Commando
Welkom op mijn blog Commando (2é Batajon Commando Klas 1963/1964)

Inhoud blog
  • Slot
  • Beroepsvrijwilliger
  • Sport
  • Wacht Koninklijk Paleis
  • Manoeuvres en kampen - deel 2
  • Manoeuvres en kampen - deel 1
  • De raid
  • Commando-training
  • Foto: Vliegtuigsprong.
  • Het echte werk
  • Foto: Ballon te Schaffen.
  • Valschermspringen - Mijn eerste sprongen.
  • Oefeningen.
  • Dagtaak - straffen
  • Foto: Troepenkamer in Kazerne Olt Thibaut.
  • Foto: Ingang Kazerne Olt Thibaut te Flawinne.
  • Dagtaken
  • De eerste uren.
  • De oproep
  • Voorwoord.
  • Welkom


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Mijn favorieten
  • SeniorenNet.be
  • Gemeente Flawinne
  • Commandomuseum Flawinne
  • Para-Commando
  • Pegasus-museum
  • 1é Bataljon Parachutisten
  • Para Commando 1961(23 Det.)
  • Para Commando 1961(23 Det..(2)
  • Militaria
  • Para Commando 1961(23 Det.(3)

    08-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom
    Welkom op mijn site als oud para-commando Klas 1963 -1964.

    Via deze site wens ik enkele ervaringen meegeven welke ik heb gehad tijdens de ganse opleiding van para-commando dit als dienstplichtige.


    Reageer (2)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorwoord.
    Ik zal trachten zo waarheidsgetrouw mogelijk de belevenissen weer te geven waarbij ik ook de personages zal beschermen.
    Mocht er toch iemand zijn welke zich hierin herkend en zich oneer voelt aangedaan dat hij het mij laat weten.
    Mijn bedoeling is iets mee te geven wat ikzelf heb ervaren waar ik ook levenslessen heb uitgetrokken.
     
    (Uittreksel uit mijn boek  "Mijn Loopbaan")

    Reageer (1)

    09-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oproep

    Als jongen van 16 jaar, werkende als treksteenbewerker[1] (diamantindustrie) te Borgerhout, ( Antwerpen) tussen een 60-tal medewerkers begon ik te dromen om mijn verplichte legerdienst te vervullen als "Para - Commando".
    Deze droom werd nog versterkt door het feit dat een toenmalige sergeant Gilbert, neef van een buurman en tevens dorpsgenoot, bij de “Para's” gekazerneerd te Flawinne, (Namen) mij het leven in deze eenheid toelichtte met geuren en kleuren en mij zelfs aanzette om de Onderofficierenschool te Zedelgem binnen te gaan om alzo mijn loopbaan in het leger aan te vatten.
    Dit laatste werd mij afgeraden en ik kreeg de toelating niet van mijn ouders dit te verwezenlijken.
    De uitspraak van moeder was: "Doe eerst uw "term" en dan kunt ge nog zien of ge erbij blijft."
    Er werd dan ook gretig uit gekeken naar de eerste oproepingsbrief om mijn "Drie dagen" te gaan beleven in het "Klein Kasteeltje" te Brussel.
    Uiteindelijk zou het hier maar twee leuke dagen betreffen 07 en 08 december 1962 welke werden ingevuld met medische en schriftelijke proeven en het voorlezen van de militaire reglementen waarbij het bewuste artikel " De dood met de kogel" is blijven na zinderen.
    Het militair reglement werd in een bomvolle zaal jongelingen voorgelezen, zeg maar bulderen, door een fel besnorde sergeant-majoor terwijl de jongens met open mond van verbazing zaten te luisteren, wie zou iets durven zeggen?
    Op het einde van de tweede dag werd er een interview afgenomen door een officier waarbij ge uw keuze tot "het wapen" kon maken.
    Het voornaamste was dat u als toekomstig "para - commando" gezond van lijf en ziel moest zijn om tot deze eenheid te worden toegelaten.
    Gezien er voor mij op dit gebied geen enkel beletsel was heb ik met volle overtuiging gekozen om toch para - commando te worden.
    Het was dan ook mijn eerste soldij, men schrijve "twintig frank (20 Fr)" welke ik ontving voor twee gepresteerde dagen voor het Vaderland.
    "Hier naamtekenen, daar twintig frank!"
    "Dank U wel, mijnheer."
    "Mijnheer, mijnheer, ik ben korporaal."
    Bij deze was ik MILITAIR en werd ik voor de eerste maal met onbepaald verlof naar huis gezonden.
    Gelukkig, het vervoer was gratis gezien men bij de oproepingsbrief een coupon - retour (treinticket) was gevoegd.
    Eens terug thuis en aan het werk, intussentijd was het Kerstmis en Nieuwjaar 1963, ben ik beginnen trainen voor de lichamelijke proeven welke zouden plaatsvinden in de kazerne TERRA NOVA (Terra Neuve) te Namen op de citadel. De datum van deze tests werd ook bepaald door een oproepingsbrief.
    Deze proeven bestonden uit een dertig (30) set-ups; 4 X optrekken aan de balk en een loopcross van 3 km op de citadel.
    De winter 1962-1963 was zeer hard, het vroor dat het kraakte maar toch diende er gelopen te worden.
    Ik oefende in de bossen gelegen op de grens België - Nederland meer bepaald te Nederlands Putte terwijl ik mijn verlofdagen doorbracht bij familie te Putte - Kapellen.
    Ik wilde slagen in de proeven en zou slagen.
    In de loop van de maand januari 1963 meer bepaald op 09 januari 1963 diende ik mij aan te bieden te Namen op de citadel, in de kazerne TERRA NEUVE voor de proeven.
    Aankomende in het station Namen werden wij met een vrachtauto 3-tonner afgehaald en gebracht naar de kazerne op de dicht beboste citadel, op dat ogenblik nog met een laagje sneeuw bedekt.
    Aldaar aangekomen dienden wij ons om te kleden in een sportieve kledij, korte broek a.u.b, al was het maar om het sportiever te doen lijken.
    De set-ups en het optrekken aan de balk werden in een ijltempo afwerkt op het commando van: "Eén en twee."
    Iedereen slaagde in deze proeven.
    Nu het zware werk, aan de start van de cross over een afstand van 3 km in de straten op de citadel. "Volg de jeep en go!"
    Gelukkig met eerdere kilometers in de benen werden deze afstand afgemaald tegen en relatieve korte tijd, uiteindelijk kwam ik als derde over de eindstreep waarbij de tijd werd opgenomen doch angstvallig werd verzwegen al was het maar voor er de spanning in te houden.
    Na de opfrissing onder de douche herhaalde zich het scenario van uitbetaling van soldij, nu maar tien frank (10 Fr) en het terugbrengen naar het station Namen.
    Voor de tweede maal werd ik met onbepaald verlof naar huis gestuurd.
    Zij die dachten dat wij met de eerste trein terug naar huis zouden sporen hadden zich vergist.
    De dorst had zich intussentijd van ons meester gemaakt en diende gelest te worden en met enkele "eendaags" vrienden werd er besloten een glaasje te gaan drinken in een der herbergen omgeving station.
    Zo gezegd zo gedaan waarbij wij in een cafeetje terechtkwamen waar het vrouwelijk schoon genoeg voorhanden was.
    Voor dit laatste was er op dat ogenblik geen oog, de vuile sportpantoffels dienden degelijk ingepakt te worden om het meegebrachte valies niet te bevuilen.
    Na enkele oude kranten te hebben gevraagd in ons schoolfrans werd er in het midden van deze herberg overgegaan tot het inpakken van de sportpantoffels.
    Uiteindelijk zaten een viertal jongens op hun knieën op de vloer ijverig bezig met inpakken.
    "Pinten uitdrinken en wegwezen jongens!" Hop, op weg naar de trein.
    Wat waren wij fier, wij voelden ons zo volwassen want wij zouden para - commando worden en wij waren reeds bij de h…… geweest.


    [1] :Diamant bestemd voor draadfabrieken.

    Reageer (0)

    11-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste uren.

    Op een koude  01 maart 1963 was het zover, de dag dat ik de ouderlijke woonst diende te verlaten voor mijn intrek in het leger te maken.

    Ik was opgeroepen als kandidaat para - commando te Flawinne voor een duur van vijftien (15) maanden.

    Met het valies in de hand werd er thuis vertrokken, nagekeken door mijn ouders welke een traan wegpinkten bij het nawuiven.

    Op weg naar de lijnautobus  Beveren-waas -  Antwerpen.

    Te Antwerpen diende de trein genomen te worden richting Brussel alwaar een speciale (militaire) trein ons verder naar Flawinne zou brengen.

    Op de trein werden er reeds kontakten gelegd met andere jongens welke hetzelfde lot waren beschoren, de verwachtingen lagen hoog.

    Na een reis van ettelijke uren gezien de speciale trein ten pas en onpas op een zijspoor werd gerangeerd kwamen wij aan in het stationnetje van Flawinne.

    Eens de deuren van de trein open werd er van op het perron geroepen door enkele klaarstaande sergeanten: "Uitstappen,  verzamelen in rijen van drie!"

    Na wat gedrang en getrek was de kolonne gevormd en werd er afgemarcheerd naar de kazerne, Lt Thibaut genaamd, kazerne onder bevel van Majoor Rousseaux.

    Deze tocht was ongeveer een drietal kilometer lang welke in een versnelde pas werd afgehandeld, dit met een zware valies aan de hand.

    Toegekomen in de kazerne diende men zich aanvankelijk aan te melden in het wachtlokaal waar men u vooraf ingedeelde compagnie meedeelde welke ge zelf dan maar verder moest gaan zoeken in een doolhof van gebouwen.

    Alle gebouwen, ook blokken genoemd, rond de erekoer en erachter gelegen terreinen waren identiek zodanig dat wanneer zij geen eendaagse wegwijzers hadden aangebracht  wij 's avonds nog aan het zoeken waren geweest  naar onze compagnie en kamer.

    Ik werd ingedeeld in de 16é Compagnie, Peloton C, kamer 15 (eerste verdieping) van "blok" C.

    De "blok" was gelegen achter blok A, dit links van de erekoer gezien vanaf het  "wachtlokaal" aan het toegangshek.

    De kamer waar ik 15 maanden zou verblijven bestond uit  een 12-tal bedden met ernaast een persoonlijke kast, dit alles in metaal.

    In het midden van de kamer tegen het raam gelegen rechtover de toegangsdeur stond een geschuurde withouten tafel met langs weerszijden een bank.

    Aan het plafond hingen twee peervormige lampen met blaker.

    Dit was het enige meubilair van deze grote kamer.

    Dezelfde namiddag werd de volledige uitrusting uitgedeeld in de "QM" (Kwartier Meester) waarbij dan iedereen onder leiding van sergeant P…… zijn uitrusting diende te vertonen en weg te bergen in de kit-bag[1].

    Vanaf dat ogenblik diende men ook het legerplunje te dragen en de burgerkledij diende opgeborgen te worden in het meegebrachte valies.

    Dit valies werd bij valavond ondergebracht in een leegstaand lokaal verder in de gang, valies welke wij drie weken later maar eerst zouden terug zien om deze mee te nemen naar huis en nooit meer mee terug te brengen.

    Dezelfde namiddag werd ons ook kennis gegeven in de theoriezaal van het inwendig reglement qua  het wekken en doven der lichten; karweien (kamerwacht en de algemene karwei in de blok); tijdstip van de maaltijden; bezoek aan de dokter; cultuuractiviteiten (bibliotheek en filmvoorstellingen binnen het kwartier)  enz.

    Het wekken gebeurde te 06.00 uur onmiddellijk gevolgd door het "appèl aan bed" waarbij men gekleed diende te zijn met linnen broek; kousen en bottines.

    Het bovenlijf mocht hoogstens bedekt zijn met een lijfje.

    In deze kledij kon men ook de waszaal binnen en o wee als men u betrapte wanneer u drager was van een hemd of trui bij het wassen, feit wat in de winter nog al eens plaats had.

    De plantrekker welke zo werd betrapt diende te verschijnen in zwembroek en moest plaats nemen in een hoek van de waszaal waarbij de "sergeant van week" hem overgoot met een emmer koud water.  

    Gewassen en geschoren was er te 06.15 uur de verzameling op de koer voor de blok om het morgenmaal te gaan nuttigen, dit voorzien zijnde van mes en vork.

    Eens de compagnie ( ongeveer 120 man) verzameld werd er per gelid de toelating  gegeven zich in looppas te begeven naar de refter.

    In de refter diende men volgens binnenkomst aan te schuiven aan lange tafels met banken.

    De borden en het eten was reeds op de tafel geplaatst door een eerder aangeduide "karwei refter" welke ook de tekorten moesten bijvullen.

    Een "karwei refter" bestond meestal uit een volledige kamer met uitzondering van de "kamerwacht" en duurde een ganse dag (drie maaltijden).

    "Karwei - refter" heb ik persoonlijk steeds een der zwaarste karweien gevonden gezien na elk eetmaal ook de afwas diende gedaan te worden en de refter diende gekuist.

    Onze kamer werd zo eens voor een duur van één week gestraft met "karwei refter" om reden dat soldaat De B….. een klompje boter van een andere tafel had genomen om verder zijn krentenbrood te smeren.

    Wie nog beschikbaar was buiten de reeds eerder genoemde karweien werd op een karweilijst geplaatst om de algemene lokalen; gangen en trappen in de blok van de compagnie te reinigen.

    Deze reiniging gebeurde overal met water en zeep, driemaal per dag, onmiddellijk na het eetmaal

    De ene karwei was beter dan de andere natuurlijk doch hierin kon men zelf niet kiezen.

    Ondanks deze karweien diende men wel aanwezig te zijn op de verzamelingen  van 08.00 en 14.00 uur.

    Routine en kameraadschap verlichtte uiteindelijk het werk.



    [1] Grote grove zak.

    Reageer (0)

    13-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dagtaken

    Na de dagtaak welke eindigde te 18.00 uur was er het avondmaal met erna de laatste karwei waar men zo lang aan bezig kon zijn als men zelf wou.

    Deze karwei werd integendeel in een ijltempo afgewerkt om te genieten van de welverdiende rust en de mogelijkheid de kantine te bezoeken.

    Uitgaan in de stad Namen was ingevolge de zware fysische oefeningen  praktisch onmogelijk  en ook het budget liet zulks niet toe.

    Met een soldij van 150 Bef per 14 dagen komt men niet ver wetende dat een treinreis enkel Namen - Antwerpen evenveel kostte.

    Normaliter mocht men om de veertien dagen op zaterdagmorgen 11.00 uur vertrekken om thuis het weekeind door te brengen tot de zondagavond 24.00 uur.

    Om karakter te kweken, zo werd het genoemd, ging men voor de eerste maal maar na drie weken naar huis voor een weekeind.

    Het weekeind welke men in de kazerne doorbracht was de compagnie van "Piket".

    Deze taak bestond in allerlei karweien binnen het kwartier uit te voeren onder leiding van de "Sergeant van week" welke op zijn beurt deze opdrachten kreeg van de "Officier van wacht".

     

    Een werkdag werd ingedeeld in verschillende perioden van elk drie kwartier met telkens één kwartier om het omkleden tussen de verschillende oefeningen mogelijk te maken.

    Dit kwartier werd een "break" genoemd ook om de gelegenheid te hebben iets te drinken; nuttigen en een sigaret te roken.

    De oefeningen bestonden in de eerste vier maanden uitsluitend uit de voorbereiding van de testen tot het behalen van de "GROENE MUTS".

    Deze hielden allerlei oefeningen in op de hindernis- en koordenpiste; turnen om buikspieren aan te kweken; veldcrossen; marsen en speedmarsen.

    Buiten deze fysieke oefeningen werd men militair geschoold met drill; wapenkennis en tactiek.

    De tactiek ging dan weer gepaard met het nodige water en slijk en het camoufleren van lijf en leden.

    Bij nachtoefeningen werd er gebruik gemaakt van kolen om het gelaat zwart te maken zodanig dat wij ons zelf niet meer herkenden in de spiegel.

    Het zwart maken hield weinig in doch naderhand het wassen was heel wat minder want 's anderendaags verschijnen op de "vlaggengroet" te 08.00 uur met zwarte omrande ogen lokte buiten de hilariteit ook de nodige straffen uit.

    Reageer (2)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Ingang Kazerne Olt Thibaut te Flawinne.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Troepenkamer in Kazerne Olt Thibaut.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reageer (0)

    14-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dagtaak - straffen

    Van straffen gesproken buiten het kwartierarrest (ballen); politiekamer (nacht doorbrengen in het cachot) of het cachot (24/24 uur) waren er de kleinere straffen welke onmiddellijk door een overste, meestal de "sergeant" konden opgelegd worden.

    Alzo zijn mij nog enkele straffen bijgebleven:

    Knop los of afgerukt: zeven knopen op het hemd naaien

    Handen in de zakken: zand en water in de broekzakken en dichtnaaien.

    Geweer vergeten (1é maal) een nacht met dit wapen (ook ons "lief" genoemd) in bed slapen

                                (2é maal) wapen aan lichaam binden en gans de dag ermee rondlopen binnen het kwartier.

    Het dragen van enig nog niet behaald brevet: de ganse dag met een stuk karton rond de hals in het kwartier rondlopen met de tekst erop "Ik ben reeds gebrevetteerd" gevolgd door u zelfgemaakte tekening van het aangehaalde brevet (groene muts; para - wing  of  commandodolk.)

     

    De eigelijke dagtaak begon te 08.00 uur met een "Vlaggengroet"  op de erekoer waarbij de Belgische driekleur werd gehesen terwijl de manschappen in "Geef acht" of "Presenteer geweer" eerder werden bevolen door de  toenmalige rasechte Gentenaar  D.. W….."RSM" (Regiment Sergeant Majoor.)

    Deze "vlaggengroet" werd voorafgegaan van een inspectie van de manschappen en hun wapens dit voor de blok.

    Bij deze inspectie werd vooral gekeken naar de properheid van de kledij en schoenen alsook werd er aandacht geschonken aan de persoonlijke hygiëne waaronder was- en scheerbeurt en zelfs de voetwassing.

    Het wapen wat aanvankelijk een Lee-Enfieldgeweer betrof tijdens de eerste vier maanden om naderhand een Fal-geweer te verkrijgen, dit al dan niet met een plooibare kolf, dit volgens uw functie in het peloton, diende steeds van binnen en van buiten te blinken.

    Een pluisje van het kuisvodje in de loop werd als vuil beschouwd gevolgd met de nodige sanctie.

     

    Voor deze "grote" inspectie was er eerder een "Inspectie kamer" geweest door één der sergeanten, onderrichters.

    De kamer in het algemeen zelfs de vuilbak werd aan deze inspectie onderworpen.

    Van ieder werd  zijn bed en kast nagekeken op onregelmatigheden.

    Lakens; dekens en matras dienden geplooid te worden in een blokvorm, met voor iedereen hetzelfde patroon.

    De inhoud van de eenpersoonskast diende ordelijk te liggen waarbij de kledij diende gevouwen te worden en de hangkledij aan kapstokken dienden te hangen.

    Het geweer diende ook bij nacht of bij afwezigheid in de loop van de week in deze kast te worden geborgen.

    In het weekeind wanneer men een gunstverlof genoot werden de wapens gezamenlijk opgeborgen in de wapenkamer van de compagnie.

    De kast werd afgesloten met een hangslot welke steeds vast moest zijn

    Een open of niet slotvaste kast bij uw fysieke afwezigheid leverde de nodige sancties op, pompen[1].



    [1] : Armbuigingen liggend in gestrekte houding op de grond.

    Reageer (0)

    20-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oefeningen.

    Na de "vlaggengroet" werd er een aanvang genomen met de eigenlijke oefeningen op het terrein welke meestal buiten de kazerne plaats hadden.

    Alzo werd de "tactiek" aangeleerd op een militair domein gelegen in de gemeente Belgrado (deelgemeente van Namen) waar met al marcherend naar toe trok.

    De hindernispiste, gekend als een der zwaarste van West - Europa, en de koordenpiste waren gelegen in de kazerne Terra Neuve op de citadel te Namen.

    Naar deze plaats werd men gebracht met de vrachtwagens Bedford 3-tonner voorzien van zitbanken in de laadruimte.

    Het leren schieten op tir werd beoefend te Ronet gelegen tussen de spoorweg en Samber.

    Ook hier ging men al marcherend naar toe, dit al dan niet zingend.

    De turnoefeningen welke tot doel hadden de buikspieren aan de kweken werden gegeven in de polyvalente  zaal binnen het kwartier terwijl het zwemmen werd aangeleerd te Jemeppe - Sur - Sambre alwaar men naar toe trok met de trein, dit in voorbehouden wagons.

    Deze zwempartij ging ook gepaard met het nodige sport ter plaatse om het afwisselen van de pelotons in het zwembad zelf mogelijk te maken.

    De marsen gaande van 20 tot 50 km en meer (manoeuvres) werden afgelegd in de omgeving van Namen.

    Na een zware mars had men de gewoonte een "Alarm" te blazen zodanig dat men midden in de nacht op de blaren kon lopen om te helpen de vrachtauto's te laden met allerlei tuig van bewapening tot keuken toe en uw persoonlijke bezittingen geborgen in kit - bag en bercham (grote rugzak.)

    De wekelijkse veldcross werd buiten het kwartier, in het achtergelegen veld, gelopen over een afstand van 3 tot 5 km.

    Deze veldcross werd op zaterdagvoormiddag gelopen in pelotons- of compagnieverband te 09.00 uur zodanig dat u de mogelijkheid werd geboden te douchen en de wapens te kuisen en binnen te leveren tot bewaring alvorens te 11.00 uur met weekeind te vertrekken.

     

    Bij langdurige oefeningen  werden de eetmalen naar het terrein gebracht in containers en werden ter genuttigd uit de gamellen welke wij ook steeds bij ons droegen in de kleine rugzak.

    In deze rugzak zat buiten het eetgerief  (twee gamellen en een drinkbus met drinkbeker) ook nog een tentzeil (halve tent) en piketten in. 

     

    De opgesomde oefeningen hadden maar één doel, het aanleren van de knepen en het trainen van het lichaam tot de "Testen" na 4 maanden tot het bekomen van de "Groene Muts".

    Een tweemaandelijkse test had tot doel de zwakken uit te schakelen.

    Tijdens deze tweemaandelijkse test maakte men ook voor de eerste maal kennis met het Commandokamp Marche - Les -Dames.

     In dit commandokamp maakte men de eerste maal kennis met de hoogtevrees op de rotsen waar men ook de eerste knepen meegaf tot het beklimmen ervan en zelfs het afdalen met een dead-ride, sensatie verzekerd.

    De tweemaandelijkse test werd dan verder afgerond met een mars in groepjes van 2 à 3 man voorzien van een stafkaart en beladen met een zware rugzak (bergham) in de omgeving van Vielsalm, terwijl er een kort verblijf was geweest in de kazerne aldaar van de "Ardeense Jagers".

     

    De trainingen hadden als doel ons zodanig de knepen aan te leren dat de testen voorzien na vier maanden tegen een bepaalde tijd werden afgelegd.

    Intussen tijd werden er ook "road-works" en "speedmarsen" gelopen van 3 tot en met 16 km in de straten  van Flawinne.

    De uiteindelijke speedmars van 16 km, bepakt met helm en geweer, zou gelopen worden op en rond de citadel te Namen.

     

    De  eigenlijke testen hebben plaats gehad in de kazerne Terra Neuve op de citadel waar de hindernis- en koordenpiste werden afgelegd alsook de 200 meter ver "man dragen" met als sluitstuk de speedmars van 16 km.

    Ik herinner mij deze dag nog zeer goed daar het die dag zeer heet was zodanig dat wij zoutwater  in onze drinkbus hebben gedaan alvorens de speedmars aan te vatten.

    Diegene welke de testen hebben meegedaan zijn daarin ook geslaagd en hebben dan ook hun "Groene Muts" behaald.

     

    De beloning, het ontvangen van deze "Groene Muts" werd met een "Parade" afgesloten, georganiseerd op de erekoer van het Kwartier.

    De familie werd van 's morgens vroeg reeds uitgenodigd waarbij dan na enige toespraken uw "Groene Muts" persoonlijk werd overhandigd door de Compagniecommandant.

    Eens deze "Groene Muts" in bezit werd deze bij een gezamenlijk bevel op het hoofd geplaatst.

    Deze plechtigheid werd dan afgesloten met een troependefilé voor de hoofdtribune waar de genodigden hadden plaats genomen.

    Naderhand was er nog een mogelijkheid om samen met uw familieleden iets te drinken in de kantine tot het tijd was om samen naar huis te vertrekken met trein of auto.

     

    De eerste vier maanden waren achter de rug, maanden waarop wij fier mochten zijn.

    Een volgende training stond voor de deur, zijnde het “Valschermspringen” in de School en Bekwamingscentrum voor Parachutage te Schaffen bij Diest

    .

    Reageer (0)

    22-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Valschermspringen - Mijn eerste sprongen.

    De ganse compagnie werd met vrachtauto’s  en jeeps overgebracht van Flawinne naar Schaffen.

    Aldaar werden wij voor een duur van één maand gekazerneerd in het opleidingscentrum “Parachutage”

    Na onze installatie in het gebouw aan de erekoer kon onmiddellijk de eigenlijke training beginnen.

    Deze training bestond erin zo goed mogelijk aan te leren hoe men diende te vallen bij het raken van de grond (ground) en/of de incidenten te leren herkennen en deze op te vangen.

    Tevens werd er ook aandacht geschonken aan de nieuwe bevelen, dit in het Engels, welke bij de drill tot het springen hoorden.

    Men had twee verschillende  toestellen waaruit men diende te springen namelijk de luchtballon of door ons het “Varken” genoemd en het vliegtuig, destijds beter gekend als “Flying Boxcar” gekenmerkt door zijn dubbele staart 

     Eerst en vooral werd er begonnen met grondoefeningen, oefeningen welke plaats vonden op een dikke mat om de val, al dan niet pijnlijk, zo goed mogelijk op te vangen.

    Eens de zijwaartse val zowel links als rechts als de voorwaartse- en achterwaartse val goed onder de knie werd er overgestapt naar een hangend harnas waarbij men de knepen leerde om incidenten tijdens de val op te vangen.

    Zo kende men de botsing voor- en achteraan alsook de zijdelingse botsingen, dit tegen een collega of bij het landen op of tegen een hindernis zoals bomen.

    Deze grond- en harnasoefeningen zouden dagelijks worden hernomen tot de dag zou aanbreken van het springen zelf.

    Bij deze oefeningen werd ook een houten geraamte gebruikt welke het vliegtuig voorstelde om alzo de drill in het vliegtuig zelf aan te leren, gaande van het plaatsnemen, naderhand de banken opplooien, het aanslaan van de staticline[1],  als het verlaten van het vliegtuig.

    Het verlaten van het vliegtuig gebeurde langs beide zijden tegelijk aan de achterzijde van de romp.

    De eerste welke het vliegtuig zou verlaten van elke “stick”[2] diende enkele seconden in de geopende deur te staan alvorens het licht op “green” werd ontstoken door de piloot.

    Om te voorkomen dat de eerste man vroegtijdig het vliegtuig zou verlaten werd deze bij zijn valscherm vastgehouden door de “Dispatcher”[3]

    Het “green” licht werd vooraf gegaan door een “red” licht dat enkele seconden vroeger werd ontstoken eveneens door de piloot bij het naderen van “DZ-zone” of “Droppingzone” genoemd.

    In de loods waar de oefeningen plaats vonden was er ook een “Fan” bevestigd op een hoogte van ongeveer 7 meter, waaruit men de eerste stap uit een kooi bevestigd onder een luchtballon kon ervaren.

    De val op de grond viel mee in die zin dat het mogelijk was toch te landen op beide voeten zonder te vallen, doch o wee als u zich daar aan bezondigde.

    Er diende “gerold” te worden zoals het hoorde, anders niets.

    Onmiddellijk kreeg de zondaar al de (on)nodige verwensingen naar het hoofd geslingerd door de dispatcher met het gevolg dat de oefening opnieuw diende verricht te worden zoals het hoorde.

     

    De grondoefeningen konden steeds plaats hebben gezien dit een binnengebeuren betrof.

    Regen noch wind kon ons deren.

    Daarentegen moest het mooi weer zijn om de valschermsprong(en) te kunnen uitvoeren inzonderheid de allereerste sprong dit uit de luchtballon.

    De oefeningen in de loods werden ook afgewisseld met kleine drilloefeningen, al was het maar om niet te vergeten, alsook met verschillende sporten zoals turnen; volleyball en de gekende road-works  en crossen.

    Fysiek was deze opleiding in zeker geval geen zware opdracht, feit welke men opving met de nodige sporten.

    Na vier maanden intensieve training was dit een welgekomen “rust” om even op adem te komen.

     

    Na een veertiental dagen ongeveer begon men aan de eerste sprong, dit uit de luchtballon.

    De datum werd ook op voorhand vastgelegd om reden dat  de familie de gelegenheid zou hebben dit zelf mee te maken ter plaatse.

    Die bewuste dag zouden geen één maar twee sprongen kunnen plaats hebben wanneer het weer goed was.

    In ieder geval werd dit voor velen van ons een “hoogdag”.

    Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds schenen er zeven zonnen en was er weinig of geen wind, de uitgelezen dag voor een valschermspringer, ook parachutist genoemd.

    Na de vlaggengroet van 08.00 uur op de erekoer werd er verzameld om in pelotonsverband de valscherm te gaan afhalen in het magazijn tevens ook plooikamer, lokaal gelegen rechtover de loods waar de luchtballon was geplaatst.

    Daar werd u in het bezit gesteld van de rugvalscherm en een reservevalscherm welke vooraan op de borst aan het harnas van het rugvalscherm werd gehaakt.

    De nummers van deze valschermen werden genoteerd en vervolgens kreeg men een bijhorende zak om beide valschermen te bergen tot op het ogenblik van gebruik.

    De zak zal later ook meegenomen worden bij de sprong in die zin dat hij tussen de riemen welke in het kruis passeerden werd tussen gestoken, om naderhand de geopende rugvalscherm en de al dan niet geopende reservevalscherm terug naar het magazijn te brengen van de DZ.

    De luchtballon welke voorzien was van een kooi was verankerd aan een stalen kabel welke op zijn beurt bevestigd was aan een lier op een vrachtauto.

    De vrachtauto was met de reeds in de lucht zijnde ballon was de DZ al opgereden klaar om zijn eerste “slachtoffers” te ontvangen.

    Het peloton  bestaande uit een dertigtal personen, waaronder ook het kader werden verdeeld in groepjes van vijf personen.

    Per groep werd u naar de ballon gestuurd waar uw eigen dispatcher u stond op te wachten om samen met u naar boven te gaan.

    Eens in de kooi gestapt werd u een plaats aangeduid en werd het sein gegeven dat de ballon de lucht in kon.

    Zo steeg de ballon tot op ongeveer 1200 feet (voet) of  400 meter hoogte.

    Intussen tijd  had u de mogelijkheid het landschap te bewonderen, indien ge geen hoogtevrees had of kreeg.

    Eens op de bereikte hoogte werd de eerste springer door de dispatcher aangeduid waardoor deze in de uitsparing van de kooi kwam staan.

    Deze uitsparing had de vorm van een deuropening wat dan ook een vergelijking diende te zijn met een geopende deur van een vliegtuig.

    Eens post gevat in deze “deur”, dit op reglementaire wijze zoals aangeleerd, werd het bevel gegeven “GO” door de dispatcher, waarop u onmiddellijk de stap in het ijle deed.

    Vanaf het verlaten van de kooi tot het openen van de valscherm diende drie (3) seconden geteld  te worden als volgt: 301… 302… 303…

    In deze tijdspanne diende het valscherm zich te openen daar dit aan een kabel in de kooi was verbonden met een  riem die tot doel had de valscherm open te trekken.

    Een raar gevoel maakte zich van mij meester in mijn buik, tegelijkertijd zag ik voor mij mijn beide voeten verschijnen en op het ogenblik dat u de mening bent toegedaan dat de maag het verder niet zou uithouden, plots een ruk en het is alsof u terug omhoog gehesen word, het valscherm is open.

    Weerom een getrainde reactie, kijken of het valscherm volledig is geopend, zoniet gebruik maken van de reservevalscherm.

    Alles normaal, trachten te genieten van het wedervaren en het zicht van daarboven.

    De aarde nadert daarentegen snel waardoor men reeds op een dertigtal meter van de grond u met een megafoon opmerkzaam maakt om u gereed te maken voor de landing.

    Dit signaal is u nog maar juist gegeven waarop het  landingsignaal “NU” volgt.

    Met een smak, ongeveer te vergelijken met een vrije sprong van drie meter hoogte, komt men op de grond (grasland)  terecht, voeten samen en “rollen” volgens de windrichting.

    Dit laatste is soms maar enkele meters boven de grond waar te nemen waarbij enig geluk mee speelt om geen benen te breken.

    Eens veilig geland maken dat het valscherm zo spoedig mogelijk is opgerold en geborgen in de meegebrachte zak, intussen tijd uitkijkende naar de neervallende collega’s.

    Alvorens het valscherm in de zak werd geborgen werd het klein nylon koordje welke aan de top van de valschermkoepel werd bevestigd en diende om het valscherm open te trekken, verwijderd en meegenomen als souvenir.

    Een euforie maakt zich van u meester en de volgende sprong kan niet vlug genoeg gebeuren, doch hierbij zijn grenzen, een valschermsprong wordt psychisch gelijkgesteld met een werkdag van acht (8) uren, waarbij twee sprongen per dag als maximum werden beschouwd.

    De zak met de valschermen diende terug gebracht te worden naar het magazijn waar de nummers nogmaals werden nagekeken en eventuele beschadigingen werden gemeld, dit met het oog op het drogen en plooien voor de volgende sprong.

    Een goede raad werd steeds gegeven: “Zorg ervoor als voor een baby; hij redt je leven!”

    De eerste sprong was achter de rug.

    Intussen tijd was de familie reeds gearriveerd en konden wij deze begroeten aan de ingang van het kwartier.

    Uitzonderlijk op zulke dag hadden zij toegang tot de DZ-zone[4] om vandaar ons te kunnen in het oog houden bij een tweede sprong. 

    Afspraken werden gemaakt welke tekens er zouden gegeven worden om hun familielid of vriend te kunnen herkennen van op de grond.

    Een tweede sprong werd dan ook nog gepland in de loop van de namiddag.

    Deze sprong verliep zoals de eerste met dit verschil dat men de risico’s had leren ervaren en er reeds een lichte ongerustheid was ingetreden.

    Deze ongerustheid ging bij enkele jongens zover dat zij eens terug met de ballon  boven waren zij niet meer de kooi durfden verlaten, zelfs na enige aanmaningen en pogingen om hen toch uit de kooi te krijgen, werd er geweigerd de sprong te wagen.

    Zulke weigering ging gepaard met een “weigering van bevel” waarbij gelijk werd gesteld dat men de hoedanigheid van para-commando verloor met alle gevolgen van dien,  het verlies van de “groene muts” alsook een bijhorende tuchtstraf (enkele dagen, maximum 8 dagen cachot).

    Het verschil tussen een sprong uit een ballon of een vliegtuig is het feit dat men bij het verlaten van de kooi onder de ballon, voldoende tijd heeft om na te denken en dat men wel degelijk bewust de “stap” moet zetten om de sprong uit te voeren, terwijl men buitenkomt uit een vliegtuig men door de windkracht deels wordt meegezogen en ook dat men achter elkaar het vliegtuig verlaat waardoor bij enige aarzeling toch nog in de rug druk wordt uitgeoefend door de achteropkomende collega.

    In het geheel de sfeer is anders in het vliegtuig dan in de ballon.

    De ballon is een oord van stilte maar van gierende zenuwen.

     

    Na deze twee eerste ballonsprongen zouden er nog twee volgen alvorens werd overgestapt naar het vliegtuig.

    De eerste dag werd dan ook besloten met een gezellig samen zijn met de familie binnen het kwartier.

    Het brevet “Para” werd maar behaald na zeven (7) sprongen waarvan er vier uit een ballon en de resterende drie uit een vliegtuig.

    De tijdspanne van deze zeven sprongen werd niet bepaald gezien de weeromstandigheden hier ook meespeelden.

    Persoonlijk zal ik tijdens mijn militaire loopbaan zeventien (17)  sprongen uitvoeren.



    [1] Looplijn welke diende gehaakt te worden aan een metalen kabel in het vliegtuig om het valscherm open te trekken.

    [2] Linker en/of  rechterrij in het vliegtuig

    [3] Onderrichter

    [4] :Droppingzone.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Ballon te Schaffen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reageer (0)

    28-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het echte werk

    Een sprong  uit het vliegtuig  “Flying  Boxcar” was weer een andere belevenis.

    Aanvankelijk werd men met vrachtauto’s gevoerd naar Melsbroek, het militair vliegveld tegen Zaventem, om aldaar op het vliegtuig te stappen.

    Ter plaatse aangekomen werd men in een wachtruimte geplaatst en naargelang de weersomstandigheden diende men te wachten of kreeg men de parachuteuitrusting.

    Deze laatste diende op een vakkundige wijze bepakt te worden en diende ook goed aan het lichaam aan te sluiten.

    Deze verrichtingen werden voor het instappen van het vliegtuig gecontroleerd door de “dispatcher”.

    Er zijn dagen geweest dat er uren diende gewacht te worden met de hoop op weersverbetering welke dan niet kwam met resultaat dat er onverichtterzake diende terug gekeerd.  

    Eens bepakt en gezakt werd er te voet naar het wachtende vliegtuig gegaan op de “tarmac”[1] om dan dit vliegtuig te betreden en plaats te nemen in uw aangeduide  “stick”.

    In het vliegtuig diende men nog de opplooibare banken naar beneden te laten om te kunnen plaats nemen.

    De “sticks” (starbord-stick en port-stick)[2] zaten langs weerszijde van het vliegtuig met de rug naar de wand toe.

    Een voordeel: men kon boven het geluid van de draaiende motors tegen elkaar roepen.

    Een nadeel: men kon van ieders gezicht de ongerustheid en/of schrik aflezen.

    Na het vastgespen van de veiligheidsgordel (over de schoot) begaf het vliegtuig zich naar de startbaan om dan met overdonderend lawaai het luchtruim te kiezen richting Schaffen of enige andere manoeuvreplaats.

    Bij het naderen van de DZ (droppingzone) werd het bevel gegeven recht te staan gevolgd door het terug opplooien van de zitbank en het aankoppelen van de gordel van de parachute aan een metalen kabel bevestigd aan het plafond.

    Deze gordel had tot doel de parachute bij het uitkomen van het vliegtuig open te trekken.

    Vervolgens werden de beide achterdeuren van het vliegtuig geopend en verwijderd door de dispatcher en werd het bevel gegeven “Stand in the door”.

    Bij dit laatste bevel diende de eerste man van elke stick zich in de opening van het deurgat te komen staan met de armen gespreid zich steunende tegen de wand van het vliegtuig.

    De linker voet juist met de tip naar buiten gereed om met de rechter voet “de stap” te doen.

    In deze houding werd u ook op de rug tegen gehouden door de dispatcher aangezien er nog een mogelijkheid was dat het vliegtuig nog enige rondjes vloog over de DZ alvorens de sprong kon worden aangevat.

    Alzo kon men de ervaring genieten om dan eens hemel en dan eens aarde te zien verschijnen, dit naargelang de stand van het vliegtuig.

    Dit laatste kon enkel de man in de deur ervaren.

    Intussen tijd werd er ook een rood lichtje ontstoken door de piloot welke na enige seconden veranderde in een groen lichtje waarbij ook het bevel “GO” werd gegeven.

    Eén stap en daar gaan wij.

    Een windruk  veroorzaakt door het vliegtuig liet ons horizontaal in de lucht hangen en terwijl werd de parachute geopend, zodanig vlug dat men geen benul had dat men naar beneden viel.

    Eens de parachute geopend kreeg men terug het nazicht van de parachute door naar de koepel te kijken en de koorden eventueel te onttwisten (draaien uit de ineen gestrengelde koorden).

    Indien de parachute in twee zou zijn gedeeld ingevolge een koord welke over de koepel van de  parachute hing was men verplicht de reserveparachute te openen om de valsnelheid af te remmen.

    Gelukkig heb ik van deze noodoplossing nooit gebruik moeten maken.

    Persoonlijk ben ik wel eens terechtgekomen op de koepel van een andere parachute waardoor mijn parachute naar beneden dwarrelde ingevolge te weinig  luchtdruk.

    Een vrije val van enkele tientallen meters was hiervan het vervolg  wat uiteindelijk zonder verdere moeilijkheden is afgelopen.

    Dit incident is gebeurd onmiddellijk bij het verlaten van het vliegtuig en gebeurde op ongeveer 300 à 400 meter hoogte, wat tegen de grond fataal zou zijn afgelopen.

    Verdere anekdoten ter zake zullen verder in dit boek worden behandeld naargelang de bijpassende gebeurtenis.

     

    De training “valschermspringen” zat er na 4 weken op , training welke werd afgesloten met de overhandiging van de “Para-Wing”, dit tijdens een plechtige “vlaggengroet”.

    Na inpakken van de persoonlijke goederen en het meegebrachte materiaal werd er terug afgereisd naar FLAWINNE.

     

    Wij waren gereed voor het halen van ons volgend brevet namelijk het brevet “Commando” te MARCHE-LES-DAMES.


    [1]: Landingsbaan in beton op vliegveld.

    [2] : Stuurboord en bakboord.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto: Vliegtuigsprong.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reageer (1)

    05-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Commando-training

    Begin januari 1964, de nieuwjaarsdagen juist achter de rug, werd er op een koude maandagmorgen afgereisd met de gekende vrachtauto’s naar Marche-Les-Dames voor een duur van 3 weken en ook nog 1 week naar het eiland Corsica (Frankrijk).

    Tijdens deze periode zal er worden getraind tot het behalen van de “Commandodolk”.

    Deze training is de zwaarste qua fysiek en moreel.

     

    Bij aankomst in het Kwartier Arenberg “Het Kasteel” te Marche-Les-Dames gelegen aan de linker oever van de Maas, werden wij verwelkomd door de Commandant van het kamp, zijnde Majoor MILITIS.

    Deze laatste is gekend als medestichter van het Regiment Para-Commando en heeft tijdens WOII gestreden als Commando bij de bevrijding van het eiland Walheren (Nederland) en Antwerpen.

    Was als eerste de “Raid op Corsica” gaan verkennen, raid welke door ons zou moeten worden overgedaan als proef tot het slagen van de training.

     

    Door Majoor Militis werden wij op de hoogte gebracht van de vigerende reglementen in dit kamp waar bij elke verplaatsing diende gelopen te worden.

    De hygiëne was ook van groot belang daarom diende ook de voeten dagelijks gewassen te worden, dit zoals het scheren en het wassen van de andere lichaamsdelen.

    Er zouden zelfs steekproeven worden uitgevoerd ’s morgens bij de vlaggengroet.

    Het kampement zelf werd opgeslagen in open tenten waarin ongeveer een 15 tal man verbleven.

    Deze tenten waren wel voorzien van een kacheltje in brand gehouden met mazout welke dan in een jerry-can achter de tent was geplaatst.

    Deze toestand bracht mee dat er dagelijks een volle jerry-can werd gewisseld voor een lege door bewoners van een andere tent.

    Het eerste slachtoffer was diegene welke deelnam aan een nachtoefening of enige afwezigheid.

    Het was van poets wederom poets.

    Verder kon men zich verwarmen in de slaapzak op een strozak of in de waszaal waar men een grote kachel met kolen rood stookte.

    Gezien de winterperiode werd er veel koude geleden.

     

    De eigenlijke oefeningen bestonden erin u de knepen van het beklimmen en afdalen van rotsen bij te brengen en zware hindernissen zowel te water als te land te overwinnen, dit in groep of met uw “pall” (kameraad).

     

    De eerste week werd doorgebracht in onze persoonlijke tentjes welke ’s avonds na de dagtaak dienden te worden opgeslagen in een bos boven het kamp.

    Het nachtverblijf werd bereikt door tussen twee rotsen naar boven te klimmen alwaar men dan terecht kwam in een klein bos waar men diende te eten (zelf klaar te maken) en te slapen in de tentjes.

    Deze tentjes waarvan u persoonlijk de helft bezat werd samen met een kameraad opgesteld en betrokken.

    Tijdens de avond of nacht was er een mogelijkheid tot “alarm” waarbij de ganse boedel werd ingepakt en voor een paar honderd meters werd verhuisd, gelukkig is dit maar tweemaal gebeurd.

    ’s Morgens na het wekken werd met gans de bagage terug afgedaald naar het eigenlijke kamp langs dezelfde weg waar deze de avond ervoor was beklommen.

    Eens terug in het kamp had men dan de mogelijkheid zich te wassen en zich verder klaar te maken voor de nodige inspecties en oefeningen.

     

    Na de vlaggengroet werd er een aanvang genomen van de oefeningen waarbij de rotsen werden beklommen en/of afgedaald.

    Deze evenementen gebeurden steeds onder het alziend oog van de dispatcher welke ook controleerde of de beveiliging wel degelijk  en juist was aangebracht.

    Ook een koordenpiste werd beklommen welke op deze plaats op ongeveer 5 à 6 meter boven de begane grond was aangebracht, dit gebeurde dan wel zonder enige veiligheid.

    Daarentegen een indianenbrug (twee boven elkaar gehangen kabels) dit tussen twee rotsen op een hoogte van ongeveer 90 meter en een dead-ride (schuin naar beneden lopende kabel) werd wel met een veiligheid uitgevoerd.

    Fysiek waren deze laatste oefeningen zeker niet zwaar doch hier moest men van durf getuigen.

     

    Een hindernispiste werd boven het kamp aangebracht in de omgeving van eerder geciteerde bos, “Wartet” genaamd, hindernispiste welke gelijkenis vertoonde met deze te Namen op de citadel.

    In het kamp zelf was een vijver gelegen met een doorstromend  riviertje dat uitmondde in de Maas.

    Op het einde van de vijver was er een kleine waterval welke bij meerdere oefeningen diende afgedaald te worden met een touw  waardoor men doornat uit de rivier tevoorschijn kwam met het gevolg onmiddellijk bevriezing van de kledij ingevolge de lage temperatuur.

    Het riviertje door iedereen ook “strontbeek” genoemd liep alvorens in de vijver uit te monden onder een klooster/internaat.

    Het riviertje was zeker niet vervuild zoals de naam zou durven vermoeden doch was zeer visrijk.

    Persoonlijk heb ik daar karpers van enkele kilo’s zwaar in bemerkt en zelfs één kunnen vangen.

    Deze prooi werd dan met goedwil van de kok klaargemaakt voor ons in het kasteeltje.

    Op dat ogenblik voor ons een delicatesse in deze barre omstandigheden.

    De eerste nacht van het verblijf in het kamp werd onder begeleiding van de dispatchers afgedaald in deze “beek” beginnend onder het klooster om na enkele honderden meters terug deze gewelfde riool te verlaten.

    Ondertussen had men met kleren en al in het water gelopen als blinden, terwijl het water reikte tot op een plaats waar men het niet graag heeft.

    De natte klederen en schoenen konden niet gedroogd worden in onze tent en dienden in een speciaal daarvoor voorbehouden plaats afgeleverd te worden waar zij werden gedroogd, dit na afgifte van een bewijsstrook.

    Alzo gingen er weinig dagen voorbij dat er geen paar natte voeten of nat pak werd opgelopen, feit welke met de tijd begon te knagen aan het moreel.

     

    De oefeningen werden niet alleen in het kamp uitgevoerd ook daarbuiten.

    Zo bestond er een zware oefening welke de ganse dag duurde welke ook met tweeën diende uitgevoerd te worden.

    Deze oefening begon met het beklimmen van de rots “Tarzan” gevolgd door een kompas- en kaartroute waarbij onderweg door een vervroren gracht diende gewaad te worden en tevens de Maas met een rubberen bootje te diende overgestoken te worden.

    Enkele kilometers verder richting Nameche diende men af te dalen in een grot om dan in een fort terecht te komen en dan verder zijn terugtocht aan te vangen naar het kamp in Marche-Les-Dames.

    Deze oefening diende in een bepaalde tijd te worden afgewerkt om als geslaagd te worden beschouwd.

    Zo ook werd er een speedmars van 10 km ingelast en een veldcross met koordenpiste, dit alles om het fysiek hoog te houden.

    Men diende zeker niet te vasten of te diëten om te vermageren, zij kregen het er zo wel af.

     

    Tevens werden wij bijgebracht wat “sjorren” betekende en ook de praktijk werd toegepast bij het bouwen van vlotten.

    Deze vlotten welke moesten dienen om met tweeën op het water te gaan of zelfs met een vrachtauto over steken, werden met sparren en touwen in elkaar geknutseld.

    Deze oefeningen gebeurden met reddingsvest doch natte pakken verzekerd.

     

    Twee nachtoefeningen zijn mij bijgebleven zijnde:

    -bezoek aan het fort

    -hindernislopen tussen en op de rotsen.

     

    Het fortbezoek bestond erin dat vooraf een briefing werd gegeven waarin men een gedeelte van buiten moest leren wat betreft de weg terug te vinden in het fort.

    Tevens diende men enkele hindernissen te nemen en gevaren te ontwijken, dit alles in de pikdonker.

    Wanneer de duisternis was ingetreden werd men naar een omliggend fort gebracht waar men u één voor één naar binnen stuurde om het parkoers af te lopen.

    De briefing in het achterhoofd was het tellen van gangen, stappen en het worstelen met het onbekende dat men vorderde tot men de frisse nachtlucht terug kon opsnuiven.

    Een paar versleten handschoenen heb ik hieraan overgehouden.

    Het hindernislopen op en tussen de rotsen was zeker spectaculairder doch fysiek ook zwaarder.

    Onder leiding van de dispatcher werd er vertrokken met geweer en rugzak in het kamp onmiddellijk tussen de rotsen om met touwen en touwladders ons een weg te banen over de hoger gelegen rotsen.

    Langs bospaden en rotsrichels werd er een afstand afgelegd welke ik niet kan weergeven in kilometers doch enkel in tijd, ca. 2  à 2 ½ uur.

    Moe maar voldaan over deze ervaring terug in het kamp waren wij tevreden onze strozak te mogen opzoeken, ha ja, na eerst terug een volle jerry-can mazout te zijn gaan opsnorren.

     

    Het beklimmen van de rotsen “Tarzan”; “Banaan” en ……. was een heel zware karwei bijzonder wanneer er vrieskou was.

    Halverwege het parcours voelde men de vingers niet meer zelfs als men zich kwetste werd de pijn niet gevoeld doch het aan de veiligheidshaken klevend bloed bewees genoeg.

    Men moet zeggen dat ook de ene dag de andere niet was, dit ter vergelijking met een sportman wat betreft “presteren”.

    De afdaling van de rotsen daarentegen was een leukerdje, dit vergde geen inspanning enkel een weinig durf naar de diepte toe en doen wat u geleerd had qua veiligheid.

    Zowel het klimmen als het dalen werd uitgevoerd met een beveiliging rond het middel waarbij een dispatcher, maar meestal een kameraad u diende te beveiligen door de koord goed strak te houden om het neervallen zo miniem mogelijk te houden.

    Een greep aan de rots lossen of een voet slecht plaatsen kon genoeg zijn om te vallen.

    Deze val werd geremd door de beveiliging, eerder beschreven, doch afhankelijk van de beveiliger zijn attentie.

    Vallen stond gelijk met opnieuw beginnen aan de klimpartij tot de klus was geklaard.

    Het was zeker geen schande te vallen wanneer men een moeilijk spoor volgde welke u werd aangewezen.

    Tijdens de kampperiode is iedereen wel eens gevallen op een of andere rots, zelfs op de diegene die geen naam hadden.

    Reageer (0)

    12-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De raid

    Na veertien dagen van hard labeur, koude lijden en afzien, mocht men een weekeind naar huis.

    Na dit weekeind volgde nog een week tot voorbereiding tot de raid op Corsica en de week op Corsica zelf.

     

    De raid op Corsica duurde een vijftal dagen vertrek en terugkomst ingerekend.

    Vanuit Melsbroek werd er met verschillende “Flying Box-Cars” gevlogen naar Solenzara  op het eiland Corsica (Frankrijk), dit met een tussenlanding in Marseille, Zuid-Frankrijk.

    Na enkele uren vliegen kwamen wij toe op het vliegveld van Solenzara waarbij onmiddellijk de bagage werd uitgeladen, bagage bestaande uit onze persoonlijke zware rugzak, “Backham” door ons “bergham”  genoemd met een inhoud van circa 30 kg, en het persoonlijk wapen (geweer).

    Onmiddellijk werd er verzameld in pelotonsverband en werd de aanvang genomen van de eerste etappe naar het bivak gelegen in de richting van de berg Incudine ,1900 meter hoogte.

    Wegen werden er niet gebruikt, enkel de ezels- en jagerspaden werden gebruikt, of soms nog erger, er werd doodgewoon door het kreupelhout een weg gehakt met de machette.

    Na enkele uren bergop te hebben gemarcheerd werd er halt gehouden om op die bewuste plaats een bivak op te slaan.

    Op deze plaats diende het tentje geplaatst te worden en diende men ook ons eigen potje te koken.

    Gelukkig stroomde bij dit bivak een bergriviertje waardoor het niet moeilijk was om aan drinkbaar water te geraken.

    Het water was hier glashelder maar ijskoud, een verfrissing na een zware tocht.

    Dit plezier duurde tot een dode, rotte vis voorbij spoelde waarbij iedereen de maag in zijn lichaam voelde keren.

    Gedaan met de pret.

     

    Na een verdiende nachtrust werd  er ’s anderendaags de tweede etappe aangevangen dit meer bepaald naar de schaapherderhutten van “Tova”.

    Deze plaats was het laatste bivak voor de eigenlijke beklimming van de Incudine.

    Deze etappe liep langs de kam van een niet genoemde berg/heuvel om langs kleine paadjes het bivak “Tova” te bereiken.

    De schaapherderhutten stelden niet veel voor.

    Het betroffen hier vervallen deels afgebroken stenen bebouwingen waaronder nog de kapel intact was wat betreft de buitenbouw.

    Binnenin was er reeds alles eruit gehaald doch dit bleek wel een goede schuilplaats tegen regen/sneeuw en kou.

    Deze plaats was dan ook voorzien voor het kader en niet voor jan soldaat.

    In dit bivak  werd er ook de briefing gegeven van de komende tocht naar de Incudine, meer bepaald werden de instructies gegeven wat wel en niet kon, de te volgen weg en eventueel gedrag bij ongeval.

    Bij deze tocht zouden wij begeleid worden door de dispatchers welke de tocht eerder meermaals hadden verricht.

    Na het gebruikelijk bereiden van de maaltijd waarbij nu gebruik werd gemaakt van het meegebrachte water in de veldfles werd er vroeg in de slaapzak gekropen om uitgerust te zijn tegen de voor ons onbekende tocht.

     

    Dag drie werd dan ook aangevangen met de laatste raadgevingen wat betreft parcours en veiligheid daar het peloton in één lint de beklimming zou aanvatten.

    Aanvankelijk werd er een berg beklommen welke langs paden en richels ons leidde naar deze top.

    De eerste sneeuw werd ervaren alsook enkele gevaarlijke punten welke zonder problemen werden genomen.

    De afdaling van deze berg naar het dal van de Incudine was dan weer een pretje waarbij als skiënd op beide voeten naar beneden werd gelopen.

    De beklimming van de Incudine was zwaar doch niet gevaarlijk, taak welke men kan vergelijken met een hoge trap op te klimmen, dit met ongelijke treden.

    Eens de top bereikt was er de voldoening van de inspanning doch het zicht ging de mist in.

    Op deze hoogte was er zodanig veel mist dat wij elkaar nog met moeite konden onderscheiden.

    Gezien er op deze plaats verder niets te beleven was werd de afdaling dan ook maar zo vlug mogelijk  aangevangen dit met het oog op de gevaarlijke terugtocht en de opkomende duisternis.

    De terugtocht geschiedde langs dezelfde weg zoals gekomen doch leek nu korter maar zeker niet veiliger.

    Bij deze terugtocht is een soldaat zijn geweer kwijt geraakt door te vallen, waardoor het geweer een ravijn in donderde.

    De soldaat wilde persoonlijk dit wapen gaan ophalen waarbij hij met forse hand werd tegen gehouden gezien dit een werkje was voor een dispatcher.

    Hoe deze laatste het werkje heeft geklaard kan ik niet verhalen doch ik weet wel dat het geweer bij de rechtmatige bezitter terug terecht is gekomen.

     

    Bij deze activiteiten moet men zich ook voorstellen dat er op het bivak  en in het dal een temperatuur heerste van ongeveer 20°C terwijl op de toppen van de bergen het vroor bij een temperatuur van –15°C.

    Deze schommelingen werden binnen enkele uren ervaren wat de nodige ongemakken meebracht qua kledij.

    Na deze tocht welke bij valavond eindigde werd het bivak terug opgeslagen op “Tova”

    met het oog op de terugtocht naar het vliegveld dit twee dagen later.

     

    De terugtocht werd dan ’s anderendaags aangevangen dit in pelotonsverband met aan het hoofd de pelotonscommandant KRO (Kandidaat Reserve Officier)  O/Lt (Onder Luitenant) Bov…

    Deze terugtocht gebeurde door middel van kompas en stafkaart van dit gebied.

    Wegen mochten niet gebruikt worden, de controleposten diende men te mijden zodanig dat wij verplicht waren dwars door het stekelig kreupelhout (maquis) ons een weg te banen met de machette  of een riviertje te volgen.

    Dit laatste was ook niet zonder gevaar gezien de oevers bezaaid lagen met rotsblokken welke dan dienden omzeild te worden door de rivier te dwarsen, dit met alle gevolgen van dien.

    ’s Avonds werd op een geschikte bivakplaats de nachtleger opgezocht doch zonder gebruik te maken van onze tentjes, enkel de slaapzak kon worden uitgerold.

    Het vuur welke werd gemaakt met alcoholpotjes diende ingegraven te worden in de aarde om uit het zicht te blijven van de controleurs.

    Alle bewegingen dienden dan ook in stilte te gebeuren.

    Uiteindelijk werd de nachtrust niet verstoord en werden wij op deze plaats ook niet ontdekt.

     

    De tweede dag van onze terugtocht werd dan nog gekenmerkt door enig bakkelei aangaande het kaart- en kompaslezen waarbij de pelotonscommandant met ons enkele kilometers verloren is gelopen.

    De vermoeidheid, het eten en de zware uitrusting leidden tot enige wrevel onder de manschappen.

    Uiteindelijk werd er dan toch besloten de openbare weg te gebruiken om alzo op vluggere manier het vliegveld te Solenzara te bereiken.

    Onderweg werd er dan nog een bakker op ronde, tegen gehouden welke na ons te hebben bevoorraad met brood, terug naar huis mocht rijden om zijn auto te herladen om dan zijn ronde verder te kunnen zetten.

     

    Na enkele uren werd dan ook het vliegveld bereikt waar intussen tijd de andere pelotons van de compagnie ook reeds waren gearriveerd.

    De 16é Compagnie werd dan verzameld op de tarmac waar een kleine plechtigheid

    geleid door de compagniecommandant, plaats had.

    Tijdens deze plechtigheid werden wij dan ook in het bezit gesteld van het brevet “Commando”  uitgebeeld in de vorm van de “Commandodolk”.

    Na deze korte plechtigheid werden wij terug naar de klaarstaande vliegtuigen gebracht welke ons terug naar Melsbroek met tussenlanding te Marseille zouden brengen.

    Deze reis is dan ook zonder enig noemenswaardig feit verlopen.

     

    Bij deze werd dan ook het commandokamp afgesloten.

    Het behalen van het “commandobrevet” betekende het volwaardig “Para-commando” zijnde waarvoor maanden van intensieve training,  bloed, zweet en tranen had gekost van de deelnemers.

    Een hoofdstuk werd hier afgesloten en nu waren de verschillende kampen en manoeuvres aan de beurt, het enige lastiger dan het andere.

    Reageer (0)

    20-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manoeuvres en kampen - deel 1

    De manoeuvres en kampen werden enkele dagen voor aanvang aangekondigd om de verrassing zo goed mogelijk te houden.

    Merendeels duurden deze activiteiten ongeveer een week met uitzondering van het weekeind.

    Een kamp bestond er meestal in oefeningen uit te voeren als schieten; vuurdoop; aanleren van tactiek op het veld en hiervan de uitvoering zowel bij dag als bij nacht, dit alles op een vooraf gekend terrein zoals Leopoldsburg; Elsenborn; Florenville en Lagland(Aarlen).

    Een manoeuvres was daarentegen interessanter gezien dit gebeurde over een voor ons ongekend terrein welke meerdere gemeenten en zelfs provincies besloeg.

    De manoeuvres waren oefeningen van gevechten tussen de “rode” en de “blauwe”  met als de “witte” als scheidrechters.

    Deze manoeuvres gingen meestal dan ook gepaard met als aanvang een valschermsprong uit het vliegtuig.

    Aanvankelijk werd er dan een vliegveld in de nabijheid gebruikt (b.v. St-Hubert) als DZ-zone om in een later stadium de gewone velden en weiden te gebruiken, dit dan met de bijhorende risico’s.

    Een afgebakende weide met prikkeldraad; een geploegd veld met voren; grachten; bomen en struiken waren hindernissen waar de onnodige kwetsuren konden worden opgelopen.

    Eens deze hindernissen gepasseerd kon de eigenlijke oefening beginnen, dit ook meestal met het camoufleren van persoon en plaats met het oog op overnachting of het bezetten van een zekere stelling op hinderlaag.

    Meermaals werd van het manoeuvres gebruik gemaakt om lange marsen van 50 km en meer dagelijks af te leggen waarbij er alle terreinen en zelfs waterlopen werden gebruikt om het doel te bereiken.

    Deze marsen gebeurden zowel bij dag als bij nacht.

    Bij dag kon men nog genieten van het landschap voor zover dat men het woord genieten kan gebruiken doch bij nacht was het als een blinde gezien men geen benul had van plaats en richting.

    Een pad bewandelen in een bos kan men vergelijken met een donkere kamer waarbij men enkel de man voor u en de man na u ziet, zwijgen tijdens de verplaatsingen was dan ook de boodschap.

    Een onderdrukte vloek wanneer men struikelde over boomwortels of stukken steen was het enigste wat men hoorde.

    Na het bewuste doel te hebben bereikt was elke ondergrond goed genoeg om zich te slapen te leggen, het gebeurde dat zelfs bij een kleine rustpauze men in slaap viel om dan nog verder te moeten trekken, feit wat meestal zwaar aanvoelde.

    De manoeuvres gebeurden meestal in compagnieverband waarbij elk peloton zijn opdracht kreeg.

    In het peloton kreeg dan iedere sectie zijn specifieke opdracht om het beoogde tot een goed einde te brengen.

    Er zijn ook manoeuvres geweest waarbij het peloton verdeeld werd in ploegen van 4 à 5 man welke dan op pad werden gestuurd al dan niet met stafkaart en/of kompas.

    Bij deze oefeningen kwam dan ook het kaartlezen en het overwinnen van natuurlijke hindernissen tot uiting.

    Deze bewegingen gaven u dan ook meer vrijheid doch op een bepaalde dag en tijdstip diende het doel te worden bereikt om het vervoer en eventueel het eten niet te missen.

    Alzo herinner ik mij nog een oefening te Nisramont waarbij aanvankelijk met een rubberboot de Ourthe diende te worden afgevaren.

    Het kader welke deze bootjes ter beschikking stelden en ook ophaalden gaven ons de opdracht bij het tweede pad links op de oever het bootje achter te laten en langs die weg met stafkaart de verzamelplaats voor het eten op te zoeken.

    Zo gezegd zo gedaan tot wij het bos verlieten en terecht kwamen in de omgeving van de stuwdam aldaar.

    Volgens de stafkaart kwamen de herkenningspunten overeen doch de gezochte plaats werd niet gevonden.

    Ik moet wel laten opmerken dat dit gebeurde bij nacht.

    Na  enkele uren zwerven in de onmiddellijke omgeving en ten einde raad werden wij opgezocht door 1é sergeant C…….

    Deze zou ons naar de verzamelplaats brengen aangezien er een fout was geslopen in de aanvankelijke berichtgeving.

    Het was niet het tweede pad maar het eerste pad dat diende genomen te worden.

    korporaal De Br….., afkomstig van St-Niklaas, was door het rondlopen zodanig vermoeid dat hij zijn camouflagebroek wou uittrekken wat hem verboden werd door de 1é sergeant C... .

    De Br….., toch zijn zin uitvoerend werd het “weigeren van bevel” aangesmeerd wat hem later voor de Krijgsraad te Luik, acht (8) dagen cachot zou opleveren.

    Reageer (0)

    23-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manoeuvres en kampen - deel 2

    Omstreeks de paastijd 1964 werd er een bataljonsmanoeuvre gehouden te Otterburg (Schotland) waar het op dat ogenblik nog winterde, dit voor een duur van veertien dagen.

    Vanuit Zeebrugge werd er vertrokken met het marineschip “Kamina” vaartuig destijds ook gebruikt voor de troepenverscheping naar Kongo.

    Na een dag en nacht varen tot Newcastle en onderweg eens zeeziek te zijn geweest werden wij met autobussen naar het eigenlijke kamp gebracht.

    Dit kamp bestond uit houten barakken waar een gans peloton kon overnachten.

    In deze barakken stonden twee kolenkachels welke roodgloeiend werden gestookt om toch enige opwarming te verkrijgen.

    De oefeningen bestaande uit schieten met scherp op verschillende doelen en het bevaren van een rivier welke driemaal haar breedte had overschreden,  werden uitgevoerd wanneer het barre weer het toeliet.

    Eén nacht werd er buiten in onze tweepersoonstent geslapen waarbij ’s morgens men half uit de tent was gegleden met slaapzak en al ingevolge de drassige ondergrond.

    Een geplande nachtoefening werd niet uitgevoerd gezien de 14 Cie (Walen) deze oefening hadden gedaan met alle gevolgen van dien, enkele mensen met bevroren handen en voeten.

    Tijdens de verplaatsingen op het immens oefenterrein werd er gebruik gemaakt van grote trucks speciaal mee overgebracht van België en zelfs van een helikopter type Alouette .

    Dit laatste was weer een nieuwe ervaring aangezien er maar met enkele mensen kon in plaats genomen worden. Het vliegen zelf kwam raar over daar de helikopter met de neus naar beneden vloog waardoor men het gevoel kreeg steeds tegen de heuvels aan te vliegen welke dan toch op een veilige hoogte werden overvlogen.

    Tijdens de schietoefeningen werd er ook attent op gemaakt om zeker niet op de in het wild lopende schapen te schieten, deze dieren hadden op dit terrein een vrije loop en waren reeds eerder het doelwit geweest van enige barbaren.

    Het bevaren van een uit haar oevers getreden rivier werd volgens ik mij kan herinneren uitgevoerd tijdens een weekeind.

    Met een tiental personen in een “dingy”[1] werd er op een bepaald punt de rivier betreden en diende een afstand over verschillende kilometers te worden afgelegd.

    Tijdens deze vaart werden er verschillende hindernissen genomen waaronder ondiepte bezaaid met stenen; weide afsluitingen waardoor de boot werd beschadigd en lek raakte.

    Op een zeker ogenblik raakte de boot de grond en diende iedereen uit te stappen om de boot naar een dieper punt te slepen.

    Op het ogenblik dat iedereen de boot had verlaten begon deze te vlotten en door de kracht van het water werd deze meegesleurd.

    Wie dichtst bij de boot was wipte met een tijgersprong terug de boot in doch twee kameraden bleven schouder aan schouder midden in de rivier staan.

    Terug keren met de boot was onmogelijk zodanig dat zij verplicht waren naar de oever te waden.

    Op de plaats waar zij stonden was het zeer ondiep doch hoe meer naar de wal toe hoe dieper, gelukkig hadden zij een reddingsvest aan (was verplicht) zodanig dat zij veilig en wel toch aan wal raakten en enkele honderden meters verder door ons konden opgepikt worden.

    Dit alles in een barre koude en met winterkledij aan.

    Een booting welke in de zomer plaats had was een leuke bedoening doch nu was het een marteling, mens en gereedschap werden hier zwaar op de proef gesteld.

    De koude had ook op ons lichaam gevolg meer bepaald iedereen liep met een neus- en/of keelontsteking waarbij de dokter diende opgezocht te worden.

    Een injectie met penicilline in het achterwerk en het blauw ontsmettingsgoedje welke met een borstel tot in het keelgat werd gesmeerd, feit welke u deed kokhalzen, waren de enige medicijnen.

    Van een tweede bezoek aan de dokter werd dan ook verder afgezien, een vrijstelling van dienst zat er dan toch niet in en de hulp was erger dan de kwaal. 

    Na een verblijf van acht dagen was er een daguitstap voorzien naar Edinburg (hoofdstad van Schotland) alwaar wij enkele winkels en pubs konden bezoeken.

    Deze laatste waren tijdens de dag maar enkele uren open en ‘s avonds reeds gesloten om 23 uur.

    Om deze uren te omzeilen waren er verschillende private pubs waar wij gelukkig de gelegenheid hebben gekregen zulke pub te kunnen bezoeken.

    Meer dan een praatcafé was het zeker niet. Een glas bier (Ale) was voor ons niet te drinken terwijl de wisky prijselijk was.

    Een grootstad bezoeken zonder  enige voorafgaandelijke toelichting is niet te doen, daar ook nog het euvel bijkwam dat wij geüniformeerd in deze stad rondliepen.

    Iedereen was tevreden terug de autobus te mogen opstappen richting van ons kamp.

    Acht dagen later werden wij terug naar Newcastele gevoerd met de autobussen waarbij op de terugweg een ongeval gebeurde met twee bussen waardoor  een der bussen naast de rijbaan in de gracht is terecht gekomen met als gevolg enkele lichtgewonden welke dienden verzorgd te worden in de nabijgelegen kliniek.

    Uiteindelijk is alles nog goed verlopen en kon de terugweg met de Kamina worden aangevangen.

    Van zeeziekte zijn wij op deze terugweg ook niet gespaard gebleven.

    Eens terug voet gezet op het vaste land België kon men met weekeind vertrekken om thuis zijn wedervaren te vertellen en de nodige was te laten verrichten.


    [1] : Rubberboot voorzien van een plankenvloer.

    Reageer (0)

    26-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wacht Koninklijk Paleis

    Een prestigieuze bedoening was de “Wacht Koninklijk Paleis” te Brussel.
    Na het behalen van onze brevetten werd de 16 Cie uitverkoren om de wacht op te trekken aan de Koninklijke Paleizen te Brussel en Laken, dit voor een duur van 14 dagen.
    De taak bestond erin 24 uren wacht te doen aan het Paleis zelf, naderhand 24 uren piket in de kazerne van de Luchtmacht te Evere, waar wij deze periode verbleven, om dan 24 uren rust te genieten met de mogelijkheid zich naar huis te begeven.
    De wacht aan het Paleis zelf was ook verdeeld in 2 uren wacht lopen buiten aan het gebouw, 2 uren piket binnen in het gebouw en 2 uren rust.
    Bij het wacht lopen waren er verschillende consignes waaronder : dat niemand het terrein voor het Paleis mocht betreden of aldaar iets mocht achter laten, elke onregelmatigheid diende gemeld te worden aan de Sergeant van Wacht door middel van een elektrische bel in het wachthokje.
    Als wacht had u verschillende mogelijkheden om deze 2 uren door te brengen zijnde voor het wachthokje de positie “Terplaats rust” aan te nemen of om en weer te lopen in de positie “Schouder geweer” terwijl in elke richting de passen dienden geteld te worden zoals deze mede gekregen met de consigne.
    Bij mooi weer had men hierdoor veel bekijks van de toeristen en menige foto werd dan ook gemaakt, filmen werd dan weer beoefend door de Japanners.
    U kunt zich voorstellen dat bij elke wachtbeurt er diende gepoetst te worden en zelfs gestreken om het uniform en het nodige getuig in orde te houden.
    Elke fout begaan tijdens de wachtbeurt of opmerking van de Officier van Wacht werd met een sanctie beboet.
    De wacht werd aangevat met een ceremonie, begeleid door een militair muziekkorps, op het binnenplein voor het Paleis te Brussel en werd op gelijkaardige manier ook afgesloten.

    Reageer (0)

    02-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sport

    Tijdens de dienst werd er veelvuldig aan sport gedaan al dan niet in team verband of individueel.
    Tijdens de uren “PT” (turnen) werd er aan volleybal of basketbal gedaan.
    Op het ogenblik dat wij ons aan het zwembad bevonden werd aldaar in afwachting van onze beurt in het zwembad een weinig voetbal gespeeld.
    Wekelijks op zaterdagvoormiddag werd een veldcross georganiseerd dit in compagniesverband of in bataljonsverband, dit over een afstand van 3 à 5 km, gelopen achter de kazerne.
    Tijdens deze crossen is gebleken dat ik voor deze sport duidelijk aanleg had waardoor ik ook werd verkozen om de kleuren van het bataljon te verdedigen tijdens de crossen van het militair kampioenschap.
    Dit kampioenschap werd gelopen in verschillende manches, waarbij bij elke manche moest gewonnen worden als ploeg om verder te mogen deelnemen om uiteindelijk met de ploeg te Etterbeek op het oefenterrein rechtover de rijkswachtkazerne “De Witte De Haelen” de finale te lopen.
    Winnen was hier voor mij zeker niet weggelegd maar deelnemen was het voornaamste.
    Tijdens de voorbereidingen van deze verschillende crossen werden wij afzonderlijk hierop getraind door de turnmeester waarbij wij ook enige privilege hadden wat betreft eetmalen en rust.
    Dit laatste was soms welgekomen aangezien wij dagelijks fysiek zwaar werden getraind, dit tijdens de gewone dienst.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepsvrijwilliger

    Mijn doel was mijn loopbaan verder te zetten bij de Rijkswacht waardoor ik verplicht was tijdens mijn legerdienst de aanvraag tot inlijving aldaar te verrichten, dit om later geen dienstjaren te verliezen, dit met het oog op de pensioenregeling.
    Daar deed ik aanvankelijk mijn eerste aanvraag om aan het examen inzake Rijkswacht te mogen deelnemen.
    Ingevolge het machtsmisbruik en tevens de slecht gemutstheid van de toenmalige dienstdoende CSM (Compagnie Sergeant Majoor) werd mijn aanvraag in het bijzijn van de voltallige compagnie verscheurd, dit terwijl nog andere gegadigden hun aanvraag normaal werd toegestaan.
    Ingevolge dit incident was ik zedelijk verplicht een beroepsverbintenis aan te gaan in het leger voor minstens een duur van één jaar.
    In tussen tijd was er ook een stoelenwisseling geweest waarbij de compagnie een andere CSM verkreeg.
    De tweede aanvraag tot beroepsvrijwilliger werd aanvaard zonder verdere problemen.
    In deze periode was ik ook BVKT (Beroeps Vrijwilliger Korte Termijn) geworden wat betekende dat de laatste drie maanden van de dienst van 15 maanden, werden betaald als een volwaardig beroepsvrijwilliger, feit waarvoor men ook moest naamtekenen bij binnenkomst in het Korps.
    Ondanks dit gegeven bleef men nog steeds milicien en werd men ook zo nog behandeld.
    Met het oog op de beroepsloopbaan diende ik als chauffeur te worden opgeleid.
    Tijdens een drietal weken werd er theorie en praktijk gevolgd waarbij men aanvankelijk leerde rijden met jeep Landrover en vrachtauto Bedford (3,5 ton).
    Na deze periode werd een rijexamen afgelegd waarbij het militair rijbewijs werd afgeleverd, destijds
    voor de categorie
    B
    [1].
    Een bijscholing wat betreft radioprocedure zou later maar plaats hebben wanneer de eigenlijke beroepsactiviteit was gestart.
    Terwijl de kameraden uitzagen naar het einde van de dienst zou bij mij maar het echt militair leven beginnen.
    Bij het afzwaaien van de kameraden op zaterdag 28 mei 1964 bleef ik met nog een drietal beroeps achter om dan als ancien, in burger gekleed
    [2], de kazerne te verlaten om thuis het weekeind door te brengen.
    Op maandag 30 mei 1964 zou ik voor een d
    uur van 10 maanden, dit tot en met 31 maart 1965 beroepsvrijwilliger zijn.


    [1] Destijds bestond het verplicht burgerrijbewijs nog niet.
    [2] Tijdens de dienstmaanden mocht men geen burgerkledij dragen in het kwartier nog bij het verlaten ervan .

    Reageer (0)

    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!