Als mannen naar je toe komen met één hand op de rug, alsof ze wijn gaan schenken, wees dan op je hoede, want dan volgen er alleen maar nare dingen.
Zo was er eens een onvergetelijke dag toen ik drie keren 'benaderd' werd door onderwijsmensen die me toespraken alsof ik een gevaarlijke racist was.
Een nachtmerrie overdag! Ik zal beginnen met het allerergste.
Studiemeester Hazelstruik van het atheneum zei me op berispende toon: "Mevrouw, u moet zich aanpassen aan onze migrantenleerlingen"... IK moet mij dus aanpassen. Dat zei hij naar aanleiding van een conflict tussen mij en de Turkse tolk. Ik wilde geen Turkse tolk, ik verguisde een Turkse tolk, ik walgde van Turkse tolken, ik zag hen als een kwaadaardig aanhangsel van het migrantenonderwijs. Ik moest er niets van weten van al die stuiptrekkingen om het bruine volkje in school op te vangen, van de zachte aanpak en de onuitputtelijke toegeeflijkheden en verzinsels om hen op hun gemak te stellen. Die bruin mannen moeten zélf maar zorgen dat ze me verstaan, zónder tolk. Een tolk hier, een tolk daar, onderwijs in eigen taal en cultuur, verkrachte Nederlandse lessen, koranlessen in plaats van huiswerk maken... De gekste capriolen werden uitgevonden om hen terwille te zijn.
Hoe wil je dat die naarlingen dan ooit de Nederlandse taal gaan leren?
Vervolgens was er directeur Mosselmans, ja, die met de ruggengraat van een weekdier en de slapte van een dikke vette mossel, wel, die had een agora laten aanleggen in zijn school. Dat is een ruimte zonder begin en zonder einde, waarin je verloren loopt en gedesoriënteerd raakt. Dat was ook zijn bedoeling. Om je willoos te laten indoctrineren door uitheemse foto's en afbeeldingen die hij overal in zijn exotische agora had laten ophangen, tegen muren, tegen pilaren, tegen kasten en deuren, overal keek je aan tegen alle mogelijke rassen en andere vreemde snuiters die daar hingen te hangen alsof ze déze ruimte al veroverd hadden.
Tenslotte, mijn gedenkwaardige dag was nog niet voorbij, kwam ik directeur Willy V. tegen. Een schuilnaam voor dit zielige ventje heb ik nooit kunnen verzinnen. Nadat Willy V. zijn plannen uiteengezet had, schakelde hij plots over op een persoonlijke aanval. "Ze zeggen dat gij iets tegen migranten hebt"... Na een ogenblik van ontsteltenis, herpakte ik me en begon aan een zinloze en uitzichtloze zelfverdediging. Zinloos, omdat ik net zo goed tegen een muur kon praten, en uitzichtloos omdat we de hele avond en nacht nog wel door konden gaan met ons welles-nietes-spelletje. En aangezien ik met dit kriegelige mannetje zeker niet de nacht wilde doorbrengen, rondde ik af met: 'je hoort nog wel van me'.
Mijn emotionele draagkracht is groot, maar een dag als deze vreet aan je gemoedsrust, knabbelt aan je werklust, doet je twijfelen aan de goede bedoelingen van onderwijsmensen, en als ik dan weer bij bewustzijn kom, ga ik als herboren weer aan het werk. Strijdvaardig. Er gaat dan onderhuids iets sudderen en borrelen, iets zit er te broeden op een strategie om mijn standpunten over migrantenwerk kracht bij te zetten. Daarbij was ik alleen op mezelf aangewezen. Nérgens steun, nérgens feedback, niéts, alleen mezelf en ik alleen. Alle anderen vonden me een rare harde tante die geen toegevingen wilde doen aan het migrantenvolkje op school, en die het niet eens was met de lopende migrantenprojecten, je weet wel, de 'parels voor de zwijnen'...
|