Beste blogvrienden, het rijmverhaal dat ik schreef van het dagboek van een kennis zijn voettocht naar Santiago de Compostella begint op datum van 28/03/2008.
In een dorp waar veel armoede was, liep een vreemdeling. Hij had een lange weg achter de rug en was hongerig, maar begreep dat hij in dit arme dorp niet zomaar om eten kon vragen. Het was koud. Toch was er in de meeste huizen geen vuur in de open haard. In een huis waar wel vuur brandde, zag hij een paar gezinnen bij elkaar zitten. "Dat doen ze zeker om brandstof te sparen", dacht de vreemdeling. Hij klopte op de deur en vroeg of hij zich ook bij het vuur mocht warmen. De kamer zat al vol, maar iedereen schoof een plaatsje op zodat er voor de vreemdeling ook nog een plaatsje was. De mensen zagen er hongerig uit. Toch werd er geen eten klaargemaakt. "Ik zou graag soep op het vuur willen koken", zei de vreemdeling, "hebben jullie een grote pan voor me?" Verbaasd keken de mensen hem aan en vroegen: "Waar wil je soep van koken? Je rugzak is bijna leeg, daar kan niet veel in zitten om soep van te koken." De man haalde een mooie steen uit zijn zak en zei: "Dit is een heel bijzondere steen. Een soepsteen. Als jullie een pan met water op het vuur zetten, kan ik van deze steen soep koken."
De mensen geloofden niet direct wat de man zei, maar ze hadden wel een grote pan en genoeg water, dus konden ze het allicht proberen. De kinderen dachten: "Misschien is die man een tovenaar." Nieuwsgierig zagen ze hoe hij de steen voorzichtig in de pan met water legde, die op het vuur was gezet. En vol verwachting bleven ze naar de pan kijken, waarin het water langzaam warm werd en tenslotte begon te koken. Toen zei de man: "Nu zou er eigenlijk een beetje zout aan toegevoegd moeten worden." De vrouw, die in het huis woonde, stond op en haalde wat zout uit de kast. "Ik heb ook nog een laurierblaadje", zei ze, "zal ik dat er ook in doen?" "Goed", zei de man, "Een stukje vlees zou de soep nog lekkerder maken." De buurvrouw zei: "Ik heb in de kelder nog wat soepvlees voor het avondeten bewaard. Nu we hier samen soep gaan eten, kan ik het er wel bijdoen." Ze haalde het vlees en nam ook een paar worteltjes uit de tuin mee. "Een ui en een prei zouden er ook goed in smaken", zei de vreemdeling. "Die heb ik nog in mijn tuin", zei de overbuurman. "Ik heb nog een restje bonen en wat selderij", zei een ander. Iedereen haalde iets op waardoor de soep nog lekkerder en voedzamer kon worden. En even later hing er een heerlijke geur in de kamer. De borden en lepels werden alvast klaar gezet. Na een poosje stond de man op, roerde in de soep en proefde. "De soep is klaar", zei hij en schepte de borden vol. Allen smulden van die overheerlijke soep. In lange tijd hadden ze niet zo heerlijk gegeten. Ze aten met elkaar de hele pan leeg. Alleen de soepsteen lag er nog in. De vreemdeling stond op en wilde vertrekken. "Uw soepsteen ligt nog in de pan", riep een kind, "je vergeet je soepsteen." "Die mogen jullie houden", zei de man, "daarmee kunnen jullie nog wel duizendmaal soep koken, als je 't maar zo doet als we het nu gedaan hebben." "Dat is een wondersteen", zeiden de kinderen tegen elkaar. De vreemdeling lachte toen hij dat hoorde terwijl hij de deur uitging. Buiten het dorp gekomen, zocht hij een mooie ronde steen, stopte hem in zijn rugzak en liep fluitend verder....
een mooie tekst over het maken van een goed huwelijk, schrijver mij niet bekend:
Op de vooravond van haar huwelijk stond zij voor haar moeder en keek naar de zon die over het strand onderging in volle zee .Toen vroeg zij haar moeder:"moeder mijn vader houdt van je en is je altijd trouw gebleven,wat moet ik doen opdat mijn man mij steeds zou beminnen ?"De moeder zweeg en dacht even na, dan bukte zij zich en vulde elke hand met zand.Zo kwam zij bij haar staan en zonder verder iets te zeggen, knelde zij de vingers van één hand steeds sterker om het zand Het zand glipte er uit;hoe krampachtiger zij haar hand balde, hoe sneller het zand eruit gleed.,toen zij haar hand opende kleefden er nog slechts enkele vochtige zandkorrels aan haar handpalm Maar haar andere hand had de moeder opengehouden als een kleine schaal; daar bleven de zandkorrels liggen, ze schitterden steeds heerlijker in het licht van de late zon."Dit is mijn antwoord" zei de moeder zacht tegen haar dochter.
Een Indisch sprookje vertelt een mooie levenswijsheid:
Een Indisch sprookje vertelt over een hond die in een kamer rondrende, waarvan alle wanden van spiegels voorzien waren. Plotseling zag hij veel honden, en hij werd woedend, liet zijn tanden zien en gromde. Alle honden in de spiegel werden even woedend, lieten hun tanden zien en gromden. De hond schrok en begon rondjes te lopen tot hij eindelijk in elkaar stortte. Had hij maar eenmaal met zijn staart gekwispeld, dan hadden al zijn spiegelbeelden hetzelfde vriendelijke gebaar teruggegeven....
De vader van een welgestelde familie nam zijn zoon op een dag mee voor een reis over het platteland. De man had het vaste voornemen om zijn zoon te laten zien hoe rijk en hoe arm mensen kunnen zijn. De man en zijn zoon verbleven een paar dagen op een boerderij van een familie die moeite had om rond te komen.
Toen vader en zoon na een paar dagen weer terugreden naar hun landgoed, vroeg de vader aan zijn zoon wat hij van de afgelopen dagen vond.
"Ik vond het geweldig, vader", zei de zoon.
"Heb je nu ontdekt hoe arm mensen kunnen zijn?" vroeg zijn vader.
"Ja, ik heb veel geleerd", antwoordde de zoon. "Ik zag dat zij vier honden hebben, terwijl wij er maar een hebben. Ik zag dat zij een beekje hebben dat doorloopt tot het eind van de wereld terwijl wij een vijver hebben die maar tot halverwege de oprit komt.
Wij gebruiken lantaarns, terwijl zij iedere nacht naar de sterren kunnen kijken en ons landgoed loopt maar tot aan de weg, terwijl zij de wereld tot aan de horizon hebben. Wij hebben bedienden die voor ons zorgen, terwijl zij voor anderen zorgen. Wij hebben muren om ons landgoed staan om ons te beschermen, terwijl zij vrienden hebben om hen te beschermen."
De vader zweeg verbijsterd. Toen sprak zijn zoon: "Dank je dat je mij hebt laten zien hoe arm we eigenlijk zijn."
een mooi moraalverhaal met waardevolle betekenis, schrijver onbekend:
In China leefde eens een steenhouwer die ontevreden was. Op een dag kwam de steenhouwer langs het prachtige huis van een rijk man. "Deze man moet enorm machtig zijn. Ik zou wensen dat ik kon zijn als hem", dacht de steenhouwer.
De steenhouwer werd de rijke man. Hij bezat meer rijkdom dan hij ooit had kunnen dromen. Maar al snel kwam er een hoge regeringsbeambte op bezoek, vergezeld door bedienden en geescorteerd door soldaten. Iedereen, rijk of arm, moest een diepe buiging maken voor de stoet. "Wat is die man machtig", dacht de steenhouwer. "Ik zou willen dat ik die beambte kon zijn."
De steenhouwer werd de beambte. Hij werd rondgedragen in zijn draagstoel, gehaat door de mensen die voor hem moesten buigen en gevreesd vanwege zijn macht. Het was een hete zomerdag en de steenhouwer voelde zich benauwd in zijn draagstoel. Hij keek op naar de brandende zon en dacht: "Wat is de zon toch machtig. Ik zou willen dat ik de zon was."
De steenhouwer werd de zon. Hij scheen onbarmhartig over het land, verschroeide akkers en scheen neer op alle mensen. Maar een enorme wolk schoof tussen de zon en de aarde zodat zijn licht het land en de mensen niet meer raakte. "Wat is die regenwolk machtig", dacht de steenhouwer. "Ik wilde maar dat ik die wolk was."
De steenhouwer werd de regenwolk. Hij overstroomde de akkers en de dorpen. Al snel merkte hij echter dat hij werd weggeduwd door de wind. "Wat is die machtig. Ik wou dat ik de wind kon zijn", dacht de steenhouwer.
En hij werd de wind. Hij ontwortelde bomen, blies de pannen van het dak en werd gevreesd door iedereen. Maar na een tijdje stuitte hij op iets dat niet meegaf: het was een grote steen, die boven alles uittorende. "Wat is die steen machtig", dacht hij. "Ik wilde maar dat ik die steen was."
En toen werd hij de steen. Machtiger dan al het andere op de wereld. Tot hij het geluid hoorde van een hamer en een beitel die in de massieve steen stond te hakken.
"Wat zou er nou machtiger kunnen zijn dan ik?", dacht hij. Hij keek omlaag en zag daar de gedaante van een beeldhouwer.....
Een man en zijn zoon lopen door het bos. Plotseling struikelt de jongen en omdat hij een scherpe pijn voelt, roept hij "aaahhh". Verrast hoort hij een stem vanuit de bergen roepen: "aaahhh".
Nieuwsgierig roept de jongen: "Wie ben jij?" Het enige antwoord dat hij terugkrijgt is: "Wie ben jij?" Hij wordt kwaad en roept: "lafaard!", waarop de stem roept: "lafaard!"
De jongen kijkt zijn vader aan en vraagt wat er gebeurt. De man antwoordt: "Let maar eens op" en roept vervolgens: "Ik bewonder jou." De stem antwoordt: "Ik bewonder jou!" De man roept: "Jij bent prachtig!" De stem antwoordt: "Jij bent prachtig!"
De vader legt daarop uit: "De mensen noemen dit een echo, maar eigenlijk is het 'het leven'. Het leven geeft je altijd terug wat jij geeft. Het leven is een spiegel van jouw handelingen. Als je meer liefde wil, geef dan meer liefde. Wil je dat mensen begripvol en respectvol met je omgaan? Geef ze dan begrip en respect. Dit gaat op voor alle aspecten van het leven. Wat je geeft wordt weerspiegeld in wat je terugkrijgt van het leven."
Prachtig moraalverhaal, schrijver is mij niet bekend:
Twee vrienden lopen in de woestijn. Op een gegeven moment krijgen ze ruzie en de ene vriend slaat de ander in zijn gezicht. De vriend die wordt geslagen wrijft over zijn gezicht, gaat zitten en schrijft in het zand:
'Vandaag sloeg mijn beste vriend mij in mijn gezicht.'
Gezamenlijk lopen ze verder. Na een uur komen ze bij een oase. De vrienden lessen hun dorst en nemen een bad in het verkoelende water. Als hij weer uit het water wil stappen, raakt de vriend die eerder geslagen werd in het drijfzand. Zijn vriend snelt toe en redt hem van de verdrinkingsdood. Nadat hij hersteld is van de wisse dood die hij voor zich zag, schrijft de vriend op een steen:
'Vandaag heeft mijn beste vriend mijn leven gered.'
De ander ziet wat zijn vriend aan het doen is en vraagt verbaasd: "Nadat ik je sloeg schreef je in het zand. Nu ik je gered heb, schrijf je op steen. Waarom doe je dat?"
De vriend antwoordt: "Wanneer iemand je kwetst en je schrijft het in zand, dan zal de wind van vergeving het uitwissen. Als iemand iets goeds voor je doet, zou je het in steen moeten schrijven. De wind kan het dan nooit uitwissen."
De moraal van het verhaal: leer je pijn in het zand te schrijven en beitel de mooie dingen in je leven in steen.
deze tekst kreeg ik toegestuurd door vrienden via een pps. Hij is zo mooi dat ik hem met jullie wil delen:
Mijn vriend trok de lade van de kast van zijn echtgenote open en haalde er een klein pakketje gewikkeld in zijde papier uit: Dit is niet zo maar een pakje, dit is lingerie. Hij maakte het papier open en bekeek de zijde en het kant. De eerste keer dat wij naar New York gingen, acht of negen jaar geleden kocht ik dit. Zij heeft het nooit gebruikt. Zij wilde het voor een speciale gelegenheid bewaren. Ik geloof dat dit wel het goede moment is. Hij ging naar het bed en legde het bij de andere dingen die de begrafenisondernemers zouden meenemen. Zijn vrouw was zojuist overleden. Terwijl hij zich naar mij toe draaide, zei hij: Bewaar niets voor een speciale gelegenheid, iedere dag dat je leeft is een speciale gelegenheid. Nu denk ik altijd aan die woorden en ze hebben mijn leven veranderd.
Tegenwoordig lees ik veel meer dan vroeger en ik maak minder schoon. Ik zit op mijn terras en bewonder het landschap zonder aandacht te schenken aan het onkruid in de tuin. Ik breng meer tijd door met mijn familie en mijn vrienden en minder tijd op het werk. Ik heb begrepen dat het leven een geheel is van ervaringen om te waarderen. Voortaan bewaar ik niets meer, ik gebruik mijn kristallen glazen iedere dag, ik draag mijn nieuwe jasje als ik daar zin in heb om naar de supermarkt te gaan, ik bewaar mijn duurste parfum niet voor hoogtijdagen, ik gebruik het wanneer ik daar zin in heb.
De uitspraken als "ooit..." en " een dezer dagen..." probeer ik niet meer te gebruiken. Als het de moeite waard is, wil ik nu de dingen zien, horen en doen.Ik ben er niet zeker van wat de vrouw van mijn vriend zou hebben gedaan als zij had geweten dat zij er morgen niet meer zou zijn (een morgen die wij allen te licht opvatten). Ik geloof dat zij haar familie en intieme vrienden zou willen zien. Misschien zou ze enkele oude vrienden hebben opgezocht om vrede te sluiten of zich te verontschuldigen voor een oude ruzie. Ik vind het een prettig idee om te denken dat zij misschien Chinees zou zijn gaan eten omdat het haar lievelings-eten was.
Het zijn de kleine niet gedane zaken die mij zenuwachtig zouden maken als ik wist dat mijn uren geteld waren. Het zou me dwars zitten bepaalde vrienden niet meer te hebben gezien die ik "een van deze dagen" zou hebben opgezocht, of brieven niet te hebben geschreven die ik nog van plan was te zullen schrijven, of niet vaak genoeg aan mijn dierbaren te hebben gezegd hoeveel ik van ze houd. Nu stel ik niets meer uit, onderdruk niets en houd niets meer achter dat zou kunnen bijdragen aan de vreugde en vrolijkheid van onze levens. Ik zeg dat iedere dag speciaal is.... iedere dag, elk uur, iedere minuut is bijzonder....
Dit verhaal is een mooi doordenkertje,schrijver niet gekend:
Een paar maanden voor ik werd geboren ontmoette mijn vader in de plaats waar hij woonde een vreemdeling. Mijn vader raakte meteen geboeid door die vreemdeling en nodigde hem na een tijdje uit om bij hen thuis in te trekken. De vreemdeling voelde zich weldra thuis en was al helemaal ingeburgerd toen ik enkele maanden later geboren werd.
Ik groeide op en ik vroeg me nooit af wat hij eigenlijk deed in ons gezin. In mijn kinderlijke gedachtenwereld had ieder zijn eigen plaats. Mijn broer, die vijf jaar ouder was dan ik, was mijn voorbeeld. Mijn jongere zus, gaf mij de gelegenheid om zelf een "grote broer" te zijn en ontwikkelde in mij de kunst om te plagen. Mijn ouders vulden elkaar perfect aan: mama bracht mij de liefde bij voor het geloof en mijn vader leerde mij om te gehoorzamen.
Maar de vreemdeling was onze verhaaltjesverteller. Hij kon de meest fantastische vertellingen opdissen. Avontuur, geheimzinnigheid, humor... het maakte allemaal deel uit van zijn dagelijks repertoire. Hij kon heel ons gezin elke avond uren geboeid houden.
En wanneer ik iets wilde weten over politiek, geschiedenis of wetenschap, dan kon ik altijd bij hem terecht; hij wist alles. Hij kende het verleden, begreep het heden en hij leek soms de toekomst te kunnen voorspellen. De beelden die hij ophing waren zo levendig dat ik er de ene keer mee moest lachen en de andere keer bij kon huilen.
Hij was een vriend voor het hele gezin. Hij nam mijn vader, mijn broer en mij mee naar onze eerste grote voetbalmatch. Hij moedigde ons aan om nieuwe films te gaan bekijken en zorgde er zelfs voor dat we verschillende filmsterren konden ontmoeten. Mijn broer en ik kwamen diep onder de indruk van sommigen van die persoonlijkheden.
De vreemdeling was zelfs een beetje opdringerig in onze gesprekken. Vader scheen dat niet zo te storen maar moeder stond soms op terwijl hij aan het vertellen was over allerlei vreemde plaatsen en ze trok zich dan terug op haar kamer om te lezen en te bidden. Ik vraag me zelfs af of ze nooit in stilte bad dat die vreemdeling uit ons leven zou verdwijnen.
Want mijn vader probeerde ons allemaal wel bepaalde morele waarden bij te brengen maar onze vreemde gast scheen zich daar helemaal niet zo aan te storen. Vloeken werd in ons huis bijvoorbeeld niet getolereerd, niet voor ons, kinderen, niet voor vrienden, ook niet voor andere volwassen bezoekers. Maar onze vreemdeling liet regelmatig krachttermen horen die mijn oren deden tuiten en die mijn vader deden zuchten. Voor zover ik mij herinner werd de vreemdeling daar nooit voor terechtgewezen. Mijn vader was een geheelonthouder en er kwam bij ons geen druppel alcohol in huis, zelfs niet in de keuken. Maar de vreemdeling vond dat we alle dingen in het leven moesten leren smaken en hij prees ons bier en andere alcoholische dranken aan.
Hij zei dat sigaretten erg goed smaakten, dat een sigaar of een pijp mannelijk waren. Hij praatte vrijuit over seks. Zijn commentaren hierop spraken vaak sterk tot de verbeelding en waren soms wel vervelend. Ik weet dat mijn eerste ideeën over de relaties tussen mannen en vrouwen sterk beïnvloed waren door deze vreemdeling.
De vreemdeling begon ook vaker persoonlijke onderwerpen aan te snijden zonder zich te bekommeren om diegenen die eventueel meeluisterden. Hij hield er in zijn conversatie ook geen rekening mee dat we bijvoorbeeld zaten te eten; soms was het zelfs zo erg dat moeder van tafel weg liep.
Als ik er nu aan terugdenk dan kan ik nog steeds niet begrijpen hoe we door die vreemdeling werden beïnvloed. Keer op keer weerlegde hij de opvattingen en de waarden van mijn ouders. En toch werd hem nooit gevraagd om hiermee op te houden of om te vertrekken.
Het is nu al heel lang geleden dat die vreemdeling introk bij dat jonge gezin waar ik in opgroeide. Mijn vader is al lang niet meer zo geboeid door hem als in die eerste jaren. Maar wanneer ik vandaag bij mijn ouders op bezoek kom dan zit hij daar nog altijd op zijn vaste plaats te wachten op iemand die naar hem wil luisteren, aan wie hij zijn verhalen kwijt kan.
Hij heeft ook nooit verteld hoe hij heette. Wij noemden hem altijd bij zijn initialen: T.V. .....
dit verhaal geeft mooi weer hoe belangrijk elk onderdeel wel is voor het goed functioneren van een geheel, schrijver mij niet bekend:
Er was eens een zeer bekwaam, ja, een volmaakt klokkenmaker. Natuurlijk was de klok, door hem gemaakt, ook volmaakt. Hij alleen bezat de passende sleutel en alleen hij kon de klok ermee opwinden.
Toen hij dit deed, kwam er een zacht geruis uit de klok, voortgebracht door de vele bewegende en draaiende deeltjes. Het bijzondere was echter, dat uit dit geruis stemmen klonken, die de klokkenmaker kon verstaan.
De uurwijzer verweet de minuutwijzer dat hij veel te hard liep en zich spoedig dood zou lopen. Maar deze schold de uurwijzer uit voor luiaard. Ook de secondewijzer deed een duit in het zakje en beweerde dat hij alleen de goede snelheid had. De tandradertjes waren het helemaal niet met elkaar eens. Zij die linksom draaiden waren ervan overtuigd, dat alleen zij de goede richting hadden gekozen. Doch de anderen beweerden juist het tegenovergestelde.
Zelfs was er een, die een heen en weer gaande beweging maakte, die dan met de een en dan met de ander goede maatjes was. Kortom iedereen had met iedereen ruzie. De oude klokkenmaker echter glimlachte om al die drukte. Hij wist dat alles goed was en dat ieder onderdeeltje, het grootste zowel als het kleinste zich slechts zo kon bewegen als waarvoor hij het gemaakt had.
Van de hun voorgeschreven weg konden ze nog geen tienduizendste millimeter afwijken, immers dan zou de klok niet meer precies de tijd aangeven, zou de klok niet volmaakt zijn.
Tot zover het sprookje. Net als alle andere sprookjes bevat ook dit sprookje een boodschap. We kunnen er vanuit verschillende invalshoeken naar kijken. We kunnen de klok zien als het Universum, de wereld, een volk, een groep of een familie.
Ieder heeft zijn eigen functie. Ieder is nodig om, op zijn of haar geheel eigen wijze, een bijdrage te leveren voor het goed functioneren van het geheel. Uiteindelijk kunnen we komen tot een houding, zoals door de klokkenmaker wordt aangegeven en weten dat ieder zijn eigen weg heeft te gaan.
Geef ieder levend wezen, hoe groot of klein, het recht om te blijven leven, auteur onbekend:
Op een strand in India liggen honderden zoniet duizenden zeesterren. Door de brandende zon, drogen ze uit en gaan dood. Op een dag loopt een jongen langs het strand en gebukt speurt hij naar nog levende zeesterren. Hij pakt ze op en gooit ze terug in zee. Op een gegeven moment komt er een grijze, wijze, verstandige man aanlopen. Hij bekijkt het tafereel van een afstand en loopt vervolgens op de jongen af.
De Verstandige, wijze, grijze man vraagt jongen, wat ben je daar aan het doen? Ik vis de levende zeesterren ertussen uit en gooi ze terug in zee. Ja, maar moet je zien hoeveel er op het strand liggen. Het is water naar de zee dragen, wat maakt het voor verschil. De jongen kijkt rond en zoekt een levende zeester, pakt hem op en zegt: " Voor al die andere zeesterren maakt het misschien niet zoveel uit, maar voor deze wel en hij gooit hem terug in zee."
Het gaat om de enkeling. Je kan niet de wereld veranderen, maar wel het leven van een enkel ander dier of mens.
Een oude timmerman was aan zijn pensioen toe. Hij vertelde zijn baas van zijn plannen om de bouw te verlaten en het kalmer aan te gaan doen, samen met zijn vrouw en familie. Hoewel hij in inkomen achteruit zou gaan, zou hij het wel redden en hij was er sowieso aan toe.
Zijn baas vond het jammer zo'n goede kracht te zien vertrekken en vroeg of hij nog één huis wilde bouwen, als een persoonlijke gunst. De timmerman ging akkoord maar het werd al snel duidelijk dat zijn hart er niet in zat. Het werd tamelijk rommelig gebouwd, en ook het materiaal was niet echt geweldig. Zijn loopbaan had een betere afsluiting verdiend.
Toen het huis klaar was, kwam zijn baas het inspecteren. Hij gaf de sleutel aan de timmerman en zei: "Dit is jouw huis, mijn cadeau voor jou." De timmerman was geschokt en schaamde zich. Als hij had geweten dat hij dit huis voor zichzelf bouwde, had hij het heel anders aangepakt.
Zo is het ook met ons. We bouwen ons levenshuis, dag voor dag, en vaak stoppen we er niet onze beste krachten in. Wat een schok als we tot de ontdekking komen dat we in het huis moeten leven dat we hebben gebouwd! Als we het over konden doen, hadden we het vast anders gedaan. Maar we kunnen niet terug.
Jij bent de timmerman. Elke dag sla je een spijker, plaats je een plank, of stel je een kozijn. "Het leven is een doe het zelf project", heeft iemand eens gezegd. Jouw houding en de keuzes die je vandaag maakt, bouwen het 'huis' waar je morgen in leeft. Bouw dus met verstand!
Prachtig geschreven verhaal , om even bij na te denken, auteur onbekend:
Boven op de berg ontsprong de rivier. Als een kind, spelend en spetterend, sprong hij van steen tot steen. Zijn moeder, de berg, voedde hem met helder water, en hij groeide en werd een wilde jongen. Als een waaghals stortte hij zich bruisend en schuimend langs de steile rotswand naar beneden en stroomde voort tussen bergkloven, in stroomversnelling na stroomversnelling. In het dal kwam hij tot rust en verbreedde zich. Hij stroomde langs bossen en dorpen, liefkoosde de steden aan zijn oevers en droeg schepen op zijn rug. Na een lange tocht kwam hij bij de woestijn. Daar kon hij niet verder. Wat hij ook probeerde, het water liep weg in het zand en een doortocht was er niet. De rivier werd bang en probeerde terug te gaan om een andere bedding te zoeken, maar ook dat lukte hem niet. Toen fluisterde een stem, die van de woestijn zelf was: 'De enige die mij kan oversteken is de wind. Geef je over aan de wind.' 'Ik wil stromen,' zei de rivier.' Je kunt niet stromen; al je water zal verdwijnen in het zand. Hoogstens een modderpoel zal er van je overblijven.' 'Hoe kan ik me overgeven aan de wind? Alles wat ik met me heb meegevoerd zal ik verliezen. Ik zal mezelf verliezen.' Je kunt alleen verliezen wat niet echt bij je hoort,' zei het zand, 'Laat je dragen in de armen van de wind.' Toen verzette de rivier zich niet meer en zijn water verdampte. De wind wiegde hem in zijn armen en droeg hem over de woestijn. Aan de andere kant van de woestijn kwam hij bij een hoge berg en hij regende neer in grote druppels en werd weer een rivier, die sprong van steen tot steen en alles begon opnieuw. 'Ik wist het wel,' fluisterde het zand. En daarom wordt er gezegd: het staat in het zand geschreven.
Prachtig moraalverhaal, om even bij stil te staan:
Twee mannen, beiden ernstig ziek, lagen op dezelfde ziekenhuiskamer.Een man mocht elke middag een uur rechtop in zijn bed zitten om de vloeistof van zijn longen te laten druppelen Zijn bed stond naast het enige raam in de kamer.De andere man moest de hele tijd plat op zijn rug liggen.De mannen praatten uren aan een stuk.Ze praatten over hun vrouwen en families, hun huizen, hun werk, hun deelname aan de militaire dienst, hun vakanties.Elke middag wanneer de man in het bed bij het raam rechtop kon zitten, bracht hij de tijd door met alles te omschrijven.De man in het andere bed begon te leven voor dat ene uurtje waarin zijn wereld uitgebreid zou worden en opgeleefd door alle activiteiten en kleuren van de buitenwereld.Het raam keek uit op een park met een prachtig meer.Eenden en zwanen speelden in het water terwijl kinderen hun modelbootjes lieten rondzeilen.Jonge geliefden liepen arm in arm tussen de bloemen in alle kleuren en een mooi uitzicht op de skyline van de stad kon in de verte gezien worden.Terwijl de man bij het raam dit alles tot in de kleinste details beschreef, sloot de man aan de andere kant zijn ogen en verbeelde zich dit schilderachtig tafereel.Op een warme middag beschreef de man bij het raam een parade die langs kwam,ook al kon de andere man de band niet horen, hij kon het zien in zijn gedachten doordat de man bij het raam het met woorden beschreef.Dagen en weken gingen voorbij.Op een ochtend kwam de zuster water brengen om ze te wassen en vond het levenloze lichaam van de man bij het raam die vredig gestorven was in zijn slaap.Ze was verdrietig en belde de ziekenhuishelpers om het lichaam weg te halen.Zodra het gepast leek, vroeg de andere man of hij verplaatst kon worden naar het raam.De zuster wilde dat graag doen en nadat ze er zeker van was dat hij comfortabel lag, liet ze hem alleen.Langzaam en pijnlijk drukte hij zichzelf omhoog op een elleboog om zijn eerste blik in de ware buitenwereld te werpen.Hij spande zich in om langzaam uit het raam naast het bed te kijken.Het raam keek uit op een witte muur.De man vroeg aan de zuster wat zijn overleden kamergenoot ertoe had kunnen drijven zulke mooie dingen buiten dit raam te beschrijven.De zuster antwoordde dat de man blind was en de muur niet eens kon zien.Ze zei:"Misschien wilde hij je gewoon aanmoedigen?"MORAAL VAN HET VERHAAL:Er zit een enorm geluk in het gelukkig maken van anderen,ongeacht je eigen situatie.Gedeeld leed is half leed, maar wanneer je geluk deelt,verdubbelt het.Als je je rijk wil voelen, tel dan alles op wat je hebt dat je met geld niet kunt kopen !!!
Prachtig moraalverhaal mij toegestuurd via een pps:
Er was eens een arme boer die het erg moeilijk vond om zich staande te houden in deze wereld. Want hoewel hij erg hard werkte en zuinig leefde, lukte het hem niet om ook maar een beetje geld te sparen. Het leek wel of hij na een leven lang hard werken er nog even slecht aan toe was als op de dag dat hij werd geboren. En op een ochtend begreep hij, dat als hij ooit iets wilde bezitten in deze wereld, dat het hem gewoon in de schoot geworpen zou moeten worden. Hij wenste dan ook dat hij op een morgen wakker zou worden en bergen met geld zou aantreffen op zijn schoorsteenmantel. Hij vond dat het geld op zijn eigen haard moest staan, zodat hij zeker zou weten dat het voor hem bestemd was. Hier dacht hij aan terwijl hij zijn dagelijkse werkzaamheden op het land verrichtte.
Op een dag toen hij op het land aan het werk was, bleven de kleren van de arme boer aan een braamstruik hangen. Om te voorkomen dat dit nog eens zou gebeuren, groef de man de wortels van de braamstruik uit en trok hem uit de grond. Terwijl hij dit deed, stootte hij op het deksel van een grote aarden pot. Opgewonden groef hij nog wat verder en verwijderde toen het deksel van de pot. Hij ontdekte dat de pot tot barstens toe gevuld was met zilveren munten. Eerst was hij verrukt, maar toen hij een paar minuten had nagedacht, zei hij: "Ik vroeg om geld op mijn eigen haard, maar nu vind ik dit geld hier in de grond. Ik kan dit niet meenemen. Want als dit voor mij bestemd was geweest, zou het vast en zeker gewoon op mijn eigen haard hebben gestaan, zoals ik wenste."
Dus liet de man de schat waar hij hem gevonden had en ging naar huis. Toen hij thuiskwam vertelde hij zijn vrouw over zijn vondst. Die werd kwaad op de dwaasheid van haar man om het geld op het land te laten. En toen haar man lag te slapen, ging ze naar het huis van een buurman en vertelde hem alles en zei: "Mijn domme man vond een geheime schat vol geld op het land, maar de stijfkop weigert hem mee naar huis te nemen. Ga er heen en haal de schat op en deel hem met mij."
De buurman was blij met het voorstel en hij ging op weg naar de aangegeven plek om naar de schat te zoeken. En daar waar de braamstruik omver gewoeld lag, vond hij inderdaad een aarden pot. Hij nam de pot op en opende hem. Maar toen hij het deksel optilde zag hij geen zilveren munten, maar een pot vol giftige slangen. En bij de buurman kwam de gedachte op: "Ah, die vrouw moet mijn vijand zijn! Ze hoopte natuurlijk dat ik mijn hand in de pot zou steken en gebeten en vergiftigd zou worden!"
En dus draaide hij de deksel weer op de pot en nam hem mee naar huis. En toen de nacht gevallen was, ging hij naar het huis van zijn arme buurman, klom op het dak en leegde de pot met giftige slangen in de schoorsteen.
Toen het ochtend werd ontwaakte de arme boer die als eerste de pot had gevonden om aan het werk te gaan. Maar toen de ochtendstralen van de zon op de haard vielen, gingen zijn ogen wijd open. Want de haard was bedekt met zilveren munten! Vol dankbaarheid zei hij: "Oh! Eindelijk! Dit geld kan ik accepteren! Ik weet nu zeker dat het voor mij bestemd is, omdat het hier op mijn eigen haard staat, precies zoals ik wenste!"
moraal : verdien je rijkdom en wordt niet rijk door een ander
als ieder voor zijn eigen deur poetst, is de hele straat proper:
Een boer die allerlei roddelpraat over iedereen vertelde kreeg spijt en vroeg aan de priester hoe hij boete kon doen.Verzamel een zak vol veren, ga daarmee het hele dorp door en leg op ieder erf bij elke deur een veer.De boer deed wat hem was opgedragen en vroeg de priester of hij daarmee genoeg had gedaan.Nee, nog niet, zei de priester, nu moet je een zak nemen, langs alle huizen gaan en elke veer die je er hebt neergelegd weer oppakken en verzamelen.Maar dat is toch een onmogelijke opgave, protesteerde de boer.De meeste veren zijn al lang door de wind weggeblazen.Toen antwoordde de priester.....Zo is dat ook met je roddelpraatjes.JE SPREEKT ZE ZO GEMAKKELIJK UIT,MAAR HOEZEER JE HET OOK PROBEERT,TERUGHALEN KUN JE ZE NIET.
Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind, dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier, misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, vertel het aan de stad, hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat alleen maar een man alleen maar een vrouw, dat een mens een mens zo liefhad als ik jou.
Hier een prachtig gedichtje geschreven door T. De Rode:
Laat ze maar komen. Laat ze maar stromen. Ze reinigen je ziel. Ze verzachten je wonden. Ze helen oud zeer. Huil maar. Tranen hebben genezende kracht. Vandaar dat men na het huilen weer lacht. Je voelt je lichter, je adem is dieper. De mens is er op ingesteld om te huilen bij verdriet, omdat het verzacht. Dus hou het natuurlijk proces niet tegen, kom maar op met die regen. Laat de stortvloed maar komen. Laat je tranen maar stromen.