Het woord kinds mag niet meer gebruikt worden maar de vaardigheden die er nog niet zijn bij een jong kind en de vaardigheden die er niet meer zijn bij de dement persoon hebben één ding gemeenschappelijk, het woord NIET. De tafelvaardigheden zijn er niet en hulp is geboden of er komt ondervoeding van. Toen door de voortschrijdende dementie de tafelmanieren en later ook de tafelvaardigheden van mijn schoonmoeder begonnen afnemen en dan wegbleven, was ik blijkbaar de enige die daar weinig problemen mee had. Ik kon daar relatief goed mee overweg. Lepeltje per lepeltje, en niet te snel. Mijn schoonzussen deden daar soms onwennig over. Ik niet want ik had niet echt een gemeenschappelijk verleden met de moeder van LM. 'k Wist enkel dat ze van mij ooit een standbeeld zou krijgen. Al was maar een monumentje in woorden, af en toe.
Toen mijn Pa zijn tafelmanieren verloor en met beverige hand hulpeloos zat te morsen was het gans anders natuurlijk. Toen dacht ik schamper : zie hem daar nu zitten, de huisdictator, de tafeltiran uit onze kinderjaren. En bij de volgende lepel die hij slurpend naar binnen smakte vulde mijn kop zich met alles wat dat creatuur ooit aangericht had.
Mensenlief, wat een blunders heb ik toen de dag tevoren gemaakt. Weeral. Ik weet niet waar kruipen van schaamte. De enige troost die ik heb is dat de juiste tekst (nog) niet op het Net te vinden is.
De juiste tekst heb ik later op de dag ontvangen van de bibliothecaris van Dentergem die ik rond zijn nek had kunnen vallen van dankbaarheid en ik heb hem ondertussen al mijn erkentelijkheid laten geworden. In formele taal. Wees gerust.
In oktober vorig jaar zond JdB me een link over Joost Prinsen die zijn nieuw poëzieprogramma voorstelde in De Wereld Draait Door, NPO3 Daarbij vermeldde JdB dat hij de tekst van een bepaald gedicht nog niet had kunnen vinden op het Net.
Gisteren was ik wat mappen aan het opruimen en bij die mail van toen ben ik opnieuw beginnen zoeken naar de tekst van dat gedicht. ’k Kwam uit bij de bibliotheek van Dentergem. Daar zou een afdruk van het gedicht aan de muur hangen.
’k Vroeg me af waarom ik in oktober vorig jaar er tijdens mijn zoektocht niet aan gedacht had die bibliotheek aan te schrijven met een verzoek om informatie. Het e-mail@dres stond er toch kant-en-klaar bij ! Gisterenvoormiddag heb ik dat dan gedaan, de bibliotheek mailen, en om 18h was er al antwoord.
Gezien de vakantieperiode had ik gedacht dat ik pas antwoord zou krijgen in september. ’k Was blij met dat snel antwoord. Zeer blij. Maar. Vermits ik pas antwoord had verwacht na de vakantieperiode, had ik in de loop van de voormiddag via de voordracht van Joost Prinsen (het interview is van 't Net verwijderd ?!?) de tekst genoteerd, puur op het gehoor.
Prinsen spreekt Nederlands, ik ook, wat kan er mis gaan. Veel. Twee woorden zijn er mis gegaan. De tekst op het gehoor willen noteren was overmoed van mijnentwege. Ik dacht dat ik elk soort Noord-Nederlands wel zou verstaan. Toch zeker wanneer het over een Zuid-Nederlandse tekst gaat. Dat was hoogmoed, Lieve Lieden, puur hoogmoed.
Blunder 1 : er moest staan LEIE, de rivier, niet leien. Het gaat helemaal niet over de dakbedekking van de kerk of over leisteen, het gaat over de Leie, de rivier.
Blunder 2 : er moest staan VLASkapelletjes, de vlaskapelletjes op het veld, niet de rij glaskapelletjes op elke kant van het dak van de kerk.
De tekst had ik gisteren genoteerd van de gesproken versie van Joost Prinsen Hieronder volgt de juiste tekst met de juiste bladschikking.
En nu ben ik zeer droef. Men kan teveel schrijven over een mop of over een gedicht, over iets dat tekstueel een zeer korte momentopname is en moet blijven. Die dingen zijn het geschreven portret van een gedachtegang of een sfeer. Er is de broosheid van zulk werk.
Wanneer men daar vivisectie op uitvoert wordt de korte sfeerbeschrijving wel duidelijk, maar de sfeer van het werk overleeft het niet. Daarom hoop ik dat ge al het bovenstaande onmiddellijk vergeet en enkel onthoudt wat Van Den Weghe vertelt.
We beginnen opnieuw,
De kerk van Oeselgem, de pastorie, de hoge brug, de zon, de zwarte Leie, de vlaskapelletjes in strakke rijen en Heeroom, vroom, maar snaaks, vol ironie:
een wereld waarvan bijna niets meer rest. Ik was toen twaalf. Ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels, want op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf, stokoud, in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
De pastorie, de zon, de hoge brug, de zwarte leien, de glaskapelletjes in strakke rijen, en Heeroom vroom maar snaaks, vol ironie. Een wereld waarvan bijna niets meer rest.
Ik was toen twaalf, ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels want boven op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf stokoud in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
Dat is om weemoedig van te worden, ja. Gevoelens vervagen als ze niet gevoed worden en vijftig jaar is een machtig lange tijd. Dan is er enkel nog die fotolijst …
Maar misschien is er toch iets meer dan de lijst. DNA. Er circuleert nog DNA. En dat is levendig aanwezig. Dat heb ik bij de laatste koffietafel gemerkt. De neven en nichten waren daar als de chauffeurs van hun ouders, mijn overgebleven tantes en ooms. En zij hadden allemaal iets bekends, alsof de verdwenen ooms en tantes daar ook nog waren. Het ganse DNA-areaal was aanwezig.
Niet zozeer wat gelaatstrekken betreft, dat ook natuurlijk, de enen de ogen, de anderen de jukbeenderen, nog anderen de mond of de neus... Maar het zat eerder in kleine dingen. Een bepaald glimlachje. Een specifiek handgebaar. Een manier van bewegen. Eenzelfde soort ongeduld. Een gelijkaardig soort humor. Het geluid van een lach. Ook al hebben de nakomelingen de ooms en tantes amper of nooit van nabij gekend.
Het was bij momenten verwarrend, de zaal liep daar vol 'bekenden'. Mensen van nu middelbare leeftijd die ik in jaren niet gezien had en die bekend overkwamen alsof ík weer tien was en zij even middelbaar. Het was een vreemde ervaring. En het was een troost. Een machtige troost. DNA is sterker dan de tijd.
DNA is óók een lijst die samenhoudt. De individuen zijn we kwijt, maar de familietrekken zijn er. Soms zeer sterk. En daar zien we mensen in terug. Met een glimlachje. Een weemoedig glimlachje natuurlijk.
Laat horen welke ellende uw deel was, welke kommer u kwelde, welke calamiteiten u troffen, welk malheur u velde. Op deze vrijdag 02/08 heeft Murphy ook u in zijn macht ?
’t Is simpel, maart, onze poes is compleet het noorden kwijt, door de aanstaande werken en de living die herschapen is een soort bouwwerf. Gevolg: drie opeenvolgende dagen binnenshuis gek kt en geplast.’
Vrijdag heel voorzichtig mijn glasgordijnen van de roede gehaald, ze even voorzichtig over de leuning van een stoel gehangen om eerst een telefonische oproep te beantwoorden vooraleer de gordijnen naar boven te dragen. Ik hoor mio marito vloeken en tieren op onze poes. Wat zie ik? Mademoiselle zat ineengekrompen met platte oren en wijd opengesperde ogen te bibberen in een hoek. Mijn dure gordijnen dooreen gewoeld op de vloer en op diverse plaatsen bewerkt met haar fijne klauwen. Moet er een tekening bij?
Toen ik samen met kleinzoon de hoge eetkamerkast, het haardvuur en de marmeren schouw aan het aftapen was, vonden wij het geraden mademoiselle tijdelijk op te sluiten in het washok en voorraadkamer. Ze kent die plek goed en slaapt er graag bovenop de CV-installatie, alleen vrijdag niet: twee pas geopende grote dozen waspoeder Dash en Dreft van het rek gekieperd. Hoe ze erin geslaagd is kartons van 6 en 3 kg naar beneden te krijgen, search me, maar ik ben wel mijn gerief kwijt.
Daarnet, mijn man lag in de tuinzetel even te soezen, ik boven doende in de badkamer. Beiden waren we absoluut zeker dat Katie ergens in de tuinen doolde. Toen ik beneden kwam was al de plasticfolie rond de hoge kast aan flarden gescheurd. Wat we er volgende week moeten mee aanvangen, weet ik helemaal niet. Er zit maar één zaak op, haar opsluiten in de kelder misschien, maar ja daar hangen de rekken met onze wijnflessen.
Ik heb met het oog op de werken met heel wat rekening gehouden, maar met Katie niet. Dochter suggereerde haar 10 dagen in een kattenhotel onder te brengen, doch in volle vakantieperiode is dit onbegonnen werk. Mocht er iemand tips hebben, laat aub maar komen! TP
kartonnen dozen
Tijdens het rondsurfen op 't Net ivm gestreste katten kwam ik bij een website waar de kat zelf aan het woord gelaten werd. Zij deed een oproep aan alle mensenwezens om de feliene bewoner van het huis van voldoende kartonnen dozen te voorzien. Kat in Bakkie. Het was eigenlijk meer dan een oproep, het was een vurig pleidooi gericht aan haar butlers en andere huisbedienden. Er staan op 't Net veel afbeeldingen en filmpjes van kattepoezebeesten die dure slaap- en klimdingen cadeau krijgen en zich dan behaaglijk installeren in de kartonnen verpakking ervan. Maar daar ging het nu niet over.
Het poezebeest in kwestie vertelde dat de kat als diersoort in de loop van de dag regelmatig een eigen moment nodig heeft. En daarvoor dient de Kartonnen Doos.
Vier wanden en als het kan een dakje, of de helft er van. Het is een kwestie van geborgenheid. Kijkgaatjes in de wanden snijden mag wel, is welkom.
De luchttunneltjes binnen de kartonnen wanden warmen op en houden de lichaamstemperatuur van het dier vast. Een kat mag er in klauwen (geurmerken plaatsen) en de kost van dit kartonnen meubilair is laag want ongeveer elke supermarkt stelt gratis Kartonnen Dozen ter beschikking. (Sorry Lanoye!)
De doos mag niet te groot zijn, ietske groter dan of even groot als de kattepoes is oké, ze moet de wanden kunnen voelen, het gaat om geborgenheid.
Zet zo'n doos op elke plek waar stressmomenten te verwachten zijn. 's Avonds na de werken bvb ook in de woonkamer. Doos niet te vaak vervangen.
Geen dozen van zeeppoeder gebruiken, naar het schijnt werkt die geur nog méér op hun gestreste zenuwen. Heb ik onlangs gelezen.
In feite neem ik nooit ontbijt, enkel een kop koffie om wakker te worden Tegen elf of twaalf een sandwich met look salami, ik moet toch niemand meer kussen, en verder ben ik een kannibaal dus ik moet mijn vlees portie hebben.
Ik eet weinig fruit en drink een blikje bier of drie, ik besef dat ik een zeer ongezond leven leid, maar ik rijd toch al met tram acht, dus zo slecht zal het nu ook weer niet zijn. BO
Looksalami, dat is lang geleden, 'k ga dat eens terug in huis halen BO. 't Staat al op het boodschappenlijstje. Wanneer ik veel te vroeg wakker ben dan drink ik na een halve dagtaak soms ook pils. Dat is om 08h of soms iets later, navenant hoe lang ik al op de been ben. Voor LM is dat heel gewoon, toen hij nog wacht liep aan boord was er na de wacht ook altijd een pint.
Op een keer hadden we hier 's morgens vroeg iemand over de vloer die de boiler kwam nakijken, of iets anders, dat weet ik niet meer. En die man zag me met een pint. Voor mij was het dan al namiddag hé, 'k was al van 02h bezig.
Hij bekijkt mij eens, en nog voor ik een woordeke uitleg kan geven kijkt hij meewarig naar LM. LM, bij wijze van antwoord, haalt zijn schouders op. Toen was die man natuurlijk helemaal overtuigd dat wij leefden van de opbrengst van het leeggoed. En hij vond LM waarschijnlijk zeer te beklagen.
We hebben dat niet eens rechtgezet, zijn gezicht was te grappig, laat hem maar denken. Er zijn zoveel nachtwerkers die bier drinken bij hun ontbijt.
Op een woensdagvoormiddag reed ik het erf op bij Laura. Ze was waarschijnlijk op het terrein bezig daarom gaf ik een bescheiden toetertje, om te laten horen dat ik er was. De hond, eerder een troetel dan een waakhond, kwam eens kijken wie de peis en vree verstoord had.
De hond was een grote fan van zijn bazin, een en al adoratie. Haar welzijn was hem heilig. Tweedes kwam zijn etensbak en derdes was de zwemvijver. Verder waren er ook een baas en kinderen en andere dieren die moesten gedoogd worden. Maar bezoek kon hij missen. Hij had me gezien, maakte rechtsomkeer en verdween achter de hoek. Waarschijnlijk ging hij Laura vertellen dat er niks noemenswaardigs het erf opgereden was.
Laura kwam tevoorschijn van ergens en ik vond dat ze er bedrukt uit zag. Ze hielp de auto leegladen.
- Ik ben een slechte moeder, zei ze ineens.
Ik antwoordde met 'niemand is perfect' of met een andere trivialiteit die compleet naast de kwestie was.
- Nee echt, zei ze …
Het verdriet in haar stem was alarmerend. Dit was serieus. Een stuntelende moeder, oké. Er bestaat geen diploma voor moederschap, ongeveer iedereen begint als liefhebster. Maar een sléchte moeder … ? Nee, daarvoor heeft mijn jongste zus teveel koesterende talenten in haar hart.
Haar verhaal Pieter was toen 9j, het zal '94 of '95 geweest zijn.
De avond tevoren had hij gevraagd of hij een kat mocht hebben. Ruimte genoeg op 3 hectaren, het verbaasde me eigenlijk dat er nog geen half dozijn katten rondliep. Ja, had ze geantwoord, als uw schoolrapport goed is. Daar leek hij vrede mee te nemen en hij vertelde opgewekt dat hij de kat Viktor zou noemen. En als het een kattin is? Ook Viktor. Victoria? Nee Viktor. Dat is toch geen meisjesnaam. Heel het gezin moeide zich met de keuze van de naam. Viktor. Pieter bleef bij de naam Viktor.
's Nachts werd er zachtjes op de deur van de ouderlijke kamer geklopt. Ze werd wakker en ging kijken wat het geluidje aan de deur was. Daar stond haar eersteling. Hoe lang hij daar al stond wist ze niet.
- Mama? - Jongen, is er iets? Wat is er? - Mama, als mijn rapport niet goed is … komt er dan geen kat? vroeg hij kleintjes.
Was hij daardoor nog wakker? Op slag besefte ze wat ze aangericht had in dat hartje. Zoiets emotioneels als een eigen huisdier … laten afhangen van schoolprestaties !
- Gij krijgt uw kat jongen, gij krijgt zoveel katten als ge maar wilt, fluisterde ze. En ze kuste hem op zijn wangetjes, op zijn haartjes en ze neep hem bijna plat van spijt en liefde en van vreugde dat ze mocht moeder zijn van zo'n lief jong.
- Daarom rij ik deze namiddag met hem naar iemand met een nest katten. Wilt gij zolang op de jongsten passen? - Ja, zei ik. - Want anders moet ik ze meenemen, maar ik wil dat Pieter helemaal alleen zijn kat kiest. - Oké, zei ik, ik blijf wel. - Want anders kwetteren de meisjes zijn oren dicht en ik wil dat hij … - Jáá, ik blijf wel! zei ik luider dan nodig, want ik moest slikken. Omdat Laura zo'n intuïtieve moeder is.
Er zijn mensen in soorten liegers en kijvers krenkers en katters en ook halve garen
Er zijn mensen met humor ze zwanzen wat af ze gieren en brullen dragen een roze bril
Er zijn mensen die pronken met hun geleerdheid steken als schoolmeesters het vingertje op
Er zijn mensen die lezen wat anderen schrijven soms geloven ze wat er geschreven staat
Er zijn mensen die zwijgen maar beter weten lachen om hen die onzin bedenken
VKJ (?)
Wat een schets. Met al die figuren zat ik ooit in eenzelfde klas, zij het met wisselende bezetting en wisselende doseringen.
Maar we waren er wel allemaal, over de ganse periode gezien. 'k Zou naast al die typeringen zelfs onze namen kunnen plakken. Ik kom aan 16 types. Klopt dat ongeveer?
Die morgen werd ik wakker en ik voelde me kiplekker. Voldoende geslapen, goéd geslapen en helemaal niet stram bij het opstaan. Zelfs de spiegel vond dat ik er nog een tijdje mee door kon.
In de loop van de voormiddag kwamen mijn zus Tina en haar dochter langs. De dochter noemen we Toppié.
Het gesprek kwam op politiek en via wat kronkels op Guy Verhofstadt. - Die zit nu in het Europees Parlement, wist ik. - Wat doet hij daar? vroeg Tina. - Geen idee, hij is daar serieus aan het verbroederen met Cohn-Bendit. - Verhofstadt ? met Cohn-Bendit ? Wat een bromance ! Tina schoot in een luide lach en zoiets werkt aanstekelijk dus na drie tellen lagen we samen slap van het lachen.
- Verhofstadt! hikte ze, met Cohn-Bendit! - Jááá, kraaide ik. - Amaiamai, zuchtte Tina, dat doet deugd zo lachen. En ze veegde voorzichtig een traan weg.
Woensdagmorgen, zo rond 05h was ik fris en fit alsof ik weer veertig was. Of 52. Da's ook goed. LM sliep nog, hij kon dus niet in mijn weg lopen en in een minimum van tijd had ik de tafel gedekt, de ontbijtspullen gereed gezet in de keuken, de vaatwasser gevuld en gestart, de spoelbakken uitgewassen, de aanrechten leeggeruimd en een 4L-pot gevuld met alles wat nodig is voor bouillon. Blokjes-bouillon, dat zeg ik er wel bij.
Buiten de zeven blokjes (eentje minder dan nodig) gaan er ter compensatie zeven kruiden & specerijen in. LM noemt die combinatie mijn heksenmengsel, omdat hij niet onthoudt met welke blaadjes en korrels en poeiers ik het brouwsel afwerk. Hij eet, ik weet. Dat is de taakverdeling als het over bouillon, soepen en sauzen gaat.
Die morgen was ik toch zo tevreden met mijn energie dat ik nogal zwierig was met de kruiden. Dat mag al eens, LM is daar tegen bestand.
In mijn zwier zag ik vier kruidnagels vallen ipv van twee. Ze zonken naar de diepte van de pot. Och, dacht ik, ik doe het al jaren met twee kruidnagels, wie zegt dat het geen drie plus een kleintje mogen zijn? En in mijn jeugdige overmoed van woensdag schroefde ik de pot dicht, zette er vlam onder en kwam hier achterin wat zitten lezen wat de nacht aan nieuwsbrieven had binnengebracht.
Een uurtje later schroefde ik het deksel van de pot open. Het aroma dat omhoog kwam was expliciet : duidelijk een kruidnagel of twee teveel. ow oei kermille We zullen een paar Indonesische soepen moeten eten de komende dagen.
Waarom moest deze bouillon dienen voor Indonesische soepen? Tja, 'k kan toch niet élke blunder met specerijen Chinees of Indisch noemen. Die week heette mijn abuus Indonesisch want er was ooit al eens een blunder met kruidnagel. Op Sumatra. Da’s Indonesië.
We gingen ruwe aardolie laden in Dumai. In de buitenwijken van Dumai wil dat zeggen, bij Hydrocarbon Dumai, ten oosten van de stad. Voor wie Google Earth wil gebruiken, 't is daar waar de citernen staan.
Over ons verblijf tegen de kaai heb ik ergens geprinte relaas-brieven van toen liggen, maar ik ga er nu niet naar zoeken.
De bestuurders van de velo-taxi's aan de gates van Hydrocarbon rookten sigaretten die een lekker aroma verspreidden. De tabak was gesausd, maar waarmee? In de warme vochtige tropenlucht was het aroma bijna bedwelmend. 'Cloves' zeiden ze. Kruidnagel, de plant woont daar, om en rond die breedtegraad. De tabak was gesausd met kruidnagel. Het mengsel heet kretek, omdat de kruidnagel in de tabak knettert tijdens het roken.
Die lucht rook zo lekker dat ik een pakje sigaretten gekocht heb. Waarschijnlijk heb ik dat veel te duur betaald. Maar wat is te duur. Naar Westerse normen was het zeer goedkoop. En ik had mijn gearomatiseerde sigaretten. Voor later.
'Later' was een dag of tien later, op zee, weg van de Indonesische tropenlucht met al haar lekkere geuren. In de steriele airco-lucht van de cabine niet afgeleid door andere aroma's zou 'k eens iets proberen. Ik stak zo'n sigaret aan en proefde voorzichtig. 'k Rookte toen nog wel, maar buiten het aroma kon ook de tabak sterker zijn dan ik dacht. Dus niet inhaleren. De eerste trekjes toch niet. Daarna wel. Het was wennen. En het werd lekker.
Een uur of wat later kwam er een defilé mensen aan de deur van de cabine. Eerst de Chef Mécanicien, dan de Eerste Stuurman en ten slotte de Captain. Die wilden elk weten of ík het was die die sigaret gerookt had. Ha maar ja, natuurlijk, wie anders? Wat een domme vraag. Ik begreep er niks van. Commotie bij de staf om dat sigaretje van daarstraks? Tja, dat aroma zal via de ventilatie-evacuatie van de badkamer of van de alleyway in de kokers van de luchtverversing gekomen zijn, maar toch, wat een gedoe zeg …
De stuurman gaf een streepke informatie. Door de geur van de kruidnagelsigaret dachten ze dat er een Indonesische verstekeling aan boord zat. En toen zijn ze beginnen zoeken, elk een andere kant uit. Eén voor één kwamen ze bij onze cabine terecht. Alwaar ik argeloos een aroma had zitten proeven. Toen ik achteraf besefte waarover het ging, de omvang van het gedoe, waarom hun onrust, waarom hun zoektocht, kromp ik ineen van schaamte.
De rest van de sigaretten wou ik inleveren bij kaptein DM, maar dat vond hij nu ook weer niet nodig. Aan zijn glimlach te zien vond hij dat zelfs een beetje overdreven.
Na het einde van het contract, thuis in België, heb ik nog zo'n kretek-sigaret gerookt. Het aroma was er weer, maar Indonesië was weg.
In de buurt van de Eeuwige Jachtvelden heb ik ooit graag vertoefd, veel en vaak. 'k Vond het soms jammer dat ik geen Indiaanse was, want ik las Arendsoog en Witte Veder. Grote boeken waren dat, moeilijk om ongezien in de klas te zitten lezen.
De Eeuwige Jachtvelden waren interessanter dan de Hemel-met-rijstpap met de catechismus-drill die er aan vooraf ging.
In het 4de leerjaar bij Juffrouw Muizenoor gebeurde er iets eigenaardigs. Muizenoor liep door de klas en ik had haar niet horen komen. Op mijn lessenaar lag mijn schrift met oefeningen. De oefening had ik gemaakt en ik had nu een leesboek op mijn schoot liggen. Ineen werd ik gewaar dat ze naast mij stond. Ik voelde het warm worden, ik voelde me gloeien, ik dierf niet opkijken en wenste mezelf weg, zo ver als de Eeuwige Jachtvelden.
Ze tikte met een vinger op mijn schrift en deed teken dat ik de oefening onderaan niet onderlijnd had. Dat was alles. Verder geen woord. Geen berisping, geen straf, geen slechte punten omdat ik zat te lezen tijdens de les. Dat voorval versterkte mijn geloof van toen in zaligheid van de Indianenwereld.
Waarschijnlijk was de lerares gewoon opgelucht dat ik me in stilte wist bezig te houden ipv te zitten wiebelen en draaien van ongeduld.
Later werden het Old Shatterhand en Winnetou, in pocketformaat. Pockets zijn handiger om in de klas op de schoot te houden.
Vorige woensdag of de woensdag daarvoor had ik kappertjes gekocht op de markt, eigenlijk zijn het geen –tjes. 'k Heb eens opgezocht wat het groeisel juist is:
“Kleine kappertjes zijn ongeopende bloemknopjes van de kappertjesplant. Sinds enkele jaren kan je bij ons ook een grotere variant met een steeltje eraan vinden. Zulke zogenaamde kappertjesaugurken zijn de onrijpe, geplukte vruchten van zo’n zelfde kappertjesplant.”
kappertjes steelkappertjes
Die steeltjeskappertjes zijn gepekeld en ze zijn wat te zout voor LM & mij. Daarom laat ik ze per kleine hoeveelheden ontzilten in melk. Spoelen onder koud stromend water, een beetje drogen en ze zijn klaar voor gebruik.
Gisterenmiddag leg ik zo'n handvol steelkappers te drogen op een propere keukenhanddoek, ik vouw de handdoek zachtjes dicht en ga in de woonkamer de tafel dekken. 'k Had beter keukenpapier gebruikt.
Terug in de keuken zie ik die handdoek liggen, ik vraag me af waarom hij niet op zijn plaats hangt, gris hem van het aanrecht om … en ineens lag de vloer vol steeltjeskappers, donkere staartdingen. Precies beestjes die ergens vandaan gekomen waren. Op dat ogenblik stapt LM de keuken binnen, ziet 'beestjes' en deinst achteruit : "Wat zíjn dat?", op een toon alsof onze keuken voor de zoveelste keer een horrordecor was.
kikkervisjes
Kijk, aan boord hebben we dikwijls moeten meemaken dat we de keuken en het magazijn deelden met kakkerlakken en soms ook met ander ongedierte.
Maar ik ben opgeleid vóór de overstap naar bemanning uit de lage loonlanden en dit is míjn keuken. Als hier op de vloer iets te zien is, dan is dat accidenteel, omdat het gevallen is, en niét omdat het er woont.
De maaltijd verliep in absolute stilte. En zonder steelkappertjes in de sla.
LM heeft het voor katten. Hij zou liefst twee katten hebben. Niet noodzakelijk raskatten. Als ze gestreept zijn is het voor hem al in orde. Als ík zou mogen kiezen, gesteld dat we er de ruimte voor hadden, ik bedoel een hectare of twee, drie, dan ging ik voor groter : een Serval, het neefje van het jachtluipaard, de cheetah. Gevlekt.
En anders een Savannah, de huisversie van de Serval. In elk geval gevlekt ipv dat gestreept gedoe van LM.
Dat wordt een discussie natuurlijk, ik wil gevlekt en LM gaat op zijn strepen staan. Eens officier, altijd officier. Het gedoe is puur theoretisch want we hebben de ruimte niet voor huisdieren. Noch gevlekt, noch gestreept. En al zeker niet voor een Serval. Servals en Savannahs zijn springers, zoals vossen, maar dan iet of wat anders.
Die grote opgerichte oren doen denken aan de Egyptische katten die het ongedierte uit de graanvoorraden moesten weghouden. Aan de godin Bastet, zegt Wikipedia.
Hier een dierentuin-Serval, een springkat, klank aanzetten, eventueel Engelse ondertitels activeren: https://www.youtube.com/watch?v=jYRn2CMCEtE 03min35, voor wie tijd en zin heeft.
Wie richting raskatten gaat kiezen mag zich verwachten aan prijzen voor de poesie-mauw. Volgens het filmpje kan een Savannah 25.000 tot 30.000 USD kosten. Heb ik dat goed gehoord? Dat is van 22.500 tot 27.000 €, losweg omgerekend. Dat zijn stevige bedragen, die katten mogen 's nachts niet alleen op stap van mij.
De gedachtewisseling hier in huis blijft puur theoretisch want wij hebben voor zo'n huisdier niet dat budget, en wij hebben geen tuin of terrein voor zo'n levendig kattebeest, én wij hebben er de energie niet meer voor. Maar in mijn ideale wereld ? Ja, graag een Serval, of een Savannah, of de twee.
“Buurman en Buurman (oorspronkelijk Pat & Mat) is een Tsjecho-Slowaakse poppenanimatieserie, gestart in 1976, van Jorrol Šafar over twee onhandige klussers. Elk van hun oplossingen schept een nieuw probleem. Soms vinden ze zelfs geen oplossing. De filmpje waren oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen.
In het Nederlands zijn de poppen naamloos. In andere talen heet die met de gele trui Pat, die met de rode trui Mat. Deze namen staan op de deuren van hun huis. De houten poppen hebben een kaal kopje met een hoofddeksel op. In de Nederlandstalige versie praten de twee buurmannen, dit is in andere taalgebieden niet het geval.”
Pat & Mat bewonderen hun werk
Volgens mij hebben ze taal niet écht nodig. De buurmannen hebben zich wereldberoemd geklungeld zonder woorden. De filmpjes zijn zo opgevat dat de beelden voor zich spreken, hoewel hun gemoedelijk gebabbel in de Nederlandse versie heel goed past bij de optimistisch achteloze sfeer van hun wereldje.
Ze stond aan het raam en keek naar de lucht. Alsof daar de zuurstof hing die ze zo nodig had.
Wat als ik die som veertig jaar eerder gewonnen had, dacht ze. Dan had ik tóch die zaak overgenomen, tegen beter weten in. Dan was ik failliet gegaan, wist ze. Daar had ik dan personeel in meegesleurd. En hun gezinnen. Iedereen ongelukkig.
Nu zal ik geen zaak meer opstarten. Dat vond ze voor iedereen een rustgevende gedachte. Nu zal ik enkel nog dood gaan. Ja. Dat vond ze óók voor iedereen een rustgevende gedachte
Dit keer kwam december met de gebruikelijke feesten die we nog nooit hadden meegemaakt. Er werden Sinterklaasliedjes geleerd en gezongen, er was een pakjesavond waar iedereen iets kreeg. Ik herinner me een boek dat ik zeker drie keer gelezen heb, het was van Jack London en ging over een hondje dat geloof ik een wolf als vader had en een hond als moeder, maar het kan ook andersom geweest zijn. Hij had goede eigenschappen van beide, maar kon niet blaffen, behalve helemaal aan het eind toen zijn baas zwaar gewond was.
Er werd ook een kerstfeest gevierd, maar die liedjes zongen we minder enthousiast, want bij ons bracht er geen Kerstman cadeautjes. Het ging helemaal over dat arme kindeke in die stal in Bethlehem. Tussen die beide gelegenheden in was er ook nog een verjaardag, en wel de mijne. Een heel verschil met de vorige keer op de kade in Semarang, want we waren veilig en hadden geen honger meer. Ik herinner me een boek Jongens en Wetenschap, dat begon met een slecht aflopende reis naar de maan door een professor en twee jonge vrienden. Maar er stonden ook raadsels in, en in mijn herinnering weinig wetenschap.
Die winter ging een recordwinter worden, op de stoepen lag aangetrapt en wel zo'n 20 cm sneeuw, waar je met een schop prachtige bouwblokken uit kon snijden, en dat is nog een heel fort geworden. Helaas had ik mijn kleding niet geheel aangepast aan de kou, en dat kwam me op een longontsteking te staan, die ik overigens goed doorstond. Omdat ik alle boeken die ik kon vinden al drie keer gelezen had en ik om boeken bleef zeuren heeft mijn vader toen nog een boek kunnen opscharrelen dat IJs met Slagroom heette en in een zeer zomerse omgeving de avonturen beschreef van een onverzadigbare ijsmaniak die ieder karweitje en elke weddenschap liet uitbetalen in ijzen met slagroom. Mijn respect voor het incasseringsvermogen van de ongetwijfeld wat corpulente ijzenvreter groeide met de pagina.
SK – HiH-06/2016, ongewijzigd
dat boek over die wolfshond
'k Heb Google doen zoeken, en die brave Google apporteerde de juiste titel.
Als ik ooit nog eens een naam voor een hond mag kiezen dan stel ik Goegel voor. We hebben thuis ooit een Loeki-hond gehad -lang voor Loeki de Leeuw van de STER-reclame bestond- en die apporteerde ook allerlei nuttige zaken. Zijn leiband wanneer het tijd was, zijn eetbakje … Hij had verschillende manieren om iets duidelijk te maken.
Laura kon met Loekie verstoppertje spelen. Ik hield de hond bij mij, hij bleef aandachtig zitten en ik telde traag & luid tot tien terwijl Laura zich ging verstoppen. Bij tien zei ik : Waar is Laura? Zoek Loeki, zoek! Dan hield hij zijn neus tegen de vloer en kwispelde zich tot bij Laura.
Als ze zich in de badkamer verstopt had bleef hij hoffelijk voor de deur zitten. Aankloppen kon hij niet en een heer springt niet zomaar een badkamer binnen. Een zeer schrander hondje. Een boerenfox. De wisselwerking tussen mens en boerenfox mag van mij direct Immaterieel Cultureel Erfgoed worden.
'k Dwaal af.
White Fang (in het Nederlands ook Wittand), 1906, is de titel en het hoofdpersonage in een roman van de Amerikaanse auteur Jack London. Het verhaal situeert zich in het Yukongebied (Canada) tijdens de Goudkoorts van Klondike op het einde van de 19de eeuw en beschrijft het zware leven van de wolfshond White Fang.
eerste uitgave
Het boek is grotendeels geschreven vanuit het oogpunt van White Fang en hoe hij de gewelddadige levensstijl van zowel dieren als mensen ervaart. Het boek behandelt ook meer complexe thema's zoals moralisme en theologie.
En gij hebt dat boek gelezen toen ge 11j waart SK? Mijn hoed af.
Bill en Henry trekken met hun sledehonden naar een afgelegen stadje in Yukon (Canada) om er het stoffelijk overschot van iemand af te leveren. Ze worden achtervolgd door een roedel hongerige wolven die dag-na-dag een of meerdere sledehonden vangen. Nadat de laatste sledehond én Bill werden gedood, wordt Henry gevonden en gered door een grotere groep mensen. Die grote groep schrikt de wolven af. Ze vluchten. De roedel splitst op en het verhaal richt zich vanaf dan op een moederwolf en haar partner One-eye (Eenoog) . De moederwolf werpt een nest van vijf welpen. Slechts één welp overleeft. One-eye wordt gedood door een Canadese lynx wanneer hij diens prooi wil afnemen. De moederwolf neemt wraak en doodt de lynxwelpen. Dit leidt tot een gevecht tussen de wolf en de lynx. De lynx sterft tijdens het gevecht.
Op een dag wordt het wolvenwelp gevonden door vijf First Nations. * Canadese Indianen, zie onder De moederwolf komt in actie om haar welp te verdedigen. Eén van de mannen, GreyBeaver, herkent de moederwolf als zijnde Kiche. Kiche was de wolfshond van zijn overleden broer. Op een dag was Kiche spoorloos verdwenen. Grey neemt Kiche en de welp mee naar huis. Hij geeft de welp de naam White Fang. Hier begint de film.
White Fang heeft een hard leven in dat kamp: de andere jonge honden, met Lip-Lip als leider, zien hem als een echte wolf, waardoor ze hem geregeld aanvallen. De mensen tonen ook al niet te veel interesse. Daardoor krijgt White Fang een wreedaardig, nors, solitair en dodelijk karakter. Men zou van minder.
Wanneer White Fang vijf jaar is, wordt hij door Grey voor enkele flessen whisky verkocht aan Beauty Smith, een man die leeft van hondengevechten. Beauty Smith traint White Fang als gevechtshond. Hij wint alle gevechten, onder meer met wolven en lynxen.
lynx
Op een dag dient White Fang te vechten met een bulldog. De bulldog grijpt hem naar de keel waardoor hij bijna stikt. White Fang wordt net op tijd gered door Weedon Scott, een jonge goudzoeker, die de wedstrijd laat stilleggen. Hij koopt White Fang voor een hoge prijs.
Scott benadert de wolfshond op een andere manier en wint zijn vertrouwen. Scott beslist om terug te keren naar Sierra Vista (Arizona?) en neemt White Fang mee. Daar moet White Fang zich nogmaals aanpassen aan de lokale omstandigheden.
Rechter Sweedon, de vader van Scott, heeft een crimineel een gevangenisstraf opgelegd. Die man is ontsnapt en zint op wraak, hij wil de rechter te vermoorden. Daarbij wordt de aanvaller door White Fang gedood. Hierdoor krijgt White Fang de bijnaam 'De Gezegende Wolf'.
Het verhaal eindigt wanneer White Fang in de zon zit samen met enkele puppies die hij heeft bij de schaapshond Collie.
Het boek werd in 1973 verfilmd. De film staat integraal op You Tube, de Roemeense ondertiteling kan men uit zetten via het tandwieltje onderaan rechts van het schermpje. https://www.youtube.com/watch?v=frg1G4nr7lQ 01h39min32, voor wie ooit tijd en zin heeft. Zakdoekjes klaarzetten, best de gezinsverpakking.
Soms bestaat er een wereld verschil tussen het uitdrukken van de een en het interpreteren door de ander. van P²
Hier gebeurt dat bijna dagelijks. Eer ik een tekst inzend laat ik hem gewoonlijk nalezen door LM omdat de spellingscontrole van Outlook niet elke fout herkent en onderlijnt. Grammaticale fouten ontsnappen aan de controle. Stijlfouten helemaal.
Zelf zie ik de ontsnapte fouten niet allemaal, omdat ik lees ik wat er zou moeten staan ipv wat er staat. Een verdwaald lidwoord bvb, daar lees ik over. Selectief blind voor de fouten van het eigen kind, of hoe heet het. Kortom, LM is de corrector hier in huis.
En dan is het bij momenten bijna bevreemdend om horen wat hij uit een tekst haalt. Dan herlees ik zelf nog eens, en ja, misschien kan het schrijfsel wel op de manier van LM geïnterpreteerd worden. Al hoop ik dan dat anderen dat niet doen …
Nu, van zodra men een tekst vrijgeeft is hij van de lezer hé, daar heb ik me een jaar of elf geleden bij neergelegd. Of ik zou breedvoerig en omstandig moeten meedelen wat ik bedoel. Maar dat leest zeer onaangenaam want het geestesoog van de lezer wil ook wat.
’k Zou wel belerend kunnen schrijven natuurlijk, met het geheven vingertje, maar dat typt zo onhandig.
De afstandsbediening lag op de salontafel bij de ouders van een jonge zeeman. Hij woonde nog thuis. Hotel Mama avant la lettre. Veel zeelieden woonden ergens in of woonden thuis, dat was toen niet uitzonderlijk.
Hij had bericht gekregen, al in april, dat zijn betaald verlof toegekomen was. Een flink bedrag deze keer. Met verlof in België repte hij zich naar de bank, zette een nette som opzij want hij was aan het sparen voor iets, deed een paar betalingen en hij nam een even nette som mee om te gaan vieren dat hij geld ontvangen had. Dat vieren liep uit en 's nachts kwam de jonge zeeman hongerig thuis. Natúúrlijk heeft men honger na zolang eh, aperitieven.
Hij maakte een uitsmijter met alles er op en er aan en installeerde zich voor de TV. De afstandsbediening deed het niet. Verdomme.
Hij haalde nog een pint uit de frigo, ging weer zitten, trachtte na te denken maar de afstandsbediening deed het nog altijd niet.
Volgens zijn zeggen was hij die avond lichtjes boven zijn theewater, maar naar wat ik van hem al aan de wal gezien had zal hij goed onder de olie geweest zijn.
Gefrustreerd zwierde hij de afstandsbediening voor zich uit. Ze viel op de eiken salontafel met rustieke tegels, kaatste verder en viel op de tegelvloer.
Hij ging dan maar slapen. De volgende ochtend stond zijn pa aan zijn bed. Of hij onmiddellijk de rommel kon komen opruimen. Rommel?
In de woonkamer zag hij dat zijn bord er nog stond, en dat er hier en daar wat eigeel mocht opgekuist worden. En toen liep hij met blote voeten in plastic scherven. Er stond hem vaag iets voor van een afstandsbediening ... Eigenlijk wou hij liefst terug gaan liggen.
Het was de afstandsbediening niet. De afstandsbediening lag op haar plaats, bij het programmablad in de krantenbak, dat zag hij in het voorbijgaan. Wat achter hem op de vloer in gruzelementen lag was de nieuwe rekenmachine van zijn pa. Een technische rekenmachine van TexasInstruments, een stuk van toen 20.000 BF. De jonge zeeman was op slag nuchter.
Hij is die voormiddag de rest van zijn vakantiegeld gaan afhalen, om de som netjes aan zijn pa af te geven.