|
Conner Rousseau grijpt zijn tweede kans gretig aan, en nog wel met beide handen tegelijk. Een nieuwe neus, een nieuw begin.
Hij krijgt een tweede kans om nog eens naar café 't Hemelrijck te gaan, om er twee of meer pintjes te gaan drinken en dan een paar politieagenten op hun tenen te trappen. Erg amicaal en zo. Niks aan de hand.
Een tweede kans krijgt Conner om zattemansklap te verkopen, toogpraat die niet kwaad bedoeld is omdat zijn alter ego aan het woord is in 't café. Zelf staat hij recht in zijn twee linkse schoenen.
Zijn herkansing loopt niet van een leien dakje. Mama Christel wijst hem de weg naar poltiek succes en pubertje Melissa steunt hem ook. Ze redden hem uit de klauwen van media en andere boemannen die de capriolen en zedenfeiten van Conner niet willen seponeren. De zedenfeiten zijn verzinsels uit de hoge blauwe lucht gegrepen, zeggen ze.
Het begon allemaal met een kast. Een gewone kleerkast, waarin Conner opgesloten zat en eruit wou. Bonken hielp niet. Zelf zwaaide hij de kastdeur wijd open met de onthullende kreet: "Ik worstel met mijn seksuele identiteit!". Dit puberaal gezwets leverde hem landelijke en buitenlandelijke bekendheid op. We moeten Conner de tijd geven om te worstelen. Als je vers uit de kast komt heb je tijd nodig om in het duister rond te tasten op zoek naar je beste seksformule. Als jongvolwassene is het trouwens veel te laat om nog te worstelen. En als partijvoorzitter ben je geestelijk uitgeschakeld, want worstelen met je seksuele identiteit is een fulltime job. Als je daar bovenop nog eens in een café dwaze dichterlijke prietpraat gaat verkopen met een geheugen op nul, dan is je eerste kans gauw verkeken.
Wat hebben we vandaag geleerd? 1. Tweede kansen mag je nooit links laten liggen. 2. Kastdeuren zijn er niet om open te zwaaien. 3. Stilletjes zwijgen als je dronken in 't café zit; alleen over het weer mag je nog iets zeggen.
|