Commando
Welkom op mijn blog Commando (2é Batajon Commando Klas 1963/1964)

Inhoud blog
  • Slot
  • Beroepsvrijwilliger
  • Sport
  • Wacht Koninklijk Paleis
  • Manoeuvres en kampen - deel 2
  • Manoeuvres en kampen - deel 1
  • De raid
  • Commando-training
  • Foto: Vliegtuigsprong.
  • Het echte werk
  • Foto: Ballon te Schaffen.
  • Valschermspringen - Mijn eerste sprongen.
  • Oefeningen.
  • Dagtaak - straffen
  • Foto: Troepenkamer in Kazerne Olt Thibaut.
  • Foto: Ingang Kazerne Olt Thibaut te Flawinne.
  • Dagtaken
  • De eerste uren.
  • De oproep
  • Voorwoord.
  • Welkom


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Mijn favorieten
  • SeniorenNet.be
  • Gemeente Flawinne
  • Commandomuseum Flawinne
  • Para-Commando
  • Pegasus-museum
  • 1é Bataljon Parachutisten
  • Para Commando 1961(23 Det.)
  • Para Commando 1961(23 Det..(2)
  • Militaria
  • Para Commando 1961(23 Det.(3)

    22-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Ballon te Schaffen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reageer (0)

    28-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het echte werk

    Een sprong  uit het vliegtuig  “Flying  Boxcar” was weer een andere belevenis.

    Aanvankelijk werd men met vrachtauto’s gevoerd naar Melsbroek, het militair vliegveld tegen Zaventem, om aldaar op het vliegtuig te stappen.

    Ter plaatse aangekomen werd men in een wachtruimte geplaatst en naargelang de weersomstandigheden diende men te wachten of kreeg men de parachuteuitrusting.

    Deze laatste diende op een vakkundige wijze bepakt te worden en diende ook goed aan het lichaam aan te sluiten.

    Deze verrichtingen werden voor het instappen van het vliegtuig gecontroleerd door de “dispatcher”.

    Er zijn dagen geweest dat er uren diende gewacht te worden met de hoop op weersverbetering welke dan niet kwam met resultaat dat er onverichtterzake diende terug gekeerd.  

    Eens bepakt en gezakt werd er te voet naar het wachtende vliegtuig gegaan op de “tarmac”[1] om dan dit vliegtuig te betreden en plaats te nemen in uw aangeduide  “stick”.

    In het vliegtuig diende men nog de opplooibare banken naar beneden te laten om te kunnen plaats nemen.

    De “sticks” (starbord-stick en port-stick)[2] zaten langs weerszijde van het vliegtuig met de rug naar de wand toe.

    Een voordeel: men kon boven het geluid van de draaiende motors tegen elkaar roepen.

    Een nadeel: men kon van ieders gezicht de ongerustheid en/of schrik aflezen.

    Na het vastgespen van de veiligheidsgordel (over de schoot) begaf het vliegtuig zich naar de startbaan om dan met overdonderend lawaai het luchtruim te kiezen richting Schaffen of enige andere manoeuvreplaats.

    Bij het naderen van de DZ (droppingzone) werd het bevel gegeven recht te staan gevolgd door het terug opplooien van de zitbank en het aankoppelen van de gordel van de parachute aan een metalen kabel bevestigd aan het plafond.

    Deze gordel had tot doel de parachute bij het uitkomen van het vliegtuig open te trekken.

    Vervolgens werden de beide achterdeuren van het vliegtuig geopend en verwijderd door de dispatcher en werd het bevel gegeven “Stand in the door”.

    Bij dit laatste bevel diende de eerste man van elke stick zich in de opening van het deurgat te komen staan met de armen gespreid zich steunende tegen de wand van het vliegtuig.

    De linker voet juist met de tip naar buiten gereed om met de rechter voet “de stap” te doen.

    In deze houding werd u ook op de rug tegen gehouden door de dispatcher aangezien er nog een mogelijkheid was dat het vliegtuig nog enige rondjes vloog over de DZ alvorens de sprong kon worden aangevat.

    Alzo kon men de ervaring genieten om dan eens hemel en dan eens aarde te zien verschijnen, dit naargelang de stand van het vliegtuig.

    Dit laatste kon enkel de man in de deur ervaren.

    Intussen tijd werd er ook een rood lichtje ontstoken door de piloot welke na enige seconden veranderde in een groen lichtje waarbij ook het bevel “GO” werd gegeven.

    Eén stap en daar gaan wij.

    Een windruk  veroorzaakt door het vliegtuig liet ons horizontaal in de lucht hangen en terwijl werd de parachute geopend, zodanig vlug dat men geen benul had dat men naar beneden viel.

    Eens de parachute geopend kreeg men terug het nazicht van de parachute door naar de koepel te kijken en de koorden eventueel te onttwisten (draaien uit de ineen gestrengelde koorden).

    Indien de parachute in twee zou zijn gedeeld ingevolge een koord welke over de koepel van de  parachute hing was men verplicht de reserveparachute te openen om de valsnelheid af te remmen.

    Gelukkig heb ik van deze noodoplossing nooit gebruik moeten maken.

    Persoonlijk ben ik wel eens terechtgekomen op de koepel van een andere parachute waardoor mijn parachute naar beneden dwarrelde ingevolge te weinig  luchtdruk.

    Een vrije val van enkele tientallen meters was hiervan het vervolg  wat uiteindelijk zonder verdere moeilijkheden is afgelopen.

    Dit incident is gebeurd onmiddellijk bij het verlaten van het vliegtuig en gebeurde op ongeveer 300 à 400 meter hoogte, wat tegen de grond fataal zou zijn afgelopen.

    Verdere anekdoten ter zake zullen verder in dit boek worden behandeld naargelang de bijpassende gebeurtenis.

     

    De training “valschermspringen” zat er na 4 weken op , training welke werd afgesloten met de overhandiging van de “Para-Wing”, dit tijdens een plechtige “vlaggengroet”.

    Na inpakken van de persoonlijke goederen en het meegebrachte materiaal werd er terug afgereisd naar FLAWINNE.

     

    Wij waren gereed voor het halen van ons volgend brevet namelijk het brevet “Commando” te MARCHE-LES-DAMES.


    [1]: Landingsbaan in beton op vliegveld.

    [2] : Stuurboord en bakboord.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Vliegtuigsprong.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reageer (1)

    05-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Commando-training

    Begin januari 1964, de nieuwjaarsdagen juist achter de rug, werd er op een koude maandagmorgen afgereisd met de gekende vrachtauto’s naar Marche-Les-Dames voor een duur van 3 weken en ook nog 1 week naar het eiland Corsica (Frankrijk).

    Tijdens deze periode zal er worden getraind tot het behalen van de “Commandodolk”.

    Deze training is de zwaarste qua fysiek en moreel.

     

    Bij aankomst in het Kwartier Arenberg “Het Kasteel” te Marche-Les-Dames gelegen aan de linker oever van de Maas, werden wij verwelkomd door de Commandant van het kamp, zijnde Majoor MILITIS.

    Deze laatste is gekend als medestichter van het Regiment Para-Commando en heeft tijdens WOII gestreden als Commando bij de bevrijding van het eiland Walheren (Nederland) en Antwerpen.

    Was als eerste de “Raid op Corsica” gaan verkennen, raid welke door ons zou moeten worden overgedaan als proef tot het slagen van de training.

     

    Door Majoor Militis werden wij op de hoogte gebracht van de vigerende reglementen in dit kamp waar bij elke verplaatsing diende gelopen te worden.

    De hygiëne was ook van groot belang daarom diende ook de voeten dagelijks gewassen te worden, dit zoals het scheren en het wassen van de andere lichaamsdelen.

    Er zouden zelfs steekproeven worden uitgevoerd ’s morgens bij de vlaggengroet.

    Het kampement zelf werd opgeslagen in open tenten waarin ongeveer een 15 tal man verbleven.

    Deze tenten waren wel voorzien van een kacheltje in brand gehouden met mazout welke dan in een jerry-can achter de tent was geplaatst.

    Deze toestand bracht mee dat er dagelijks een volle jerry-can werd gewisseld voor een lege door bewoners van een andere tent.

    Het eerste slachtoffer was diegene welke deelnam aan een nachtoefening of enige afwezigheid.

    Het was van poets wederom poets.

    Verder kon men zich verwarmen in de slaapzak op een strozak of in de waszaal waar men een grote kachel met kolen rood stookte.

    Gezien de winterperiode werd er veel koude geleden.

     

    De eigenlijke oefeningen bestonden erin u de knepen van het beklimmen en afdalen van rotsen bij te brengen en zware hindernissen zowel te water als te land te overwinnen, dit in groep of met uw “pall” (kameraad).

     

    De eerste week werd doorgebracht in onze persoonlijke tentjes welke ’s avonds na de dagtaak dienden te worden opgeslagen in een bos boven het kamp.

    Het nachtverblijf werd bereikt door tussen twee rotsen naar boven te klimmen alwaar men dan terecht kwam in een klein bos waar men diende te eten (zelf klaar te maken) en te slapen in de tentjes.

    Deze tentjes waarvan u persoonlijk de helft bezat werd samen met een kameraad opgesteld en betrokken.

    Tijdens de avond of nacht was er een mogelijkheid tot “alarm” waarbij de ganse boedel werd ingepakt en voor een paar honderd meters werd verhuisd, gelukkig is dit maar tweemaal gebeurd.

    ’s Morgens na het wekken werd met gans de bagage terug afgedaald naar het eigenlijke kamp langs dezelfde weg waar deze de avond ervoor was beklommen.

    Eens terug in het kamp had men dan de mogelijkheid zich te wassen en zich verder klaar te maken voor de nodige inspecties en oefeningen.

     

    Na de vlaggengroet werd er een aanvang genomen van de oefeningen waarbij de rotsen werden beklommen en/of afgedaald.

    Deze evenementen gebeurden steeds onder het alziend oog van de dispatcher welke ook controleerde of de beveiliging wel degelijk  en juist was aangebracht.

    Ook een koordenpiste werd beklommen welke op deze plaats op ongeveer 5 à 6 meter boven de begane grond was aangebracht, dit gebeurde dan wel zonder enige veiligheid.

    Daarentegen een indianenbrug (twee boven elkaar gehangen kabels) dit tussen twee rotsen op een hoogte van ongeveer 90 meter en een dead-ride (schuin naar beneden lopende kabel) werd wel met een veiligheid uitgevoerd.

    Fysiek waren deze laatste oefeningen zeker niet zwaar doch hier moest men van durf getuigen.

     

    Een hindernispiste werd boven het kamp aangebracht in de omgeving van eerder geciteerde bos, “Wartet” genaamd, hindernispiste welke gelijkenis vertoonde met deze te Namen op de citadel.

    In het kamp zelf was een vijver gelegen met een doorstromend  riviertje dat uitmondde in de Maas.

    Op het einde van de vijver was er een kleine waterval welke bij meerdere oefeningen diende afgedaald te worden met een touw  waardoor men doornat uit de rivier tevoorschijn kwam met het gevolg onmiddellijk bevriezing van de kledij ingevolge de lage temperatuur.

    Het riviertje door iedereen ook “strontbeek” genoemd liep alvorens in de vijver uit te monden onder een klooster/internaat.

    Het riviertje was zeker niet vervuild zoals de naam zou durven vermoeden doch was zeer visrijk.

    Persoonlijk heb ik daar karpers van enkele kilo’s zwaar in bemerkt en zelfs één kunnen vangen.

    Deze prooi werd dan met goedwil van de kok klaargemaakt voor ons in het kasteeltje.

    Op dat ogenblik voor ons een delicatesse in deze barre omstandigheden.

    De eerste nacht van het verblijf in het kamp werd onder begeleiding van de dispatchers afgedaald in deze “beek” beginnend onder het klooster om na enkele honderden meters terug deze gewelfde riool te verlaten.

    Ondertussen had men met kleren en al in het water gelopen als blinden, terwijl het water reikte tot op een plaats waar men het niet graag heeft.

    De natte klederen en schoenen konden niet gedroogd worden in onze tent en dienden in een speciaal daarvoor voorbehouden plaats afgeleverd te worden waar zij werden gedroogd, dit na afgifte van een bewijsstrook.

    Alzo gingen er weinig dagen voorbij dat er geen paar natte voeten of nat pak werd opgelopen, feit welke met de tijd begon te knagen aan het moreel.

     

    De oefeningen werden niet alleen in het kamp uitgevoerd ook daarbuiten.

    Zo bestond er een zware oefening welke de ganse dag duurde welke ook met tweeën diende uitgevoerd te worden.

    Deze oefening begon met het beklimmen van de rots “Tarzan” gevolgd door een kompas- en kaartroute waarbij onderweg door een vervroren gracht diende gewaad te worden en tevens de Maas met een rubberen bootje te diende overgestoken te worden.

    Enkele kilometers verder richting Nameche diende men af te dalen in een grot om dan in een fort terecht te komen en dan verder zijn terugtocht aan te vangen naar het kamp in Marche-Les-Dames.

    Deze oefening diende in een bepaalde tijd te worden afgewerkt om als geslaagd te worden beschouwd.

    Zo ook werd er een speedmars van 10 km ingelast en een veldcross met koordenpiste, dit alles om het fysiek hoog te houden.

    Men diende zeker niet te vasten of te diëten om te vermageren, zij kregen het er zo wel af.

     

    Tevens werden wij bijgebracht wat “sjorren” betekende en ook de praktijk werd toegepast bij het bouwen van vlotten.

    Deze vlotten welke moesten dienen om met tweeën op het water te gaan of zelfs met een vrachtauto over steken, werden met sparren en touwen in elkaar geknutseld.

    Deze oefeningen gebeurden met reddingsvest doch natte pakken verzekerd.

     

    Twee nachtoefeningen zijn mij bijgebleven zijnde:

    -bezoek aan het fort

    -hindernislopen tussen en op de rotsen.

     

    Het fortbezoek bestond erin dat vooraf een briefing werd gegeven waarin men een gedeelte van buiten moest leren wat betreft de weg terug te vinden in het fort.

    Tevens diende men enkele hindernissen te nemen en gevaren te ontwijken, dit alles in de pikdonker.

    Wanneer de duisternis was ingetreden werd men naar een omliggend fort gebracht waar men u één voor één naar binnen stuurde om het parkoers af te lopen.

    De briefing in het achterhoofd was het tellen van gangen, stappen en het worstelen met het onbekende dat men vorderde tot men de frisse nachtlucht terug kon opsnuiven.

    Een paar versleten handschoenen heb ik hieraan overgehouden.

    Het hindernislopen op en tussen de rotsen was zeker spectaculairder doch fysiek ook zwaarder.

    Onder leiding van de dispatcher werd er vertrokken met geweer en rugzak in het kamp onmiddellijk tussen de rotsen om met touwen en touwladders ons een weg te banen over de hoger gelegen rotsen.

    Langs bospaden en rotsrichels werd er een afstand afgelegd welke ik niet kan weergeven in kilometers doch enkel in tijd, ca. 2  à 2 ½ uur.

    Moe maar voldaan over deze ervaring terug in het kamp waren wij tevreden onze strozak te mogen opzoeken, ha ja, na eerst terug een volle jerry-can mazout te zijn gaan opsnorren.

     

    Het beklimmen van de rotsen “Tarzan”; “Banaan” en ……. was een heel zware karwei bijzonder wanneer er vrieskou was.

    Halverwege het parcours voelde men de vingers niet meer zelfs als men zich kwetste werd de pijn niet gevoeld doch het aan de veiligheidshaken klevend bloed bewees genoeg.

    Men moet zeggen dat ook de ene dag de andere niet was, dit ter vergelijking met een sportman wat betreft “presteren”.

    De afdaling van de rotsen daarentegen was een leukerdje, dit vergde geen inspanning enkel een weinig durf naar de diepte toe en doen wat u geleerd had qua veiligheid.

    Zowel het klimmen als het dalen werd uitgevoerd met een beveiliging rond het middel waarbij een dispatcher, maar meestal een kameraad u diende te beveiligen door de koord goed strak te houden om het neervallen zo miniem mogelijk te houden.

    Een greep aan de rots lossen of een voet slecht plaatsen kon genoeg zijn om te vallen.

    Deze val werd geremd door de beveiliging, eerder beschreven, doch afhankelijk van de beveiliger zijn attentie.

    Vallen stond gelijk met opnieuw beginnen aan de klimpartij tot de klus was geklaard.

    Het was zeker geen schande te vallen wanneer men een moeilijk spoor volgde welke u werd aangewezen.

    Tijdens de kampperiode is iedereen wel eens gevallen op een of andere rots, zelfs op de diegene die geen naam hadden.

    Reageer (0)

    12-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De raid

    Na veertien dagen van hard labeur, koude lijden en afzien, mocht men een weekeind naar huis.

    Na dit weekeind volgde nog een week tot voorbereiding tot de raid op Corsica en de week op Corsica zelf.

     

    De raid op Corsica duurde een vijftal dagen vertrek en terugkomst ingerekend.

    Vanuit Melsbroek werd er met verschillende “Flying Box-Cars” gevlogen naar Solenzara  op het eiland Corsica (Frankrijk), dit met een tussenlanding in Marseille, Zuid-Frankrijk.

    Na enkele uren vliegen kwamen wij toe op het vliegveld van Solenzara waarbij onmiddellijk de bagage werd uitgeladen, bagage bestaande uit onze persoonlijke zware rugzak, “Backham” door ons “bergham”  genoemd met een inhoud van circa 30 kg, en het persoonlijk wapen (geweer).

    Onmiddellijk werd er verzameld in pelotonsverband en werd de aanvang genomen van de eerste etappe naar het bivak gelegen in de richting van de berg Incudine ,1900 meter hoogte.

    Wegen werden er niet gebruikt, enkel de ezels- en jagerspaden werden gebruikt, of soms nog erger, er werd doodgewoon door het kreupelhout een weg gehakt met de machette.

    Na enkele uren bergop te hebben gemarcheerd werd er halt gehouden om op die bewuste plaats een bivak op te slaan.

    Op deze plaats diende het tentje geplaatst te worden en diende men ook ons eigen potje te koken.

    Gelukkig stroomde bij dit bivak een bergriviertje waardoor het niet moeilijk was om aan drinkbaar water te geraken.

    Het water was hier glashelder maar ijskoud, een verfrissing na een zware tocht.

    Dit plezier duurde tot een dode, rotte vis voorbij spoelde waarbij iedereen de maag in zijn lichaam voelde keren.

    Gedaan met de pret.

     

    Na een verdiende nachtrust werd  er ’s anderendaags de tweede etappe aangevangen dit meer bepaald naar de schaapherderhutten van “Tova”.

    Deze plaats was het laatste bivak voor de eigenlijke beklimming van de Incudine.

    Deze etappe liep langs de kam van een niet genoemde berg/heuvel om langs kleine paadjes het bivak “Tova” te bereiken.

    De schaapherderhutten stelden niet veel voor.

    Het betroffen hier vervallen deels afgebroken stenen bebouwingen waaronder nog de kapel intact was wat betreft de buitenbouw.

    Binnenin was er reeds alles eruit gehaald doch dit bleek wel een goede schuilplaats tegen regen/sneeuw en kou.

    Deze plaats was dan ook voorzien voor het kader en niet voor jan soldaat.

    In dit bivak  werd er ook de briefing gegeven van de komende tocht naar de Incudine, meer bepaald werden de instructies gegeven wat wel en niet kon, de te volgen weg en eventueel gedrag bij ongeval.

    Bij deze tocht zouden wij begeleid worden door de dispatchers welke de tocht eerder meermaals hadden verricht.

    Na het gebruikelijk bereiden van de maaltijd waarbij nu gebruik werd gemaakt van het meegebrachte water in de veldfles werd er vroeg in de slaapzak gekropen om uitgerust te zijn tegen de voor ons onbekende tocht.

     

    Dag drie werd dan ook aangevangen met de laatste raadgevingen wat betreft parcours en veiligheid daar het peloton in één lint de beklimming zou aanvatten.

    Aanvankelijk werd er een berg beklommen welke langs paden en richels ons leidde naar deze top.

    De eerste sneeuw werd ervaren alsook enkele gevaarlijke punten welke zonder problemen werden genomen.

    De afdaling van deze berg naar het dal van de Incudine was dan weer een pretje waarbij als skiënd op beide voeten naar beneden werd gelopen.

    De beklimming van de Incudine was zwaar doch niet gevaarlijk, taak welke men kan vergelijken met een hoge trap op te klimmen, dit met ongelijke treden.

    Eens de top bereikt was er de voldoening van de inspanning doch het zicht ging de mist in.

    Op deze hoogte was er zodanig veel mist dat wij elkaar nog met moeite konden onderscheiden.

    Gezien er op deze plaats verder niets te beleven was werd de afdaling dan ook maar zo vlug mogelijk  aangevangen dit met het oog op de gevaarlijke terugtocht en de opkomende duisternis.

    De terugtocht geschiedde langs dezelfde weg zoals gekomen doch leek nu korter maar zeker niet veiliger.

    Bij deze terugtocht is een soldaat zijn geweer kwijt geraakt door te vallen, waardoor het geweer een ravijn in donderde.

    De soldaat wilde persoonlijk dit wapen gaan ophalen waarbij hij met forse hand werd tegen gehouden gezien dit een werkje was voor een dispatcher.

    Hoe deze laatste het werkje heeft geklaard kan ik niet verhalen doch ik weet wel dat het geweer bij de rechtmatige bezitter terug terecht is gekomen.

     

    Bij deze activiteiten moet men zich ook voorstellen dat er op het bivak  en in het dal een temperatuur heerste van ongeveer 20°C terwijl op de toppen van de bergen het vroor bij een temperatuur van –15°C.

    Deze schommelingen werden binnen enkele uren ervaren wat de nodige ongemakken meebracht qua kledij.

    Na deze tocht welke bij valavond eindigde werd het bivak terug opgeslagen op “Tova”

    met het oog op de terugtocht naar het vliegveld dit twee dagen later.

     

    De terugtocht werd dan ’s anderendaags aangevangen dit in pelotonsverband met aan het hoofd de pelotonscommandant KRO (Kandidaat Reserve Officier)  O/Lt (Onder Luitenant) Bov…

    Deze terugtocht gebeurde door middel van kompas en stafkaart van dit gebied.

    Wegen mochten niet gebruikt worden, de controleposten diende men te mijden zodanig dat wij verplicht waren dwars door het stekelig kreupelhout (maquis) ons een weg te banen met de machette  of een riviertje te volgen.

    Dit laatste was ook niet zonder gevaar gezien de oevers bezaaid lagen met rotsblokken welke dan dienden omzeild te worden door de rivier te dwarsen, dit met alle gevolgen van dien.

    ’s Avonds werd op een geschikte bivakplaats de nachtleger opgezocht doch zonder gebruik te maken van onze tentjes, enkel de slaapzak kon worden uitgerold.

    Het vuur welke werd gemaakt met alcoholpotjes diende ingegraven te worden in de aarde om uit het zicht te blijven van de controleurs.

    Alle bewegingen dienden dan ook in stilte te gebeuren.

    Uiteindelijk werd de nachtrust niet verstoord en werden wij op deze plaats ook niet ontdekt.

     

    De tweede dag van onze terugtocht werd dan nog gekenmerkt door enig bakkelei aangaande het kaart- en kompaslezen waarbij de pelotonscommandant met ons enkele kilometers verloren is gelopen.

    De vermoeidheid, het eten en de zware uitrusting leidden tot enige wrevel onder de manschappen.

    Uiteindelijk werd er dan toch besloten de openbare weg te gebruiken om alzo op vluggere manier het vliegveld te Solenzara te bereiken.

    Onderweg werd er dan nog een bakker op ronde, tegen gehouden welke na ons te hebben bevoorraad met brood, terug naar huis mocht rijden om zijn auto te herladen om dan zijn ronde verder te kunnen zetten.

     

    Na enkele uren werd dan ook het vliegveld bereikt waar intussen tijd de andere pelotons van de compagnie ook reeds waren gearriveerd.

    De 16é Compagnie werd dan verzameld op de tarmac waar een kleine plechtigheid

    geleid door de compagniecommandant, plaats had.

    Tijdens deze plechtigheid werden wij dan ook in het bezit gesteld van het brevet “Commando”  uitgebeeld in de vorm van de “Commandodolk”.

    Na deze korte plechtigheid werden wij terug naar de klaarstaande vliegtuigen gebracht welke ons terug naar Melsbroek met tussenlanding te Marseille zouden brengen.

    Deze reis is dan ook zonder enig noemenswaardig feit verlopen.

     

    Bij deze werd dan ook het commandokamp afgesloten.

    Het behalen van het “commandobrevet” betekende het volwaardig “Para-commando” zijnde waarvoor maanden van intensieve training,  bloed, zweet en tranen had gekost van de deelnemers.

    Een hoofdstuk werd hier afgesloten en nu waren de verschillende kampen en manoeuvres aan de beurt, het enige lastiger dan het andere.

    Reageer (0)

    20-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manoeuvres en kampen - deel 1

    De manoeuvres en kampen werden enkele dagen voor aanvang aangekondigd om de verrassing zo goed mogelijk te houden.

    Merendeels duurden deze activiteiten ongeveer een week met uitzondering van het weekeind.

    Een kamp bestond er meestal in oefeningen uit te voeren als schieten; vuurdoop; aanleren van tactiek op het veld en hiervan de uitvoering zowel bij dag als bij nacht, dit alles op een vooraf gekend terrein zoals Leopoldsburg; Elsenborn; Florenville en Lagland(Aarlen).

    Een manoeuvres was daarentegen interessanter gezien dit gebeurde over een voor ons ongekend terrein welke meerdere gemeenten en zelfs provincies besloeg.

    De manoeuvres waren oefeningen van gevechten tussen de “rode” en de “blauwe”  met als de “witte” als scheidrechters.

    Deze manoeuvres gingen meestal dan ook gepaard met als aanvang een valschermsprong uit het vliegtuig.

    Aanvankelijk werd er dan een vliegveld in de nabijheid gebruikt (b.v. St-Hubert) als DZ-zone om in een later stadium de gewone velden en weiden te gebruiken, dit dan met de bijhorende risico’s.

    Een afgebakende weide met prikkeldraad; een geploegd veld met voren; grachten; bomen en struiken waren hindernissen waar de onnodige kwetsuren konden worden opgelopen.

    Eens deze hindernissen gepasseerd kon de eigenlijke oefening beginnen, dit ook meestal met het camoufleren van persoon en plaats met het oog op overnachting of het bezetten van een zekere stelling op hinderlaag.

    Meermaals werd van het manoeuvres gebruik gemaakt om lange marsen van 50 km en meer dagelijks af te leggen waarbij er alle terreinen en zelfs waterlopen werden gebruikt om het doel te bereiken.

    Deze marsen gebeurden zowel bij dag als bij nacht.

    Bij dag kon men nog genieten van het landschap voor zover dat men het woord genieten kan gebruiken doch bij nacht was het als een blinde gezien men geen benul had van plaats en richting.

    Een pad bewandelen in een bos kan men vergelijken met een donkere kamer waarbij men enkel de man voor u en de man na u ziet, zwijgen tijdens de verplaatsingen was dan ook de boodschap.

    Een onderdrukte vloek wanneer men struikelde over boomwortels of stukken steen was het enigste wat men hoorde.

    Na het bewuste doel te hebben bereikt was elke ondergrond goed genoeg om zich te slapen te leggen, het gebeurde dat zelfs bij een kleine rustpauze men in slaap viel om dan nog verder te moeten trekken, feit wat meestal zwaar aanvoelde.

    De manoeuvres gebeurden meestal in compagnieverband waarbij elk peloton zijn opdracht kreeg.

    In het peloton kreeg dan iedere sectie zijn specifieke opdracht om het beoogde tot een goed einde te brengen.

    Er zijn ook manoeuvres geweest waarbij het peloton verdeeld werd in ploegen van 4 à 5 man welke dan op pad werden gestuurd al dan niet met stafkaart en/of kompas.

    Bij deze oefeningen kwam dan ook het kaartlezen en het overwinnen van natuurlijke hindernissen tot uiting.

    Deze bewegingen gaven u dan ook meer vrijheid doch op een bepaalde dag en tijdstip diende het doel te worden bereikt om het vervoer en eventueel het eten niet te missen.

    Alzo herinner ik mij nog een oefening te Nisramont waarbij aanvankelijk met een rubberboot de Ourthe diende te worden afgevaren.

    Het kader welke deze bootjes ter beschikking stelden en ook ophaalden gaven ons de opdracht bij het tweede pad links op de oever het bootje achter te laten en langs die weg met stafkaart de verzamelplaats voor het eten op te zoeken.

    Zo gezegd zo gedaan tot wij het bos verlieten en terecht kwamen in de omgeving van de stuwdam aldaar.

    Volgens de stafkaart kwamen de herkenningspunten overeen doch de gezochte plaats werd niet gevonden.

    Ik moet wel laten opmerken dat dit gebeurde bij nacht.

    Na  enkele uren zwerven in de onmiddellijke omgeving en ten einde raad werden wij opgezocht door 1é sergeant C…….

    Deze zou ons naar de verzamelplaats brengen aangezien er een fout was geslopen in de aanvankelijke berichtgeving.

    Het was niet het tweede pad maar het eerste pad dat diende genomen te worden.

    korporaal De Br….., afkomstig van St-Niklaas, was door het rondlopen zodanig vermoeid dat hij zijn camouflagebroek wou uittrekken wat hem verboden werd door de 1é sergeant C... .

    De Br….., toch zijn zin uitvoerend werd het “weigeren van bevel” aangesmeerd wat hem later voor de Krijgsraad te Luik, acht (8) dagen cachot zou opleveren.

    Reageer (0)

    23-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manoeuvres en kampen - deel 2

    Omstreeks de paastijd 1964 werd er een bataljonsmanoeuvre gehouden te Otterburg (Schotland) waar het op dat ogenblik nog winterde, dit voor een duur van veertien dagen.

    Vanuit Zeebrugge werd er vertrokken met het marineschip “Kamina” vaartuig destijds ook gebruikt voor de troepenverscheping naar Kongo.

    Na een dag en nacht varen tot Newcastle en onderweg eens zeeziek te zijn geweest werden wij met autobussen naar het eigenlijke kamp gebracht.

    Dit kamp bestond uit houten barakken waar een gans peloton kon overnachten.

    In deze barakken stonden twee kolenkachels welke roodgloeiend werden gestookt om toch enige opwarming te verkrijgen.

    De oefeningen bestaande uit schieten met scherp op verschillende doelen en het bevaren van een rivier welke driemaal haar breedte had overschreden,  werden uitgevoerd wanneer het barre weer het toeliet.

    Eén nacht werd er buiten in onze tweepersoonstent geslapen waarbij ’s morgens men half uit de tent was gegleden met slaapzak en al ingevolge de drassige ondergrond.

    Een geplande nachtoefening werd niet uitgevoerd gezien de 14 Cie (Walen) deze oefening hadden gedaan met alle gevolgen van dien, enkele mensen met bevroren handen en voeten.

    Tijdens de verplaatsingen op het immens oefenterrein werd er gebruik gemaakt van grote trucks speciaal mee overgebracht van België en zelfs van een helikopter type Alouette .

    Dit laatste was weer een nieuwe ervaring aangezien er maar met enkele mensen kon in plaats genomen worden. Het vliegen zelf kwam raar over daar de helikopter met de neus naar beneden vloog waardoor men het gevoel kreeg steeds tegen de heuvels aan te vliegen welke dan toch op een veilige hoogte werden overvlogen.

    Tijdens de schietoefeningen werd er ook attent op gemaakt om zeker niet op de in het wild lopende schapen te schieten, deze dieren hadden op dit terrein een vrije loop en waren reeds eerder het doelwit geweest van enige barbaren.

    Het bevaren van een uit haar oevers getreden rivier werd volgens ik mij kan herinneren uitgevoerd tijdens een weekeind.

    Met een tiental personen in een “dingy”[1] werd er op een bepaald punt de rivier betreden en diende een afstand over verschillende kilometers te worden afgelegd.

    Tijdens deze vaart werden er verschillende hindernissen genomen waaronder ondiepte bezaaid met stenen; weide afsluitingen waardoor de boot werd beschadigd en lek raakte.

    Op een zeker ogenblik raakte de boot de grond en diende iedereen uit te stappen om de boot naar een dieper punt te slepen.

    Op het ogenblik dat iedereen de boot had verlaten begon deze te vlotten en door de kracht van het water werd deze meegesleurd.

    Wie dichtst bij de boot was wipte met een tijgersprong terug de boot in doch twee kameraden bleven schouder aan schouder midden in de rivier staan.

    Terug keren met de boot was onmogelijk zodanig dat zij verplicht waren naar de oever te waden.

    Op de plaats waar zij stonden was het zeer ondiep doch hoe meer naar de wal toe hoe dieper, gelukkig hadden zij een reddingsvest aan (was verplicht) zodanig dat zij veilig en wel toch aan wal raakten en enkele honderden meters verder door ons konden opgepikt worden.

    Dit alles in een barre koude en met winterkledij aan.

    Een booting welke in de zomer plaats had was een leuke bedoening doch nu was het een marteling, mens en gereedschap werden hier zwaar op de proef gesteld.

    De koude had ook op ons lichaam gevolg meer bepaald iedereen liep met een neus- en/of keelontsteking waarbij de dokter diende opgezocht te worden.

    Een injectie met penicilline in het achterwerk en het blauw ontsmettingsgoedje welke met een borstel tot in het keelgat werd gesmeerd, feit welke u deed kokhalzen, waren de enige medicijnen.

    Van een tweede bezoek aan de dokter werd dan ook verder afgezien, een vrijstelling van dienst zat er dan toch niet in en de hulp was erger dan de kwaal. 

    Na een verblijf van acht dagen was er een daguitstap voorzien naar Edinburg (hoofdstad van Schotland) alwaar wij enkele winkels en pubs konden bezoeken.

    Deze laatste waren tijdens de dag maar enkele uren open en ‘s avonds reeds gesloten om 23 uur.

    Om deze uren te omzeilen waren er verschillende private pubs waar wij gelukkig de gelegenheid hebben gekregen zulke pub te kunnen bezoeken.

    Meer dan een praatcafé was het zeker niet. Een glas bier (Ale) was voor ons niet te drinken terwijl de wisky prijselijk was.

    Een grootstad bezoeken zonder  enige voorafgaandelijke toelichting is niet te doen, daar ook nog het euvel bijkwam dat wij geüniformeerd in deze stad rondliepen.

    Iedereen was tevreden terug de autobus te mogen opstappen richting van ons kamp.

    Acht dagen later werden wij terug naar Newcastele gevoerd met de autobussen waarbij op de terugweg een ongeval gebeurde met twee bussen waardoor  een der bussen naast de rijbaan in de gracht is terecht gekomen met als gevolg enkele lichtgewonden welke dienden verzorgd te worden in de nabijgelegen kliniek.

    Uiteindelijk is alles nog goed verlopen en kon de terugweg met de Kamina worden aangevangen.

    Van zeeziekte zijn wij op deze terugweg ook niet gespaard gebleven.

    Eens terug voet gezet op het vaste land België kon men met weekeind vertrekken om thuis zijn wedervaren te vertellen en de nodige was te laten verrichten.


    [1] : Rubberboot voorzien van een plankenvloer.

    Reageer (0)

    26-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wacht Koninklijk Paleis

    Een prestigieuze bedoening was de “Wacht Koninklijk Paleis” te Brussel.
    Na het behalen van onze brevetten werd de 16 Cie uitverkoren om de wacht op te trekken aan de Koninklijke Paleizen te Brussel en Laken, dit voor een duur van 14 dagen.
    De taak bestond erin 24 uren wacht te doen aan het Paleis zelf, naderhand 24 uren piket in de kazerne van de Luchtmacht te Evere, waar wij deze periode verbleven, om dan 24 uren rust te genieten met de mogelijkheid zich naar huis te begeven.
    De wacht aan het Paleis zelf was ook verdeeld in 2 uren wacht lopen buiten aan het gebouw, 2 uren piket binnen in het gebouw en 2 uren rust.
    Bij het wacht lopen waren er verschillende consignes waaronder : dat niemand het terrein voor het Paleis mocht betreden of aldaar iets mocht achter laten, elke onregelmatigheid diende gemeld te worden aan de Sergeant van Wacht door middel van een elektrische bel in het wachthokje.
    Als wacht had u verschillende mogelijkheden om deze 2 uren door te brengen zijnde voor het wachthokje de positie “Terplaats rust” aan te nemen of om en weer te lopen in de positie “Schouder geweer” terwijl in elke richting de passen dienden geteld te worden zoals deze mede gekregen met de consigne.
    Bij mooi weer had men hierdoor veel bekijks van de toeristen en menige foto werd dan ook gemaakt, filmen werd dan weer beoefend door de Japanners.
    U kunt zich voorstellen dat bij elke wachtbeurt er diende gepoetst te worden en zelfs gestreken om het uniform en het nodige getuig in orde te houden.
    Elke fout begaan tijdens de wachtbeurt of opmerking van de Officier van Wacht werd met een sanctie beboet.
    De wacht werd aangevat met een ceremonie, begeleid door een militair muziekkorps, op het binnenplein voor het Paleis te Brussel en werd op gelijkaardige manier ook afgesloten.

    Reageer (0)

    02-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sport

    Tijdens de dienst werd er veelvuldig aan sport gedaan al dan niet in team verband of individueel.
    Tijdens de uren “PT” (turnen) werd er aan volleybal of basketbal gedaan.
    Op het ogenblik dat wij ons aan het zwembad bevonden werd aldaar in afwachting van onze beurt in het zwembad een weinig voetbal gespeeld.
    Wekelijks op zaterdagvoormiddag werd een veldcross georganiseerd dit in compagniesverband of in bataljonsverband, dit over een afstand van 3 à 5 km, gelopen achter de kazerne.
    Tijdens deze crossen is gebleken dat ik voor deze sport duidelijk aanleg had waardoor ik ook werd verkozen om de kleuren van het bataljon te verdedigen tijdens de crossen van het militair kampioenschap.
    Dit kampioenschap werd gelopen in verschillende manches, waarbij bij elke manche moest gewonnen worden als ploeg om verder te mogen deelnemen om uiteindelijk met de ploeg te Etterbeek op het oefenterrein rechtover de rijkswachtkazerne “De Witte De Haelen” de finale te lopen.
    Winnen was hier voor mij zeker niet weggelegd maar deelnemen was het voornaamste.
    Tijdens de voorbereidingen van deze verschillende crossen werden wij afzonderlijk hierop getraind door de turnmeester waarbij wij ook enige privilege hadden wat betreft eetmalen en rust.
    Dit laatste was soms welgekomen aangezien wij dagelijks fysiek zwaar werden getraind, dit tijdens de gewone dienst.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepsvrijwilliger

    Mijn doel was mijn loopbaan verder te zetten bij de Rijkswacht waardoor ik verplicht was tijdens mijn legerdienst de aanvraag tot inlijving aldaar te verrichten, dit om later geen dienstjaren te verliezen, dit met het oog op de pensioenregeling.
    Daar deed ik aanvankelijk mijn eerste aanvraag om aan het examen inzake Rijkswacht te mogen deelnemen.
    Ingevolge het machtsmisbruik en tevens de slecht gemutstheid van de toenmalige dienstdoende CSM (Compagnie Sergeant Majoor) werd mijn aanvraag in het bijzijn van de voltallige compagnie verscheurd, dit terwijl nog andere gegadigden hun aanvraag normaal werd toegestaan.
    Ingevolge dit incident was ik zedelijk verplicht een beroepsverbintenis aan te gaan in het leger voor minstens een duur van één jaar.
    In tussen tijd was er ook een stoelenwisseling geweest waarbij de compagnie een andere CSM verkreeg.
    De tweede aanvraag tot beroepsvrijwilliger werd aanvaard zonder verdere problemen.
    In deze periode was ik ook BVKT (Beroeps Vrijwilliger Korte Termijn) geworden wat betekende dat de laatste drie maanden van de dienst van 15 maanden, werden betaald als een volwaardig beroepsvrijwilliger, feit waarvoor men ook moest naamtekenen bij binnenkomst in het Korps.
    Ondanks dit gegeven bleef men nog steeds milicien en werd men ook zo nog behandeld.
    Met het oog op de beroepsloopbaan diende ik als chauffeur te worden opgeleid.
    Tijdens een drietal weken werd er theorie en praktijk gevolgd waarbij men aanvankelijk leerde rijden met jeep Landrover en vrachtauto Bedford (3,5 ton).
    Na deze periode werd een rijexamen afgelegd waarbij het militair rijbewijs werd afgeleverd, destijds
    voor de categorie
    B
    [1].
    Een bijscholing wat betreft radioprocedure zou later maar plaats hebben wanneer de eigenlijke beroepsactiviteit was gestart.
    Terwijl de kameraden uitzagen naar het einde van de dienst zou bij mij maar het echt militair leven beginnen.
    Bij het afzwaaien van de kameraden op zaterdag 28 mei 1964 bleef ik met nog een drietal beroeps achter om dan als ancien, in burger gekleed
    [2], de kazerne te verlaten om thuis het weekeind door te brengen.
    Op maandag 30 mei 1964 zou ik voor een d
    uur van 10 maanden, dit tot en met 31 maart 1965 beroepsvrijwilliger zijn.


    [1] Destijds bestond het verplicht burgerrijbewijs nog niet.
    [2] Tijdens de dienstmaanden mocht men geen burgerkledij dragen in het kwartier nog bij het verlaten ervan .

    Reageer (0)

    03-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slot

    Het vrijwilligersleven was qua tucht een stuk lichter geworden, ook de fysieke inspanningen waren merkelijk verminderd.
    Aanvankelijk was mijn taak weggelegd als chauffeuroperateur
    [1] wat dagelijks inhield om zich aan te bieden bij de Overste van de garage en aldaar uw taken te ontvangen voor de ganse dag.
    Alzo werd ik aangesteld als chauffeur van de Officier S3, een kapitein welke mij eerder had opgeleid als scherpschutter.
    Deze laatste taak bestond enkel tijdens de verplaatsingen naar en kamp of tijdens een manoeuvre.
    Zoals eerder vermeld diende ik ook een herscholingscursus radio-operateur te volgen, dit in de kazerne Terra Neuve op de citadel te Namen, dit voor een duur van 4 weken.
    Tijdens deze cursus werd het morse bijgebracht en het gebruik van codering.
    Een leerrijke en gezellige bedoening vergeleken bij het al voorgaande.
    Op het einde een test, examen zou ik dit zeker niet durven noemen, en het brevet werd afgeleverd.
    Na deze cursus kon ik mijn kennis verder verrijken in het magazijn “Radio” waar de 1é Sergeant C….. de plak zwaaide.
    Deze laatste had dezelfde cursus met mij gevolgd zodanig dat wij vrienden waren geworden tijdens en na de dienst.
    In tussen tijd waren ook de miliciens klasse ’64 gearriveerd waarbij er nog maar een taak bij kwam namelijk om de paar weken de dienst verrichten als “Korporaal van Week” de rechterhand van de “Sergeant van Week”.
    Uiteindelijk bestond deze taak uit het noteren van zieken bij het ochtend-appél; de zieken begeleiden naar de infirmerie; de compagnie begeleiden naar de eetzaal en verder toezicht bij de bedeling van het eten; nazicht karweien na het eten.
    Verder tijdens de loop van de dag karweien verdelen en nazien, de Sergeant van Week bijstaan in zijn taak en tenslotte aanwezig te zijn bij het laatste appél te 22.00 uur en het doven der lichten te 22.30 uur.
    Incidenten of inbreuken zelf oplossen en deze eventueel melden aan de “Sergeant van week” welke op zijn beurt de nodige schikkingen trof.
    Buiten deze taken werd er tijdens de opleiding van de miliciens hulp geboden aan de onderrichters om de opleiding zelf een weinig een goede banen te leiden.
    Deze taken bestonden meestal op enige voorbereiding van een oefening bij dag of nacht en enkele raadgevingen bij een koorden- en/of hindernispiste.
    Nadat deze miliciens hun eerste opleiding hadden gehad en zij hun “Groene Muts” hadden bekomen begonnen de verschillende kampen en maneuvers.
    Gezien mijn functie chauffeur-operateur werd ik dan ook ingezet in het recce-peloton waarbij ik als reccejeep-chauffeur
    [2] mijn taak volbracht.
    In deze functie ben ik gebleven tot enkele dagen voor ik Korps Para-Commando heb verlaten op 31 maart 1965.
    Bij de miliciens van de Klas ’64 waren er ook jongens uit het Waasland, meer bepaald uit St-Niklaas, Beveren-Waas en Temse.
    Daar heb ik daar ook een bekend politicus van Temse leren kennen.
    Uit deze periode is mij het regimentsmaneuver het beste bij gebleven.
    Begin van de maand maart 1965 werd er een maneuver voorzien in de Ardennen waarbij de verschillende batajons van het Regiment Para-Commando aan deelnamen.
    Het betrof hier een oorlogje spelen tussen Roden en Blauwen en met Witten als scheidrechters.
    Als recce werd ge gemotoriseerd vooruit gestuurd om de wegen en het verder terrein te verkennen om alzo de infanterie toe te laten zich in een bepaalde richting te verplaatsen.
    Door de verplaatsingen per jeep was het bijna onmogelijk ons te bevoorraden op allerlei gebied waardoor wij op ons eigen initiatief waren aangewezen.
    De Ardennen welke niet zo dicht behuisd is als Vlaanderen gaf ons dan ook minder mogelijkheden tot het bekomen van voedsel en eventueel slaapgelegenheid.
    Uiteindelijk zou het peloton Recce drie dagen en nachten niet slapen.
    Gezien onze toestand zodanig slecht was om nog verder te functioneren werd er toegestaan dat er enkele uren werden geneutraliseerd om ons bij een burger te warmen en enig voedsel te nuttigen.
    Bij deze ontvingen wij warme melk met honing waarvan wij niet genoeg kregen.
    Eens buiten werd het nu nog moeilijker gezien wij het enkele ogenblikken warm hadden gehad terwijl het nog vroor en aldaar nog op sommige plaatsen sneeuw lag.
    Uiteindelijk werd voor ons na vijf dagen het manoeuver afgeblazen gezien de slechte toestand van de manschappen.
    Bij binnenkomst in de kazerne te Flawinne verschoten wij van ons spiegelbeeld, het was alsof een vreemde naar u keek, zwart tot een stuk onder de kledij; deels verbrand van zon en wind; niet geschoren noch gewassen in deze periode.
    Een flinke warme douche en een goede nachtrust bracht ons terug te been.

    Uiteindelijk was de dag aangebroken dat ik het Regiment Para-Commando zou verlaten daar ik in tussen ook het marsbevel had gekregen om mij op 1 april 1965 aan te bieden bij de Rijkswacht, meer in de Koninklijke Rijkswachtschool te Elsene, Kroonlaan.
    Al wat ik verkregen had wat betreft kledij en materiaal diende ik in de QM-magazijn
    [3] af te leveren waardoor ik nog enkel mijn burgerkledij en mijn valies met enkele persoonlijke spullen had.
    In de loop van de namiddag kreeg ik van de Compagnie-kapitein de toelating het Kwartier te verlaten om mij naar huis te begeven.
    Thuis gekomen werd de valies geledigd om onmiddellijk terug gevuld te worden met al het nodige met het oog om ’s anderendaags de Rijkswachtschool binnen te stappen.
    Een periode in mijn loopbaan werd hierbij afgesloten, periode waar ik nog graag over terugblik.


    [1] Autogeleider en radiofonist.
    [2] Een reccejeep was niet uitgerust met een bache, er waren enkel twee ruitjes in halve cirkelvorm waardoor de wind vrij spel had op u.
    [3] Quartier-Meester magazijn, magazijn waar alles voor de compagnie te verkrijgen was.

    Reageer (2)

    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!