Er was eens een leraar, vers gescheiden, kwetsbaar, met nog niet geheelde wonden na een pijnlijke echtscheiding. Hij gaf het vak Spaans aan de laatstejaars van het atheneum.
Nog midden in de emotionele draaimolen spartelend, stortte hij zich alweer in een nieuw liefdesavontuur. Hij werd verliefd op een leuk vrouwtje, en in een euforische roes nam hij haar 3 dochtertjes er ook nog bij. Liefde groot genoeg, huis groot genoeg, alles groot genoeg, iedereen welkom. Er werden impulsieve beslissingen genomen, onder invloed, in een roes waarbij verstand en rede uitgeschakeld waren.
In de leraarskamer liet de leraar zijn collega's meegenieten van zijn prille geluk. Dartele engeltjes, fluitende vogeltjes en zo... Maar na een jaartje brokkelde het nieuwsamengestelde gezin af, verloor zijn glans, en de eerste barsten werden zichtbaar. De leraar vertelde over zijn vrouwtje dat als een kloek waakte over haar 3 dochters, inmiddels bijna volwassen en elk in het bezit van een vriend. De 6 pubers kregen een loft toegewezen in het grote huis van de leraar, en als leeghangers voelden ze zich daar allemaal lekker thuis. Alle comfort, luxe en verwennerijen kwamen zomaar aanwaaien. Daarom vonden ze het niet nodig om voor hun eigen onderhoud te zorgen. En hun mama moedigde ook nog hun levensstijl aan.
Klagen, kreunen en zuchten deed de leraar in de leraarskamer. Hij kwam in geldnood, wist niet meer hoe hij het hele clubje onderhouden moest. Het werd hem allemaal teveel. Hij was ook niet het type dat thuis met zijn vuist op tafel kon slaan, hij was een sloef en een slaaf, kropte zijn ergernissen op, was onbekwaam om een ernstig gesprek in zijn gezin op gang te brengen, onbekwaam om 'neen' te zeggen, om 'stop' te zeggen. In een hoek gedrongen, met de rug tegen de muur, kon hij niet meer ontsnappen. Hij zag de uitzichtloosheid van zijn bestaan, glashelder zag hij dat, want op een dag vernamen we op school dat hij zichzelf van het leven beroofde... Verdwijnen! Wegwezen! Dat was zijn enige en eenzame uitweg!
|