De kleinzoon van Oma was in Flintstones boeken aan het bladeren, voorzichtig, want dat zijn verzamelstukken van Opa.
- Waarom hebben dino's nooit oren? vroeg hij. - Dino’s hebben wél oren, antwoordde zijn nicht, die 16 en al wijzer was.
Er volgde een gesprek over de oren van dinosauriërs. Het gesprek werd levendiger, géén oren >< wél oren. De Jurassic-strips werden erbij gehaald, tot ongenoegen van Oma, want die beeldverhalen zijn óók verzamelstukken van Opa. Eigenlijk dienen Opa’s boeken vooral om af te blijven.
- We kunnen die oren googlen, zei de jongedame hoopvol.
Maar op woensdagnamiddag wordt er niet gecomputerd, dus ook niet gegoogled. Op woensdagnamiddag doet men bij oma de dingen samen. Zoals samen nadenken over oren van dino’s, bvb. Dino’s moeten wel oren gehad hebben, want anders horen ze de andere niet komen en dan worden ze opgegeten. De jongste wou weten wie er dino’s opeet.
- De andere dino's, de grote, de vleeseters. - Eten de grote de kleine op ? - Natuurlijk!
En hij toonde haar de afgrijselijkste dino-tanden uit een Jurassic-strip van Opa. Die tanden deden het bij de kleinste.
- Dat zijn monsters, zei ze, dat zijn geen dino's. - Dat zijn de échte dino's, antwoordde haar broer. - Mijn Dino heeft geen oren, zei ze, en dan eten ze hem op en …
Haar knuffel bij Oma is een lichtblauwe dino die Dino heet en geen oren heeft. Dan kan hij de monsters niet horen komen en die eten hem dan op. Het vooruitzicht was verschrikkelijk.
Oma nam de kleine in haar armen en beloofde onmiddellijk dat Dino bij Opa en Oma op bed zou slapen en zij hebben een pillicht op de kamer. Een pillicht houdt de monsters weg, dat weet iedereen. De jongste was maar half gerustgesteld.
- En misschien moeten zijn oren nog groeien hé, ging Oma door. - Ja, snikte de kleinste na, misschien komen ze nog. - Dat doet de oren-fee, troostte Oma.
Een tanden fee, dat kent de kleinste, zij zorgt dat men grote-mensen-tanden krijgt. En er is dus ook een oren-fee, zij zorgt dat men grote oren krijgt.
- Dat uw Dino grote oren krijgt, verbeterde Oma rap, kinderoren zijn zo al groot genoeg.
Toen haar volkje de deur uit was, schoot de ze in gang. Kast open, schuiven open, dozen open, op zoek naar geschikte lapjes stof om oren van te maken.
- Ge hebt toch tijd tot volgende woensdag? zei ik. - Nee, morgen slaapt ze hier.
Lichtblauwe badstof had ze niet meer, wel lichtgroene. En veel andere lapjes. De lichtgroene stretch had ooit gediend voor een grotere knuffel, maar die was al zo bleekgewassen dat er voldoende kleurverschil zou zijn om met dit lapje de nieuwe oren voor Dino te maken.
Het werden appelgroene oren aan de buitenzijde met bloemetjeskatoen aan de binnenzijde. Er lag ook Schotse ruit in de lapjesdoos, maar voor een prinsesje mochten het bloemetjes zijn. De jongste is zo een meisje-meisje. Ze legt soms autootjes van haar broer in een bedje 'want in de garage is het koud hoor'.
- Nu hoop ik maar dat ik versteviging heb liggen, of vlieseline. Anders moet ik nog naar Kapellen rijden. - Versteviging? vroeg ik, dummie zijnde. - De oren mogen iet-of-wat stevig zijn, anders vallen ze slap, dan worden dat oogkleppen. - En die versteviging komt dan … - Binnenin, gelijk bij kragen en manchetten. - Dat is toch hard voor een knuffel ? - Laat mij doen !
Versteviging en vlieseline waren in huis, ze moest niet meer naar Kapellen rijden. Gelukkig maar, want het was tijd om aan het eten te beginnen. Om de diepvriezer te openen wil dat zeggen, er stonden immers nog oren op het agenda.
- Hierzie, hutsepot. Ontvriezen. Doe gij dat maar. - Zal ik aardappelen schillen? - Die zitten er al in! - Zal ik de tafel dekken? - Doe maar, riep ze vanuit haar naaihok.
Ik deed naar beste vermogen wat me gezegd was. Daarop ging ik naar huis en bedacht dat ik zelf wat meer eenpansgerechten moest invriezen, hutsepot, ragouts en andere stoofschotels … maar LM en ik hebben zelden nog onvoorziene omstandigheden. Toch niet van die aard.
Donderdag kort na de middag belde ze: - Mijn oren zijn klaar. Komt ge kijken? Ze had er aan doorgewerkt tot lang nadat bij mij het licht uit was en dat wil wat zeggen. Dus ging ik kijken.
Op het voeteinde van hun bed lag het pillicht dat de monsters weg houdt en daarnaast stond Dino. Met oren als ovale vliegvleugels, elk iets groter dan zijn kopje. Een lichtblauw dino-kopje met bloemetjesoren in een appelgroen randje. Dino heeft wel degelijk de nacht veilig doorgebracht op het bed bij Opa & Oma. Mét pillicht. En de oren-fee was langs geweest ook. Dit kon niet meer stuk.
- Schattig, écht schattig, zei ik. Die grote oren doen een beetje denken aan Gizmo. Van de Gremlins. - Begint gij nu ook niet hé, zuchtte ze, eerst Jurassic-monsters, nu Gremlins.
Over Gizmo-oren zou ik nooit nog met een woord reppen. Beloofd. Het belangrijkste was dat Dino nu oren had. Vlinderoren, elfenoren, toveroren … het was een zalige geruststelling. En de Oma, zij zag dat het goed was.
m – HiH-01/2016, herzien -
|