dit dicht vlak en braak vol ledigheid
kent geen noemenswaardige inhoud
er is zoveel onzinnigs geschreven
dat ik mij daarom van harte onthoud
van scheutigheid door mij bedreven
niet dat ik niets heb te vertellen
oh, je kent me van haver tot gort
vandaag ontzie ik jou te kwellen
heden geen overpeinzing of
nutteloos ongerijmd gedicht
op jouw overdadig besmeurd bord
ik reik jou de doodsaaie verveling aan
vol met nietszeggende woorden
ik dacht nog over mijzelf te praten,
het eeuwig wederkerend fileleed
of de vlieg die ik wilde vermoorden
maar nee, ook dat zijn holle vaten
slaapverwekkend is nu mijn schrijven
nodigt uit tot lege armzalige gedachten
wat heerlijk eens niet te moeten
niets stichtelijks of pijn te verzachten
niet naar rijmend gezeur te smachten
ik ga dan maar, wel op blote voeten
|