De reputatie van het priesterschap ligt helemaal aan diggelen en is naar de vaantjes. En naar de knoppen ook. Voor altijd bezoedeld en geschandvlekt. Zelfs de paus doet geen moeite meer om de splintertjes weer aaneen te lijmen. De barsten zijn te groot om van het priesterschap nog een waardig sacrament te maken. Het besmeurde imago is niet meer wit te wassen. Geestelijken, kloosterlingen, religieuzen, die hun lusten en driften botvieren bij kinderen, als verdorven geperverteerden, verdienen niet het minste ontzag of aanzien... En dán vraag ik me af of de opname van godsdienstlessen in het lesrooster op school niet één grote dwaling was?...
Ik heb al verteld dat ik vroeger veel kostbare tijd verloren heb in een nonnenschool. In mijn lager onderwijs stond er een maandelijks kerkbezoek op het lesrooster. Om onze zonden te biechten. Dat was niet eenvoudig, want wat is een 'zonde'? De non legde dat wel uit, maar draaide rond de pot. En als kind weet je geen raad met geheimzinnige woorden als 'onkuisheid', 'achterklap', 'begeerte', 'hoogmoed', 'hebzucht', 'gramschap'... Voor mij bleef het bij een stuk of dertig keren ongehoorzaam geweest, of een inktvlek gemorst op mijn schrift, of gebabbeld in de klas. Allemaal dagelijkse zondekes dus, waaraan ik stuk voor stuk plezier beleefde. Alle fijne dingen in ons jonge leventje moesten we opbiechten!
Om de maandelijkse biecht voor te bereiden hield de non een uurtje meditatie in de klas zodat we onze overtredingen van de afgelopen maand konden optellen en erover nadenken, alsof we criminelen waren. Ja, vroeger werd er kostbare tijd verkwist tijdens de lesuren!
De wandeling naar de kerk was ontspannend, en tegen de tijd dat de kerkdeur openging was ik al mijn zonden vergeten die ik wilde opbiechten. Dan maar wat fantaseren...
De Biechtstoel! Onze biechtgeheimen vertrouwden we kinderlijk-naïef toe aan een onzichtbare priester die in een obscuur hokje zat, in een donkerbruin mysterieus meubel, achteraan in de kerk. Aan weerskanten van de biechtstoel waren gordijntjes aangebracht waarachter de biechtelingen hun hart konden uitstorten, hun intiemste roerselen en persoonlijke geheimen kwijtkonden aan een onzichtbare man, en hun zieltje mochten reinigen, anders kwamen ze niet in de hemel. Tussen de priester en de biechteling was er een gammele scheidingswand met in het midden een roostertje waarlangs de vieze adem van de priester pal in je gezicht aangewaaid kwam, terwijl zijn stem alleen maar lispelend en fluisterend klonk, haast onverstaanbaar, de helft van wat ie vertelde miste ik altijd.
Het was een hele opluchting om aan het einde van de biecht vergiffenis te krijgenvan de biechtvader, vergiffenis voor al onze misdaden. De vergiffenis gaf me het bevrijdende gevoel van: nu kan ik weer een maand stout zijn. Eerst waren er natuurlijk de goede voornemens om een beter leven te gaan leiden, maar bij het verlaten van de kerk waren die goede intenties helemaal verdwenen. Gelukkig!
|