|
Als 12-jarige was ik op een donkere avond alleen op weg naar huis. De enige weg naar huis was een smal veldweggetje, een paadje met daarrond niets dan velden, weilanden en oude canadabomen. Het was pikdonker. Er stonden wel straatlantaarns, maar hun licht was te vaal. De wandeling bracht me in een onbezorgde, avontuurlijke bui. 'In the middle of nowhere'! Dat soort euforische gevoel. Het regende pijpenstelen, en de wind deed de takken van de oude canadabomen zwiepend tegen elkaar kletsen. Lekker spookachtig.
Terwijl ik huppelend de plassen trachtte te vermijden, hoorde ik achter me voetstappen naderen. Voetstappen in het donker! Nu wordt het spannend. Twaalf jaar, dan denk je alleen maar aan brave mensen. Thuis en in de kerk werd er gezwegen over stoute mensen.
De voetstappen kwamen dichterbij. En wat er daarna gebeurde, wou ik het liefst vergeten, maar als er iets in je geheugen gegrift zit, raak je het moeilijk kwijt. Als een uitgehongerd varken pakte het miezerige zielige ventje me vast en wou me kussen. In de schermutseling viel ik op de grond, mijn nieuwe jas besmeurd met slijk en vieze modder.
Ik heb de jongen herkend! Hij zat elke zondag samen met zijn ouders vooraan in de kerk. Vroom en voorbeeldig. Schijnheilig dus. Over mijn belevenis durfde ik thuis niets vertellen, want de jongen was de zoon van voorname mensen met aanzien en ze woonden in de buurt van de kerk. Het was een vooraanstaande familie in de parochie.
H. Hart-kerk aan de Oude Kuringerbaan in Hasselt.
In deze horrorkerk zat mijn belager elke zondag op de eerste rij samen met zijn ouders.
05-12-2025 om 09:20
geschreven door lieve
|