Voortdurend schommelt het tussen hoop en angst, tussen twijfel en zekerheid. Doe ik er goed aan of net niet? Zal het niet nog erger worden? En wat als ik ziek word? En zullen kwaadaardige tongen me het leven niet nog zuurder maken als zij het vernemen via wegen die je niet kan voorzien? Al zou dat niet mogen. Maar natuurlijk kunnen ze gaan gissen wanneer ze me iedere ochtend de autobus zien nemen en ik telkens op één plaats afstap. Dat kan echter voor een andere bestemming zijn, toch? Wat als iemand binnen het team of groep uit de biecht kletst ook al mag het niet? Gedane zaken maken dan geen keer. Ik moet mezelf beschermen. Anderzijds verlang ik naar zo'n plek, een veilige plek om met alle pijn en verdriet naar boven te kunnen komen... aan mezelf te werken... terug de machines in gang te krijgen... de zin in mijn leven te hervinden... en alle verlies kunnen verwerken... met hulp en steun. En wat is die periode lang... ook al is het aannemelijk want op korte tijd kan je onmogelijk weten wat er aan de hand is. Ik weet het immers zelf niet meer... door de stroom, de vloed problemen die opdoken, de één na de ander. Het verlies.
Ik denk ook aan het intense gevoel van eenzaamheid dat er vaak is. Misschien precies omdat ik wat ik voel met amper anderen kan delen. Wanneer je in hetzelfde schuitje zit, ongeveer toch, en bepaalde zaken hebt meegemaakt... dan is daarover praten al minder hachelijk... en het begrip zal niet 'voorgewend' zijn, zoals ik nu soms ervaar van mensen die me 'alleen maar aanhoren' omdat hun geloof hen dat voorschrijft... of omdat ze dan denken dat ze 'goed' zijn? Als ze het werkelijk zo goed met me meenden... waarom vielen ze me dan aan op momenten dat de onzekerheid weer opdook? En waarom stellen ze dan van die vreemde vragen... alsof ze op zoek zijn naar nog meer 'roddelmateriaal'?
|