Het gebeurt wel eens dat ik in Achel ga genieten van de stilte en de rust in de natuur. Je kan er de stilte proeven, ruiken, opsnuiven, je botst er op jezelf, je hebt er enkel te maken met je eigen ik. Een sombere regendag zoals gisteren was een geschikte bezinningsdag, je wordt er niet gestoord door kwakende fietsers en wandelaars.
Precies op de Belgisch-Nederlandse grens, in het Achelse stiltegebied, ligt de abdij waar monniken een teruggetrokken leven leiden binnen de kloostermuren, in gemeenschap leven, bidden en werken. Hun grootste verdienste is echter dat ze heerlijke trappistenbieren brouwen.
Ik heb broeder Armandus leren kennen als een brave ingetogen pater die de wereldse genoegens niet helemaal vaarwel zegde. Het probleem is dat hij geen Achelse trappist lust en daarom zijn lievelingsbiertje in een nabijgelegen cafeetje gaat drinken, waar hij een vaste tooghanger is. Zijn stamcafé ligt op een boogscheut van het klooster en de weg er naartoe kan hij blindelings afleggen. Hij is een fervente Duvelliefhebber, en zodra hij de kans ziet om uit het klooster te ontsnappen, begeeft hij zich ijlings naar zijn stamcafé, naar zijn vertrouwde plekje aan de hoek van de toog... "Zeg me waar je zit aan de toog, en ik zal je zeggen wie je bent", zeg ik altijd. Wel, broeder Armandus heeft zijn stekkie aan de hoek van de toog van waaruit hij het hele café kan overzien. Hij neemt waar, hij denkt na, hij filosofeert, en hij trekt zijn conclusies.
Zo nu en dan mengt broeder Amandus zich in gesprekken van collegadrinkers. Dan wordt duidelijk waarom hij zo graag een Duveltje drinkt. "Straks moet ik meedoen aan de gregoriaanse gezangen, en na één duveltje kan ik beter zingen"...
|