In mijn eerste middelbaar van de nonnenschool kregen we het vak Nederlands van juffrouw Bertrand. In werkelijkheid heette ze Hilde Bertrand. Toen was ze nog niet gelukkig getrouwd. Maar later veranderde haar naam in Hilde Houben-Bertrand, ex-gouverneur van Limburg. Het schijnt dat als vrouwen trouwen, dat hun persoonlijkheid zich dan gaat ontdubbelen, ze krijgen dan een dubbele naam. Behalve die gespleten persoonlijkheid stelt een vrouw maar weinig voor als je bedenkt dat een man die tweede naam niet nodig heeft als hij trouwt. Die blijft uit één stuk bestaan, één stevige brok pikzekerheid! Hij hoeft zelfs zijn trouwring niet te dragen, en zijn trouwboekje ligt misschien ergens ver weg onderin de linnenkast, of in de berging achter een hoop oude planken bij de dozen oud papier...
Terug naar juffrouw Bertrand. Lieve was niét haar lievelingsleerling. Hoe dat kwam? Wel, ik heb het al eens verteld dat één van mijn specialiteiten is : vijanden maken! Daar is nooit een aanleiding voor, die vijandschap komt er vanzelf, of door onbeduidende voorvalletjes. Ik zal eens vertellen over de futiele aanleiding van de verstoorde relatie tussen mij en lerares Bertrand.
Om te beginnen was ik in die tijd een braaf, naïef en meegaand meisje. Dus een makkelijke prooi voor een bazige leerkracht. Ondertussen ben ik wél geëvolueerd naar een assertieve rebel. Kwam vanzelf. Maar dat weet juffrouw Bertrand nu niet. Wél zal ze het weten als ik ze morgen of zo in Hasselt tegen het lijf loop. Mijn geheugen laat me niet in de steek! Vervolgens was mijn verlangen vroeger altijd om onopvallend en onzichtbaar door het leven te gaan, en daarom begon ik er al vroeg mee. Zo koos ik in het begin van het schooljaar voor een opvallend dik opstelschrift met stijve kaft. Een kanjer van een schrift! Niet om mijn medeleerlingen te overtroeven of zo, maar omdat ik grootse plannen had met mijn schrijverijtjes.
Juffrouw Bertrand was er niet gelukkig mee. Zij prees de kleine lichtgewichtschriftjes van mijn medeleerlingen en maakte haar beklag over mijn zware boek dat niet in haar boekentas paste. Haar ongenoegen, persoonlijk aan mij gericht, keerde wekelijks terug, week na week, maand na maand, het liefst wou ik onder de bank kruipen wanneer alle ogen in de klas op mij gericht waren. Op een dapper moment waagde ik het om haar beduusd en bedremmeld te vragen of het nodig was om een klein schriftje te kopen en al mijn opstelletjes daarin over te schrijven... Neen, het was niet nodig. Sindsdien was mijn dikke opstelschrift plotseling geen bezwaar meer.
|