Sinds LM en ik elke ochtend op TLC dat kattenprogramma kijken herinner ik me meer en meer over kattezaken van vroeger. Hier iets uit '67. De klas liep toen zot van alles wat Annie M.G. Schmidt schreef, gelijk wie het zong of bracht. Haar beschrijvingen waren raak en fijntjes. Naar mijn gedacht stonden vertolkers van topniveau bij haar aan te schuiven om een tekst.
Hier: een kattenmoeder koestert haar kattenjong, het kattemenoeltje. Mevr. Schmidt heeft het ook over een ponseltje. Woorden van eigen vinding die evengoed een gevoel overbrengen, misschien zelfs sterker ... Mevrouw Schmidt was geniaal in het brengen van niemendalletjes en in het hanteren van eenvoud :
Ik zal je leren blazen tegen het grote kattenkwaad Ik zal je leren blazen tegen het grote waf-woef-waf Het grote waf-woef-waf dat altijd door de wereld gaat En als je dan goed, blazen kan dan blaas je 't van je af Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren spelen met je eigen mooie staart Of met een heel klein plonseltje of met een pluisje touw Wij amuseren ons met niks, dat ligt in onze aard Die arme mensen ach, die amuseren zich niet gauw Die hebben daar Wim Kan voor nodig liefje - op z'n minst Wij katten kunnen zonder hem en dat is onze winst Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren krabben tegen bloemetjesbehang En lekker met je nagels langs de mooie nieuwe stoel Daar zijn de mensen razend om, dat weten we al lang Die arme dwazen kennen niet dat zalige gevoel Kattemenoeltje, Kattemenoel Ik zal je leren stelen uit de wiebelende pan Ik zal je leren kopjes geven aan de goeie man Ik zal je leren zwerven op de smalle daken 's nachts De helle groene koplampen die schijnen onverwachts Kattemenoeltje, Kattemenoel
Ik zal je leren lopen op een blad met twintig glazen Zonder een te breken en ik zal je leren blazen Ik zal je leren blazen tegen 't grote kattenkwaad En tegen het grote waf-woef-waf dat door de wereld gaat En dan ben jij een goede kat, zo een als ik bedoel Kattemenoeltje, Kattemenoel
“Vrouw Barbara was weduwe geworden: haar 5 kinderen werden aan het werk gezet om niet te vervallen in armoede. Bijna dag en nacht draaide het spinnewiel in het huis. Serena, de oudste dochter deed flink haar best, maar voelde goed aan dat het harde werk niet voor een blijvende oplossing kon zorgen. Daarom bad zij elke avond in stilte tot de Heilige Maria en deed een belofte: indien zij haar familie zou helpen, dan zou zij afzien van elke vreugde en hoop die zij in haar hart koesterde.
De lente breekt aan. Om te bekomen van het harde werk krijgt Serena een vrije dag en zij gaat een wandeling maken met haar jeugdvriend, Arnold.
Terwijl ze uitrusten, gebeurt er plots iets heel bijzonders. Een legertje spinnen, strijkt neer op het hoofddoek van Serena en met verbazing stellen zij vast dat uit het heen en weer geloop van de diertjes een web geboren wordt met figuren, vogels en bloemen. Plots verdwijnen de spinnen: het ragfijne werk blijft achter als bewijs dat het geen droom was. Voor Serena is dit duidelijk een teken van God. Als eenvoudige spinnen zo'n werk kunnen maken, dan moet een mens daar toch ook toe in staat zijn? Arnold maakt met enkele takken een houten raamwerk waarop het doek met het web werd vastgemaakt en Serena neemt het mee naar huis.
Diezelfde avond nog zet zij zich aan het werk. Wanneer Arnold haar de volgende morgen komt opzoeken, zit ze hopeloos in de war met al de fijne zijden draadjes. Hij stelt voor de draadjes te bevestigen aan houten stokjes. Het over en weer brengen van de stokjes, de eerste kantklosjes, verloopt eerst nog wat onhandig, maar na enige tijd is het als het ware kinderspel geworden. Het eerste kantwerk was er. Arnold tekent dan andere motieven en de eerste werkjes worden aan rijke kooplieden verkocht. Weldra wordt het kantwerk een veel gevraagde en duurbetaalde waar. Het is voor Serena een hele opgave om aan de vraag te blijven beantwoorden en daarom leert zij het kantklossen aan haar zusjes aan. De welstand komt terug in het gezin.
Een enkele maanden later is Arnold erin geslaagd zijn meesterwerk klaar te krijgen dat hem toelaat erkend te worden als volwaardig beeldhouwer. De jeugdvriendschap met Serena is bij hem uitgegroeid tot echte liefde en hij vraagt haar ten huwelijk. Groot is echter zijn verwondering als hij door haar wordt afgewezen, terwijl zij toegeeft van hem te houden. Voor Arnold breekt een moeilijke tijd aan. Het jaar verloopt en het wordt weer lente.
Om de verjaardag van de wonderlijke gebeurtenis te vieren trekt Serena, ditmaal alleen, weer naar de plaats waar haar een goddelijk teken werd gegeven. Daar denkt zij terug aan Arnold en vraagt de Heilige Maria ervoor te zorgen dat hij niet langer zou lijden. Plots zijn er terug de honderden spinnen. Evenals het jaar voordien beginnen zij op haar zwarte hoofddoek een bijzonder web te spinnen. Aandachtig kijkt ze toe. Het is een bruidsboeket. De spinnen blijven doorwerken met een ongekende ijver en rond het bruidsboeket verschijnt een tekst die pas leesbaar wordt als de spinnen weer verdwenen zijn: "Serena, ik ontsla je van je belofte." Serena barst in snikken los. Het zijn tranen van dankbaarheid en vreugde.
Arnold was haar gevolgd en had zich verscholen gehouden in het struikgewas. Haar snikken doet hem evenwel zijn schuilplaats verlaten en hij snelt op Serena toe. Zij toont hem het nieuwe web en vertelt dan van haar vroegere belofte. Voor Arnold wordt alles nu duidelijk. Er staat niets nog hun geluk in de weg en korte tijd later wordt hun huwelijk ingezegend.” via IFP
Oef. 't Loopt goed af. ’k Dacht al : wat moeten meisjes het toch weer verduren in legendes. Maar ze mag trouwen met haar beeldhouwer. En hun kinderen waren natuurlijk beelden van kinderen.
Soms hebben mensen nieuwe gedachten nodig, maar hoe raak je de oude kwijt? van P2
Gelijkaardig probleem met een boemerang : men heeft een nieuwe, hoe gooit men de oude weg?
Sommige gedachten / herinneringen zijn boemerangs. In een andere context heten ze demonen. Hoe verjaagt men definitief ongewenste herinneringen, demonen?
Kán dat eigenlijk wel, gedachten definitief buiten houden, herinneringen verwijderen, demonen verjagen voor altijd?
Donkere lucht, schuimkoppen op het water … dat wordt storm hé.
Deze jongens wonen aan de Atlantische Oceaan, werken op het strand, en zij zien het slecht weer niet aankomen? Moeilijk te geloven. Ze hadden gewoon geen zin om intijds in gang te schieten, om het strandmeubilair in veiligheid te brengen.
Wanneer de wind in kracht toeneemt is het te laat natuurlijk, dan zien de parasollen als eerste hun kans om te gaan dollen en hun steel met puntige voet wordt dan een levensgevaarlijke spies.
Tussen de commentaren onder het filmpje zitten weer pa-rel-tjes.
Leedvermaak? IK? Vanzeleve ni! Gewoon benieuwd wat hun baas ervan zal vinden, van de beachcombers die hij dit jaar in dienst heeft. m – HiH-08/2015, nagekeken -
Op een dag moest ik aan boord in het magazijn van de droge voeding inventaris maken of opkuisen, of beide, dat weet ik niet juist meer. Ik stond daar wat te koekeloeren, want de vaatjes met kookolie waren 25L en die hadden zo'n dun metalen handvatje dat pijn doet aan de gewrichtjes van de hand. In de knokkels. Met een werkhandschoen zou het niet lukken, daarvoor waren de handvatjes te klein. Die vaatjes moesten verzet worden zodat ik kon kuisen in die hoek. Want het vet op de vloer is voer voor kakkerlakken, in die hoek moest ik dus kunnen schrobben.
Verder waren er de zakken met bloem en rijst. 25KG, stond daar in grote fiere letters. Dat kan ik wel efkes heffen, 25 kg, maar niet zes of twaalf keer na mekaar. En wat als ik met mijn gesleur een zak doe scheuren? Voorraad op de vloer … Daar dierf ik niet aan denken. De zakken stonden natuurlijk op gratings. Die gratings moesten óók opzij, zodat ik daaronder de gemorste bloem en de gemorste rijst kon opkuisen.
Gratings zijn een soortement paletten in vochtbestendig hout. Ze moeten de voorraden van de vloer houden en drooghouden in geval van condensatie en in geval van wateroverlast. Lekkage bvb.
'k Stond daar een beetje te koekeloeren. Tegen dat ik alles zou verzet hebben zou ik pompaf zijn. En dan moest het poetsen nog beginnen. En daarna alles weer op zijn plaats krijgen …
Er kwam iemand de trap af. Het zijn daar beneden metalen trappen dus hoorde ik hem duidelijk komen. 't Was Gregory, iemand van de matrozen. Die komt een fleske tabasco halen, dacht ik. Hij was zot van tabasco, ik dacht soms dat hij de fleskes leeg tutterde.
- You know where it is, zei ik. - I stay ma'am, I am your strong arm. Het duurde een paar tellen eer ik snapte wat hij gezegd had : ik ben uw sterke arm. Hij kwam geen tabasco halen, hij kwam helpen …
Ik begreep niet goed waarom iemand van de matrozen na zijn uren in het keukendepartement kwam helpen, maar Gregory schoot in gang en al wat ik te doen had was volgen.
- Move this? vroeg hij. - Yes please, zei ik. Hij haalde een vod uit zijn achterzak, haalde ze door het handvatje van een vaatje kookolie greep de vod vast en zette het vaatje met één hand drie stappen verder.
Iemand van het deck departement heeft natuurlijk veel meer kijk op de zaak dan ik wanneer het over hijsen en sleuren gaat. Gregory was maar even groot als ik, maar man zijnde -en dan ook nog matroos- had hij natuurlijk meer spieren dan ik. En meer uithoudingsvermogen.
En zo werkten we eerst de vloer langs de wanden af. Gregory verplaatste de dingen rink aaneen, ik volgde met stofzuigen, schrobben en droogleggen. Terwijl ik daarmee bezig was ging hij achter mij de gratings én de voorraad weer op hun plaats zetten. Het was alsof we al jaren een team waren.
Oja, hij bracht ook de emmers met vuil sop naar boven en kwam met proper sop weer naar beneden. In de juiste samenstelling en de emmer maar voor ¾ gevuld, een matroos eerste klas. Iemand die wist wat shipshape is. Het magazijn was picobello in ongeveer anderhalf uur tijd. Dat was twee derden tijd minder dan ik gedacht had.
Na de job ging ik voor hem zes pinten halen want dat is het gangbaar tarief is voor bewezen diensten. Het was niet nodig. We hebben elk één pintje gedronken en de vier andere wou hij niet hebben, die mocht ik gaan terug zetten. We hebben tijdens dat pintje wat zitten praten. Dat ging moeizaam hoor. We waren duidelijk beter in samen werken dan in samen praten.
Dat juist de clown van de bende naar beneden gekomen was om me te helpen, dat vond ik vreemd. Wat bleek … het linnen. Onder de clown zat een gans ander persoon.
Elke vrijdagnamiddag hing ik bij de lagere bemanning het proper beddelinnen over de reling naast de cabines. Daaronder stonden dan de onderhoudsproducten die ze elk opgegeven hadden. Zo konden ze zaterdagmorgen beginnen aan de onderhoud van hun cabine, zonder te moeten wachten op mij, want ik had op zaterdagmorgen mijn eigen taken.
Dat het beddenlinnen en de onderhoudsproducten tot aan de cabine gebracht werden, zoveel service was hij niet gewoon. En daarom vond hij dat hij na al die tijd ook eens iets mocht doen voor mij. En de dag dat ik een sterke arm nodig had stond hij daar. Onder de clown zat een gans andere mens dan ik gedacht had.
In 2005, ongeveer 15 jaar later, tijdens een bemanningswissel stond ik op deck C en ik zag de vervangers aan boord komen. Gregory was erbij. Ik herkende hem aan zijn krullen. Krullen zijn tamelijk uitzonderlijk bij een Filippijn.
Hij had me van ver herkend. Hij wuifde gelijk een zotteke en riep mijn naam. En ik ook maar wuiven. Met twee armen, ook gelijk een zotteke.
De capt GB stond naast mij en keek nogal vreemd, maar die gast was een uil en elke uitleg zou toch verloren moeite geweest zijn, ook al hadden wij beiden dezelfde twee moedertalen en kwamen we allebei uit Brabant.
Later in de week. De stand-by was achter de rug, de proviand was aan boord en lag gestouwen, we vaarden naar open zee, naar een paar weken rust en regelmaat. Gregory en ik hadden de gelegenheid om nog eens een klapke te doen. In de laundry. Tussen de droogkassen en de vouwtafel. Zijn Engels was enorm verbeterd. Zijn vader was onlangs overleden en hijzelf zou grootvader worden. Nu al grootvader? Ik zag nog die kerel van 15 jaar geleden.
- Hoe oud zijt ge nu? - 38. - 38 en al grootvader? - Ja, glimlachte hij, in mijn land zijn we allemaal snel met dat soort dingen.
En dat hij gestopt was met de drinken en de pierewaaier uithangen. Omdat zijn vader hem eens bijgestuurd had in dat verband. En omdat hij voor zijn zoon en voor zijn kleinkind ook zo'n wijs man wou worden.
- Weet ge nog toen aan boord van de E, vroeg ik, toen ge me komen helpen zijt in de dry stores? - Ah, yes, kodak, zei hij na een paar tellen. Ik had toen een paar foto's van hem genomen. En die had ik toen in 2005 per mirakel ingescand staan. 'k Heb hem een paar prints bezorgd. Voor bij hem thuis, voor zijn zoon en voor zijn kleinkind.
Communicatie is een raar ding. Soms gaat het stroef, ook al zijn er twee gemeenschappelijke talen. Soms gaat het vanzelf, ook al is er amper een gemeenschappelijke taal. Ja, een raar ding.
Sinds LM het kattenprogramma op TLC ontdekt heeft kijken we elke morgen een halfuurtje naar de kattenlogica die onkundige Amerikanen in eigen huis komt redden. Er is maar één man die katten begrijpt, de katten-gedragstherapeut Jackson Galaxy. Jackson praat niet met katten, net zomin als Caesar Milan met honden praat. Die twee mensen doen aan heropvoeding van de baasjes.
Jackson is een hipster, maar eens ik me over zijn verschijningsvorm gezet had hoorde ik dat hij zinnige en begrijpelijke dingen vertelt, dingen die ik snap. Laat u niet misleiden door zijn uiterlijk.
Jackson Galaxy
LM en ik bekijken / bestuderen nu elke weekdag, in alle ernst, twee probleemkatten onder de kundige leiding van de kattoloog op het scherm. Luidop geven wij prognose-diagnoses:
- de kattenbak staat daar verkeerd. - én het is het verkeerd model van kattenbak!
Zo vullen wij mekaar aan van 07h30 tot 08h. En zo komen er de laatste week ook weer veel kattenverhalen naar boven, omdat wij allebei kattenmensen zijn. Een hond mag ook, maar voor een hond moet men autoritair kunnen zijn, en noch LM noch ik zijn daar goed in, in alfa-gedrag.
-----
Er was in het ouderlijk huis een vreemde kat binnen gewandeld, terwijl Ma en ik boven tafellakens aan het strijken waren. Het was een mooie kat. Ze zat met fiere rug, bevallige pootjes en met een elegante krul in de staart naar buiten te kijken, vanuit de TV-zetel van mijn Ma. Toen we binnen kwamen met de tafellakens draaide ze haar kopje, en bekeek ons alsof wij personeel waren dat niet voldeed. Ze sloot efkes de ogen, berustend, en keek weer naar buiten. Ze verkoos ons te negeren. Zeer adellijk, vond ik dat. Zeer hautain, vond mijn Ma. Maar zij bleef ook op eerbiedige afstand, lichtjes onder de indruk.
- Awel Kattepoes, zei ze halfluid, hier woon ík hoor. De kat draaide haar kop en dacht : - Ja …, én?
Zoveel attitude, daar kon zelfs mijn Ma niet tegenop. - Kom, zei ze tegen mij, we zullen langs de keuken gaan. En wij gingen met het mandje strijk via de keuken naar de woonkamer.
Terwijl we in stilte de tafellakens en de servetten in het dressoir legden, zagen we de kat uit de zetel glijden. Mevrouw verdween naar rustiger oorden, naar ergens waar ze niet gestoord werd door huispersoneel.
Soepel en elegant. Met de staart adellijk hooghartig.
Er zijn soortgenoten die van mensjes-kijken een bezigheid maken. Dat bewonder ik, want zelf heb ik er 't geduld niet voor.
De kijk-lieden installeren zich aan wiebele tafeltjes op terrassen en bekijken dan de soortgenoten die voorbijtrekken. Deze bezigheid is tamelijk winstgevend, zelfs zodanig dat gerenommeerde zaken al decennia winterverwarming op hun terras hebben. Zien en gezien worden kan 12 maanden op het jaar. Metropole, Cirio, Falstaff ooit, de terrassen van de Grote Markt iets minder, als ik me goed herinner.
In Antwerpen kan ik zo niet direct verwarmde terrassen bedenken, het is alsof ik de Brusselse horeca-glorie uit mijn jeugdjaren niet meegenomen heb naar mijn nu Antwerpse jaren.
Wat ik wou zeggen, katten doen dat ook, mensen-kijken. Wij zijn blijkbaar een soort die in het oog moet gehouden worden. Weerloos en met veel te veel. Hoektanden hebben we niet, of niet noemenswaardig, onze klauwen moeten we zelf rood kleuren of er hangt zo nooit eens wat bloed aan en ons aantal begint danig op een plaag te lijken. In het oog houden dus.
-----
We waren bij mensen die met veel liefde een middelbare kattepoes geadopteerd hadden en hun toewijding was navenant. Niemand wist wat de poes ooit had moeten meemaken en het dier was tamelijk eenzelvig. Zelfs voor een kat. Maar daar werd dus rekening mee gehouden.
Haar mand stond naast het TV-meubeltje en van zodra de mensen zich in de sofa installeerden om te kijken wat de avond te bieden had, ging de poes in haar mand liggen en keek wat haar mensen aan het doen waren. Na de afwas keek ik mee naar het kastje en de kat keek van naast de TV naar ons. Ze lag zo rustig, met de pootjes onder zich gevouwen, men zou verwachten dat ze de ogen sloot. Maar dat was het geval niet, ze bleef kijken hoe wíj zaten te kijken naar iets op dat meubel naast haar.
- Wat ligt dat beest toch zo te kijken? vroeg ik me af. - Gij zit toch ook te kijken, keek ze. - Ja, maar ik kijk naar iets dat iets dat interessant is. - Vindt ge? - Wel, ja, misschien, ongeveer interessant, TV. - Ik ook, ik kijk ook naar iets dat ongeveer interessant is. - Naar ons? Zijn wij interessant? - Ongeveer.
Wij zijn 'ongeveer' interessant. Als verschijnsel. Als soort. Dat bracht op slag het begrip mensheid naar hanteerbare proporties.
Ergens in de jaren '90 tijdens een hittegolf in augustus ging ik op kraambezoek en domweg vergiste ik me van kamernummer.
Dit was het tafereel: de jonge moeder had de boreling tegen het hoofdkussen in het groot bed gelegd en zij zat met de stoel tot tegen de rand geschoven, steunend op haar ellenbogen haar kind te bekijken. Dat wonder. Haar gelaat was haast onaards. Als dit een schilderij geweest was zou ik het De Aanbidding van het Kind noemen.
'k Mompelde iets van excuseer en verkeerd kamernummer. 'k Stotterde van gêne dat ik zo'n intens moment verstoord had en ging in achteruit weer naar de deur. Maar ze was niet verstoord. Ze was in trance. Ze was in zó'n staat van gelukzaligheid dat ze los door me heen keek. Eigenlijk zag ze me niet. Nog voor ik de kamer uit was bestond ik al niet meer.
Om de zoveel tijd krijg ik de Nieuwsbrief van de Kringwinkel binnen. Daarin staat af en toe een interessant of tof verhaal.
Het verhaal van het poëzie-boek uit WOII was er een. (tekst 533 & 534) Deze keer komt het verhaal uit het Meetjesland, iemand herkent haar doopmeter op een foto.
Achter De Kringwinkel schuilt een schoon verhaal ~ door Sofie Meetjesland
Geef toe, spullen redden van de afvalberg en op die manier mensen werkervaringskansen geven, er zijn slechtere combinaties.
Het liefst willen we daarom godganse dagen van de daken schreeuwen wat we doen en waarom we het doen. Je weet maar nooit dat er nog ergens een (wereld)vreemde eend in de bijt nog geen weet heeft van het bestaan van De Kringwinkel. Gelet op het feit dat ondergetekende wel eens durft te lijden aan hoogtevrees is dat van-de-daken-schreeuwen misschien toch niet zo’n geniaal idee… Dus geven we gewoon zo af en toe eens een rondleiding. Aan kirrende kleuters, pittige pubers en ja, ook aan vrouwenverenigingen.
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat die laatste een bijzonder publiek vormen. De dames zien meestal voortdurend spulletjes die ze ooit ook nog eens in huis gehad hebben en schrikken er niet voor terug dat met de hele groep te delen, hebben een onweerstaanbare drang om over koetjes en kalfjes te babbelen en durven bovendien al eens kritisch uit de hoek te komen. Vragen als "Worden de mensen dan niet betaald voor de spullen die ze jullie geven" of "Wassen of strijken jullie die kleren echt niet voor jullie ze in de winkel hangen" zijn daar niet vreemd aan.
Maar, liefste vrouwenverenigingen, voor ik mij al jullie woede op de hals haal: aan het einde van de rit zijn jullie meestal helemaal mee met ons verhaal en hebben we er een horde Kringwinkel-fans bij. Waarvoor dank! Een aantal weken geleden kregen we er zo via KVLV een heel grote fan bij.
We liepen met de hele groep langs de verschillende afdelingen in het magazijn. De uitleg aan de elektroafdeling was net gestart maar – zoals dat nu eenmaal hoort bij een rondleiding – er waren een aantal achterblijvers die nog wat aan het snuisteren waren tussen de huisraad. En toen weerklonk plots uit de mond van één van de senioras: 'Moh, tes mijn meetjen'. Gevolgd door ‘oooh’ en ‘aaaa’ en ‘’t is toch geen waar zeker’ van de omstaanders. De rest van de groep, mezelf incluis, keerde onmiddellijk op de stappen terug (nieuwsgierigheid is een goede eigenschap, toch?).
Fier hield de dame in kwestie een oude kader in de handen. Met daarin een groepsfoto van de Balgerhoekse Gilde uit 1957. En inderdaad, haar grootmoeder stond ook op de foto. Eén blik was voldoende geweest om die eruit te halen. Zelden zo blinkende ogen gezien tijdens een rondleiding. Wat volgde was een hele resem verhalen over grootmoeder Emma – ik ga jullie de details besparen maar leuk om weten is dat Emma 103 geworden is – en verslapte aandacht voor de rest van de rondleiding. Maar dat was helemaal niet erg. Door het voorval was ons punt al gemaakt: bij De Kringwinkel heeft alles een verhaal. En voor elk voorwerp schrijven we er dan nog eens een nieuw.
Dit verhaal eindigde alvast heel gezellig. We gingen een koffietje drinken in onze refter, de anekdotes bleven maar komen en de dame kreeg de foto van haar meetje als cadeautje mee naar huis. Dat verdiende ze wel, want dank zij haar kwam ik tenslotte op het idee voor mijn eerste Kringwinkelverhaal… vanuit het Meetjes-land natuurlijk.
Enkele jaren geleden heb ik iets gelijkaardigs meegemaakt, een filmpje op You Tube waar mijn vader plots door het beeld loopt. Dat heb ik onmiddellijk naar mijn Ma en zussen doorgestuurd natuurlijk.
Deze voormiddag heb ik Outlook zeven keer al mijn mappen doen doorzoeken, ik vindt die mail niet terug. Misschien heb ik hem eens weggeruimd. Daarna ben ik op You Tube gaan kijken, ik heb vandaag heel veel filmpjes over ganzenfanfares bekekenen en nu geef ik het op.
Het ging zo : ergens in België was het jaarmarkt of een soortgelijk evenement. Het zou een zondag kunnen geweest zijn, dan ging Pa wandelen of fotograferen of de twee. Het filmpje gaat over een ganzenfanfare. De ganzen volgen hun hoeder, die is in spektakeluniform. Achter de ganzen loopt een tamboer. Ook in parade-uniform. De ganzen marcheren letterlijk in ganzenpas.
Dit wordt gefilmd in een plantsoen of in een park, dat kon ik niet uitmaken. Het pad beschrijft een halve cirkel, de ganzen stappen naar de camera toe. En dan plots, achter de ganzen en de tamboer, stapt iemand tamelijk gehaast en kordaat van rechts naar links door het beeld.
Spierwit haar (wat lang), spierwitte baard (wat wild), een zwart leren mouwloos vest over een geruit hemd met korte mouwen en fotoapparatuur over de schouder. Dat was Pa.
Er was thuis genoeg foto- en filmmateriaal waar mijn Pa op staat, maar ik vond het zo biezonder dat ik hem op You Tube tegenkwam, op de achtergrond in een filmke van iemand anders.
En denk aan kattepis -> een niemendalletje, het stelt niet voor. Een kattebelletje, een kleine aantekening. Het heeft allemaal niks met katten te maken. Niks.
Dus het woord katte-bak geeft aan dat het een kleine ruimte of bak is. Zeker bij een Volkswagen Kever, want de grote bak, de kofferruimte zit bij dat model voorin.
een stukje rijmelarij ~ stond al sinds 08/2016 in de steigers
Een man die woonde in een stad vol lawaai en ook nog drukte. Zoveel lawaai dat niets hem lukte, met die man was 't altijd wat. Een verstard gemoed, een nurk - er kwam een comité en heel de buurt deed mee : we sturen hem naar Urk.
Een gemeente met allure, want Urk is stil en mooi een dorp van net allooi, aldus spraken de buren. Hij ging en zag hoe lieflijk het daar was, hoe klein en stil en ook hoe keurig. "Nooit nog doe ik zeurig!" Urk was 't dorp dat hem genas.
Hier wil ik blijven, zei de man. Ik koop een huis, een eigen stek. Maar! niks te koop op d' Urkse plek en daar stond hij dan. Hij keerde weder naar zijn flat en werd nu ook nog bitter en spuwt zijn gal op twitter, vanuit die drukke, drukke stad.
Waar al meer dan duizend jaren - In de zee een heuvel stond - Rustig in de woeste baren - Daar is mijn geboortegrond Opgewekt is er het leven - De bewoners zo gastvrij - Warm van hart en gul in ’t geven - Vlijtig in de visserij
Maar nu ligt het tussen dijken - 't IJsselmeer aan d' ene kant - En daar waar de zee moest wijken - 't Wijd en vruchtbaar polderland Oude zeden zijn verdwenen - Klederdracht raakt in verval - Maar het geldt nog als voorhenen - Urk dat is een soetendal
Een tijdje geleden, naar aanleiding van een concrete situatie zocht ik eens op hoeveel aanverwante begrippen er zijn voor ongerustheid. Rechtstreeks : Zes. Angst - Zorg - Vrees - Bezorgdheid - Schrik - Onrust. Onrechtstreeks : teveel om te tellen. Kijk maar : http://synoniemen.net/grafisch.php?zoekterm=ongerustheid
De blauwe pijlen in de grafische voorstellingen zijn de Zes, indien nodig wat schuiven met het groen cirkeltje, tot alle zes de blauwe verbindingslijnen duidelijk in beeld staan.
Men krijgt het benauwd van bezorgdheid en de paniek ligt te loeren. In paniek doet men dan de verkeerde dingen. Zo heb ik ooit eens op een maandagmorgen om 02h iemands moeder gebeld, om te vragen of hij misschien een dag later naar Brussel kwam, omdat hij nog altijd niet 'thuis' was. En anders moest ik alle ziekenhuizen van de stad bellen.
Zijn moeder was niet blij dat ze wakker gebeld werd en was helemaal niet blij te vernemen dat zoonlief al een half jaar een verdiep hoger op kot was, namelijk bij mij. Kapitale fout hé, de verkeerde persoon bellen, ongerustheid verstoort het helder denken want de emotie neemt over.
In deze tijd zou men ook de verkeerde persoon mailen voor informatie. Da's ook bijna gebeurd onlangs. Gelukkig hield toen iemand het hoofd koel en de informatie kwam een dag later vanzelf. Opluchting alom.
Ongerust worden over correspondenten is nog een stapke eigenaardiger dan ongerust worden over personen met wie men rechtstreeks contact heeft.
In juni (2015) kreeg ik plots geen respons meer van een correspondente. Niet dat we dagelijks mekaars mailbox vullen met diepzinnige praat, of met futiliteiten die op woensdag de week in twee hakken (erbarmen, nee!) maar zo om de twee dagen gaan er wel cartoons en linken over en weer. En daarop komen dan de leesbevestigingen en af en toe wat snedige commentaren en wat informatie, maar dat hoeft niet echt want de leesbevestiging is een antwoord op zich. Meer is niet nodig want zo weten we van mekaar dat de andere er nog is.
Op een dag in juni bleven de leesbevestigingen uit. De leefbevestigingen. Twee dagen, drie dagen, vijf dagen. Wetende dat ze ziek was heb ik toen voor mezelf afscheid van haar genomen, waarschijnlijk was er een plotse wending in het verloop van de ziekte en ik wou niet nog eens twee jaar treuren over het verdwijnen van een correspondent.
Daarom accepteerde ik de stilte en de vijfde dag ben ik gestopt met dingen zenden. Ik kon de ongerustheid en het ongewisse niet aan, dus legde ik me neer bij haar verdwijnen. Dat was wel zwaar werk. Maar het moest, want ik kon die stilte anders niet bolwerken.
De achtste dag was er plots een rist leesbevestigingen. De ene na de andere. Wat was er gebeurd : haar bloedwaarden waren zo goed dat ze een reis van acht dagen geboekt had en vertrokken was. Zonder efkes iets te laten weten.
Ze was terug. Ik was blij voor haar, met de reis, maar dat was het dan. Ik nam nota van haar terugkeer. Verder voelde ik niks. Geen opluchting, geen verademing, blijdschap of contentement. Er was iets veranderd.
De correspondentie is er nog, maar de grappen en de gloed zijn er uit. Ik hoop dat ze het verschil niet merkt.
Het woord kinds mag niet meer gebruikt worden maar de vaardigheden die er nog niet zijn bij een jong kind en de vaardigheden die er niet meer zijn bij de dement persoon hebben één ding gemeenschappelijk, het woord NIET. De tafelvaardigheden zijn er niet en hulp is geboden of er komt ondervoeding van. Toen door de voortschrijdende dementie de tafelmanieren en later ook de tafelvaardigheden van mijn schoonmoeder begonnen afnemen en dan wegbleven, was ik blijkbaar de enige die daar weinig problemen mee had. Ik kon daar relatief goed mee overweg. Lepeltje per lepeltje, en niet te snel. Mijn schoonzussen deden daar soms onwennig over. Ik niet want ik had niet echt een gemeenschappelijk verleden met de moeder van LM. 'k Wist enkel dat ze van mij ooit een standbeeld zou krijgen. Al was maar een monumentje in woorden, af en toe.
Toen mijn Pa zijn tafelmanieren verloor en met beverige hand hulpeloos zat te morsen was het gans anders natuurlijk. Toen dacht ik schamper : zie hem daar nu zitten, de huisdictator, de tafeltiran uit onze kinderjaren. En bij de volgende lepel die hij slurpend naar binnen smakte vulde mijn kop zich met alles wat dat creatuur ooit aangericht had.
Mensenlief, wat een blunders heb ik toen de dag tevoren gemaakt. Weeral. Ik weet niet waar kruipen van schaamte. De enige troost die ik heb is dat de juiste tekst (nog) niet op het Net te vinden is.
De juiste tekst heb ik later op de dag ontvangen van de bibliothecaris van Dentergem die ik rond zijn nek had kunnen vallen van dankbaarheid en ik heb hem ondertussen al mijn erkentelijkheid laten geworden. In formele taal. Wees gerust.
In oktober vorig jaar zond JdB me een link over Joost Prinsen die zijn nieuw poëzieprogramma voorstelde in De Wereld Draait Door, NPO3 Daarbij vermeldde JdB dat hij de tekst van een bepaald gedicht nog niet had kunnen vinden op het Net.
Gisteren was ik wat mappen aan het opruimen en bij die mail van toen ben ik opnieuw beginnen zoeken naar de tekst van dat gedicht. ’k Kwam uit bij de bibliotheek van Dentergem. Daar zou een afdruk van het gedicht aan de muur hangen.
’k Vroeg me af waarom ik in oktober vorig jaar er tijdens mijn zoektocht niet aan gedacht had die bibliotheek aan te schrijven met een verzoek om informatie. Het e-mail@dres stond er toch kant-en-klaar bij ! Gisterenvoormiddag heb ik dat dan gedaan, de bibliotheek mailen, en om 18h was er al antwoord.
Gezien de vakantieperiode had ik gedacht dat ik pas antwoord zou krijgen in september. ’k Was blij met dat snel antwoord. Zeer blij. Maar. Vermits ik pas antwoord had verwacht na de vakantieperiode, had ik in de loop van de voormiddag via de voordracht van Joost Prinsen (het interview is van 't Net verwijderd ?!?) de tekst genoteerd, puur op het gehoor.
Prinsen spreekt Nederlands, ik ook, wat kan er mis gaan. Veel. Twee woorden zijn er mis gegaan. De tekst op het gehoor willen noteren was overmoed van mijnentwege. Ik dacht dat ik elk soort Noord-Nederlands wel zou verstaan. Toch zeker wanneer het over een Zuid-Nederlandse tekst gaat. Dat was hoogmoed, Lieve Lieden, puur hoogmoed.
Blunder 1 : er moest staan LEIE, de rivier, niet leien. Het gaat helemaal niet over de dakbedekking van de kerk of over leisteen, het gaat over de Leie, de rivier.
Blunder 2 : er moest staan VLASkapelletjes, de vlaskapelletjes op het veld, niet de rij glaskapelletjes op elke kant van het dak van de kerk.
De tekst had ik gisteren genoteerd van de gesproken versie van Joost Prinsen Hieronder volgt de juiste tekst met de juiste bladschikking.
En nu ben ik zeer droef. Men kan teveel schrijven over een mop of over een gedicht, over iets dat tekstueel een zeer korte momentopname is en moet blijven. Die dingen zijn het geschreven portret van een gedachtegang of een sfeer. Er is de broosheid van zulk werk.
Wanneer men daar vivisectie op uitvoert wordt de korte sfeerbeschrijving wel duidelijk, maar de sfeer van het werk overleeft het niet. Daarom hoop ik dat ge al het bovenstaande onmiddellijk vergeet en enkel onthoudt wat Van Den Weghe vertelt.
We beginnen opnieuw,
De kerk van Oeselgem, de pastorie, de hoge brug, de zon, de zwarte Leie, de vlaskapelletjes in strakke rijen en Heeroom, vroom, maar snaaks, vol ironie:
een wereld waarvan bijna niets meer rest. Ik was toen twaalf. Ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels, want op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf, stokoud, in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
De pastorie, de zon, de hoge brug, de zwarte leien, de glaskapelletjes in strakke rijen, en Heeroom vroom maar snaaks, vol ironie. Een wereld waarvan bijna niets meer rest.
Ik was toen twaalf, ik dweepte nog met Streuvels. Verlangend ging mijn blik naar alle heuvels want boven op een heuvel stond het Lijsternest.
Mijn Heeroom stierf stokoud in Wevelgem. Stijn Streuvels rust al jaren naast dat kerkje. Straks koopt mijn jonge vrouw voor mij een zerkje. En ik, wat zoek ik toch in Oeselgem.
Dat is om weemoedig van te worden, ja. Gevoelens vervagen als ze niet gevoed worden en vijftig jaar is een machtig lange tijd. Dan is er enkel nog die fotolijst …
Maar misschien is er toch iets meer dan de lijst. DNA. Er circuleert nog DNA. En dat is levendig aanwezig. Dat heb ik bij de laatste koffietafel gemerkt. De neven en nichten waren daar als de chauffeurs van hun ouders, mijn overgebleven tantes en ooms. En zij hadden allemaal iets bekends, alsof de verdwenen ooms en tantes daar ook nog waren. Het ganse DNA-areaal was aanwezig.
Niet zozeer wat gelaatstrekken betreft, dat ook natuurlijk, de enen de ogen, de anderen de jukbeenderen, nog anderen de mond of de neus... Maar het zat eerder in kleine dingen. Een bepaald glimlachje. Een specifiek handgebaar. Een manier van bewegen. Eenzelfde soort ongeduld. Een gelijkaardig soort humor. Het geluid van een lach. Ook al hebben de nakomelingen de ooms en tantes amper of nooit van nabij gekend.
Het was bij momenten verwarrend, de zaal liep daar vol 'bekenden'. Mensen van nu middelbare leeftijd die ik in jaren niet gezien had en die bekend overkwamen alsof ík weer tien was en zij even middelbaar. Het was een vreemde ervaring. En het was een troost. Een machtige troost. DNA is sterker dan de tijd.
DNA is óók een lijst die samenhoudt. De individuen zijn we kwijt, maar de familietrekken zijn er. Soms zeer sterk. En daar zien we mensen in terug. Met een glimlachje. Een weemoedig glimlachje natuurlijk.