Ik ben Van Camp Alfons, en gebruik soms ook wel de schuilnaam fonne - ennof - fons - alfons - fonsvc - alfie.
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is gepensionneerde politieman.
Ik ben geboren op 29/12/1935 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: genealogie - voetbal - zwemmen en tennis.
- over de 5 families, die beschreven werden in "mijn blogs", werden onder de naam "Familium - Overzicht en Index" 5 boeken opgenomen, onder de nummers FA 1893 tot en met 1896, in de bibliotheek van de "VFF - Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, Van Hey- beeckstraat 3, 2170-Merksem (A). Het nummer voor de familie RAEPERS is ons nog onbekend, gezien dit later verscheen.
- Dit enorme naslagwerk is ontstaan nadat wij een bezoek brachten aan mijn kleinzoon te Welle (Oost-Vlaanderen) en de familiegeschiedenis van de familie VIAENE/VAN de MAELE in handen kregen.
- Het uittreksel uit de "Vlaamse Stam" jaargang nr 36, nr 6 juni 2000 vermeldt :
""" Te raadplegen : Alfons VAN CAMP - Familium - Antwerpen - eigen beheer.
Sommige boeken gaan tot 12 generaties en is zeer goed opgebouwd en geeft een mooie opbouw van de generaties weer.
Het boek is een must voor al wie voorouders heeft in het Antwerpse en zeker in het Sint- Andrieskwartier. Het is als het ware een Antwerpse Burgerlijke Stand in het klein.
Elke akte geeft naast de personalia ook adressen, getuigen, beroepen.
Duizenden akten zijn er in opgenomen. Er wordt ook verwezen naar de bijlagen. Al deze bijlagen samen beslaan op hun beurt nog maar eens liefst 13 boeken.
Dit titanenwerk biedt vast en zeker velen de mogelijkheid om de periode 1890 tot heden te overbruggen."""
In navolging van mijn eerste webblog "voetbal/Terjoden-Welle (OV)
http://blog.SeniorenNet.be/fonne
verschenen ondertussen nog 5 blogs over de stambomen van de families VAN CAMP - RAEPERS -HOREMANS - GOOS en VIAENE/VAN de MAELE.
Bij het opmaken en weergeven van de familiegegevens zijn wij uitgegaan van één persoon nl. de "probandus" of "kwartierdrager". In ons geval beginnen wij met mijn kleinzoon - PAT VAN CAMP, die het cijfer I.1 krijgt, vervolgens wordt elke familienaam voorafgegaan door een Romeins cijfer, gevolgd door een Arabisch, m.a.w. II 2 t/m 3 : betreft de ouders III 4 t/m 7 : grootouders IV 8 t/m15 : overgrootouders V 16 t/m 31: betovergrootouders, enz...
Deze nummering werd voor het eerst gebruikt in 1676 door de Spaanse genealoog Hieronymus de Sosa. Sinds 1898 wordt deze nummering toegepast door de bekende grootmeester van de moderne genealogie Dr Stephane Kékule von Stradonitz (overleden in 1934), kortweg "methode KEKULE" of "methode STRADONITZ" geheten. Ook de naam "methode DE SOSA" komt nog voor. Per generatie die wij in de tijd terugkeren, tellen wij steeds een dubbel aantal voorouders.
Alle mannelijke voorouders krijgen een even en alle vrouwelijke een oneven cijfer. Het nummer van de vader is steeds het tweevoud van het kind en het nummer van de moeder het tweevoud +1.
Citaat van wijlen Dr Jan Lindemans, vader van de genealogie in Vlaanderen
De kwartierstaten geven de beste voorstelling van de afkomst; de maatschappelijke stand en de erfelijke geaardheid : levenskracht, verstandelijke en zedelijke waarde van een geslacht. Het zoeken van zijn kwartierstaat is, in genealogische navorsingen het meeste opwindende werk
…Gespuis, stumperds, ellendelingen, bandelozen… à 1. Uit: { DE LATTIN A. – De politie waakt – 1976 – p. 101 } De verschrikkelijke 4de of Sint-Andrieswijk… Verslag van haar commissaris in het jaar 1841: 9.500 tot 10.000 behoeftigen meer dan in andere stadswijken. De bewoners onderscheiden zich door hun rumoerigen geest. Enkele hunner straten zijn de gewone verblijfplaats van ontslagen tuchthuisboeven en van al wat uit de samenleving gestooten is. Reeds in 1831 waren er 161 herbergen voor de volksklas. Sedertdien steeg hun aantal haast met den dag. Veel plezier: Niet minder dan vier parochiekermissen en bovendien verscheidene markten. Allen zijn van bijzonderen aard en eischen een bijzonder politietoezicht. In de straatjes krioelt het van het gespuis. Breekt het uit zijn wijk, dan is het om elders den boel op stelten te zetten. En respect voor de burger, geen zier. Op de “promenade publique”, tusschen de Harmonie en de Begijnenpoort, paradeeren bij zomerdag de deftige Antwerpenaren met al de leden van hun gezin. Het is er landelijk, het is er lommerlijk en men kan er elkaar bewonderen en salueeren volgens de regels van het burgerlijk fatsoen. Opgepast echter voor het jonge galgenaas uit de Steenberg- en Rochusstraat. Iedere wandelaar die met een witten hoed gesierd is, krijgt een karrevracht beleedigingen naar den kop. In beleedigingen is trouwens het Sint-Andrieskwartier de baas. De tong is scherp en geslepen en niemand hoeft er naar zijn woorden te zoeken. Louis Eeckhout, de bleeker uit de Rochusstraat, is zeker een rustig burger, en zijn dochter Theresia het fatsoenlijkste meisje dat men zich droomen kan. Zij denkt dan ook het volle recht te hebben in de wijk te wandelen. Zij vergeet alleen dat zij de spruit van een burger is, dus eigenlijk niet in het lijstje van de wijk past. Twee feeksen uit de Boeksteeg gaan haar te lijf, spuwen haar in het gelaat, geven haar een klap, schelden haar uit voor hoer, dievegge der weezen, canaille. De reden? Vader Eeckhout moest geld van hen hebben en had het den vorigen dag aangedurfd het hun te vragen… à 2. Uit: { POFFE E. – Plezante mannen in een plezante stad. - 1913 - p. 226. } De bevolking van de Vlierstraat was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet. Het huisraad en porseleinwerk stond voor de vensters uitgepakt, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders. à 3. Uit: { VAN CAUWENBERGH G. – Gids voor Oud Antwerpen – 1975 – p. 123. } Sint-Andrieskwartier, vierde wijk, parochie van miserie, luizenmarkt, rode burcht – allemaal namen om één en dezelfde wijk aan te duiden. Een programma, een calidoscoop waarin zowel de berusting in het lot van verschoppeling, volkse vroomheid, als het verzet tegen de ellende aanwezig zijn. à 4. Uit: { De LATTIN A. – Dit waren Gemini’s kinderen – 1957 – p. 157 } De meeste zwervers en bandelozen resideerden, voor zover zij ergens iets of wat vast hokten, in het Sint-Andrieskwartier. Daar troepten zij tesamen als mieren. In de Kloosterstraat, de Lepelstraat, de Schoytestraat, de Prekersstraat en in al de gangen en steegjes die men in die straten in overvloed aantrof.
Geen wijk in Antwerpen heeft zoveel namen als het Sint Andrieskwartier: de Vierde Wijk, de Parochie van Miserie, de Luizenmarkt, de Rode Burcht. Ze is de wijk van volkse figuren zoals Mie Citroen, Zotte Rik en Lange Sander. Maar ook van grote namen zoals Hendrik Conscience, Door Van Rijswijck, de volksschrijver John Wilms en Lode Zielens.
Het was een typische arbeidersbuurt en uitsluitend bevolkt door de armsten der armen. In de ontelbare gangen en stegen en smalle straatjes, in de dikwijls bekrompen huisjes, woonden een bonte mengeling van leurders, dokwerkers, koffieboonraapsters, zakkenmaaksters, zwervers en bedelaars.
Vandaag is het nog steeds een levendige buurt, waar het aangenaam is om te wonen. De misérie is gelukkig verdwenen, maar enkele mooie pareltjes zoals de Paardekensgang en de Sint Andrieskerk nog niet.
Sint-Andrieskerk
Paardenpoortje of Paardekensgang
In enkele vorige berichten beschreven wij reeds enkele gekende straten in Antwerpen. Sommige zijn verdwenen, en sommige bestaan nog steeds. Zo is de "Vliersteeg" één van die stegen die nu niet meer bestaan. Thans noemt zij zich als Korte -en Lange Vlierstraat, waarvan de ene uitkomt in de Nationalestraat (de vroegere Boeksteeg) en de andere in de Kloosterstraat.
We willen u de kostelijke beschrijving van de inwoners van de Vliersteeg door Edward Poff niet onthouden:
"De bevolking van de Vliersteeg was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet en de nijverheid, welke men daar uitoefende, zou, mij dunkt, heel goed gepast hebben in een tentoonstelling van wondere kostwinningen. De vrouwen, zij die een 'treksken' van het armenbestuur genoten moesten overdag straat in, straat uit slenteren, met een gieter in de eene, een ijzeren krabber in de andere hand, om de bestaande of toevallige pissijnen te kuischen. Met een geneverneus, een dikke zwartsaaien muts op het hoofd en kousen voor wanten aan hunne handen, sletsten zij op klompen den heelen dag door dik en dun, snapten ondertusschen een stevigen borrel en kwamen 's avonds juist in tijd naar huis, om geregeld een kloppartij met hunnen wettigen echtgenoot te houden. Het huisraad en porseleinwerk stond uitgepakt voor de vensters, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders...."
In aansluiting van wat er over het Sint-Andrieskwartier wordt verteld is dit eveneens een prachtig stukje folklore.