Heel lang geleden heb ik leren lezen en schrijven bij zuster Brigitte. In het eerste studiejaar in een nonnenschool. Mijn eerste leesboekje heb ik verslonden en verteerd. Een hele wereld ging voor me open, een wereld van letters, woorden, zinnen, teksten. De eerste bladzijde ken ik nu nog altijd van buiten, zó lang heb ik ernaar gestaard, urenlang, uit pure bewondering voor die eerste woordjes, mijn oerwoordjes, toen ik zes jaar was.
Op de eerste bladzijde van het leesboekje stonden de woorden 'jas-get-lip-ton-put-raap-veer-wiel-zool-muur-vijf'. En bij elk woordje hoorde er een ouderwets prentje bij om het woord visueel te maken. De woordjes in het oude boekje maakten een beklijvende indruk op mij als beginnend lezertje. Het was de tijd van het vak 'Schoonschrift' en van de Lei en de Griffel en de Spons.
Zuster Brigitte hield niet van kinderen. En ook niet van mij. De vijandige gevoelens waren er wederwijds. Ze stuurde me naar de laatste bank bij de deur. En daar begon ik nonnen te zien als een kruising tussen engelen en ingepakte wezens zonder borsten, die ook nooit naar het toilet moesten.
Mijn volgende studiejaren hebben veel goedgemaakt. Ik mocht verhuizen naar de voorste rijen in de klas en mijn rapportcijfers maakten een buiteling naar omhoog, hoog in de lucht.
En de liefde voor de Nederlandse taal is sindsdien alleen maar sterker geworden!
|