Vandaag ga ik directrice An Serpent in de bloemetjes zetten. Het kreng heeft me vroeger gedwarsboomd, geminacht, tegengewerkt, mij aangezet tot het opmaken van valse verslagen, en met leugens en verdraaiingen mij betrokken in talrijke intriges. Laat de loftrompet maar schallen!
An Serpent was een gifslang, een gevaarlijke adder, een venijnig serpent. Het mens had elke dag last van haar regels, en op die prikkelbare dagen spuwde ze gif en gal. Haar vlijmscherpe giftanden kon je zien in de wijde mondopening. En met haar gifstekels hechtte ze zich genadeloos vast aan haar prooi.
Haar grijnsogen, als twee verslenste bloembollen zo groot, stonden labiel in haar driehoekige kop. De verwilderde ogen keken schichtig rond, op zoek naar een slachtoffer, dat dan met één slingerbeweging in een wurggreep genomen werd.
Met haar tengere nietige gestalte leek ze wel familie van de zeven dwergjes, maar dan zonder Sneeuwwitje, want die kon ze niet uitstaan. Met opgeheven stoppelige kin, kromme snavel en gebochelde rug liep ze hijgend en puffend doelloos door de schoolgangen, gewichtigheid veinzend, op zoek naar intriges, naar probleemsituaties, naar slachtoffers om hen te plagen en te intimideren.
De sluwe slang in het Aards Paradijs, die het liefdesspel tussen Adam en Eva in gang zette, was de allereerste voorouder van An Serpent. En alle nakomelingen van de Oerslang waren serpenten die gedoemd waren om zonder poten, schuifelend en kruipend door het leven te gaan. Dat was hun lot en hun bestemming. Deze serpenten waren allemaal de vroege voorouders van het kreng An Serpent.
An Serpent volgde Turkse lessen na de schooluren. Met sissende, snerpende en snerende stemgeluiden stak ze hele Turkse monologen af. Ze deed haar best om zich in het Turkse wereldje te integreren, en van haar Turkse leerlingen eiste ze niet de minste aanpassing, die tetterden lustig voort in hun thuistaaltje. 'Behoud van eigen taal en cultuur', en zo van die zever, was de dwaze slogan van An Serpent!
|