4.8.3.4. Gijs Kuipers: zoiets gebeurt toch alleen maar in een boek.
Vroeger heb ik wel eens gemakkelijk over het geloof gedacht. Zo van: - fluitend, met je handen in je zakken, achter Jezus aan, de poort van de hemel binnen wandelen. Later echter heb ik wel gezien, dat er nog niets anders komt kijken. Ik ontdekte â?en ontdek nóg- dat je heus niet met zakken vol doods ménsenwerk deel aan het leven kunt krijgen. Alleen als je voller wordt met het levende werk van God, krijg je beloning. Ik heb óók een beloning gekregen voor mijn lusteloze opstelling, maar dat salaris was wél de dood in de pot (Rom. 6:23). Tot goed begrip het volgende: Ik ben altijd een brave burgerjongen geweest uit een middenstandsmilieu. Mijn vader en moeder bogen zich elke avond over de winkelomzet. Dat was onze reddingslijn, daarvan hing ons bestaan af. Allemaal wáár natuurlijk, maar als je daarmee je hele jeugdige leven geconfronteerd bent, denk je toch, wanneer je zesentwintig bent..... ..... ja, zolang hield ik het vol, raar hè: ...en nou eens wat anders, laat nu eens zien, wat je waard bent. Onderscheid je nu eens van dag gewone volk om je heen; dóe eens iets. En toen ben ik gaan samenwonen met Joke. Mijn vader zei: "Gijs, wat is dát nu! Je hebt toch belijdenis gedaan!" En ik: "Niet zo fanatiek worden pa. Ik wil nu eindelijk wel eens léven. Die kerk van u bracht mij alleen maar doodsheid. Stom natuurlijk; ik deed mij zélf de dood aan. Maar het is veel keren zo, dat wij ánderen de schuld geven en daarachter soms dan éigenlijk nog God (Gen. 3:12, 13). Anderen kunnen over hun wilde jaren machtig leuke verhalen doen; dat is er voor mij niet bij. Ik heb ontslag genomen uit de zaak. Ik kon die brave omgeving niet meer verdrágen. Het oude, dat mij verveelde, zei ik vaarwel. Het nieuwe echter, waarvan ik hoopte, dat het mij blijvend zou boeien, stelde bitter teleur. Zeker: ik heb met Joke zoete dagen van blijdschap gehad. Ze was voor mij de eerste. Omgekeerd kon je dat overigens niet zeggen, dat was al een eerste harde ervaring. Verder deed de kring, waar zij mij binnenbracht, mij geen goed. Op een zeker ogenblik begon ik terug te verlangen naar het oude, beschermde. Ik stelde haar voor, te trouwen. Ik zou weer zaakopvolger worden en boven de winkel gaan wonen. Zij grúwde van die idee. Toen was er zo'n lefgozer uit dat wereldje van haar :ene Jan Donker- eigenlijk een zieke en verziekende knul. Een driftig, opvliegend heerschap, altijd in de weer met occultisme. Een drinkebroer; rookte zich te pletter. Ook zo iemand van tentenkampen bij kerncentrales, krakersrellen, ach, weet ik veel, wat allemaal meer; in ieder geval: een griezel. Die pakte haar van de ene op de andere dag van mij weg. Ik zei nog: Joh; wat een rotstreek.Maar toen werd hij kwaad. Hij zei: "Dat ik ze uit jouw dufheid weghaal, is een edele, door God geïnspireerde daad". Want dat had die engerd ook nog: een soort christelijk vernisje. En hij ging verder: Haar binnenste is zó stralend"; het zou een zonde zijn om het door jouw kruideniersmentaliteit te laten verdoffen". Wel, die goedgebekte gek nam haar mee. Nadien zag ik ze allebei nog wel eens. Nou, over 'stralen'gesproken; waardoor ze geínspireerd werden, was in ieder geval niet veel soeps. Allebei -ook die brallebas- verdoften en raakten uitgeblust. Ik had echter werk genoeg aan mijzelf. Ik stond weer in de zaak. Pa zei: "Wat ben jíj je wilde haren kwijt. Toch wel goed geweest, die periode". Maar ík dacht: "Man, je moest eens weten, wát ik ben kwijtgeraakt: mijn zelfvertrouwen." Ik was zo onzeker geworden. Iemand fluisterde mij in, dat ik een zak was, dat ik mij voortaan élke vrouw zou laten afpakken. In die tijd begon Nancy in de zaak te komen. Er sprong een vonk over, maar ik durfde niet verder denken. Toen zag ik Jóke weer. Nú straalde ze, nú stond ze in vlam. Zij vertelde, dat zij en die idioot Jezus hadden gevonden. Zij zou voor mij bidden, dat ik ook zo gelukkig zou worden als zij nu waren. Zij hadden nieuwe kleren aan, gemaakt van 'zekerheid' Ook ik kon mijn oude kleren van zelfverachting kwijtraken. Ik denk, dat ze gelijk met dat bidden begonnen is. s Avonds had ik namelijk opeens zó'n zin om met God te praten. "Vader. hier is de verloren zoon. God zei: "Verloren zoon, verloren zoon; nou ja, in zekere zin héb je gelijk, maar je bent: de thuisgebleven verloren zoon (Luk. 15:25). Er zijn er, die sommige van mijn schatten verbrassen (:13). Daarna willen zij bedíende bij mij worden (:19), terwijl er nog zo oneindig veel óver is (:26,27). Anderen, jíj bijvoorbeeld, zitten bangelijk midden in de rijkdom en nemen er niets van. Ze worden kwaad, wanneer die rijkdom er niet -zonder eigen actie- bij ze ingepropt wordt (:28,29). In beide gevallen: dwaze zoons en een miskende Vader. Wees wijzer. Alles van Mij is toch van jou (:31). Denk nu eens aan Nancy. Zit toch niet tegen deze gouden kans áán te hikken".
Toen, de volgende dag, gingen wij in het park wandelen. Het was er koud en leeg, maar mijn hart hamerde van barstensvolheid en warmte. Ik zei: "Nancy wil je met me trouwen?! Ze vroeg bedenktijd. In de winkel dankte ik God. De doodsheid week, leven kwam er aan.
Een bediende zei: "Meneer, die Nancy van Roon maakt wat werk van u. Ik dacht u toch even te moeten zeggen: ' kent u ene Jan Donker!?' " '...oei...' "Ze heeft een kind van hem". Die verdere middag heb ik buiten gedwaald en geroepen: "God, was dit dan een proeve van uw schatten?! een -uitgerekend door Jan Donker- afgelikte boterham; moet ik de zoon van die blaaskaak opvoeden?!` God gaf mij rust, liet mij zien, dat ingaan op ´ware roddeltjes´ dood werk was. Ik kreeg ook door, dat het levend werk was, om zijn aanwijzingen te volgen, zelfs tegen mijn wil, tegen mijn gevoel en mijn verstand in. ´s Avonds, toen zij biechtte, had ik alles verwerkt. Ik was nog wat strak, zijn alimentatie voor Dicky wilde ik in ieder geval niet. Nancy echter en dat joch met zijn prachtige blond-gouden krullen- kon ik aanvaarden. En op de bruiloft van Jan en Joke bleek Jan, die intense dwaas, wijs geworden. Hij stond tegenover mij een in chique, grijze smoking: de showbink! Maar dat arrogante was wég. "Wil je mij vergeven?" zei hij. Ik herkende een broer-in-Christus en zei -toch nog wat dunnetjes- zoiets van: ' O.k.' En het was of een frisse wind stof wegblies en of er feestelijk op een gouden bazuin werd geblazen.
Attentie:
Vanaf volgende week wordt 'Jan en Joke ' 'getemporiseerd'.
Het mag niet te veel voorraken op de onderliggende bijbelstudie. Het wordt een maal per twee weken 'ververst'. Ger