmateriaal bouwde men een nieuw koetshuis. Vandaag kunnen we in het park wandelen en rond het kasteel.
Wij wandelen verder en wandelen naar Pegelbrug waar we terug de spoorweg op wandelen. We komen nu in Kuttekoven en wandelen de spoorwegzate op waardoor we een prachtig zicht hebben op Kuttekoven, de kerk en pastorij. Nog even langs de spoorwegzate en dan is onze Greenspot teneinde. Het is altijd een prachtige wandeling in en rond Kuttekoven.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS / LA CARACOLE ANDENNEAISE / ANDENNE 21/07/2011.
MARCHE DU CONDROZ-NAMUROIS.
LA CARACOLE ANDENNAISE.
ANDENNE.
Onze wandeling vertrekt vandaag in Andenne en we wandelen al vlug de prachtige natuur binnen. Op de heuvels bossen en in het dal tarwevelden zo ver het oog rijkt.
Wij wandelen aan de rand van het bos door de velden wat wel mooi is. Wat verder wandelen we door de weilanden waar de koeien liggen te herkauwen. Vandaag komen we toch enkele vlinders tegen, een Oranje Zandoogje, ze zijn toch zo mooi en als ze blijven zitten met hun vleugels open kun je een mooie foto maken. Wij wandelen weer een eindje verder en komen aan een Holleweg welke we omhoog klimmen waardoor we een prachtig zicht hebben op de vallei. Dan dalen we terug naar beneden door het dorpje.
Dan komen we aan een grote boerderij, spijtig dat ze zo vervallen is, dan weer verder. We nemen nu de weg naar Groynne en komen langs het witte kasteel. We wandelen door het dorpje en komen aan de kerk en het dorpspleintje. We komen aan de Manoir een grote boerderij met een ronde toren. We wandelen rue des charbonnage binnen, hier was vroeger de Charbonnage de Groynne-Liegeois gevestigd, er staan nog enkele gebouwen en de schouw van de vroegere mijngebouwen. we gaan even van het parkoer af om naar de gebouwen te kijken waarna we terug naar de wandeling keren en vervolgens richting Bois dHeer wandelen. We komen zo in het bos waar we aan een grote vijver komen waar controle is.
Na een rustpauze kunnen we weer verder en wandelen verder door het bos. We krijgen prachtige zichten met bos en weilanden. Dan komen we aan de kapel van de Kruisweg uit 1653, het is spijtig dat de kruisweg er zo vervallen en vernield bijligt. Het is een prachtig stukje natuur waar de kruisweg is een helling met bomen, wij dalen naar beneden en komen zo in het centrum van Andenne met zijn prachtige stadhuis en marktplein met kiosk. Rond het marktplein staan verschillende prachtige huizen die de rijkdom van het verleden laten zien. Wat verder zijn we terug op ons vertrekpunt. Een mooie en aangename wandeling met veel natuur en ook mooie gebouwen.
Andere Tijden is het wekelijkse geschiedenisprogramma van Nederland 2
In een half uur behandelt het een onderwerpen uit de geschiedenis van de twintigste eeuw. De onderwerpen hebben of een relatie met de actualiteit of ze zijn opmerkelijk doordat ze een onbekend verhaal vertellen, danwel nieuwe feiten of nooit in Nederland vertoonde beelden bevatten. Andere Tijden wordt gepresenteerd door historicus Hans Goedkoop. Het programma werkt samen met radioprogramma OVT en maakt onderdeel van de afdeling Geschiedenis van de NTR en de VPRO.
Naar aanleiding van de verjaardag van de mijnramp heb ik deze reportage overgenomen. Als eerbetoon aan al de mijnwerkers, waar ook ter wereld die omgekomen zijn tijdens hun werk in de mijn.
In 1956 vlak bij Charleroi, vonden, op duizend meter diepte, meer dan 260 mijnwerkers de dood. Andere Tijden en de mijnramp van Marcinelle.
Op 8 augustus 1956 wordt het Waalse stadje Marcinelle getroffen door een catastrofe. Een op los geraakt kolenwagentje veroorzaakt kortsluiting, waardoor diep onder de grond brand uitbreekt. De ingesloten mijnwerkers kunnen geen kant meer op. Na twee weken zoeken brengt een Italiaanse reddingswerker het rampzalige nieuws: Tutti cadaveri, allemaal lijken. Alle 262 vermiste mijnwerkers zijn omgekomen, onder hen 136 Italiaanse gastarbeiders.
Het zwarte goud in België
Italiaanse gastarbeiders Al sinds de twaalfde eeuw werd in België steenkool ontgonnen, aanvankelijk alleen op kleine schaal. In de negentiende eeuw groeide België dankzij het zwarte goud, uit tot een van de voorlopers van de industriële revolutie. Maar de industriële mijnbouw kwam pas echt goed op gang aan het begin van de twintigste eeuw. Na een aantal grote vondsten, zoals in 1901 bij het plaatsje As - hoe symbolisch kan een naam zijn - werd de ene na de andere Belgische steenkolenmijn geopend. Rond de mijnen verrezen fabrieken, woonwijken en soms zelfs hele steden. Grote delen van het Belgische land veranderden radicaal van aanzien. Het werk in de mijnen was zwaar, gevaarlijk en slecht betaald. Maar wie werkeloos was kon niet al te kritisch zijn. Naast duizenden Belgische mijnwerkers stroomden de mijnen vanaf de jaren twintig vol met immigranten, vooral uit Italië, Polen en Tsjechië. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe golf van gastarbeiders naar België, met name uit Italië. De twee regeringen hadden een onderling contract, dat een geregelde toestroom van mijnwerkers en fabrieksarbeiders garandeerde. Tussen 1945 en 1956 kwamen er 77.000 Italianen naar België. Ze moesten minimaal vijf jaar in de mijnindustrie werken, anders moesten ze direct terug.
Eén van hen van Silvio Di Luzio.
Met een grote groep Italianen kwam hij in 1946 naar Marcinelle. Hij was toen negentien jaar. Di Luzio legt uit waarom hij besloot zijn Zuid-Italiaanse geboortedorp te verruilen voor de Belgische mijnstreek. In feite, betoogt hij, dat het de schuld was van de Amerikanen die hij tijdens de oorlog in Italië had ontmoet. De Amerikanen hebben ons teveel gegeven. Sigaretten, koffie, alles Toen de oorlog was afgelopen ben ik teruggekeerd naar mijn dorp. Daar was niets, helemaal niets. Geen cent te verdienen, geen sigaretten, niets. Toen kwamen er grote advertenties, in 1946. Als je rijk wil worden, ga dan werken in de mijnindustrie in België. Di Luzio kwam met een groep Italiaanse mannen per veewagon naar Charleroi. Op het station werd hij, met honderden andere immigranten, opgevangen door de Belgische mijnopzichters. Di Luzio was diep onder de indruk: Ik dacht dat het generaals waren. Ze hadden gouden banden om hun hoofd. Ik zei, dit is de oorlog. Nee, zei iemand, dat is de mijnopzichter. De mannen moesten zich in rijen opstellen. Vervolgens kwam de grote verdeling. Di Luzio vertelt met grote gebaren hoe de mijnopzichters hun mannen uit de rijen pikten: 1, 2, 3, 4, 5, dat is voor mij. Alsof we slaven waren. Tien jaar werkte hij onder barre omstandigheden in de mijn van Marcinelle, tot de dag van de ramp. In augustus 1956 was hij één van de reddingswerkers die de lijken naar boven haalde.
De ramp: 8 augustus 1956
Wat ging er mis?
Om tien over acht s ochtends duwden twee mijnwerkers op 975 meter diepte hun kolenwagen in de liftschacht. Een doodnormale routinehandeling. Dit keer echter bleek in de lift, die leeg had moeten zijn, al een wagen klaar te staan. Voordat de mannen konden ingrijpen vertrok de overbeladen lift naar boven. Daar was de liftschacht niet op berekend. Een balk werd weggerukt, vier elektrische kabels braken en de persluchtleiding werd geraakt. Tot overmaat van ramp brak ook de oliedrukleiding van de hydraulische balans. Een fatale kettingreactie volgde: de combinatie van beschadigde elektrische kabels, vervluchtigde olie en houten balken in de liftschacht deden een enorm vuur ontstaan. Het vuur werd aangewakkerd door de vrijgekomen perslucht en de lucht die door de ventilatiekanalen werd geblazen. Binnen de kortste keren had het vuur de hele mijn in zijn greep. Ongeveer een half uur na het begin van de ramp kwamen zes kompels levend naar boven. Zij konden nog net ontkomen voor alle vluchtwegen waren afgesloten. Daarna verslechterde de situatie snel, zeker toen het vuur de schacht bereikte waarmee vuile lucht moest worden afgevoerd. Door de warmte braken nog meer kabels en begon de mijn stukje bij beetje in te storten. De 262 mannen, maar ook de trekpaarden die onder de grond leefden, zaten gevangen terwijl het vuur oprukte. Ingenieur Jean Demeuse werkte in 1956 bij een andere mijn in de streek, maar kende de situatie in Marcinelle goed. Hij wijt de ramp grotendeels aan de verouderde staat van de mijn. De mijn waar ik werkte had een hydraulisch systeem dat op water werkte; in de mijn le Bois de Cazier [Marcinelle] was dat op olie. Die olie heeft natuurlijk de brand veroorzaakt. Verder waren de tussendeuren in de mijn van Le Bois van hout, en in onze mijn van staal. Ook de liftschacht was van hout gemaakt. Stelt u zich eens voor: met 850 liter olie. Je krijgt een domino-effect. Met andere woorden, dat er ooit zon ramp zou gebeuren was eigenlijk niet verbazingwekkend. Toch voldeed de mijn van Marcinelle aan de toenmalige wetgeving en was het in vele andere Belgische mijnen net zo slecht gesteld met de veiligheid. Pas na Marcinelle zijn de veiligheidseisen voor de mijnen drastisch opgeschroefd. Wachten op nieuws Zoom Familie Piccolo Loris Piccolo Loris Piccolo was de dochter van een van de Italiaanse mijnwerkers. In 1956 was ze negen jaar. Bijna vijftig jaar later weet ze nog precies hoe ze hoorde van de mijnramp, waarbij haar vader zou omkomen. Het was zomervakantie, half negen in de ochtend. Loris stond op het punt om met de tram naar de vakantieopvang te gaan, toen haar moeder onverwachts terugkwam van de mijn. Moeder Piccolo ging elke dag naar het terrein, om achtergebleven kooltjes te verzamelen voor een beetje extra inkomen. Ze zei tegen Loris: Er is een catastrofe gebeurd, de mijn staat in brand. Loris moest thuisblijven om op haar kleine broertje te passen, terwijl moeder met haar oudere zoon terug ging naar het terrein, in de hoop dat er nieuws was. De negenjarige Loris was in eerste instantie helemaal niet bang. Ik dacht, dan bel je toch gewoon de brandweer en dan is alles toch weer goed? Toen moeder Piccolo die avond thuiskwam, werd duidelijk dat het geen kwestie was van even de brandweer bellen. Loris: Toen kwam de verschrikkelijke angst. Elke dag ging haar moeder naar het grote ijzeren hek aan de ingang van de mijn, samen met honderden andere mijnwerkersvrouwen. En elke dag kwam ze weer thuis zonder haar vader. Loris: Mijn vader zei altijd: Als er ooit een ramp gebeurt in de mijn, dan is het afgelopen. Dan gaan we er allemaal aan. Er waren geen nooduitgangen, er was niets. Aan het einde van de week was duidelijk dat niemand meer levend uit de mijn zou komen. Acht dagen na het begin van de ramp werd het lichaam van vader Piccolo gevonden, op 1035 meter diepte. Op 22 augustus kwam het bericht van de reddingswerkers, dat er alleen nog maar lijken beneden lagen: sono tutti cadaveri. Pas een maand later waren alle 262 lichamen omhoog getakeld. De vader van Loris was zo door het vuur zwartgeblakerd, dat de reddingswerkers weigerden om zijn vrouw toe te laten bij het lijk. Op afstand mocht ze hem identificeren aan zijn horloge en zijn kiezen. Maar voor die tijd, voor het lijk was geïdentificeerd, was vader Piccolo officieel slechts vermist. Dat had als bizar gevolg dat de familie plotseling geen inkomen meer had. Het weduwen- en wezenpensioen kon namelijk pas ingaan nadat zijn dood was vastgesteld en er bestond geen overgangsregeling. De familie moest dus maar zien hoe ze zich redde. De logica was simpel volgens Loris: Mijn vader was in de mijn, maar hij werkte niet. Dus er was geen geld, dus er was geen rendement. En men betaalde de mijnwerkers alleen als ze werkten. Een in alle haast gevormd buurtcomité bracht twee keer per dag eten langs bij de getroffen gezinnen. Dankzij de buurt wist de familie Piccolo de maand van onzekerheid te overbruggen.
De ramp van Marcinelle had een onverwacht gevolg: de Italiaanse regering zegde per direct haar immigratiecontract met België op. Zolang de Belgische regering de veiligheid in de mijnen niet kon garanderen zouden er geen Italiaanse mannen meer naar de mijnstreek emigreren. De Belgische regering beloofde beterschap, maar die beloftes gingen de Italianen niet ver genoeg. De 136 Italiaanse doden waren er 136 te veel. Zo kwam er door Marcinelle een einde aan een jarenlange golf van Italiaanse immigratie. Toch verbeterde er wel het een en ander in de mijnen na de ramp. De veiligheidseisen werden aangescherpt, niet alleen in België maar in de hele Europese Gemeenschap. De Belgische vakbondsleider Paul Finet richtte binnen de Europese Gemeenschap een Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen op. Deze Paul Finet Stichting bestaat nog steeds, maar de laatste decennia ligt de nadruk vooral op omscholing van voormalige mijnwerkers. Bovendien kwam er weliswaar pas drie jaar later, in 1959 - een proces. Wie was er nu eigenlijk verantwoordelijk voor de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis? Volgens ingenieur Demeuse kon dat feitelijk alleen de regering zijn, want aan de wettelijke veiligheidseisen was in 1956 voldaan in Marcinelle. Toch was de enige die uiteindelijk werd veroordeeld Adolphe Calicis, de directeur des travaux van de mijn. Hij kreeg in 1961 een voorwaardelijke straf van zes maanden en een geldboete, vanwege het in stand houden van een systeem waarin signalen verkeerd konden worden geïnterpreteerd. Intussen draaide de mijn van Marcinelle gewoon door, zij het op een wat lager pitje. Vanzelfsprekend wilde niemand er na 1956 graag werken, maar anderzijds was er nog steeds nauwelijks ander werk te vinden in de regio. Officieel sloot de mijn op 15 januari 1961 de poorten. Bij de ontmanteling van de mijn die volgde, stuitten de mijnwerkers echter op een nieuwe, rijke laag steenkool. Die was te verleidelijk om te laten liggen. Pas in december 1967 werd de mijn definitief gesloten. Het is daarna nooit meer goed gekomen met Marcinelle. Met de mijnindustrie lijkt al het leven uit de plaats te zijn verdwenen. De gemeenschap was opgebouwd rond de mijn, en toen deze wegviel werd het stil. Wie niet is weggetrokken is werkeloos, op die enkeling na die werkt in het plaatselijke industriemuseum. Gevestigd in de oude mijn.
Wijlre ligt fraai langs de Geul. De aanblik van het dorp wordt overheerst door de meer dan honderd jaar oude Brand Bierbrouwerij. Ook is het stoomtreintraject van de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij een onderdeel van het dorpje. Brand Bier, de Limburgse volksdrank, wordt in Wijlre gebrouwen. Het bereidingsproces is pure vakmanschap. De bereiding kent echter vele stappen en ook de grondstoffen zoals het bronwater, zijn smaakbepalend.
Onze wandeling brengt ons door een prachtige streek met veel groen. Gewoon prachtig om door te wandelen. We komen aan een grote boerderij uit mergelstenen gebouwd, prachtig in de velden. Wij wandelen weer een eind verder en komen in Ingber. Hier komen we langs mooie vakwerkhuizen, de Ingberdorpstraat staat er vol mee, weer een prachtig zicht. Nu verlaten we het dorpje en keren terug de openruimte in met een golvend landschap afwisselend velden, weilanden en bosjes. Wij klimmen een beetje en krijgen een zicht op Wijlre.
Wij dalen af en komen zo aan het Kasteel Wijlre. Het huidige kasteel is een herenhuis gelegen op een omgracht terrein. Het hoofdgebouw heeft twee verdiepingen, is opgetrokken uit bakstenen met afwisselend mergelbanden als speklagen en het heeft een schilddak voorzien van een dakruiter. Op de zijgevel aan de straatzijde is een opvallend grote zonnewijzer en aan de achterzijde zijn enkele terrassen uit 1910. Het kasteel heeft een voorplein dat vanaf de straatzijde bereikbaar is via poort voorzien van een oude wapensteen en een stenen boogbrug. Aan het voorplein liggen verder drie van een mansardedak voorziene dienstvleugels uit de 18e eeuw. Rondom het kasteel ligt een prachtige tuin in landschapsstijl die is ontworpen en aangelegd in 1810 door de bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834). Het wapen van de familie Van Wachtendonck wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt door de uit het begin van de 14e eeuw stammende lokale Brandbrouwerij, gelegen in de kern van het dorp Wijlre.
We verlaten het Kasteel en komen zo aan de Molen van Otten is gelegen aan een molentak van de Geul. Het is een van de weinige watermolens in Nederland met een dubbel waterrad. De geschiedenis van de molen gaat terug tot 1275, toen gebouwd als een banmolen van de heerlijkheid Wijlre. Van oudsher was deze watermolen een koren- en oliemolen. Het huidige molengebouw en het bijbehorende woonhuis dateren uit 1776 zoals de muurankers aangeven. In dat jaar werden de bestaande gebouwen geheel verbouwd en werd er tevens een boerderij en een brouwerij of paanhuis bijgebouwd. Eigenaren van het complex waren in die tijd de heren van de vrije rijk heerlijkheid Wijlre. Het woonhuis met molen, boerderij en brouwerij werden door hen verpacht.
Bij de afschaffing van het Ancien Régime eind achttiende eeuw, kwamen kasteel Wijlre, de molen, de boerderij en de brouwerij in handen van Guillaume Eugene de Massen. In 1871 werd de brouwerij afzonderlijk verkocht aan de brouwer Frederik Edmond Brand; dit was het begin van de Brands brouwerij die uitgroeide tot een van de bekendste bierbrouwerijen in Limburg. We komen ook aan de brouwerij Brand is de oudste brouwerij van bier van Nederland. Sinds 1340 wordt in Wijlre bier gebrouwen. De naam Brand is pas sinds 1871 verbonden aan deze brouwerij met de komst van de toenmalige eigenaar Frederik Edmond Brand. Als een van de eersten in Nederland wist Brand in 1902 het laag gistende pilsener bier op de markt te brengen.
De decennia daarna groeide de afzet sterk van enkele duizenden hectoliters naar een miljoen hectoliter anno 2006. In het jaar 1961 werd Brand Bier bij koninklijke beschikking hofleverancier en niet lang daarna (bij het eeuwfeest in 1971) volgde het predicaat Koninklijk. Sinds 1989 is Brand eigendom van Heineken. Daarmee verloor Brand in 1992 het predicaat hofleverancier, omdat Heineken dat reeds was. Zo komen we terug aan ons vertrekpunt, een prachtige wandeling die ons ook wat geschiedenis meegeeft.
MARCHE DES 2 RIVIERES / MARCHE CLUB LES PEPINS / PEPINSTER 16/07/2011.
MARCHE DES 2 RIVIERES.
MARCHE CLUB LES PEPINS.
PEPINSTER.
Aan het uiteinde van het dal van de Vesder ligt Pepinster, een mooi stadje omgeven door talrijke boomgaarden en waar het heerlijk wandelen is. Prachtige bossen en veel natuur.
We wandelen een eindje langs de Vesder en dan wandelen we het bos in en genieten van de prachtige zichten en natuur. We wandelen door de bossen en dan komen we aan het kasteel Les Mazures (1834)spijtig dat we aan de achterzijde zijn maar kunnen toch het gebouw goed zien met zijn twee ronde torens.
Wij wandelen door het golvend landschap en komen aan de boerderij dan weer verder met verschillende prachtige zichten over de vallei. We komen aan de rivier, aan de Gue Romain de romeinse oversteekplaats aan de rivier. Er werden grote blokken in de rivier gelegd waardoor de Romeinse soldaten met droge voeten konden oversteken.
We wandelen verder en komen zo in Goffontaine door het prachtige landschap, langs de typische huizen uit lokale steen, wat is het toch allemaal mooi om te zien, we hoeven niet ver weg te gaan om de schoonheid van de natuur en de omgeving te zoeken, dikwijls liggen ze juist voor onze voeten zonder dat we het zelf beseffen.
We wandelen weer een eind verder om in Drolenval te komen. Ook dit dorpje bezit prachtige huizen ui lokale steen, verder wandelen om dan weer terug aan ons vertrekpunt te komen. Een mooie en aangename wandeling in het land van de Vesder.
Dagvlinders vormen waardevolle indicatoren voor de kwaliteit van ons leefmilieu. Helaas doen ze het lang niet goed en gaan veel soorten achteruit. Het is daarom erg nuttig om cijfers over vlinders te verzamelen.
Door de vlinders in je tuin te tellen, kan ook jij meten hoe het met de natuur in je omgeving is gesteld. En je helpt de veranderingen van de biodiversiteit in kaart te brengen.
Het maakt niet uit of je de vlinders op een bloem hebt gezien of al fladderend door de lucht. Alle vlinders die je ziet tel je. Belangrijk is wel dat je niet 2 keer dezelfde vlinder telt. Daarom schrijf je alleen het grootste aantal vlinders op die je op eenzelfde moment hebt gezien.
Alle inlichtingen vind je op de website: http://www.vlindermee.be/telweekend.aspx